65
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2009-2010 Eerste Examenperiode Information and communication technology @ work: de invloed van technostress en roloverbelasting op jobtevredenheid. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de psychologie, afstudeerrichting Bedrijfspsychologie en Personeelsbeleid door Lies Durnez Promotor: Prof. Dr. Peter Vlerick Begeleiding: Lic. Bart Van de Ven

Information and communication technology @ work: de

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Information and communication technology @ work: de

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Academiejaar 2009-2010

Eerste Examenperiode

Information and communication technology @ work:

de invloed van technostress en roloverbelasting op jobtevredenheid.

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de psychologie,

afstudeerrichting Bedrijfspsychologie en Personeelsbeleid

door Lies Durnez

Promotor: Prof. Dr. Peter Vlerick

Begeleiding: Lic. Bart Van de Ven

Page 2: Information and communication technology @ work: de

Ondergetekende, Lies Durnez, geeft toelating tot het raadplegen van de scriptie door derden.

Lies Durnez

Page 3: Information and communication technology @ work: de

I

ABSTRACT

Het gebruik van ICT in de werkcontext wordt meestal geassocieerd met heel wat voordelen

voor het bedrijf. De continue vernieuwingen op het vlak van ICT in organisaties hebben

echter ook negatieve gevolgen, zoals technostress. Technostress wordt veroorzaakt door de

onmogelijkheid om zich aan te passen of op een gezonde manier om te gaan met nieuwe ICT.

Door de snelle evolutie in technologie is er nood aan onderzoek omtrent technostress. Deze

scriptie speelt hierop in, meer specifiek door het verband tussen technostress, rolstress en

jobtevredenheid na te gaan. Technostress wordt hier gemeten door een vertaalde en

gevalideerde vragenlijst die uit vijf subschalen bestaat: techno-overbelasting, techno-

indringing, techno-complexiteit, techno-werkonzekerheid en techno-onzekerheid. De mate

van ervaren technostress, roloverbelasting en jobtevredenheid wordt bevraagd in een

steekproef van 201 werknemers uit een openbaar bestuur. De eerste onderzoeksvraag gaat na

of roloverbelasting opereert als mediator tussen de vijf subschalen van technostress en

jobtevredenheid. Een tweede onderzoeksvraag gaat na of roloverbelasting als moderator

effect heeft op de relatie tussen de vijf subschalen van technostress en jobtevredenheid. Uit

de resultaten komen een aantal duidelijke effecten naar voor. De mediatie en moderatie

hypothesen worden echter niet bevestigd. Wel blijkt er een significant positief verband te

bestaan tussen de vijf dimensies van technostress en roloverbelasting. Een significant negatief

verband wordt gevonden tussen de technostress-dimensies (behalve techno-onzekerheid) en

jobtevredenheid. Uit het moderatiemodel blijkt de sterke significante bijdrage van techno-

indringing. Deze resultaten zijn van belang in de praktijk, waar een beredeneerde

implementatie van nieuwe ICT vereist is.

Page 4: Information and communication technology @ work: de

II

Inhoudstafel

ABSTRACT I

Inhoudstafel II

Lijst met Figuren IV

Lijst met Tabellen IV

Woord vooraf V

INLEIDING 1

Technostress 2

Antecedenten van Technostress 3

Vanuit het individu 4

Vanuit de organisatie 4

Gevolgen van Technostress 5

Voor het individu 5

Voor de organisatie 6

Toenemend Belang van Technologie 7

Conceptualisatie van Technostress 8

Roloverbelasting 9

Hypothesen 10

Technostress en Roloverbelasting 10

Roloverbelasting en Jobtevredenheid 12

Technostress en Jobtevredenheid 13

Onderzoeksmodel 16

ONDERZOEKSMETHODE 17

Procedure en Steekproef 17

Meetinstrumenten 17

Technostress 17

Jobtevredenheid 18

Roloverbelasting 18

Controlevariabelen en Demografische Variabelen 19

Data-analyse 20

Page 5: Information and communication technology @ work: de

III

RESULTATEN 22

Beschrijvende Statistiek 22

De Steekproef 22

Interne Consistentie 24

Factoranalyse 25

Schaalscores 27

Correlatietabel 27

Onderzoeksvragen 28

Mediatie volgens Baron & Kenny (1986) 28

Technostress en Jobtevredenheid 28

Technostress en Roloverbelasting 30

Roloverbelasting en Jobtevredenheid 31

Mediatie volgens de Sobeltest (1982) 32

Moderatie 32

DISCUSSIE 36

Overzicht van de Resultaten 37

Roloverbelasting als Mediator 37

Roloverbelasting als Moderator 38

Interpretatie van de Resultaten 38

Technostress & Jobtevredenheid (c en c’) 38

Technostress & Roloverbelasting (a) 39

Roloverbelasting & Jobtevredenheid (b) 40

Hoofdeffecten uit het moderatiemodel (d) 40

Interactie-effecten uit het moderatiemodel (e) 41

Implicaties van de Resultaten 41

Implicaties voor de Theorie 41

Implicaties voor de Praktijk 42

Sterktes, Zwaktes en Suggesties voor Toekomstig Onderzoek 43

Beperkingen en Suggesties voor Toekomstig Onderzoek 43

Sterktes 44

Conclusie 44

REFERENTIES 46

APPENDIX 51

Page 6: Information and communication technology @ work: de

IV

Lijst met Figuren

Figuur 1. Technostress en roloverbelasting. 12

Figuur 2. Roloverbelasting en jobtevredenheid. 13

Figuur 3. Technostress en jobtevredenheid. 15

Figuur 4. Roloverbelasting als mediator. 16

Figuur 5. Scree plot met de eigenvalues van de vijf factoren van technostress. 25

Figuur 6. Roloverbelasting als moderator. 33

Figuur 7. Interactie-effect techno-indringing en roloverbelasting op jobtevredenheid. 35

Figuur 8. Resultaten mediatie. 37

Figuur 9. Resultaten moderatie. 38

Lijst met Tabellen

Tabel 1. Frequenties en percentages van de demografische en controlevariabelen. 23

Tabel 2. Frequenties en percentages controlevariabele vertrouwdheid met de computer. 24

Tabel 3. Geroteerde factormatrix van de technostress-schaal. 26

Tabel 4. Kenmerken van de gebruikte schalen. 27

Tabel 5. De bivariate Pearson correlaties. 27

Tabel 6. Regressie-analyse: stap 1 mediatie volgens Baron & Kenny. 29

Tabel 7. Regressie-analyse: stap 2 mediatie volgens Baron & Kenny. 30

Tabel 8. Regressie-analyse: stap 3 en 4 mediatie volgens Baron & Kenny. 31

Tabel 9. Mediatie volgens de Sobeltest. 32

Tabel 10. Hiërarchische regressie-analyse: moderatie. 34

Tabel 11. Hiërarchische regressie-analyse: moderatie techno-indringing. 35

Page 7: Information and communication technology @ work: de

V

Woord vooraf

Aan het eind van de derde bachelor Psychologie werd het onderwerp van onze masterproef

vastgelegd. Ik koos toen voor het onderwerp met als titel ‘ICT @ work: hulpbron of bron van

stress?’. Twee jaar later en meer dan 16.000 woorden verder, kan ik steevast zeggen dat ik dit

nog steeds een interessant en relevant onderwerp vind. Het uitpluizen van boeiend onderzoek

en zeker het testen van de eigen onderzoeksvragen zorgde ervoor dat ik in deze twee jaar heel

wat kennis rond het onderwerp opdeed.

Het schrijven van de masterproef vormde dan ook een grote uitdaging en een aantal mensen,

van wie ik hun hulp ten zeerste geapprecieerd heb, wil ik hierbij graag vermelden.

Allereerst zou ik Prof. Dr. Peter Vlerick, promotor, willen bedanken voor het aanreiken van

dit boeiende onderwerp. Zeer veel dank gaat ook uit naar Bart Van de Ven, de begeleider, die

telkens weer antwoord kon bieden op vragen en ervaren problemen en die de scriptie

verschillende malen doorlas.

Verder wil ik ook graag alle participanten bedanken die mijn vragenlijst invulden, zonder hen

was de masterproef zeker niet mogelijk geweest. In het bijzonder ook dank aan Julien en Ann

voor de kansen die ik kreeg om participanten te contacteren voor het onderzoek.

Ten derde, wil ik graag de mensen vermelden die de Engelstalige vragenlijsten heel

nauwkeurig vertaalden naar het Nederlands of terug naar het Engels. Dit zijn James Foynes,

Nicholas Foynes, Chris Geldof en Saar Deroo.

Tevens wil ik Nicholas bedanken voor het maken van de online applicatie van de vragenlijst

en collega-student An Dehem voor het kritische doornemen van de masterproef.

Tenslotte wil ik ook mijn ouders bedanken, in de eerste plaats om deze studie mogelijk te

maken en zeker ook voor de praktische hulp bij het nalezen van de masterproef. Daarnaast

wil ik hen en mijn vriend Nicholas ook uitdrukkelijk danken voor hun nooit aflatende steun

en interesse.

Page 8: Information and communication technology @ work: de

1

INLEIDING

Het gebruik van informatie en communicatietechnologie (ICT) op het werk heeft

tegengestelde gevolgen. Enerzijds biedt het zeker voordelen voor het bedrijf

(verwerkingssnelheid, verwerkingshoeveelheid,…). Anderzijds blijkt het vaak een oorzaak te

zijn van stress op het werk. Deze stress, die ontstaat als gevolg van het veelvuldig gebruik

van ICT, wordt voor het eerst technostress genoemd door Craig Brod in zijn boek

‘Technostress: the Human Cost of the Computer Revolution (1984)’.

Uit een studie van de Federale Overheidsdienst Economie die de statistieken over de ICT bij

de Belgische bevolking bijhoudt, blijkt dat in 2007, 67% van de Belgische huishoudens één

of meerdere PC's bezit. In 2006 was dit slechts 57%. Ook wat de beschikbaarheid van

internet betreft, was er in 2007 een stijging. In 2007 hebben 60% van de Belgische

huishoudens een internetverbinding, terwijl deze indicator in 2006 en 2005 respectievelijk

nog 54% en 50% bedroeg. Mannen zouden de computer nog net iets vaker gebruiken dan

vrouwen met 67% tegenover 59% en in de leeftijdscategorie van 16 – 24 jaar wordt de

computer het vaakst gebruikt, met 88%. Het percentage computergebruik neemt af met de

stijgende leeftijd. Ook het opleidingsniveau blijkt een rol te spelen: hoe hoger de opleiding,

hoe hoger het percentage computergebruik. Uit deze Belgische enquête blijkt eveneens dat in

2007 bijna negen op de tien Belgen een mobiele telefoon gebruikte.

Er is een duidelijke toename in het gebruik van computers en andere ICT zowel thuis als op

school en op de werkvloer (Carayon, 2007). ICT zal blijven bestaan als een integraal deel van

de moderne organisatie en dit terwijl het fenomeen van technostress nog maar weinig

bestudeerd werd. Het is dus essentieel dit probleem en de gevolgen ervan te onderzoeken

(Ragu-Nathan, Tarafdar, Ragu-Nathan, & Tu, 2008).

Deze studie spitst zich toe op het gebruik van ICT op de werkvloer en de gevolgen die

technostress voor de werkcontext met zich meebrengt. Eerst wordt op zoek gegaan naar een

gepaste definiëring en conceptualisatie voor technostress. De link wordt gelegd met

jobtevredenheid en rolstress, meer specifiek met roloverbelasting en zo wordt een

conceptueel kader gevormd waaruit de hypothesen afgeleid worden. Daarna volgt de

voorstelling van de onderzoeksmethode, de resultaten en de discussie.

Page 9: Information and communication technology @ work: de

2

Technostress

Craig Brod definieerde technostress als een moderne aanpassingsziekte veroorzaakt door de

onmogelijkheid op een gezonde manier met nieuwe computertechnologieën om te gaan

(Brod, 1984). Deze definitie werd later door Weil & Rosen genuanceerd: zij definiëren

technostress niet als een ziekte, maar als een negatieve impact op attitudes, gedachten,

gedragingen of lichamelijke fysiologie die direct (door rechtstreeks gebruik van ICT) of

indirect (door impact op privacy, angst voor toekomst,…) veroorzaakt is door technologie

(Weil & Rosen, 1997).

Wang, Shu, & Tu (2008) definiëren technostress als de reflectie van iemands ongemak, angst

en spanning wanneer die persoon op een directe of indirecte manier computertechnologie

aanleert of gebruikt, wat uiteindelijk leidt tot psychische en emotionele gevolgen en die

persoon ervan weerhoudt om verder over computertechnologie te leren of het te gebruiken.

Tarafdar et al. omschreven technostress als: veroorzaakt door de onmogelijkheid om zich aan

te passen of om te gaan met nieuwe ICT op een gezonde manier (Tarafdar, Tu, Ragu-Nathan,

& Ragu-Nathan, 2007).

Hierbij kan nog opgemerkt worden dat ICT tegenwoordig veel meer inhoudt dan

‘computertechnologieën’, zoals Craig Brod dit formuleerde in 1984. Sinds het nieuwe

millennium, is er een enorme toename geweest in de variëteit aan technologisch ondersteunde

communicatiehulpmiddelen die het individu de mogelijkheid bieden thuis in verbinding te

blijven met het werk: draadloze e-mail en telefoon, bluetooth en WAP-toepassingen

(Richardson, 2008). Desondanks deze snelle evolutie in de ICT, blijven huidige

formuleringen van technostress nog zeer gelijkend aan de oorspronkelijke definitie van Brod

(1984).

Andere benamingen die in de literatuur gebruikt worden voor technostress, zijn:

computerfobie, technofobie, cyberfobie, computerangst, computerstress, negatieve

computerattitudes of erop gelijkende termen (Wang et al., 2008). In de literatuur is er geen

consensus over het gebruik van de termen. Zo wordt technofobie vaak als een bredere attitude

gezien, die bruikbaar is tegenover technologie in verschillende vormen en die verwijst naar

het hebben van negatieve reacties tegenover technologie (Rosen & Weil, 1995).

Computerfobie is dan weer een vorm van technofobie, specifiek tegenover

computertechnologie gericht. Deze intuïtieve interpretatie is echter niet consistent met het

gebruik van de termen in de literatuur (Korukonda, 2004). Computerfobie wordt

Page 10: Information and communication technology @ work: de

3

geformuleerd als negatieve attitudes hebben tegenover computers; meer specifiek als (1) een

afweer vertonen bij het praten over of het denken aan computers, (2) angstig of bevreesd zijn

tegenover computers, (3) vijandige of agressieve gedachten hebben tegenover computers

(Rosen, Sears, & Weil, 1987). Terwijl computerangst refereert naar stress ten gevolge van

cognitieve en psychologische factoren, veroorzaakt door het gebruik van computers. Er is dus

heel wat overlap in de termen computerangst, computerfobie en technofobie (Korukonda,

2004).

In deze studie wordt geopteerd voor het gebruik van de benaming technostress, analoog met

het artikel van Tarafdar et al. (2007). Technostress wordt er beschreven als: veroorzaakt door

de onmogelijkheid om zich aan te passen of om te gaan met nieuwe ICT op een gezonde

manier.

Een slechte aanpassing wordt in voorgaande omschrijving dus gezien als een oorzaak van

technostress. Om dit beter te begrijpen, worden de antecedenten van technostress nagegaan,

zoals die in de literatuur beschreven staan. Zowel de mogelijke oorzaken vanuit het individu

alsook vanuit de organisatie worden beschreven. Huidig onderzoek zal zich echter focussen

op technostress als oorzaak van fysische en psychische problemen. Er wordt hier dieper op

ingegaan door te kijken naar welke gevolgen technostress met zich mee kan brengen, zowel

voor het individu als voor de organisatie.

Antecedenten van Technostress

Het veelvuldig gebruik van ICT creëert dus technostress, veroorzaakt door de onmogelijkheid

zich aan te passen of om te gaan met nieuwe ICT op een gezonde manier. Moderne

technologie geeft ons het gevoel van constante connectiviteit: we zijn altijd bereikbaar op

onze mobiele telefoon, per e-mail,… We hebben zelf de controle over tijd en ruimte verloren

en dit geeft ons een stresserend gevoel. Door de nieuwe technologieën ontvangen we ook

veel meer informatie dan we kunnen verwerken en van heel veel verschillende bronnen, ook

dit zorgt voor spanningen. De steeds vernieuwende ICT wordt ook steeds complexer, om bij

te blijven moeten we dus constant bijleren. Dit is niet voor iedereen even gemakkelijk

haalbaar en geeft velen het gevoel niet om te kunnen gaan met technologie. Deze effecten

worden de laatste jaren steeds duidelijker door de snelle en grote opkomst van ICT op de

werkvloer, maar ook in de thuissituatie (Tarafdar et al., 2007). In wat volgt, worden eerst de

antecedenten van technostress die ontstaan vanuit de karakteristieken van het individu

besproken en vervolgens de antecedenten vanuit de organisatie.

Page 11: Information and communication technology @ work: de

4

Vanuit het individu. Antecedenten van technostress, toe te schrijven aan individuele

verschillen, zijn onder meer ervaring en kennis van de computer (Bloom, 1985). Wat betreft

de demografische variabelen geslacht en leeftijd is weinig consensus te vinden in de

literatuur. Volgens Weil en Rosen hebben zowel jong als oud en zowel man als vrouw

evenveel kans om computerfobisch te zijn (Weil & Rosen, 1997). Thomée et al. verwijzen

echter wel naar geslachtsverschillen in de impact die ICT heeft op de psychische gezondheid

met hogere scores voor vrouwen (Thomée, Eklöf, Gustafsson, Nilsson, & Hagberg, 2007).

Morris en Venkatesh (2000) geven dan weer aan dat ook leeftijd een impact heeft op

technologiegebruik.

Heel wat individuele verschilvariabelen zijn dus onderzocht in de empirische literatuur,

waaronder de reeds vermelde variabelen: leeftijd, geslacht en ervaring met computers.

Eveneens opleiding, beroep, locus of control en cognitieve stijl zijn al vaak bestudeerd. De

meeste van deze studies hebben correlaties aangetoond tussen de individuele karakteristieken

en attitudes ten aanzien van computers. Andere belangrijke individuele verschilvariabelen die

ook kunnen meespelen zijn: negatief affect en intellectuele flexibiliteit, (Nelson, 1990) alsook

persoonlijke innovatie, gepercipieerd gebruiksgemak en gepercipieerde bruikbaarheid (Yi,

Wu, & Tung, 2005).

Vanuit de organisatie. De impact van technologie is zeer sterk gerelateerd aan het

design van deze technologie zelf (bruikbaarheid, functionele karakteristieken en

betrouwbaarheid), maar ook aan andere elementen van het werksysteem zoals de

organisatiecontext waarin de technologie gebruikt wordt (Carayon, 2007).

Onderzoek naar de invloed van verschillende organisatieomgevingen en -structuren op de

mate van technostress die de werknemers ondervinden, toonde aan dat centralisatie en

innovatie belangrijke variabelen zijn. Werknemers van meer gecentraliseerde bedrijven

ondervinden meer technostress. Bedrijven die daarenboven ook nog eens zeer innovatief zijn,

kennen de hoogste mate van technostress. Waar innovatie en centralisatie laag zijn, is ook de

mate van technostress laag (Wang, Shu, & Tu, 2008).

Yaverbaum (1988) stelt dat de gegeven trainingsprogramma’s alsook de ondersteuning en

activiteit van het management van invloed zijn op de tevredenheid en productiviteit van de

computergebruikers in organisaties. Ook de aard, de omgeving en de complexiteit van de taak

spelen hierin een rol.

Page 12: Information and communication technology @ work: de

5

Gevolgen van Technostress

In dit onderzoek wordt gefocust op de gevolgen van technostress. Ook hier worden eerst de

gevolgen voor het individu en daarna die voor de organisatie nagegaan.

Voor het individu. De klein lijkende frustraties die mensen dagelijks ervaren hebben

een cumulatief negatieve impact op hun psychische en fysische gezondheid (Weil & Rosen,

1997). Technostress manifesteert zich op verschillende manieren. Het individu kan fysische

symptomen vertonen zoals het carpale-tunnelsyndroom, lichamelijke klachten als gevolg van

repeterende bewegingen of rugproblemen te wijten aan ergonomie. Daarnaast kan het

individu ten gevolge van computergebruik angst ervaren die zich uit op verschillende

manieren: tijdelijke verwarring over hoe de technologie te gebruiken of angst om opgejaagd

te worden door de computer of de technologie (Burke, 2009). De interactie die het individu

heeft met computers kan dus gepaard gaan met nervositeit en angst. Dit kan leiden tot allerlei

psychologische effecten zoals onzekerheid tegenover ICT en verminderd vertrouwen en

comfort bij het gebruik ervan. Dit alles zorgt voor gevoelens van hulpeloosheid en resulteert

in afkeer of fobie ten aanzien van computergebruik (Tarafdar et al., 2007).

Rapportage van een hoog aantal uren ICT gebruik (computer, mobiele telefoon, SMS) per

week werd geassocieerd met een verhoogd risico op langdurige stress en

depressiesymptomen na een eenjarige follow-up studie (Thomée et al., 2007). Technologie

biedt je de mogelijkheid om na te denken over verschillende taken en meerdere taken

tegelijkertijd te ondernemen (multitasking). Dit, gekoppeld aan de enorme blootstelling aan

technologische stimulatie, kan leiden tot burnout (Weil & Rosen, 1997).

Het toegenomen gebruik van computers en andere ICT zorgt voor een vervaging van de

grenzen tussen de werksfeer en de persoonlijke sfeer (Carayon, 2007). Empirisch onderzoek

toont aan dat het gebruik van mobiele communicatietechnologie (draadloze e-mail, mobiele

telefoons, laptops) om werkgerelateerde taken uit te voeren gedurende de vrije tijd afbreuk

kan doen aan de mogelijkheid van de werknemer om zich psychologisch te distantiëren van

het werk. Dit kan uiteindelijk het psychologisch welzijn van de organisatieleden beïnvloeden

(Richardson, 2008).

Het is duidelijk dat technologische verandering bijdraagt tot intensiever werk en daarom

negatieve uitkomsten met zich meebrengt zoals spanning, burnout, alsook fysieke

gezondheidsproblemen (Carayon, 2007).

Page 13: Information and communication technology @ work: de

6

Voor de organisatie. Wanneer bedrijven nieuwe (computer)technologieën

implementeren, gaan ze ervan uit dat dit een verhoogde productiviteit met zich zal

meebrengen. Uit heel wat onderzoek blijkt echter dat deze vernieuwingen bij bepaalde

werknemers gepaard gaan met stress, minder werktevredenheid en psychosomatische

klachten (Nelson, 1990), die uiteindelijk de verwachte productiviteitsstijgingen tenietdoen.

Bedrijven moeten om twee redenen bezorgd zijn over de impact van het introduceren van

nieuwe technologie op processen en op productiviteit.

Ten eerste, technologie die slecht geïntroduceerd is, kan leiden tot een langer dan voorziene

(of betaalbare) payback time of zelfs tot een verlies van investering te wijten aan het niet-

gebruiken of ineffectief gebruik. Dit wordt de producitiviteitsparadox genoemd. Vele studies

beschreven reeds dit probleem van de productivity paradox. Zo blijkt uit een studie van 1999,

dat sinds 1980 meer dan 1 biljoen Amerikaanse dollars geïnvesteerd werden in nieuwe

technologie door Amerikaanse bedrijven. De impliciete verwachting was dat dit de

productiviteit van de bedrijven ten goede zou komen. Maar gedurende dezelfde tijdsperiode

is de productiviteit echter teruggevallen met 1 % (Weil & Rosen, 1999).

Ten tweede, als de technologie niet tijdig geïntroduceerd wordt, loopt de organisatie het

gevaar om in productiviteit achter te blijven tegenover de concurrentie door minder effectief

en/of efficiënt te zijn.

Deze twee scenario’s kunnen uiteindelijk zelfs leiden tot het ultieme falen van het bedrijf

(Fisher & Wesolkowski, 1999).

In de literatuur werd reeds de link gemaakt tussen technostress en de rol van het individu in

de organisatie. Veranderingen in ICT hebben enerzijds een direct effect op de organisatie

door de veranderingen in het technische systeem zoals de taken en processen. Anderzijds

zorgen deze veranderingen ook voor een indirect effect door veranderingen in het sociale

systeem, dit zijn de rollen, beloningssystemen en autoriteitsstructuur binnen een organisatie.

Beide effecten kunnen stress veroorzaken bij de individuen uit de organisatie en kunnen

negatieve effecten hebben op productiviteit en prestatie van de individuen. Het probleem van

de technostress kennen en weten hoe ermee om te gaan, kan voor bedrijven dus grote

positieve gevolgen met zich meedragen (Tarafdar et al., 2007).

Hierbij kan wel opgemerkt worden dat in de literatuur tegengestelde rapporteringen over de

effecten van technologische innovatie te vinden zijn voor de gebruiker binnen de organisatie

Page 14: Information and communication technology @ work: de

7

(Yaverbaum, 1988). Studies die de invloed van technologische innovaties op jobtevredenheid

hebben onderzocht vertonen uiteenlopende resultaten waarbij sommige studies een toename

in tevredenheid beschreven (McMurtrey, Grover, Teng, & Lightner, 2002) en anderen een

afname (Kraut, Dumais, & Koch, 1989). Nog andere bevindingen vonden geen invloed op

jobtevredenheid (Nelson, 1990).

Toenemend Belang van Technologie

Technostress is een onderwerp dat vooral in recente jaren veel aandacht heeft gekregen.

Redenen voor deze groeiende interesse zijn direct toe te schrijven aan de snelle evolutie in de

ICT wereld en het steeds toenemende gebruik van het internet alsook aan de snelle opkomst

van computers in opleiding en in (werk)organisaties (Korukonda, 2004).

Heel wat onderzoek dat verricht werd in de jaren ’80 en het begin van de jaren ’90 wees reeds

op de gevaren van de snel veranderende IT processen en de spanningen ten gevolge van

breakdowns in het computersysteem (Johansson & Aronsson, 1984).

Tegenwoordig hangt het gebruik van de computer onlosmakelijk vast aan het gebruik van

‘het internet’. Internet blijkt steeds meer een noodzakelijkheid te worden in ons leven, dit

zowel op het werk als thuis. Onderzoek toont aan dat internet onmisbaar wordt voor vele

dagelijkse activiteiten (financiële handelingen, contact met vrienden en familie,…). Steeds

meer mensen hebben toegang tot het internet en de informatie en mogelijkheden van het

internet breiden steeds uit. Dit zorgt voor veranderende percepties van tijd en ruimte, van

menselijke communicatie en interactie, een vervaging van de grenzen tussen het echte en het

virtuele, en brengt positieve en negatieve psychische gevolgen met zich mee (Hoffman,

Novak, & Venkatesh, 2004).

Technologie zal niet verdwijnen, maar zal enkel toenemen (Weil & Rosen, 1997). Er is geen

terugkeer mogelijk wat betreft het gebruik van technologie. Het is nu onontkenbaar een deel

van onze bedrijfswereld en elke dag zullen nieuwere en meer vooruitstrevende technologieën

verschijnen op de werkvloer. De vraag is dus, hoe kunnen bedrijven nieuwe technologieën

introduceren, terwijl ze technostress trachten te minimaliseren (Weil & Rosen, 1999).

Het introduceren van technologie op een efficiënte manier is dus belangrijk omdat

productiviteitsverbeteringen die gelokaliseerd zijn in specifieke departementen of individuen

niet overal voor dezelfde verbeteringen zullen zorgen wanneer dit gemeten wordt op

organisatieniveau (Fisher & Wesolkowski, 1999).

Page 15: Information and communication technology @ work: de

8

Conceptualisatie van Technostress

In deze studie wordt technostress gedefinieerd volgens het artikel van Tarafdar et al. uit 2007,

waarin de auteurs het concept technostress theoretisch en empirisch onderzochten. Ze

definiëren technostress als de onmogelijkheid zich aan te passen of om te gaan met nieuwe

ICT op een gezonde manier. De auteurs kwamen in hun onderzoek uit op een vijffactoren-

structuur door een exploratieve factoranalyse uit te voeren op een initiële lijst van items die

condities beschrijven die technostress creëren. Deze vijf subfactoren vormen de vijf

verschillende dimensies van technostress: techno-overload, techno-invasion, techno-

complexity, techno-insecurity, techno-uncertainty en beschrijven typische situaties waar het

gebruik van computertechnologie mogelijk technostress kan creëren (Wang, Shu, & Tu,

2008). Via translation-backtranslation werden deze Engelstalige termen vertaald in het

Nederlands, de Nederlandse vertalingen worden in het vervolg van deze paper gebruikt.

Techno-overbelasting (techno-overload) beschrijft situaties waarin ICT de gebruikers

dwingt om sneller en meer te werken of om werkgewoontes aan te passen aan nieuwe

technologie (Tu, Wang, & Shu, 2005).

Techno-indringing (techno-invasion) verwijst naar het indringende effect van de ICT

op het persoonlijke leven (Wang et al., 2008). De ICT creëert situaties waarbij de gebruiker

elk moment van de dag bereikbaar is. Dit gevoel van constante connectiviteit zorgt voor een

vervaging van de grenzen tussen werk- en persoonlijke context (Tarafdar et al., 2007).

Techno-complexiteit (techno-complexity) beschrijft situaties waarin de complexiteit

van ICT de gebruikers het gevoel geeft dat hun vaardigheden inadequaat zijn om met deze

moderne ICT te werken en hun dwingt om meer tijd en moeite te steken in het leren en

verstaan van deze nieuwe ICT (Ragu-Nathan et al., 2008).

Techno-werkonzekerheid (Techno-insecurity) verwijst naar die situaties waarin de

gebruikers zich bedreigd voelen over het verliezen van hun jobs als rechtstreeks gevolg van

het invoeren van nieuwe ICT die hen zal vervangen, of door andere mensen die de moderne

ICT beter onder de knie hebben. De werkzekerheid van de werknemers is bedreigd door de

snel veranderende ICT (Tu et al., 2005).

Techno-onzekerheid (Techno-uncertainty) refereert naar contexten waarin continue

veranderingen en updates in ICT zorgen voor een onzeker gevoel bij de gebruikers, zodat die

steeds moeten bijleren over de nieuwe ICT (Ragu-Nathan et al., 2008).

Page 16: Information and communication technology @ work: de

9

Roloverbelasting

Eerst wordt de inhoud van het concept roloverbelasting beschreven door dit te kaderen

binnen het bredere concept rolstress. Vervolgens wordt, bij het voorstellen van de

onderzoeksvraag, de relatie met technostress en jobtevredenheid nagegaan.

Organisatieleden voeren hun werk uit aan de hand van rollen, deze zijn een set van

gedragingen die verwacht worden bij het bekleden van een bepaalde positie. De rol bepaalt

dus het individuele gedrag (Graen, 1976). De rol die iemand aanneemt in de organisatie kan

echter een bron worden van stressvolle situaties, dit soort stress wordt rolstress genoemd

(McGrath, 1976). Deze rolstress wordt grotendeels bepaald door factoren als rolconflict,

rolambiguïteit en roloverbelasting (Ho, Chang, Shih, & Liang, 2009). Rolstress wordt vaak

beleefd door mensen die een grensrol bekleden, een rol die departementale- en

organisatiegrenzen overschrijdt (Stamper & Johlke, 2003).

Rolconflict wordt ervaren wanneer iemand te maken heeft met tegengestelde, incompatibele

of incongruente rolvereisten. Wanneer de verwachte gedragingen van een individu

inconsistent zijn, kan het individu stress ervaren, minder tevreden zijn of slechter presteren

(Rizzo, House, & Lirtzman, 1970).

Elk lid van een organisatie moet bepaalde informatie tot zijn beschikking hebben als hij zijn

job adequaat wil uitvoeren (Kahn, Wolfe, Quinn, Snoek, & Rosenthal, 1964). Rolambiguïteit

verschijnt ten gevolge van het missen van informatie die noodzakelijk is voor het uitvoeren

van een bepaalde organisatiepositie (Nygaard & Dahlstrom, 2002). Wanneer de werknemer

niet weet waarover hijzelf beslissingsautoriteit heeft en wat precies van hem verwacht wordt,

zorgt dit voor ontevredenheid met zijn rol, kan hij angst ervaren en minder effectief presteren

(Rizzo et al., 1970).

Als de vereisten van iemands rol zijn/haar individuele capaciteiten overschrijden, dan spreekt

men van roloverbelasting. Hiervan kent men twee vormen: kwantitatieve roloverbelasting

beschrijft situaties waarin de hoeveelheid werk te groot is en kwalitatieve roloverbelasting

verwijst naar situaties waarbij de inhoud van de job te moeilijk is voor de desbetreffende

uitvoerder ervan. Roloverbelasting kan ook voorkomen wanneer iemand teveel verschillende

rollen moet vervullen (Tarafdar et al., 2007).

Page 17: Information and communication technology @ work: de

10

Hypothesen

Aan de hand van de hypothesen wordt een mediatie-model getest. Een mediator is een derde

variabele die een mechanisme representeert waardoor de onafhankelijke variabele de

afhankelijke variabele kan beïnvloeden (Baron & Kenny, 1986). Hier wordt roloverbelasting

voorgesteld als mediator in de relaties tussen enerzijds de verschillende dimensies van

technostress en anderzijds jobtevredenheid. Concreet wordt een partiële mediatie verwacht,

waarbij de dimensies van technostress direct invloed hebben op jobtevredenheid alsook

indirect, via de mediator roloverbelasting (zie Figuur 4).

Technostress en Roloverbelasting

We bevinden ons in het netwerktijdperk, dat gekenmerkt wordt door draadloze

netwerkinteractie. Zoals reeds vermeld brengt de implementatie van nieuwe ICT vaak

technostress met zich mee en zorgt tevens voor continue verandering van structuur en rollen

in de organisatie (Bradley, 2000). Een aantal redenen kunnen gegeven worden hoe condities

die leiden tot technostress ook de mate van roloverbelasting doen toenemen.

Het gebruik van de vernieuwende en steeds complexere ICT zorgt ervoor dat de gebruiker

zijn technische vaardigheden steeds moet vernieuwen om bij te blijven met deze nieuwe

technologieën (Wang et al., 2008). Al deze tijd gespendeerd aan het leren werken met nieuwe

ICT is tijd die niet gebruikt wordt voor het eigenlijke werk, zo wordt roloverbelasting

gecreëerd.

Moderne ICT zorgt ervoor dat we elk moment van de dag bereikbaar zijn, de professionele

bezigheden dringen zo ons privé leven binnen. Roloverbelasting is hiervan een gevolg en dit

kan psychische stress met zich meebrengen (Thomée et al., 2007).

Het gebruik van ICT biedt je meer informatie dan je effectief kan verwerken, dit wordt

informatieoverbelasting genoemd. Vooral het internet speelt hierbij een rol, sinds 1990 zou

de omvang van het internet naar schatting ieder jaar verdubbeld zijn. Mensen spenderen

hierdoor meer tijd aan het sorteren en doornemen van al deze informatie, zodat minder tijd

beschikbaar is voor het eigenlijke werk. Ook dit leidt tot roloverbelasting (Biocca, 2000).

ICT voorziet de mogelijkheid om verschillende dingen terzelfder tijd te doen, hoewel onze

capaciteit het ons slechts toelaat zich op één taak tegelijk te concentreren. Hoe meer aan

multitasking gedaan wordt, hoe langer de tijd nodig om een taak effectief af te werken. Ook

Page 18: Information and communication technology @ work: de

11

dit leidt tot roloverbelasting, doordat we het gevoel hebben dat we teveel dingen moeten doen

in te weinig tijd (Brillhart, 2004; Clark & Kalin, 1996).

Tot slot ervaart de werknemer heel wat druk doordat er wordt verwacht dat hij/zij sneller kan

werken en meer zal doen in minder tijd door het gebruik van ICT. De invoer van nieuwe ICT

brengt dus verwachtingen voor grotere productiviteit met zich mee. Tezelfdertijd brengt de

introductie van nieuwe technologieën ook vaak het inkrimpen van het aantal werknemers met

zich mee. Dit betekent dat minder mensen dezelfde hoeveelheid werk moeten doen. Ook dit

kan roloverbelasting tot gevolg hebben (Wang et al., 2008).

Onderzoek toonde reeds aan dat er een directe relatie bestaat tussen technostress en rolstress,

door de invloed die technostress uitoefent op roloverbelasting en rolconflict (Tarafdar et al.,

2007). In de eerste subhypothese (a) wordt nagegaan of we dit direct verband tussen de vijf

subschalen van technostress en roloverbelasting in de steekproef kunnen terugvinden.

Techno-overbelasting, techno-indringing, techno-complexiteit, techno-werkonzekerheid en

techno-onzekerheid zouden alle vijf direct en positief gerelateerd zijn met roloverbelasting.

Een positieve relatie tussen techno-overbelasting en roloverbelasting wordt verwacht

(zie Figuur 1, a1). Techno-overbelasting zorgt ervoor dat gebruikers sneller en meer gaan

werken of hun werkgewoontes gaan aanpassen aan nieuwe technologie. Roloverbelasting

verwijst naar het feit dat de rolvereisten de capaciteiten van het individu overschrijden, om

dit tegen te gaan, kan men sneller of meer gaan werken.

Techno-invasie en roloverbelasting zouden ook positief gerelateerd zijn (zie Figuur 1,

a2). Roloverbelasting kan voorkomen wanneer men teveel verschillende rollen moet

vervullen. Techno-invasie zorgt ervoor dat de grenzen tussen het werk- en het privéleven

vervagen, deze verschillende rollen moeten dus gelijktijdig uitgevoerd worden.

Ook de relatie tussen techno-complexiteit en roloverbelasting wordt verwacht positief

te zijn (zie Figuur 1, a3). De complexiteit van nieuwe ICT zorgt ervoor dat men steeds moet

bijleren en maakt de inhoud van de job moeilijker, de rolvereisten overschrijden de

mogelijkheden van de persoon en zorgen zo voor roloverbelasting.

Techno-werkonzekerheid verwijst naar situaties waarin werknemers bang zijn hun job

te verliezen als rechtstreeks gevolg van het invoeren van nieuwe ICT die hen zal vervangen,

of door andere mensen die de moderne ICT beter onder de knie hebben. Deze bedreiging

Page 19: Information and communication technology @ work: de

12

waar men mee geconfronteerd wordt, bemoeilijkt het uitvoeren van de job en kan ook

roloverbelasting met zich meebrengen (zie Figuur 1, a4).

Techno-onzekerheid zou eveneens een positief verband vertonen met roloverbelasting

(zie Figuur 1, a5), doordat men steeds moet bijblijven met de nieuwe technologie om de

eigen ervaren onzekerheden tegen te gaan. Het aanleren van die nieuwe vaardigheden kost

tijd en overlapt met de andere bezigheden op het werk.

Figuur 1. Technostress en roloverbelasting.

Roloverbelasting en Jobtevredenheid

Bij het ervaren van rolstress kan het individu ongewenst gedrag voor de organisatie vertonen

zoals verminderde prestatie, burnout, jobontevredenheid en het verlaten van de werkvloer. In

dit onderzoek wordt gekeken naar het effect op jobtevredenheid, dat beschreven wordt als een

positieve of een negatieve attitude die een werknemer heeft tegenover zijn job, afgeleid uit de

evaluatie van alle aspecten van de job (Ho et al., 2009). Jobtevredenheid is een belangrijke en

frequent bestudeerde uitkomstvariabele in stressonderzoek door zijn impact op het

functioneren van de werknemer en de mogelijke kosten hiervan voor de organisatie.

Jobtevredenheid bij ICT gebruikers is ook een van de gewenste resultaten bij de

implementatie en het gebruik van nieuwe ICT (Ragu-Nathan et al., 2008).

Gezien hier enkel de dimensie roloverbelasting van het bredere concept rolstress onderzocht

wordt, gaat de tweede subhypothese (b) na of er in de steekproef een verband terug te vinden

is tussen roloverbelasting en jobtevredenheid. Gebaseerd op de literatuur omtrent rolstress en

jobtevredenheid, wordt hier meer specifiek een negatieve relatie met jobtevredenheid

Page 20: Information and communication technology @ work: de

13

verwacht (zie Figuur 2, b). Dus hoe meer roloverbelasting ervaren wordt, hoe minder

tevredenheid met de job.

Figuur 1. Roloverbelasting en jobtevredenheid.

Technostress en Jobtevredenheid

Technostress is een probleem van aanpassing die het individu ervaart, wanneer hij/zij er niet

in slaagt om op een goede manier om te gaan met ICT. Zoals reeds vermeld, kan dit

verschillende gevolgen met zich meebrengen zowel voor het individu als voor de organisatie.

Jobtevredenheid is hierbij een veel onderzocht gevolg maar de literatuur geeft echter

tegengestelde resultaten aan (Nelson, 1990). Niettemin kunnen een aantal redenen gegeven

worden van hoe condities die technostress creëren, ook jobtevredenheid kunnen beïnvloeden.

We zijn door de mobiele en draadloze technologie altijd bereikbaar en krijgen hierdoor een

gevoel van constante connectiviteit, een gevoel dat we de controle over tijd en ruimte

verloren zijn. Zo dringt ons werkleven binnen in alle andere gebieden van ons leven. Dit

creëert stress en leidt zo tot een verminderde jobtevredenheid (Ragu-Nathan et al., 2008).

Door het veelvuldige gebruik van e-mails, voicemails, faxmachines, etc., zijn we veel meer

bezig met het proberen te communiceren dan het effectieve communiceren zelf, dit leidt de

werknemer af van zijn/haar andere werkactiviteiten (Weil & Rosen, 1999). Werknemers

worden dus geconfronteerd met veel meer informatie dan ze effectief en efficiënt kunnen

verwerken, dit wordt informatieoverbelasting genoemd. Hierdoor voelt die zich geforceerd

om sneller te werken om aan de vereisten te voldoen. Een studie van Reuters Business

Information uit 1996 over verschillende organisatieniveaus en verschillende landen heen,

noemt dit fenomeen informatievermoeidheid syndroom: het volume van data neemt toe, maar

de waarheid en de waarde ervan is niet altijd even duidelijk. Die informatieoverbelasting kan

stress creëren en gebruikers ontevreden achterlaten (Weil & Rosen, 1997).

ICT zorgt ervoor dat we aan multitasking gaan doen: we checken onze e-mails terwijl we

onze voicemail op de gsm beluisteren, daarbij lezen we de online krant en zoeken we een

vakantiebestemming via het internet. Zo hebben we het gevoel de controle over onze

Page 21: Information and communication technology @ work: de

14

handelingen verloren te hebben. Langdurige multitasking kan uiteindelijk leiden tot het

verhogen van stress en uitputting, verminderde gepercipieerde controle en fysische klachten

zoals hoofd- of maagpijn (Brillhart, 2004) en vertoont eveneens een negatief verband met

productiviteit en jobtevredenheid (Weil & Rosen, 1997).

Nieuwe technologieën worden constant geïntroduceerd en worden ook steeds complexer.

Deze veranderingen komen ook steeds frequenter voor. In veel bedrijven is het zo dat de

software pakketten (e.g. e-mailapplicaties, tekenprogramma’s) meerdere malen per jaar

geüpgraded worden (Fisher & Wesolkowski, 1999). Werknemers moeten dus regelmatig

leren hoe te werken met nieuwe applicaties, wanneer hun bestaande kennis ontoereikend

blijkt. Ook onzekerheid is een factor, we weten nooit wanneer de volgende nieuwe innovatie

zal tevoorschijn komen. De nieuwe technologie zou de meerderheid van ons verloren,

onaangepast, verward, gefrustreerd, angstig, kwaad en ongelukkig maken. Volgens een in

1995 Associated Press poll zouden ongeveer 50% van de meer dan 1000 bevraagde

Amerikaanse volwassenen het gevoel hebben dat de snelle vooruitgang van technologie hen

‘achterlaat’ (Weil & Rosen, 1997). De snelle verandering in technologie zorgt ervoor dat er

niet genoeg tijd is om elk detail van elk nieuw product te leren kennen, zo slaagt niet iedereen

erin om hetzelfde niveau van expertise te vertonen (Clark & Kalin, 1996). Door de snelheid

waarmee de technologie evolueert, is de werkvloer steeds aan het bijleren, dit kan uiteindelijk

leiden tot productiviteitsverlies (Seilheimer, 2000) alsook tot stress en frustratie (Johansson &

Aronsson, 1984; Nelson, 1990) en jobontevredenheid (Ragu-Nathan et al., 2008).

Naast steeds vernieuwende toepassingen, neemt ook de complexiteit hiervan toe. De meeste

mensen vinden deze variëteit van applicaties, functies en technisch jargon intimiderend (Weil

& Rosen, 1997). Deze complexiteit in taken kan uiteindelijk leiden tot angst, fysieke

problemen en ontevredenheid bij de gebruiker en brengt tevens een lagere motivatie en een

afgenomen productiviteit met zich mee (Yaverbaum, 1988).

We zien dus dat de aanwezigheid van technostress een verminderde jobtevredenheid met zich

mee zou kunnen brengen. De derde subhypothese (c) wil nagaan of er in de steekproef een

verband te vinden is tussen technostress en jobtevredenheid. Daar technostress bestaat uit vijf

subschalen, kunnen we dit verband formuleren voor elk van deze subschalen. Techno-

overbelasting, techno-indringing, techno-complexiteit, techno-werkonzekerheid en techno-

onzekerheid zouden alle vijf invers gerelateerd zijn met jobtevredenheid, zie Figuur 3.

Page 22: Information and communication technology @ work: de

15

Techno-overbelasting zou zorgen voor een lagere jobtevredenheid (zie Figuur 3, c1),

doordat dit situaties betreft waarin de werknemer gedwongen wordt om zijn werkgewoontes

aan te passen en sneller/meer te werken door de invoer van nieuwe ICT.

Techno-indringing en jobtevredenheid zouden negatief gerelateerd zijn (zie Figuur 3,

c2) door het indringende effect van de ICT op het persoonlijk leven, zodat vervaging van de

grenzen tussen werk- en persoonlijke context optreedt.

Techno-complexiteit beschrijft situaties waarin de complexiteit van ICT de gebruikers

het gevoel geeft dat hun vaardigheden inadequaat zijn en hun dwingt om meer tijd en moeite

te steken in het leren van deze nieuwe ICT. Ook dit zou leiden tot een verminderde

jobtevredenheid (zie Figuur 3, c3).

Bij techno-werkonzekerheid voelen de werknemers zich bedreigd over het verliezen

van hun job door de invoer van nieuwe ICT die hen zal vervangen of door anderen die deze

nieuwe ICT beter onder de knie hebben. Een gevolg hiervan zou afgenomen jobtevredenheid

kunnen zijn (zie Figuur 3, c4).

Ook techno-onzekerheid zou een negatief verband vertonen met jobtevredenheid (zie

Figuur 3, c5) door het onzeker gevoel dat de gebruikers van ICT ervaren wanneer ze door de

continue veranderingen en updates in ICT steeds moeten bijleren.

Figuur 3. Technostress en jobtevredenheid.

Page 23: Information and communication technology @ work: de

16

Onderzoeksmodel

Het conceptueel model stelt dus dat er een direct (c) en een indirect (c’, via de mediator)

verband is tussen de vijf dimensies van technostress en jobtevredenheid. Hier wordt meer

specifiek een partiële mediatie verwacht door roloverbelasting op te nemen als mediator.

Deze onderzoekshypothesen kunnen worden afgebeeld als een model, zie Figuur 4.

De onafhankelijke variabelen zijn de vijf verschillende dimensies van technostress. De

afhankelijke variabele is jobtevredenheid. De mediator is roloverbelasting. Als

controlevariabelen worden leeftijd, geslacht, opleiding, huidig beroep en de ervaring in

computergebruik bevraagd, daar onderzoek aantoont dat deze variabelen een deel van de

variantie kunnen verklaren (Ragu-Nathan et al., 2008).

Figuur 2. Roloverbelasting als mediator.

Naar aanleiding van dit model worden volgende vijf hypothesen gevormd:

Hypothese 1: De relatie tussen techno-overbelasting en jobtevredenheid wordt

(partieel) gemedieerd door roloverbelasting (zie Figuur 4, c1’).

Hypothese 2: De relatie tussen techno-indringing en jobtevredenheid wordt (partieel)

gemedieerd door roloverbelasting (zie Figuur 4, c2’).

Page 24: Information and communication technology @ work: de

17

Hypothese 3: De relatie tussen techno-complexiteit en jobtevredenheid wordt

(partieel) gemedieerd door roloverbelasting (zie Figuur 4, c3’).

Hypothese 4: De relatie tussen techno-werkonzekerheid en jobtevredenheid wordt

(partieel) gemedieerd door roloverbelasting (zie Figuur 4, c4’).

Hypothese 5: De relatie tussen techno-onzekerheid en jobtevredenheid wordt

(partieel) gemedieerd door roloverbelasting (zie Figuur 4, c5’).

ONDERZOEKSMETHODE

Procedure en Steekproef

De vragenlijst werd online beschikbaar gesteld voor het personeel van een

overheidsinstelling, waar 889 mensen tewerkgesteld zijn in diverse functies die gebruik

maken van computers en andere vormen van ICT.

De online vragenlijst stond op een externe server die tijdelijk toegestaan werd door de

firewall van de organisatie en werd bekendgemaakt door de organisatie zelf via hun

elektronische nieuwsbrief en hun online forum. De vragenlijst werd ingeleid door een

begeleidende brief (zie Bijlage 1) en de bevraging liep van halfweg oktober tot begin

december 2009.

Meetinstrumenten

Technostress

De operationalisering van het concept Technostress is gebaseerd op de vragenlijst van

Tarafdar et al. (2007). Deze Engelstalige vragenlijst werd via de methode van translation-

backtranslation vertaald in het Nederlands. Dit onderzoek zal dus eveneens de validiteit

nagaan van deze vertaalde vragenlijst in het Nederlands. De vragenlijst bevat 23 items, die

onderverdeeld worden in de vijf dimensies van technostress. De vertaalde dimensies zijn:

techno-overbelasting, techno-indringing, techno-complexiteit, techno-werkonzekerheid en

techno-onzekerheid. De interne consistentie (Cronbach’s α) voor de subschalen van

technostress en roloverbelasting wordt hieronder weergegeven. De items worden gemeten op

een Likertschaal met vijf antwoordmogelijkheden: helemaal niet akkoord, niet akkoord,

neutraal, akkoord en helemaal akkoord. Zie Bijlage 2.

Techno-overbelasting (α = .82) wordt gemeten door vijf items. Een voorbeelditem is:

‘Ik word gedwongen door deze technologie om veel sneller te werken’. Om de score op

Page 25: Information and communication technology @ work: de

18

techno-overbelasting te bekomen, wordt het gemiddelde genomen van deze vijf items. Hoe

hoger de scores op de items afzonderlijk, hoe hoger de mate van techno-overbelasting.

Techno-indringing (α = .76) wordt aan de hand van vier items berekend. Een

voorbeelditem is: ‘Ik spendeer minder tijd met mijn familie door deze technologie’. Het

gemiddelde van deze vier items geeft de score op techno-indringing weer. Ook hier geldt: hoe

hoger de score op de vier items, hoe hoger de ervaren hoeveelheid techno-indringing.

Techno-complexiteit (α = .86) wordt door vijf items gemeten. Een voorbeelditem is:

‘Ik heb veel tijd nodig om nieuwe technologieën te begrijpen en te gebruiken’. Ook hier moet

geen enkel item omgekeerd gescoord worden, wat dus betekent dat hoe hoger men scoort op

de afzonderlijke items, hoe hoger de techno-complexiteit. Het gemiddelde van de vijf items

wordt genomen om de algemene score van techno-complexiteit te berekenen.

Techno-werkonzekerheid (α = .88) wordt gemeten door vijf items. Een voorbeelditem

is: ‘Ik moet mijn vaardigheden voortdurend aanpassen om te voorkomen dat ik vervangen

word’. Om de algemene score op techno-werkonzekerheid te bekomen, wordt het gemiddelde

van deze vijf items genomen. Hoe hoger men scoort op de items afzonderlijk, hoe hoger de

mate van techno-werkonzekerheid.

Techno-onzekerheid (α = .81) wordt aan de hand van vier items gemeten. Een

voorbeelditem is: ‘Er zijn voortdurend veranderingen in de computersoftware in onze

organisatie’. Het gemiddelde van deze vier items geeft de score op techno-onzekerheid weer.

Hoe hoger de score op deze vier items, hoe hoger je mate van ervaren techno-onzekerheid.

Jobtevredenheid

De afhankelijke variabele wordt gemeten via een single-item die vraagt naar de algemene

jobtevredenheid: ‘Alles bij elkaar beschouwd, hoe tevreden ben je met je job?’ De

antwoordschaal is een Likertschaal met zeven opties die loopt van 1 (helemaal niet tevreden)

tot 7 (helemaal tevreden) (Wanous & Lawler, 1972). Onderzoek toont aan dat een single-item

meting een bruikbare weergave van algemene jobtevredenheid vormt (Wanous, Reichers, &

Hudy, 1997).

Roloverbelasting

Roloverbelasting (α = .77) wordt gemeten aan de hand van een korte vragenlijst, bestaande

uit vijf items, ontwikkeld en gevalideerd door Imoisili in 1985 (Tarafdar et al., 2007). Een

Page 26: Information and communication technology @ work: de

19

voorbeelditem is: ‘Ik ben vaak met vele problemen of opdrachten tegelijkertijd bezig’. De

items omvatten zowel kwantitatieve als kwalitatieve roloverbelasting. De antwoordschaal is

een Likertschaal die bestaat uit vijf opties en loopt van 1 (helemaal niet akkoord) tot 5

(helemaal akkoord). Het gemiddelde van deze vijf items geeft de algemene mate van

roloverbelasting weer. Geen enkele van deze items is omgekeerd gescoord, dus hoe hoger de

score op elk item afzonderlijk, hoe hoger de ervaren roloverbelasting.

Controlevariabelen en Demografische Variabelen

Naast bovenstaande variabelen worden ook leeftijd, geslacht, opleiding, ervaring in

computergebruik, hiërarchisch niveau, beroeps- en bedrijfsanciënniteit bevraagd. Hierna

wordt kort besproken hoe deze gemeten worden. Voor het volledige codeboek, zie Bijlage 3.

Leeftijd wordt continu gemeten door de vraag ‘Wat is uw huidige leeftijd?’. Enkel in

Tabel 1 (cf. infra) wordt leeftijd, voor de leesbaarheid, categorisch weergegeven..

Geslacht wordt gecodeerd door vrouw = 1 en man = 0. De respondenten moeten via

een keuzevak aanduiden wat voor hen van toepassing is.

Opleiding wordt gemeten door de vraag: ‘Wat is uw hoogst behaalde diploma?’ Er

zijn vier antwoordmogelijkheden waarbij de respondenten moeten aankruisen wat voor hen

van toepassing is. De categorieën zijn: secundair diploma, hogeschoolopleiding korte

type/professionele bachelor, hogeschoolopleiding lange type en universiteit/academische

master. Er was ook een vijfde mogelijkheid om de optie ‘andere’ in te vullen. Dit werd

slechts door twee mensen ingevuld en kon uiteindelijk toch herleid worden naar een van de

andere vier opties.

Vertrouwdheid met de computer wordt gemeten aan de hand van een Likertschaal met

tien opties die loopt van helemaal niet vertrouwd tot helemaal vertrouwd (Ragu-Nathan et al.,

2008). De score wordt bekomen door de vraag: ‘Hoe vertrouwd bent u met de computer?’

Hiërarchisch niveau wordt bevraagd door vier antwoordmogelijkheden aan te bieden:

leidinggevende aan leidinggevenden, leidinggevende aan uitvoerders, uitvoerders en

specialisten. Op die manier kunnen leidinggevenden gesplitst worden van uitvoerders en

specialisten die geen leidinggevende functie hebben.

Beroepsanciënniteit peilt naar het aantal jaar ervaring in het huidige beroep en werd

oorspronkelijk bevraagd door categorieën te maken per vijf jaar. Zo werden elf categorieën

Page 27: Information and communication technology @ work: de

20

gevormd van ‘minder dan 1 jaar’, ‘tussen 1 – 5 jaar’, … tot ‘tussen 46 – 50 jaar’. Gezien de

spreiding (zo was er niemand met een beroepsanciënniteit tussen 46 – 50 jaar), werden deze

uiteindelijk herleid naar vijf categorieën: minder dan 1 jaar, tussen 1 – 10 jaar, tussen 11 – 20

jaar, tussen 21 – 30 jaar en tussen 31 – 40 jaar.

Bedrijfsanciënniteit gaat het aantal jaren ervaring binnen het huidige bedrijf na en

werd op dezelfde manier als beroepsanciënniteit herleid naar vijf categorieën: minder dan 1

jaar, tussen 1 – 10 jaar, tussen 11 – 20 jaar, tussen 21 – 30 jaar en tussen 31- 40 jaar.

Data-analyse

De meest gebruikte methode om mediatie te toetsen werd voorgesteld door Baron & Kenny

in 1986. Hierbij wordt nagegaan of alle verbanden tussen de variabelen significant zijn door

de 4-stappen methode te overlopen:

1. Regresseer de afhankelijke variabele op de onafhankelijke variabele. Is er een verband

tussen de dimensies van technostress en jobtevredenheid: c = 0?

2. Regresseer mediator op de onafhankelijke variabele. Is er een verband tussen

roloverbelasting en technostress: a = 0?

3. Regresseer de afhankelijke variabele op de mediator. Is er een effect van

roloverbelasting op jobtevredenheid na controle voor technostress: b = 0?

4. Regresseer de afhankelijke variabele op de onafhankelijke variabele. Is er een effect

van de dimensies van technostress op jobtevredenheid na controle voor

roloverbelasting: c’ = 0?

De mediatie wordt dus getest door na te gaan of c’, dat is het verband tussen de

onafhankelijke variabelen (dimensies van technostress) en de afhankelijke variabele

(jobtevredenheid), nog significant is nadat gecontroleerd wordt voor het effect van de

mediator (roloverbelasting) op de afhankelijke variabele (jobtevredenheid). Het verband c is

het effect van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele zonder controle voor

de mediator.

Indien c’ = 0 na controle voor de mediator, dan is er sprake van een volledige mediatie. Hier

wordt echter een partiële mediatie verwacht, dit betekent dat het verband c’ < c door controle

voor de mediator, maar dat c’ niet helemaal zal verdwijnen. Dit is meestal zo bij

psychosociale variabelen, omdat het gaat over fenomenen die doorgaans meerdere oorzaken

hebben (Baron & Kenny, 1986). We gaan er dus vanuit dat naast roloverbelasting nog andere

Page 28: Information and communication technology @ work: de

21

mogelijke variabelen de relatie tussen technostress en jobtevredenheid mediëren. Bij een

gedeeltelijke mediatie is het totaal effect dan c’ + a x b en het direct effect is c’.

Er zijn echter enkele problemen met deze methode van Baron en Kenny (1986). Zo is het

eigenlijk een indirecte wijze om mediatie na te gaan: er wordt gefocust op de verschillen

tussen c en c’, terwijl men eigenlijk meer geïnteresseerd is in het effect van a en b. Ook op

statistisch vlak kunnen er enkele bemerkingen gemaakt worden: meerdere toetsen na elkaar

zorgen voor een inflatie van type I fout en de test heeft vaak ook weinig power. Daarnaast

kunnen inconsistente resultaten over de regressies heen gevonden worden: a en b kunnen

beide significant zijn, maar c’ is toch niet kleiner dan c of c’ is veel kleiner dan c, maar a en b

zijn niet significant. Als aan alle stappen voldaan is, biedt dit nog geen zekerheid voor

mediatie. Het is mogelijk dat andere modellen beter passen en dat variabelen van plaats

moeten wisselen, dit geldt echter voor alle statistische methodes, maar zou bij Baron en

Kenny (1986) wel vaak voorkomen. Ten slotte is de eerste stap eigenlijk overbodig. Het kan

namelijk zijn dat de mediator de relatie tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabele

onderdrukt. Dan zal er geen verband c gevonden worden, hoewel er toch sprake is van

mediatie.

Sobel (1982) formuleerde een meer directe test om mediatie te testen, namelijk: a x b = 0?

Om dit te testen is de standaardfout voor a x b nodig. Deze formuleert Sobel als volgt:

SEab=√b²σ²a+a²σ²b, de Sobeltest resulteert in een z-score. Ook hier zijn echter vaak

problemen: de steekproevenverdeling van a x b is doorgaans niet normaalverdeeld, zeker niet

bij kleinere steekproeven (N < 200), hierdoor heeft de test een lage power en zijn de

confidentie intervallen inaccuraat.

Doordat de Sobeltest vaak niet accuraat is bij kleine steekproeven, wordt hier toch geopteerd

voor de methode van Baron en Kenny (1986) om mediatie te testen, rekening houdend met de

beperkingen die deze methode met zich meebrengt.

De gebruikte vragenlijst om technostress te meten, is vertaald naar het Nederlands. Daarom is

het ook zeer belangrijk na te gaan of deze vragenlijst valide is. Naast het testen van het

conceptueel model wordt hiervoor een exploratieve factoranalyse gedaan om na te gaan of de

vijf dimensies van technostress ook in de Nederlandse vragenlijst terug te vinden zijn.

De data-analyse gebeurt met behulp van PASW (Predictive Analytics SoftWare) Statistics 18.

Page 29: Information and communication technology @ work: de

22

RESULTATEN

Beschrijvende Statistiek

De Steekproef

De steekproef bestaat uit 201 werknemers van een openbaar bestuur. De data werd

ingezameld tussen 13 oktober en 4 december 2009. De vragenlijst werd twee maal

rondgestuurd via een elektronische nieuwsbrief die binnen het intranet van dit openbaar

bestuur verzonden werd naar de 889 werknemers. De vragenlijst werd ook via een online

forum verspreid, waar medewerkers berichten voor elkaar kunnen achterlaten. De responsrate

is 22.61%. Deze eerder lage responsrate is een onderschatting, toe te schrijven aan het niet

deelnemen van langdurig afwezigen (ziektes, ouderschapsverlof, etc.) en aan mensen die de

elektronische nieuwsbrief niet openen.

In Tabel 1 worden de frequenties en percentages gegeven van de bevraagde demografische en

controlevariabelen, deze zijn: leeftijd, geslacht, hoogst behaalde diploma, hiërarchisch

niveau, bedrijfsanciënniteit en beroepsanciënniteit. De sample bestaat uit 135 vrouwen (67.2

%) en 66 mannen (32.8%). De gemiddelde leeftijd van de sample is 39.54 (SD = 10.25). Wat

betreft het hoogst behaalde diploma, blijkt dat de meeste respondenten verder gestudeerd

hebben na het secundair onderwijs (78.2 %). Net iets meer dan de helft van de bevraagden

geven aan een uitvoerder te zijn (51.7 %). De andere helft bestaat vooral uit leidinggevenden

aan uitvoerders, specialisten en een klein aantal leidinggevenden aan leidinggevenden.

Bedrijfsanciënniteit gaat na hoe lang de werknemer binnen het bedrijf actief is. De grootste

groep (85.1 %) heeft een anciënniteit van minder dan 1 jaar tot 20 jaar. Tot slot werd ook

gevraagd naar hoelang men reeds hetzelfde beroep uitoefent (beroepsanciënniteit). Van de

bevraagden heeft 81.6 % een beroepsanciënniteit van minder dan 1 tot 20 jaar.

Desondanks de lage responsrate zijn de gegevens toch karakteristiek voor de gehele populatie

en is er dus geen sprake van selectiebias. Als we kijken naar de personeelsgegevens van die

periode binnen deze organisatie, dan zien we dat er bijna evenveel mannen (413) als vrouwen

(476) werkten op het moment van de bevraging. Er werken meer vrouwen in de lagere

hiërarchische niveaus, die het meest respons gaven op de vragenlijst. De personeelsgegevens

van het bedrijf tonen een zeer gelijkaardige leeftijdsspreiding als van de vragenlijst. Ook de

opleidingsniveaus en de hiërarchische niveaus van de organisatie worden op een evenredige

manier gerepresenteerd in de steekproef.

Page 30: Information and communication technology @ work: de

23

Tabel 1. Frequenties en percentages van de demografische en controlevariabelen.

n %

Geslacht

Vrouw

Man

135

66

67.2 %

32.8 %

Leeftijd

21-30

31-40

41-50

51-60

61-64

47

62

55

36

1

23.4%

30.9 %

27.4 %

17.9 %

0.5 %

Diploma

Secundair diploma

Hogeschool Korte Type

Hogeschool Lange Type

Universiteit

44

58

16

83

21.9 %

28.9 %

8.0 %

41.3 %

Hiërarchisch Niveau

Leidinggevende aan leidinggevenden

Leidinggevende aan uitvoerders

Uitvoerder

Specialist

10

51

104

36

5.0 %

25.4 %

51.7 %

17.9 %

Bedrijfsanciënniteit

Minder dan 1 jaar

Tussen 1 – 10 jaar

Tussen 11 – 20 jaar

Tussen 21 – 30 jaar

Tussen 31 – 40 jaar

24

92

55

18

12

11.9 %

45.8 %

27.4 %

9.0 %

6.0 %

Beroepsanciënniteit

Minder dan 1 jaar

Tussen 1 – 10 jaar

Tussen 11 – 20 jaar

Tussen 21– 30 jaar

Tussen 31 – 40 jaar

20

88

59

23

15

9.8 %

43.0 %

28.8 %

11.2 %

7.3 %

Page 31: Information and communication technology @ work: de

24

Naast deze demografische en controlevariabelen werd ook de vertrouwdheid met de

computer nagegaan. De gemiddelde score over de steekproef heen is 8.11. Hoewel er ook

lage scores zijn (de hele range is bedekt), is het opmerkelijk dat 63 deelnemers de maximale

score 10 aan vertrouwdheid met de computer weergeven, dit is meteen ook de hoogste

frequentie (31.3 %).

Tabel 2. Frequenties en percentages controlevariabele vertrouwdheid met de computer.

Vertrouwdheid met computer n %

1 Helemaal niet vertrouwd 1 0.5 %

2 1 0.5 %

3 3 1.5 %

4 Niet vertrouwd 2 1.0 %

5 13 6.5 %

6 14 7.0 %

7 Vertrouwd 30 14.9 %

8 45 22.4 %

9 29 14.4 %

10 Helemaal vertrouwd 63 31.3 %

Interne Consistentie

De interne consistentie of interne betrouwbaarheid wordt weergegeven a.d.h.v. Cronbach’s α.

De vijf schalen die gebruikt werden om technostress te meten, werden reeds in de literatuur

gebruikt en hebben hun betrouwbaarheid bewezen (Tarafdar et al., 2007). De interne

betrouwbaarheid is zeer goed wanneer Cronbach’s α een waarde heeft van .80 of hoger. Een

score hoger dan .70 verwijst naar een goede betrouwbaarheid en een score boven .65 is nog

aanvaardbaar. Onder methode (cf. supra) alsook in Tabel 4 (cf. infra) zijn de interne

consistenties weergegeven voor de gebruikte vragenlijst rond technostress. Vier van de vijf

subschalen hebben een interne consistentie die hoger is dan .80 en kunnen dus beschouwd

worden als schalen met zeer goede interne consistenties. Techno-indringing heeft de laagste

betrouwbaarheid, maar die is nog steeds hoger dan .75 en kan dus tevens als een goede

interne consistentie beschouwd worden. De interne consistentie van roloverbelasting is .77,

ook dit is dus een goede betrouwbaarheid. De afhankelijke variabele jobtevredenheid werd

gemeten met één item, waardoor geen interne consistentie kan berekend worden.

Page 32: Information and communication technology @ work: de

25

Factoranalyse

De gebruikte vragenlijst van technostress werd reeds gevalideerd in onderzoek van Tarafdar

et al. (2007). Deze Engelstalige vragenlijst werd zorgvuldig vertaald via translation-

backtranslation en is dus een gevalideerde vragenlijst die gebruikt kan worden. Toch wordt

hier een exploratieve factoranalyse uitgevoerd aan de hand van de verkregen scores. Met een

Principal Axis Analysis en een Varimax-rotatie worden uit alle items vijf factoren

geëxtraheerd die een eigenvalue van > 1 hebben (zie Figuur 5). De totale verklaarde variantie

van de vijf factoren is 56.67 %. Op basis van de factorladingen worden de verschillende

factoren geïnterpreteerd door na te gaan welke items hoge correlaties vertonen met bepaalde

factoren (zie Tabel 3 voor de geroteerde factormatrix). Deze vijf factoren komen dus overeen

met de vijf subschalen van de technostress-schaal. Slechts drie items vertonen kruisladingen

op twee verschillende factoren. De items die een kruislading vertonen laden allen ook op de

factor techno-overbelasting. Item 2 (Ik word gedwongen door deze technologie om meer werk

te doen dan ik aankan), laadt hoog op techno-overbelasting en slechts in veel mindere mate

op techno-indringing. Item 4 (Ik word gedwongen om mijn werkgewoonten aan te passen aan

nieuwe technologieën) laadt naast techno-overbelasting ook in mindere mate op techno-

onzekerheid. Ten slotte laadt item 5 (Ik ondervind een hogere werklast door de toegenomen

complexiteit van technologie) ook in mindere mate op techno-complexiteit. Gezien de hoge

betrouwbaarheid van deze schalen (cf. supra) en het feit dat de kruisladingen zeer klein zijn

(< .35), worden deze items toch niet achterwege gelaten.

Figuur 5. Scree plot met de eigenvalues van de vijf factoren van technostress.

Page 33: Information and communication technology @ work: de

26

Tabel 3. Geroteerde factormatrix van de technostress-schaal1.

Factor 1

Techno-

werkonzekerheid

Factor 2

Techno-

complexiteit

Factor 3

Techno-

overbelasting

Factor 4

Techno-

onzekerheid

Factor 5

Techno-

indringing

Item 1 .78

Item 2 .70 .32

Item 3 .74

Item 4 .48 .34

Item 5 .32 .56

Item 6 .53

Item 7 .78

Item 8 .66

Item 9 .60

Item 10 .61

Item 11 .85

Item 12 .67

Item 13 .72

Item 14 .82

Item 15 .73

Item 16 .83

Item 17 .80

Item 18 .74

Item 19 .72

Item 20 .67

Item 21 .88

Item 22 .78

Item 23 .50

Wanneer de vijf subschalen van technostress samen aan een factoranalyse worden

toegevoegd, wordt een factor geëxtraheerd met een eigenvalue > 1. Deze kan beschouwd

worden als de factor ‘technostress’ en bevat 24.60 % van de verklaarde variantie, wat minder

is dan de verklaarde variantie door alle vijf de subschalen van technostress (56.67%).

1 Alle ladingen <.30 zijn verwijderd. Kruisladingen zijn item 2: .32, item 4: .34 en item 5: .32.

Page 34: Information and communication technology @ work: de

27

Schaalscores

In Tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de kenmerken (gemiddelden, standaarddeviaties,

Cronbach’s α, minimum, maximum en range) van de gebruikte schalen in dit onderzoek.

Schaalscores werden berekend door het gemiddelde te nemen van de desbetreffende items.

Tabel 4. Kenmerken van de gebruikte schalen

M SD α Min. Max. Range

Techno-overbelasting 2.93 0.81 0.82 1.00 4.80 3.80

Techno-indringing 2.07 0.78 0.76 1.00 4.25 3.25

Techno-complexiteit 2.54 0.86 0.86 1.00 4.80 3.80

Techno-werkonzekerheid 1.73 0.66 0.88 1.00 5.00 4.00

Techno-onzekerheid 3.22 0.73 0.81 1.25 5.00 3.75

Roloverbelasting 3.25 0.71 0.77 1.00 5.00 4.00

Jobtevredenheid 5.49 1.14 - 2.00 7.00 5.00

Correlatietabel

In Tabel 5 worden de bivariate Pearson correlaties voor elke variabele weergegeven.

Tabel 5. De bivariate Pearson correlaties2.

2 * De correlatie is significant op het .05 niveau;

** De correlatie is significant op het .01 niveau

1 2 3 4 5 6

(1) Techno-overbelasting

(2) Techno-indringing .34**

(3) Techno-complexiteit .28**

.22**

(4) Techno-werkonzekerheid .28**

.28**

.28**

(5) Techno-onzekerheid .28**

.02 .16* .19

**

(6) Roloverbelasting .55**

.43**

.18**

.13 .15*

(7) Jobtevredenheid -.21**

-.22**

-.21**

-.18* -.10 -.06

Page 35: Information and communication technology @ work: de

28

Uit de correlatietabel blijkt dat de subschalen van technostress (op één na) allemaal

correleren. Enkel de correlatie tussen techno-onzekerheid en techno-indringing is niet

significant. De hoogste significante correlatie tussen de subschalen is deze tussen techno-

overbelasting en techno-indringing (r = .34, p < .01). Deze sterke correlaties tonen aan dat de

subschalen van technostress samen een geheel vormen en verschillende onderdelen van

hetzelfde concept (technostress) meten.

De vijf subschalen van technostress vertonen veel significante correlaties met

roloverbelasting en jobtevredenheid. Roloverbelasting vertoont een significante positieve

samenhang met techno-overbelasting (r = .55, p < .01), techno-indringing (r = .43, p < .01),

techno-complexiteit (r = .18, p < .01) en techno-onzekerheid (r = .15, p < .05), er is enkel

geen correlatie met techno-werkonzekerheid (r = .13). Dus hoe hoger de roloverbelasting,

hoe hoger de mate van techno-overbelasting, techno-indringing, techno-complexiteit en

techno-onzekerheid die men ervaart. Jobtevredenheid vertoont een significante negatieve

correlatie met techno-overbelasting (r = -.21, p < .01), techno-indringing (r = -.22, p < .01),

techno-complexiteit (r = -.21, p < .01) en techno-werkonzekerheid (r = -.18, p < .05). Tussen

jobtevredenheid en techno-onzekerheid is er geen samenhang (r = -.10). Hoe hoger de

jobtevredenheid, hoe lager de techno-overbelasting, techno-indringing, techno-complexiteit

en techno-werkonzekerheid die men ervaart. Tussen roloverbelasting en jobtevredenheid is er

geen significante correlatie gevonden in deze steekproef (r = -.06).

Onderzoeksvragen

Mediatie volgens Baron & Kenny (1986)

De rol van de verwachte mediator (roloverbelasting) wordt onderzocht door de methode van

Baron & Kenny (1986) te gebruiken. Hiervoor moeten vier stappen gevolgd worden, deze

worden hieronder getoetst.

Technostress en Jobtevredenheid. Regresseer de afhankelijke variabele

jobtevredenheid op de onafhankelijke variabele technostress. Is er een verband tussen de

dimensies van technostress en jobtevredenheid: c = 0?

De verschillende verbanden worden voor elke subschaal van technostress nagegaan door

enkelvoudige lineaire regressieanalyses, de F-toetsen en bijhorende p-waarden worden

Page 36: Information and communication technology @ work: de

29

vermeld. De controlevariabelen leeftijd, geslacht, opleiding en hiërarchisch niveau worden

toegevoegd aan de regressie-analyse na dummy-codering voor geslacht (Man = 0, Vrouw =

1), opleiding (secundair diploma = 0, hogeschool korte type, lange type en universitair

diploma = 1) en hiërarchisch niveau (leidinggevenden aan leidinggevenden en aan

uitvoerders = 1, uitvoerders en specialisten = 0).

Hypothese c1: De relatie tussen techno-overbelasting en jobtevredenheid is significant

met F (5, 195) = 3.26 met p = .008 (met α = .01).

Hypothese c2: De relatie tussen techno-indringing en jobtevredenheid is significant

met F (5, 195) = 3.53 met p = .004 (met α = .005).

Hypothese c3: De relatie tussen techno-complexiteit en jobtevredenheid is significant

met F (5, 195) = 3.52 met p = .005 (met α = .01).

Hypothese c4: De relatie tussen techno-werkonzekerheid en jobtevredenheid is

significant met F (5, 195) = 3.83 met p = .002 (met α = .005).

Hypothese c5: De relatie tussen techno-onzekerheid en jobtevredenheid is significant

met F (5, 195) = 2.48 met p = .034 (met α = .05). Het regressiegewicht B is echter niet

significant (zie Tabel 6).

Tabel 6 bevat de ongestandaardiseerde regressiegewichten (B), de t-testen en p-waarden van

de technostress-predictoren in de vijf enkelvoudige regressies met jobtevredenheid als

afhankelijke variabele en na controle voor leeftijd, geslacht, opleiding en hiërarchisch niveau.

Alle technostress-subschalen, behalve techno-onzekerheid, vertonen een significant negatief

regressiegewicht B. Dit wil zeggen: hoe meer techno-overbelasting, techno-indringing,

techno-complexiteit of techno-werkonzekerheid, hoe minder jobtevredenheid.

Tabel 6. Regressie-analyse: stap 1 mediatie volgens Baron & Kenny.

Predictor Regressiegewicht (B) t p

Techno-overbelasting -.25 -2.51 .013

Techno-indringing -.28 -2.76 .006

Techno-complexiteit -.28 -2.75 .006

Techno-werkonzekerheid -.37 -3.01 .003

Techno-onzekerheid -.18 -1.61 .109

Page 37: Information and communication technology @ work: de

30

Technostress en Roloverbelasting. Regresseer de mediator op de onafhankelijke

variabele. Is er een verband tussen roloverbelasting en technostress: a = 0?

De relaties met roloverbelasting worden voor elke subschaal van technostress apart nagegaan

door middel van enkelvoudige lineaire regressie-analyses. De controlevariabelen leeftijd,

geslacht, opleiding en hiërarchisch niveau werden toegevoegd aan de regressie-analyse na

dummy-codering (cf. supra).

Hypothese a1: De relatie tussen techno-overbelasting en roloverbelasting is

significant met F (5, 195) = 18.78 met p = .000 (met α = .001).

Hypothese a2: De relatie tussen techno-indringing en roloverbelasting is significant

met F (5, 195) = 10.63 met p = .000 (met α = .001).

Hypothese a3: De relatie tussen techno-complexiteit en roloverbelasting is significant

met F (5, 195) = 3.10 met p = .010 (met α = .05).

Hypothese a4: De relatie tussen techno-werkonzekerheid en roloverbelasting is

significant met F (5, 195) = 3.39 met p = .006 (met α = .01).

Hypothese a5: De relatie tussen techno-onzekerheid en roloverbelasting is significant

met F (5, 195) = 3.22 met p = .008 (met α = .01).

Tabel 7 bevat de ruwe regressiegewichten (B), de t-testen en p-waarden van de technostress-

predictoren in de vijf enkelvoudige regressies met roloverbelasting als afhankelijke variabele.

Alle technostress-subschalen vertonen een significant positief regressiegewicht B. Dit wil

zeggen: hoe meer techno-overbelasting, techno-indringing, techno-complexiteit, techno-

werkonzekerheid of techno-onzekerheid, hoe meer roloverbelasting.

Tabel 7. Regressie-analyse: stap 2 mediatie volgens Baron & Kenny.

Predictor Regressiegewicht (B) t p

Techno-overbelasting .47 8.90 .000

Techno-indringing .37 6.37 .000

Techno-complexiteit .14 2.19 .030

Techno-werkonzekerheid .19 2.48 .014

Techno-onzekerheid .16 2.31 .022

Page 38: Information and communication technology @ work: de

31

Roloverbelasting en Jobtevredenheid. Regresseer de afhankelijke variabele op de

mediator. Is er een effect van roloverbelasting op jobtevredenheid na controle voor

technostress: b = 0?

Jobtevredenheid wordt als afhankelijke variabele gezien en de schalen van technostress,

roloverbelasting en de controlevariabelen als predictoren. Enkel de relatie tussen de

verwachte mediator (roloverbelasting) en de uitkomstvariabele (jobtevredenheid) nagaan, is

niet genoeg aangezien roloverbelasting en jobtevredenheid zouden kunnen correleren doordat

ze beide door technostress zouden kunnen veroorzaakt zijn. Er wordt dus gecontroleerd voor

de invloed van de technostress-subschalen. Tegelijk wordt ook het effect van de dimensies

van technostress op jobtevredenheid getest (c’), terwijl er gecontroleerd wordt voor

roloverbelasting.

Om dit te testen worden vijf hiërarchische regressie-analyses gedaan (zie Tabel 8). De

afhankelijke variabele is jobtevredenheid en als onafhankelijke variabelen worden eerst de

controlevariabelen, vervolgens roloverbelasting en daarna telkens een van de vijf subschalen

van technostress toegevoegd. Het eerste model dat enkel de controlevariabelen als predictor

opneemt, is significant beter dan het nulmodel met F(4,196) = 2.43 met p = .049. Het tweede

model dat ook roloverbelasting als predictor opneemt, is echter niet significant beter dan het

nulmodel met F(1,195) = 0.07 met p = .797. De ruwe B-coëfficient voor roloverbelasting is -

.03 met een t-toets = -0.26 en een p-waarde = .797. De coëfficiënt is dus niet significant. Dit

betekent dat in de steekproef de verwachte mediator roloverbelasting geen effect heeft op de

afhankelijke variabele jobtevredenheid.

Tabel 8. Regressie-analyse: stap 3 en 4 mediatie volgens Baron & Kenny.

Predictoren Regressiegewicht (B) t p

Roloverbelasting -.03 -0.26 .797

Techno-overbelasting -.33 -2.82 .005

Techno-indringing -.33 -2.92 .004

Techno-complexiteit -.28 -2.74 .007

Techno-werkonzekerheid -.37 -3.00 .003

Techno-onzekerheid -.18 -1.59 .114

Page 39: Information and communication technology @ work: de

32

Aangezien er dus geen significant verband gevonden wordt tussen de verwachte mediator

roloverbelasting en de afhankelijke variabele jobtevredenheid, is er hier geen sprake van

mediatie. Geen enkele van de vijf mediatie-hypothesen werd dus bevestigd.

Mediatie volgens de Sobeltest (1982)

De Sobeltest (Sobel, 1982) is een meer directe test die gebruikt kan worden om mediatie te

testen en een goed alternatief voor de methode van Baron & Kenny (1986). De Sobeltest gaat

na of a x b verschillend is van nul. Hiervoor is de standaardfout voor a x b nodig. De

Sobeltest resulteert in een z-score. Aan de hand van een online applicatie voor de berekening

van de Sobeltest (Preacher & Leonardelli, sd.), waarbij de ruwe scores voor a, b, sa en sb

ingevuld moeten worden, wordt de z-score berekend. Het programma berekent of het

indirecte effect van technostress op jobtevredenheid via de mediator significant verschillend

is van nul, na toevoeging van de controlevariabelen. De uitkomsten van deze verschillende

Sobeltesten voor de vijf subschalen van technostress zijn terug te vinden in Tabel 9.

Tabel 9. Mediatie volgens de Sobeltest.

Onafhankelijke variabele z-waarde sd p

Techno-overbelasting 1.29 .06 .199

Techno-indringing 0.97 .05 .335

Techno-complexiteit 0.17 .02 .869

Techno-werkonzekerheid 0.27 .02 .789

Techno-onzekerheid 0.01 .02 .993

Geen enkele p-waarde is kleiner dan .05. Ook uit de Sobeltest blijkt dus dat er geen mediatie

terug te vinden is.

Moderatie

Uit de voorgaande regressieanalyses blijkt dat de relaties tussen vier van de vijf technostress-

dimensies en jobtevredenheid significant zijn. Roloverbelasting blijkt niet de verwachte

mediator te zijn. Vervolgens wordt er nagegaan of roloverbelasting een moderator zou

kunnen zijn. Een moderator is een kwalitatieve of kwantitatieve variabele die de richting of

de grootte van de relatie tussen een onafhankelijke variabele en een afhankelijke variabele,

beïnvloedt (Baron & Kenny, 1986). Hierbij worden de vijf subschalen van technostress

Page 40: Information and communication technology @ work: de

33

gezien als onafhankelijke variabelen, jobtevredenheid als afhankelijke variabele en

roloverbelasting als moderator. Daarnet werd reeds aangetoond dat de relaties tussen de

subschalen van technostress en jobtevredenheid significant negatief zijn, tenzij voor techno-

onzekerheid waarbij er geen significant verband gevonden werd. Er wordt verwacht dat deze

negatieve relaties tussen de subschalen van technostress en jobtevredenheid versterkt worden

door roloverbelasting. Het onderzoeksmodel voor deze tweede onderzoeksvraag m.b.t.

moderatie is afgebeeld in Figuur 6.

Figuur 6. Roloverbelasting als moderator.

De moderatie wordt getest door een hiërarchische regressieanalyse uit te voeren met

jobtevredenheid als afhankelijke variabele en met de controlevariabelen (stap 1), de

gestandaardiseerde hoofdeffecten van elk van de vijf subschalen en roloverbelasting (stap 2)

en de interactie-effecten tussen de subschalen van technostress en roloverbelasting (stap 3)

als predictoren. Dezelfde dummy-codering wordt gebruikt voor de controlevariabelen als bij

de mediatie: geslacht (Man = 0, Vrouw =1), opleiding (secundair diploma = 0, hogeschool

korte type, lange type en universitair diploma = 1) en hiërarchisch niveau (leidinggevenden

aan leidinggevenden en aan uitvoerders = 1, uitvoerders en specialisten = 0). Zie Tabel 10;

de waarden in de tabel zijn de niet-gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten (B).

Page 41: Information and communication technology @ work: de

34

Tabel 10. Hiërarchische regressie-analyse: moderatie3.

Jobtevredenheid

Stap 1 Stap 2 Stap 3

Controlevariabelen

Leeftijd -.00 .01 .00

Geslacht .41* .41* .37*

Diploma -.19 -.21 -.18

Hiërarchisch niveau -.15 -.14 -.15

Hoofdeffecten

Techno-onzekerheid - -.15 -.14

Techno-indringing - -.18* -.26**

Techno-complexiteit - -.14 -.13

Techno-werkonzekerheid - -.12 -.10

Techno-onzekerheid - -.08 -.08

Roloverbelasting - .19 .23*

Interactie-effecten

Techno-onzekerheid x

Roloverbelasting

- - -.08

Techno-indringing x

Roloverbelasting

- - .18*

Techno-complexiteit x

Roloverbelasting

- - .01

Techno-werkonzekerheid

x Roloverbelasting

- - -.02

Techno-onzekerheid x

Roloverbelasting

- - .10

R² .05 .15 .17

Adjusted R² .03 .10 .11

ΔR² .05* .10 *** .03

3 * ΔR² is significant op het .05 niveau;

** ΔR² is significant op het .01 niveau;

*** ΔR² is significant op het .005 niveau

Page 42: Information and communication technology @ work: de

35

Om het effect van elke stap na te gaan, wordt de statistische significantie van de verandering

in verklaarde variantie (ΔR²) getest. Om het effect van elke voorspellende variabele apart na

te gaan, wordt de statistische significantie van de regressiegewichten (B) getest (Claes & van

de Ven, 2008). Uit stap 1 blijkt dat de controlevariabelen significant bijdragen tot de

verklaarde variantie van het model (ΔR² = .05, p < .05). Meer bepaald is de variabele geslacht

significant (B = .41, p < .05). Ook stap 2 verklaart een significant deel variantie van het

model (ΔR² = .10, p < .005). Dit is te wijten aan de significante bijdrage van techno-

indringing (B = -.18, p < .05). Het toevoegen van de vijf interacties (stap 3) blijkt echter niet

significant meer te verklaren (ΔR² = .03). De interactie tussen techno-indringing en

roloverbelasting is wel significant (B = .18, p < .05). Tabel 11 geeft de regressiegewichten

weer van deze interactie afzonderlijk met jobtevredenheid als afhankelijke variabele. Figuur 7

visualiseert dit interactie-effect.

Tabel 11. Hiërarchische regressie-analyse: moderatie techno-indringing.

regressiegewicht (B) t p

Techno-indringing -.32 -3.50 .001

Roloverbelasting .15 1.65 .101

Techno-indringing x roloverbelasting .18 2.33 .021

Figuur 7. Interactie effect techno-indringing en roloverbelasting op jobtevredenheid.

4,8

5

5,2

5,4

5,6

5,8

6

lage techno-indringing hoge techno-indringing

Jobtevredenheid (0 - 7)

lage roloverbelasting

hoge roloverbelasting

Page 43: Information and communication technology @ work: de

36

DISCUSSIE

Het toegenomen gebruik van technologie in alle jobsectoren heeft een zeer groot effect op de

efficiëntie van de organisatie en kent veel voordelen voor de flexibiliteit en de

werkomgeving. Dit is vaak een positief effect, maar het kan echter ook een negatief effect

met zich meebrengen. De ontwikkeling in technologiegebruik op het werk zorgt namelijk ook

voor ongewenste effecten die gezondheidsrisico’s en stress veroorzaken (Sandblad et al.,

2003). Deze scriptie beschrijft de impact die het toegenomen gebruik van technologie in de

werkcontext op ons heeft. Het concept technostress werd voorgesteld als het ervaren van

ongemak, angst en spanning wanneer een persoon op een directe of indirecte manier

computertechnologie aanleert of gebruikt, wat uiteindelijk leidt tot psychische en emotionele

gevolgen en die de persoon ervan weerhoudt om verder over computertechnologie te leren of

het te gebruiken (Wang et al., 2008). De antecedenten en de gevolgen van technostress voor

zowel het individu als de organisatie werden besproken, waarbij ook de belangrijke variabele

jobtevredenheid aangehaald werd. Het verband werd aangetoond met roloverbelasting, dat

deel uitmaakt van het bredere concept rolstress.

Technostress werd in dit onderzoek gemeten door de technostress-schaal die bestaat uit vijf

subschalen: techno-overbelasting, techno-indringing, techno-complexiteit, techno-

werkonzekerheid en techno-onzekerheid (Tarafdar et al., 2007). Via translation-

backtranslation werd deze Engelstalige vragenlijst vertaald naar het Nederlands. Ook

roloverbelasting en jobtevredenheid werden bevraagd, naast de controlevariabelen en de

demografische variabelen: leeftijd, geslacht, diploma, hiërarchisch niveau, bedrijfs- en

beroepsanciënniteit en vertrouwdheid met de computer. De vragenlijst werd online

afgenomen bij 201 werknemers uit de overheidssector.

De eerste onderzoeksvraag bevatte vijf mediatie-hypothesen waarbij roloverbelasting

gesuggereerd werd als mediator in de relaties tussen de vijf subschalen van technostress en

jobtevredenheid (zie Figuur 4). Dit werd getest door gebruik te maken van de vier-

stappenmethode van Baron & Kenny (1986) en de Sobeltest (Preacher & Leonardelli, sd.;

Sobel, 1982).

De tweede onderzoeksvraag ging na of roloverbelasting als moderator opereert in de relatie

tussen de vijf subschalen van technostress en jobtevredenheid (zie Figuur 6). Hiervoor werd

een hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd.

Page 44: Information and communication technology @ work: de

37

Overzicht van de Resultaten

De exploratieve factoranalyse van de items gaf aan dat ook in de Nederlandstalige vragenlijst

vijf verschillende factoren gevonden werden, de factorladingen toonden aan dat deze

overeenkwamen met de vijf technostress-subschalen (techno-overbelasting, techno-

indringing, techno-complexiteit, techno-werkonzekerheid en techno-onzekerheid). De

Nederlandstalige vragenlijst kan dus als valide beschouwd worden.

Roloverbelasting als Mediator

Wat betreft de mediatie werden significante negatieve relaties gevonden tussen techno-

overbelasting, techno-indringing, techno-complexiteit en techno-werkonzekerheid met de

afhankelijke variabele jobtevredenheid. Enkel voor wat betreft de subschaal techno-

onzekerheid werd hier geen significante B-coëfficient gevonden. Er werden significante

positieve relaties gevonden tussen techno-overbelasting, techno-indringing, techno-

complexiteit, techno-werkonzekerheid en techno-onzekerheid met de veronderstelde mediator

roloverbelasting. Tussen de verwachte mediator roloverbelasting en jobtevredenheid werd er,

na controle voor de subschalen van technostress, geen significante relatie gevonden. Er is dus

geen sprake van mediatie. Ook de Sobeltest gaf aan dat roloverbelasting hier geen mediator

is. Figuur 8 beeldt de significante relaties uit. De relaties in stippellijn werden getoetst, maar

bleken niet significant te zijn.

Figuur 8. Resultaten mediatie.

Page 45: Information and communication technology @ work: de

38

Roloverbelasting als Moderator

De hiërarchische regressieanalyse toonde aan dat de controlevariabelen en de hoofdeffecten

van de technostress-subschalen en roloverbelasting een significant deel van de variantie van

het model verklaren. De interactietermen tussen deze subschalen van technostress en

roloverbelasting dragen niet bij tot de verklaarde variantie, behalve de interactieterm van

roloverbelasting en techno-indringing. Roloverbelasting is dus enkel moderator in de relatie

tussen techno-indringing en jobtevredenheid, zie Figuur 9 (de volle lijnen). Ook hier zijn de

relaties in stippellijn niet significant.

Figuur 9. Resultaten moderatie.

Interpretatie van de Resultaten

Technostress & Jobtevredenheid (c en c’)

In de steekproef werd een positief significant verband teruggevonden tussen jobtevredenheid

en techno-overbelasting (c1), techno-indringing (c2), techno-complexiteit (c3) en techno-

werkonzekerheid (c4). Deze verbanden bleven bestaan, ook nadat er gecontroleerd werd voor

de invloed van roloverbelasting (c1’, c2’, c3' en c4’). De resultaten bevestigen voorgaand

onderzoek dat de negatieve impact van technostress op jobtevredenheid beschrijft (Kraut et

al., 1989; Ragu-Nathan et al., 2008). Het gevoel van angst en onmacht dat sommige

Page 46: Information and communication technology @ work: de

39

werknemers ervaren bij het gebruik van computertechnologie tijdens het uitvoeren van hun

job, brengt technostress met zich mee en heeft nefaste gevolgen voor de tevredenheid.

Tegen de verwachtingen in, werd er geen significant verband teruggevonden tussen techno-

onzekerheid en jobtevredenheid. Techno-onzekerheid refereert naar contexten waarin

continue veranderingen en updates in ICT zorgen voor een onzeker gevoel bij de gebruikers,

zodat die steeds moeten bijleren over de nieuwe ICT (Ragu-Nathan et al., 2008). Er werd een

negatief verband met jobtevredenheid verwacht door dit onzekere gevoel dat de gebruikers

van ICT ervaren doordat ze steeds moeten bijleren om mee te kunnen met de continue

veranderingen en updates in ICT.

Het is mogelijk dat net dit lerende aspect ervoor zorgt dat de jobtevredenheid niet afneemt.

Heel wat studies hebben reeds het verband aangetoond tussen leren in de organisatie en een

stijgende jobtevredenheid (e.g. Chiva & Alegre, 2009; Rowden, 2002). Geen enkele van de

andere vier technostress dimensies bevat zo expliciet dit lerende aspect als techno-

onzekerheid. Ook in dit onderzoek blijkt dat techno-onzekerheid wel degelijk een dimensie

van technostress is en dus stress met zich meebrengt, maar die stress wordt gecompenseerd

door het leren, zonder dat de jobtevredenheid hieronder leidt.

Daarnaast zien we dat techno-onzekerheid ook in vorig onderzoek een buitenbeentje is tussen

de vijf technostress dimensies. In onderzoeksartikels van Ragu-Nathan et al. (2008) en

Tarafdar et al. (2007) vertoont techno-onzekerheid de laagste B-coëfficiënt in relatie met

technostress.

Technostress & Roloverbelasting (a)

Verder werd ook een positieve relatie tussen alle technostress-subschalen en roloverbelasting

in de steekproef teruggevonden zoals verwacht. Dit betekent hoe meer techno-overbelasting

(a1), techno-indringing (a2), techno-complexiteit (a3), techno-werkonzekerheid (a4) of

techno-onzekerheid (a5) men ervaart, hoe groter de ervaren roloverbelasting in de steekproef.

Een aantal redenen werden gegeven die beschrijven hoe condities die leiden tot technostress

ook de mate van roloverbelasting doen toenemen. Deze redenen zijn onder meer de gevolgen

van multitasking, informatie-overbelasting, toegenomen productiviteitsverwachtingen,

tijdsgebrek en het altijd en overal bereikbaar moeten zijn.

Page 47: Information and communication technology @ work: de

40

Roloverbelasting & Jobtevredenheid (b)

Tegengesteld aan de verwachting werd er geen significant verband gevonden tussen

roloverbelasting en jobtevredenheid (b). Vroeger onderzoek deed nochtans vermoeden dat er

hier wel een significant negatief verband zou gevonden worden, daar in de wetenschappelijke

literatuur al vaak een negatief verband gevonden werd tussen roloverbelasting en

jobtevredenheid (Chou & Robert, 2008; Pearson, 2008; Jones, Chonko, Rangarajan, &

Roberts, 2007). Het ervaren van rolstress en dus ook roloverbelasting werd dan ook in

verband gebracht met het vertonen van ongewenst gedrag voor de organisatie zoals

verminderde prestatie, burnout, verloop en jobontevredenheid (Ho et al., 2009).

Het feit dat dit hier niet werd teruggevonden, kan mogelijk te wijten zijn aan

methodologische keuzes. Zo werd een 1-itemschaal gebruikt voor het meten van

jobtevredenheid en werd ook met een kleine steekproef gewerkt.

Hoofdeffecten uit het moderatiemodel (d)

Wat betreft de controlevariabelen zagen we dat deze in stap 1 bijdroegen tot de verklaarde

variantie van het moderatiemodel (Tabel 10). Dit was toe te schrijven aan de variabele

geslacht: in de steekproef ervaren vrouwen (M = 5.64) een hogere jobtevredenheid dan

mannen (M = 5.18).

In de tweede stap werden de hoofdeffecten van de vijf subschalen van technostress en

roloverbelasting toegevoegd, deze stap zorgde voor een significante verandering in de

verklaarde variantie van het model. Dit was te wijten aan de significante bijdrage van techno-

indringing. In de conceptualisatie van technostress werd reeds uitgelegd dat techno-

indringing verwijst naar het indringende effect van de ICT op het persoonlijke leven (Wang

et al., 2008). De ICT creëert situaties waarbij de gebruiker elk moment van de dag bereikbaar

is. Dit gevoel van constante connectiviteit zorgt voor een vervaging van de grenzen tussen

werk- en persoonlijke context (Tarafdar et al., 2007).

Techno-indringing verschilt met de andere vier subschalen van technostress doordat ze

eigenlijk het effect van technostress op het persoonlijke leven beschrijft en dus niet in de

werksituatie zelf. Het kan net deze component zijn die zorgt voor het grote effect van

techno-indringing. Onderzoek toont aan dat het niet kunnen loslaten van het werk tijdens het

privéleven een negatieve impact heeft op de jobtevredenheid (e.g. Bruck, Allen, & Spector,

2002; Lourel, Ford, Gamassou, Guéguen, & Hartmann, 2009).

Page 48: Information and communication technology @ work: de

41

Interactie-effecten uit het moderatiemodel (e)

Wat betreft de interactietermen bleek enkel de interactie tussen techno-indringing en

roloverbelasting significant te zijn. Tegengesteld aan de verwachting, was de B-coëfficiënt

van deze interactie echter positief. Er werd voorspeld dat roloverbelasting de negatieve relatie

tussen techno-indringing en jobtevredenheid zou versterken en dat de interactieterm dus een

negatieve B-coëfficiënt zou hebben. Uit Tabel 10 blijkt dat het toevoegen van de

interactietermen (stap 3) eigenlijk niet bijdraagt tot de verklaarde variantie van het model, het

belang van deze ene significante relatie moet dus gerelativeerd worden. Deze kan het gevolg

zijn van het grote effect van techno-indringing.

Tegen de verwachting in, zorgde het toevoegen van de interactietermen niet voor extra

verklaarde variantie in het moderatiemodel. Dit kan zijn omdat het concept roloverbelasting

deels al in de subschalen van technostress bevat zit, vooral dan in het concept techno-

overbelasting. Uit de correlatietabel (zie Tabel 5) blijkt dat tussen deze twee concepten de

hoogste correlatie terug te vinden is (r = .55, p < .01) en ook uit de tweede stap van de

mediatie (Tabel 7) blijkt dat de relatie tussen techno-overbelasting en roloverbelasting

significant is met de hoogste regressiecoëfficiënt namelijk B= .47 (p < .001).

Implicaties van de Resultaten

Implicaties voor de Theorie

Onderzoek naar de negatieve gevolgen van technologiegebruik op het werk wordt steeds

belangrijker, gezien de snelle evolutie in technologie. Steeds meer mensen maken bij het

uitvoeren van hun werk gebruik van ICT (Carayon, 2007). De term technostress en variaties

hierop zoals technofobie en computerfobie zijn sinds enkele jaren onderwerp van studies

(Wang, Shu, & Tu, 2008). In het licht hiervan, onderzocht deze scriptie het negatieve gevolg

van technostress op jobtevredenheid. Hierbij werden sterke negatieve relaties tussen vier van

de vijf dimensies van technostress en jobtevredenheid teruggevonden. Daarnaast werden ook

de positieve relaties tussen de vijf technostress-dimensies en de organisatierollen (door het

concept roloverbelasting te onderzoeken) aangetoond in het onderzoek. Eventuele

mediërende en modererende variabelen die deze relaties beïnvloeden, kunnen verder

onderzocht worden, zoals reeds gedaan werd in onderzoek van Ragu-Nathan et al. (2008)

voor het modererende effect van technostress-inhibitoren in de relatie tussen technostress en

Page 49: Information and communication technology @ work: de

42

jobtevredenheid. Tegen de verwachtingen in was de relatie tussen roloverbelasting en

jobtevredenheid niet significant. Verdere verdieping in dit onderwerp kan uitsluitsel geven

over deze discrepantie tussen de theoretische verwachting en het onderzoeksresultaat. Het

onderzoek toont ook het belang aan van de demografische variabelen (onder meer de

significante bijdrage van geslacht).

Deze scriptie valideerde de Nederlandse vertaling van de technostress-vragenlijst door aan te

tonen dat ook deze uit vijf dimensies bestaat. Een factoranalyse vond dezelfde vijf dimensies

terug als bij de Engelstalige technostress-vragenlijst.

Op die manier draagt deze scriptie dus bij tot het onderzoeksgebied rond technostress,

jobtevredenheid en roloverbelasting en stuurt tevens aan op verder onderzoek.

Implicaties voor de Praktijk

Wat betreft de praktische implicaties moeten we voorzichtig zijn, gezien dit slechts de

resultaten zijn van één studie. De praktische gevolgen zijn er vooral omtrent de sterke

positieve relatie tussen technostress en jobtevredenheid. Gezien het grote effect van

jobtevredenheid op de outcome van het bedrijf, is deze bevinding zeer belangrijk (Rowden,

2002). Verder blijkt ook de invloed van technostress op roloverbelasting uit deze studie.

Gezien roloverbelasting ook tal van negatieve effecten met zich meebrengt (Ho et al., 2009),

is dit voor bedrijven nogmaals een reden om nieuwe technologie zeer zorgvuldig in te

plannen, om zo technostress te voorkomen.

Huidige methodes die door organisaties gebruikt worden om nieuwe technologie te

introduceren zijn onder meer technische ondersteuning en training, projectmanagement en

veranderingsmanagement. Maar de problemen die geassocieerd zijn met het introduceren van

nieuwe technologieën blijven bestaan. Het falen van het effectief introduceren van nieuwe

technologieën in organisaties kan toe te schrijven zijn aan diverse tekortkomingen. Zo bestaat

er geen achterliggend kader dat deze methodes aan elkaar linkt tot een samenhangend geheel.

Noch wordt er stilgestaan bij de impact van een nieuwe technologie op elk van de

verschillende deelnemers in de organisatie. Er bestaat dus geen gestructureerde en

gedisciplineerde benadering voor het plannen en managen van de dagelijkse introductie van

nieuwe technologie. Terwijl nieuwe technologieën voortdurend geïntroduceerd worden, is er

geen specifieke discipline ontstaan die voor deze implementatie verantwoordelijkheid

opneemt. De bestaande methoden moeten dus verder uitgebouwd en uitgebreid worden om zo

Page 50: Information and communication technology @ work: de

43

twee basisvragen te beantwoorden: ‘Wie wordt beïnvloed?’ en ‘Hoe worden zij beïnvloed?’

(Fisher & Wesolkowski, 1999).

Het meten van technostress bij de werknemers en hierop inspelen is belangrijk voor

organisaties, gezien de nefaste gevolgen die technostress met zich meebrengt. Organisaties

moeten zich dus voorlopig behelpen met het aanbieden van opleidingen, technische

ondersteuning, training, etc. Verder onderzoek is vereist om de effectiviteit van deze

oplossingen na te gaan en op zoek te gaan naar een achterliggend kader voor een efficiënte

implementatie van nieuwe technologie.

Sterktes, Zwaktes en Suggesties voor Toekomstig Onderzoek

Beperkingen en Suggesties voor Toekomstig Onderzoek

In huidig onderzoek werd gewerkt met een relatief kleine steekproef (N = 201). Daarbij is

het zo dat de deelnemers zelf bewust ervoor kozen om de vragenlijst in te vullen. Het kan dus

zijn dat de participanten net al de werknemers waren die meer technostress ervaarden en

daarom geïnteresseerd waren in het deelnemen aan dit onderzoek. Daarnaast is de steekproef

beperkt tot één organisatie in de publieke sector. Het zou zeker interessant zijn toekomstig

onderzoek aan te gaan met een grotere steekproef waarin verschillende organisaties

betrokken worden, zowel uit de publieke als de private sector. Op die manier kunnen

eventuele verschillen vanuit de sector en organisatiestructuur ontdekt worden (Wang, Shu, &

Tu, 2008).

Daarnaast zijn er enkele methodologische beperkingen die kunnen vernoemd worden. Zo is

de vier stappen methode van Baron & Kenny niet de gepaste test om op zoek te gaan naar

mediatie. De Sobeltest is een meer directe test, maar is niet gepast voor kleine steekproeven

(N < 200). Gezien deze kleine steekproef zou het gebruik van de bootstrapping-methode een

goede optie geweest zijn en is dit dus aan te raden in toekomstig onderzoek.

Het gebruik van een single-item vragenlijst voor jobtevredenheid kan mogelijks een invloed

op de resultaten gehad hebben. In de toekomst zou het onderzoek herhaald kunnen worden,

waarbij gebruik wordt gemaakt van een jobtevredenheidsvragenlijst die bestaat uit meerdere

items, zoals bijvoorbeeld de Job Descriptive Index van Smith, Kendall, & Hulin, (1969) die

aan de hand van 72 items jobtevredenheid meet op vijf vlakken: werk, loon, promotie,

leidinggevenden en medewerkers (Pearson, 2008).

Page 51: Information and communication technology @ work: de

44

Sterktes

Ondanks de kleine steekproef werden in dit onderzoek toch een aantal significante effecten

gevonden. Dit wijst op de sterkte van deze relaties, onder meer tussen technostress en

jobtevredenheid of tussen technostress en roloverbelasting alsook de bijdrage van de

controlevariabelen en techno-indringing in het moderatie-model.

Het onderzoek maakte gebruik van een reeds gevalideerde Engelstalige vragenlijst (Tarafdar

et al., 2007). Via translation-backtranslation werd op een zorgvuldige manier een correcte

vertaling van de oorspronkelijke Engelstalige vragenlijst gemaakt. De resultaten tonen aan

dat deze vijf factoren ook teruggevonden worden in de vertaalde vragenlijst, de

Nederlandstalige vragenlijst werd in dit onderzoek dus gevalideerd. Technostress werd in dit

onderzoek geïntroduceerd en onderzocht in de Vlaamse context, wat van belang is voor de

generaliseerbaarheid van dit concept.

Deze scriptie speelde zelf in op de aanbeveling van Tarafdar et al. (2007) om onderzoek te

doen naar de relatie tussen technostress en jobtevredenheid. In de discussie (cf. supra) werden

de implicaties voor de theorie beschreven en werden er aanbevelingen gedaan voor

toekomstig onderzoek, onder meer wat betreft het verder exploreren van de sterke effecten

van technostress op jobtevredenheid en roloverbelasting.

Conclusie

In deze scriptie werd technostress gemeten aan de hand van een vertaling van de Engelstalige

Technostress vragenlijst van Tarafdar et al. (2007), die bestaat uit vijf factoren. Door middel

van factoranalyse werden in deze Nederlandse vertaling dezelfde vijf factoren gevonden. De

vertaalde vragenlijst is dus gevalideerd.

In de eerste onderzoeksvraag werd roloverbelasting als mediator tussen de verschillende

dimensies van technostress en jobtevredenheid voorgesteld. Aan de hand van de vier stappen

methode van Baron & Kenny (1986) werd dit mediatiemodel getest. De richting van de

significante relaties technostress-jobtevredenheid en technostress-roloverbelasting waren

volgens verwachting en in de lijn van vorig onderzoek. Enkel de relatie tussen techno-

onzekerheid en jobtevredenheid werd niet teruggevonden. De derde stap die het verband

tussen roloverbelasting en jobtevredenheid testte, was echter niet significant. Dat

roloverbelasting een mediator is in de relatie tussen technostress en jobtevredenheid werd

hier dus niet bevestigd.

Page 52: Information and communication technology @ work: de

45

Als gevolg hiervan werd een tweede onderzoeksvraag gevormd, die naging of

roloverbelasting een moderator is in de relaties tussen de subschalen van technostress en

jobtevredenheid. Uit dit moderatiemodel bleek de bijdrage van de controlevariabelen (vooral

geslacht) en een sterk effect van de subschaal techno-indringing bij het voorspellen van de

jobtevredenheid. Roloverbelasting bleek enkel moderator te zijn in de relatie tussen techno-

indringing en jobtevredenheid, deze relatie was echter niet in de verwachte richting.

Technostress is aanwezig in vele organisaties en door de nieuwe vormen van technologie zal

dit steeds toenemen. In de studie werd aangetoond dat er een belangrijk verband is met

jobtevredenheid en roloverbelasting. Organisaties doen er dus best aan de impact van

technostress, zowel voor de werknemer zelf als voor de organisatie, niet te onderschatten en

hier zo goed als mogelijk op in te spelen.

Page 53: Information and communication technology @ work: de

46

REFERENTIES

Baron, R., & Kenny, D. (1986). The Moderator-Mediator variable distinction in social

psychological research: conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of

Personality and Social Psychology , 51 (6), 1173-1182.

Biocca, F. (2000). New media technology and youth: trends in the evolution of new media.

Journal of Adolescent Health , 27, 22-29.

Bloom, A. (1985). An anxiety management approach to computer-phobia. Training and

Development Journal , 39 (1), 90-94.

Bradley, G. (2000). The information and communication society: how people will live and

work in the new millennium. Ergonomics , 43 (7), 844-857.

Brillhart, P. (2004). Technostress in the workplace: managing stress in the electronic

workplace. The Journal of American Academy of Business , 5, 302-307.

Brod, C. (1984). Technostress: The Human Cost of the Computer Revolution. Reading, MA:

Addison-Wesley.

Bruck, C., Allen, T., & Spector, P. (2002). The relation between work-family conflict and job

satisfaction: a finer-grained analysis. Journal of Vocational Behavior (60), 336 - 353.

Burke, M. (2009). The incidence of technological stress among baccalaureate nurse educators

using technology during course preparation and delivery. Nurse Education Today , 29,

57-64.

Carayon, P. (2007). Healthy and efficient work with computers and information and

communications technology - are there limits? Scandinavian Journal of Work

Environment & Health , 3, 10-16.

Chiva, R., & Alegre, J. (2009). Organizational learning capability and job satisfaction: an

emperical assessment in the ceramic tile industry. British Journal of Management ,

20, 323 - 340.

Chou, R., & Robert, S. (2008). Workplace support, role overload and job satisfaction of

direct care workers in assisted living. Journal of Health and Social Behavior , 49 (2),

208 - 222.

Page 54: Information and communication technology @ work: de

47

Claes, R., & van de Ven, B. (2008). Determinants of older and younger workers' job

satisfaction and organisational commitment in the contrasting labour markets of

Belgium and Sweden. Ageing & Society (28), 1093 - 1112.

Clark, K., & Kalin, S. (1996). Technostressed out? How to cope in the digital age. Library

Journal , 121 (13), 30-32.

Fisher, W., & Wesolkowski, S. (1999). Tempering Technostress. IEEE Technology and

Society Magazine , 12 (1), 28-33.

Graen, G. (1976). Role making processes within complex organizations. In M. Dunnette,

Handbook of Industrial and Organizational Psychology (pp. 1201-1246). Chicago:

Rand McNally.

Ho, W., Chang, C., Shih, Y., & Liang, R. (2009). Effects of job rotation and role stress

among nurses on job satisfaction and organizational commitment. BMC Health

Services Research , 9.

Hoffman, D., Novak, T., & Venkatesh, A. (2004). Has the internet become indispensable?

Communications of the ACM , 47 (7), 37-42.

Johansson, G., & Aronsson, G. (1984). Stress reactions in computerized administrative work.

Journal of Occupational Behaviour , 5 (3), 159-181.

Jones, E., Chonko, L., Rangarajan, D., & Roberts, J. (2007). The role of overload on job

attitudes, turnover intentions, and salesperson performance. Journal of Business

Research (60), 663 - 671.

Kahn, R., Wolfe, D., Quinn, R., Snoek, J., & Rosenthal, R. (1964). Organizational stress:

Studies in role conflict and ambiguity. New York: Wiley.

Korukonda, A. (2004). Personality, individual characteristics, and predisposition to

technophobia: some answers, questions, and points to ponder about. Information

Sciences , 170 (2-4), 309-328.

Kraut, R., Dumais, S., & Koch, S. (1989). Computerization, productivity, and quality of work

life. Communications of the ACM , 32 (2), 220-238.

Page 55: Information and communication technology @ work: de

48

Lourel, M., Ford, M., Gamassou, C., Guéguen, N., & Hartmann, A. (2009). Negative and

positive spillover between work and home: relationship to perceived stress and job

satisfaction. Journal of Managerial Psychology , 24 (5), 438 - 449.

McGrath, J. (1976). Stress and behavior in organizations. In M. Dunnette, Handbook of

Industrial and Organizational Psychology (pp. 1351-3195). Chicago: Rand McNally.

McMurtrey, M., Grover, V., Teng, J., & Lightner, N. (2002). Job Satisfaction of Information

Technology Workers: The Impact of Career Orientation and Task Automation in a

CASE Environment. Journal of Management Information Systems , 19 (2), 273-302.

Morris, M., & Venkatesh, V. (2000). Age differences in technology adoption decisions:

Implications for a changing work force. Personnel Psychology , 53 (2), 375-403.

Nelson, D. (1990). Individual adjustment to information-driven technologies: A critical

Review. MIS Quarterly , 14 (1), 79-98.

NIS. (sd). Statistics Belgium: ICT Enquête. Opgeroepen op 30 maart 2010, van Nationaal

Instituut voor de Statistiek: http://statbel.fgov.be/nl/binaries/p760y2007_nl%5B1%

5D_tcm325-33421.pdf

Nygaard, A., & Dahlstrom, R. (2002). Role stress and effectiveness in horizontal alliances.

Journal of Marketing , 66, 61-82.

Pearson, Q. (2008). Role overload, job satisfaction, leisure satisfaction, and psychological

health among employed women . Journal of Counseling & Development (86), 57 - 63.

Preacher, K., & Leonardelli, G. (sd). Calculation for the Sobel Test: An interactive

calculation tool for mediation tests. Opgeroepen op 11 februari 2010, van The

University of Kansas: http://www.people.ku.edu/~preacher/sobel/sobel.htm

Ragu-Nathan, T., Tarafdar, M., Ragu-Nathan, B., & Tu, Q. (2008). The consequences of

technostress for end users in organizations: Conceptual development and empirical

validation. Information Systems Research , 19 (4), 417-433.

Richardson, K. M. (2008). The effect of mobile communications technology on well-being: A

conservation of resources approach. Paper Presented at the 2008 Work, Stress and

Health Conference. Washington, DC.

Page 56: Information and communication technology @ work: de

49

Rizzo, J., House, R., & Lirtzman, S. (1970). Role conflict and ambiguity in complex

organizations. Administrative Science Quarterly , 15 (2), 150-163.

Rosen, L., & Weil, M. (1995). Adult and teenage use of consumer, business, and

entertainment technology: potholes on the information super highway? Journal of

Consumer Affairs , 29 (1), 55-84.

Rosen, L., Sears, D., & Weil, M. (1987). Session VII Computerphobia. Behavior Research

Methods, Instruments, & Computers , 19 (2), 167-179.

Rowden, W. (2002). The relation between workplace learning and job satisfaction in U.S.

small to midsize businesses. Human Resource Development Quarterly , 13 (4), 407 -

425.

Sandblad, B., Gulliksen, J., Aborg, C., Boivie, I., Persson, J., Goransson, B., et al. (2003).

Work environment and computer systems development. Behaviour & Information

Technology , 22 (6), 375 - 387.

Seilheimer, S. (2000). Information management during systems development: A model for

improvement in productivity. International Journal of Information Management , 20

(4), 287-295.

Sobel, M. (1982). Asymptotic confidence intervals for indirect effects in structural equation

models. In S. Leinhardt, Sociological Methodology (13 ed., pp. 290-312).

Washington, DC: American Sociological Association.

Stamper, C., & Johlke, M. (2003). The impact of perceived organizational support on the

relationship between boundary spanner role stress and work outcomes. Journal of

Management , 29 (4), 569-588.

Tarafdar, M., Tu, Q., Ragu-Nathan, B., & Ragu-Nathan, T. (2007). The impact of

technostress on role stress and productivity. Journal of Management Information

Systems , 24 (1), 301-328.

Thomée, S., Eklöf, M., Gustafsson, E., Nilsson, R., & Hagberg, M. (2007). Prevalence of

perceived stress, symptoms of depression and sleep disturbances in relation to

information and communiciation technology (ICT) use among young adults - an

explorative prospective study. Computers in Human Behavior , 23, 1300-1321.

Page 57: Information and communication technology @ work: de

50

Tu, Q., Wang, K., & Shu, Q. (2005). Computer-related technostress in China.

Communications of the ACM , 48 (4), 77-81.

Wang, K., Shu, Q., & Tu, Q. (2008). Technostress under different organizational

environments: an empirical investigation. Computers in Human Behavior , 24 (6),

3002-3013.

Wanous, J., & Lawler, E. (1972). Measurement and meaning of job satisfaction. Journal of

Applied Psychology , 56 (2), 95-105.

Wanous, J., Reichers, A., & Hudy, M. (1997). Overall job satisfaction: How good are single-

item measures? Journal of Applied Psychology , 82 (2), 247-252.

Weil, M., & Rosen, L. (1999). Don't let technology enslave you: Learn how technostress can

affect the work habits of your employees and yourself. Workforce , 2, 56-59.

Weil, M., & Rosen, L. (1997). Technostress: Coping with Technology @work @home

@play. New York: John Wiley.

Yaverbaum, G. J. (1988). Critical factors in the user environment: An experimental study of

users, organizations and tasks. MIS Quarterly , 12 (1), 75-88.

Yi, Y., Wu, Z., & Tung, L. (2005). How individual differences influence technology usage

behavior? Toward an integrated framework. Journal of Computer Information

Systems , 46 (2), 52-63.

Page 58: Information and communication technology @ work: de

51

APPENDIX

Bijlage 1. Begeleidende brief 52

Bijlage 2. Vragenlijsten 53

Bijlage 3. Codeboek 55

Page 59: Information and communication technology @ work: de

52

Bijlage 1. Begeleidende brief

Gent, (datum)

Geachte Heer,

Geachte Mevrouw,

In het kader van mijn thesis voor mijn studie Bedrijfspsychologie en Personeelsbeleid aan de

Universiteit Gent doe ik momenteel onderzoek naar ‘technostress’, dit is stress die ontstaat

door veelvuldig ICT gebruik. Om dit tot een goed eind te brengen, moet ik voldoende

gegevens kunnen inzamelen.

U kunt hieraan een bijdrage leveren door de vragenlijst in te vullen die u vindt via volgende

link (URL). Het invullen van deze vragenlijst neemt ongeveer vijf minuten in beslag. Er zijn

geen juiste of foute antwoorden. Ik zou het ten zeerste appreciëren indien u mij de ingevulde

vragenlijst via de link zou doorsturen voor (datum).

Uiteraard worden alle bekomen gegevens strikt vertrouwelijk verwerkt en wordt elke vorm

van anonimiteit gewaarborgd. Indien u geïnteresseerd bent in eventuele resultaten van dit

onderzoek kan u mij bereiken via onderstaand e-mailadres.

Bij deze wil ik u alvast danken voor uw medewerking aan dit onderzoek.

Hoogachtend,

Lies Durnez

[email protected]

Page 60: Information and communication technology @ work: de

53

Bijlage 2. Vragenlijsten

Technostress

Techno-overbelasting

1.1 Ik word gedwongen door deze technologie om veel sneller te werken.

1.2 Ik word gedwongen door deze technologie om meer werk te doen dan ik aankan.

1.3 Ik word gedwongen door deze technologie om volgens zeer strakke tijdschema’s te

werken.

1.4 Ik word gedwongen om mijn werkgewoonten aan te passen aan nieuwe

technologieën.

1.5 Ik ondervind een hogere werklast door de toegenomen complexiteit van technologie.

Techno-indringing

2.1 Ik spendeer minder tijd met mijn familie door deze technologie.

2.2.Ik moet zelfs tijdens de vakantie contact houden met mijn werk door deze

technologie.

2.3 Ik moet mijn vakantie en weekend opofferen om op de hoogte te blijven van nieuwe

technologieën.

2.4 Ik heb het gevoel dat mijn persoonlijk leven wordt geschonden door deze technologie.

Techno-complexiteit

3.1 Ik weet niet genoeg over deze technologie om mijn beroep naar genoegen uit te

voeren.

3.2 Ik heb veel tijd nodig om nieuwe technologieën te begrijpen en te gebruiken.

3.3 Ik heb niet voldoende tijd om mijn technologische vaardigheden te ontwikkelen en te

verbeteren.

3.4 Ik vind dat nieuw aangeworven werknemers van deze organisatie meer weten over

computertechnologie dan ik.

3.5 Ik vind het vaak te ingewikkeld om nieuwe technologieën te begrijpen en te

gebruiken.

Techno-werkonzekerheid

4.1 Ik voel een constante dreiging voor mijn werkzekerheid te wijten aan deze nieuwe

technologieën.

4.2 Ik moet mijn vaardigheden voortdurend aanpassen om te voorkomen dat ik vervangen

word.

4.3 Ik word bedreigd door medewerkers met nieuwere technologische vaardigheden.

4.4 Ik deel mijn kennis niet met mijn medewerkers uit angst om vervangen te worden.

4.5 Ik heb het gevoel dat er minder kennis wordt uitgewisseld onder medewerkers uit

angst om vervangen te worden.

Page 61: Information and communication technology @ work: de

54

Techno-onzekerheid

5.1 Er zijn voortdurend nieuwe ontwikkelingen in de technologieën die we in onze

organisatie gebruiken.

5.2 Er zijn voortdurend veranderingen in de computersoftware in onze organisatie.

5.3 Er zijn voortdurend veranderingen in de computer hardware in onze organisatie.

5.4 Er zijn regelmatige aanpassingen aan de computernetwerken in onze organisatie.

Roloverbelasting

6.1 Ik moet vaak meer werk doen dan ik aankan.

6.2 Ik word vaak geacht moeilijke taken uit te voeren.

6.3 Ik werk vaak langer dan de eigenlijke of officiële werkuren.

6.4 Ik ben vaak met vele problemen of opdrachten tegelijkertijd bezig.

6.5 Ik lijk nooit voldoende tijd te hebben om mijn eigenlijke werk te doen.

Page 62: Information and communication technology @ work: de

55

Vragenlijst Technostress: 1 = Helemaal niet akkoord, 5 = Helemaal akkoord, Missing value = 99

Nr.

Vraag

Naam Construct/variabele Afkorting Aantal

items

Inhoudelijke betekenis Kwantificering

1.1

1.2

1.3

1.4

1.5

Techno-overbelasting

- Sneller werken

- Meer werk

- Strakke tijdschema’s

- Werkgewoonten aanpassen

- Hogere werklast

TOV

TOV1

TOV2

TOV3

TOV4

TOV5

5

1

1

1

1

1

Min TOV = 5

Max TOV = 25

Hoge score TOV = meer

Techno-overbelasting

Compute TOV = (TOV1 +

TOV2 + TOV3 + TOV4 +

TOV5) / 5

2.1

2.2

2.3

2.4

Techno-indringing

- Minder tijd familie

- In vakantie contact houden werk

- Vakantie en weekend opofferen

- Persoonlijk leven geschonden

TIN

TIN1

TIN2

TIN3

TIN4

4

1

1

1

1

Min TIN = 4

Max TIN = 20

Hoge score TIN = meer

Techno-indringing

Compute TIN = (TIN1 + TIN2

+ TIN3 + TIN4) / 4

3.1

3.2

3.3

3.4

3.5

Techno-complexiteit

- Weet niet genoeg

- Veel tijd nodig

- Niet voldoende tijd

- Aangeworven werknemers

- Te ingewikkeld

TCO

TCO1

TCO2

TCO3

TCO4

TCO5

5

1

1

1

1

1

Min TCO = 5

Max TCO = 25

Hoge score TCO = meer

Techno-complexiteit

Compute TCO = (TCO1 +

TCO2 + TCO3 + TCO4 +

TCO5) / 5

Bijla

ge 3

. Cod

eboek

Page 63: Information and communication technology @ work: de

56

4.1

4.2

4.3

4.4

4.5

Techno-werkonzekerheid

- Constante dreiging

- Vaardigheden aanpassen

- Bedreigd door medewerkers

- Deel mijn kennis niet

- Minder kennis uitgewisseld

TWE

TWE1

TWE2

TWE3

TWE4

TWE5

5

1

1

1

1

1

Min TWE = 5

Max TWE = 25

Hoge score TWE = meer

Techno-werkonzekerheid

Compute TWE = (TWE1 +

TWE2 + TWE3 + TWE4 +

TWE5) / 5

5.1

5.2

5.3

5.4

Techno-onzekerheid

- Ontwikkelingen technologie

- Veranderingen computersoftware

- Veranderingen computerhardware

- Aanpassingen computernetwerken

TON

TON1

TON2

TON3

TON4

4

1

1

1

1

Min TON = 4

Max TON = 20

Hoge score TON = meer

Techno-onzekerheid

Compute TON = (TON1 +

TON2 + TON3 + TON4) / 4

Vragenlijst Roloverbelasting: 1 = Helemaal niet akkoord, 5 = Helemaal akkoord, Missing value = 99

Nr.

Vraag

Naam Construct/variabele Afkorting Aantal

items

Inhoudelijke betekenis Kwantificering

6.1

6.2

6.3

6.4

6.5

Roloverbelasting

- Meer werk doen dan ik aankan

- Moeilijke taken uitvoeren

- Langer dan officiële werkuren

- Vele problemen tegelijkertijd

- Nooit tijd eigenlijke werk

ROB

ROB1

ROB2

ROB3

ROB4

ROB5

5

1

1

1

1

1

Min ROB = 5

Max ROB = 25

Hoge score ROB = meer

Roloverbelasting

Compute ROB = (ROB1 +

ROB2 + ROB3 + ROB4 +

ROB5) / 5

Page 64: Information and communication technology @ work: de

57

Vragenlijst Jobtevredenheid: 1 = Helemaal niet tevreden, 7 = Helemaal tevreden, Missing value = 99

Nr.

Vraag

Naam Construct/variabele Afkorting Aantal

items

Inhoudelijke betekenis Kwantificering

7.1 - Jobtevredenheid JOTE

1

Min JOTE = 1

Max JOTE = 7

Hoge score JOTE = meer

Jobtevredenheid

Compute JOTE = JOTE

Controlevariabelen: Leeftijd, geslacht, opleiding, vertrouwdheid met de computer en huidig beroep. Missing value = 99

Nr.

Vraag

Naam Construct/variabele Afkorting Aantal

items

Inhoudelijke betekenis Kwantificering

8.1 - Leeftijd LFTD 1 Hoge score LFTD = hoe ouder Compute LFTD = LFTD

8.2 - Geslacht GESL 1 0 = Man; 1 = Vrouw Compute GESL = GESL

8.3 - Hoogst behaalde diploma DIPL 1 Zie (a) Compute DIPL = DIPL

8.4 - Vertrouwdheid met computer VERT 1 Zie (b) Min VERT = 1

Max VERT = 10

Hoge score VERT = meer

vertrouwd met computers

Compute VERT = VERT

8.5 - Hiërarchisch niveau HNIV 1 Zie (c) Compute HNIV = HNIV

8.6 - Beroepsanciënniteit ABER 1 Zie (d) Compute ABER = ABER

8.7. - Bedrijfsanciënniteit ABED 1 Zie (e) Compute ABER = ABER

Page 65: Information and communication technology @ work: de

58

(a) DIPL: 1 = secundair diploma, 2 = hogeschool korte type, 3 = hogeschool lange type, 4 = universiteit

(b) VERT: 1 = Helemaal niet vertrouwd, 10 = Helemaal vertrouwd

(c) HNIV: 1 = Leidinggevende aan Leidinggevenden, 2 = Leidinggevende aan Uitvoerders, 3 = Uitvoerder, 4= Specialist

(d) ABER: 1 = Minder dan 1 jaar, 2 = Tussen 1 – 10 jaar, 3 = Tussen 11 – 20 jaar, 4 = Tussen 21 – 30 jaar, 5 = Tussen 31 – 40 jaar

(e) ABED: 1 = Minder dan 1 jaar, 2 = Tussen 1 – 10 jaar, 3 = Tussen 11 – 20 jaar, 4 = Tussen 21 – 30 jaar, 5 = Tussen 31 – 40 jaar