ROYAUME DE BELGIQUE

AI.CI.PA.1

ROYAUME DE BELGIQUE

KONINKRIJK BELGIE

SERVICE PUBLIC FEDERAL

SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA

CHAINE ALIMENTAIRE ET

ENVIRONNEMENT

FEDERALE OVERHEIDSDIENST

VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN

DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

AGENCE FEDERALE POUR LA

SECURITE DE LA CHAINE

ALIMENTAIRE

10 AOUT 2005 - Arrêté royal relatif à la lutte

contre les organismes nuisibles aux végétaux

et aux produits végétaux

ALBERT II, Roi des Belges,

A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 2 avril 1971 relative à la lutte

contre les organismes nuisibles aux végétaux et

aux produits végétaux, notamment l'article 2, §

1er, modifié par la loi du 5 février 1999 et par

l'arrêté royal du 22 février 2001, et § 2, modifié

par la loi du 27 décembre 2004;

Vu la loi du 4 février 2000 relative à la création

de l'Agence fédérale pour la Sécurité de la

Chaîne alimentaire, notamment les articles 4 et

5;

Vu l’arrêté royal du 22 février 2001 organisant

les contrôles effectués par l’Agence fédérale

pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire et

modifiant diverses dispositions légales;

Vu l’arrêté royal du 3 mai 1994 relatif à la lutte

contre les organismes nuisibles aux végétaux et

aux produits végétaux ;

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE

VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

10 AUGUSTUS 2005 - Koninklijk besluit

betreffende de bestrijding van voor planten

en plantaardige producten schadelijke

organismen

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,

Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 april 1971 betreffende de

bestrijding van voor planten en plantaardige

producten schadelijke organismen, inzonderheid

op artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wet van 5

februari 1999 en bij het koninklijk besluit van

22 februari 2001, en § 2, gewijzigd bij de wet

van 27 december 2004;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende

oprichting van het Federaal Agentschap voor de

Veiligheid van de Voedselketen, inzonderheid

op de artikelen 4 en 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari

2001 houdende organisatie van de controles die

worden verricht door het Federaal Agentschap

voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot

wijziging van diverse wettelijke bepalingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1994

betreffende de bestrijding van voor planten en

plantaardige producten schadelijke organismen;

AI.CI.PA.2

Considérant la Directive 92/90/CEE, de la

Commission du 3 novembre 1992 établissant

certaines obligations auxquelles sont soumis les

producteurs et importateurs de végétaux,

produits végétaux ou autres objets ainsi que les

modalités de leur immatriculation ;

Considérant la Directive 92/105/CEE de la

Commission du 3 décembre 1992 établissant

une certaine normalisation des passeports

phytosanitaires à utiliser pour les mouvements

de certains végétaux, produits végétaux ou

autres objets à l'intérieur de la Communauté et

fixant les modalités relatives à la délivrance de

tels passeports phytosanitaires, ainsi que les

conditions et modalités de leur remplacement ;


Commission du 24 juin 1993 déterminant

certains végétaux non énumérés à l'annexe V

partie A de la directive 77/93/CEE du Conseil,

dont les producteurs, les magasins ou les centres

d'expédition, situés dans les zones de production

de ces végétaux doivent être inscrits sur un

registre officiel ;


Commission du 24 juin 1993 établissant des

règles pour la circulation de certains végétaux,

produits végétaux ou autres objets traversant

une zone protégée et pour la circulation de tels

végétaux, produits végétaux ou autres objets

originaires de et circulant à l'intérieur d'une telle

zone protégée ;

Considérant la Directive 2000/29/CE du Conseil

du 8 mai 2000 concernant les mesures de

protection contre l'introduction dans la

Communauté d'organismes nuisibles aux

végétaux ou aux produits végétaux et contre leur

propagation à l'intérieur de la Communauté ;

Vu l’avis du Comité scientifique de l’Agence

fédérale pour la Sécurité de la Chaîne

alimentaire du 21 avril 2005 ;

Vu la concertation entre les gouvernements

régionaux et le gouvernement fédéral du 28 juin

2005 ;

Vu l’avis n° 38.398/3 du Conseil d’Etat, donné

le 31 mai 2005, en application de l'article 84, §

Overwegende Richtlijn 92/90/EEG van de

Commissie van 3 november 1992 tot

vaststelling van de verplichtingen van

producenten en importeurs van planten,

plantaardige producten en andere materialen en

van nadere bepalingen inzake registratie;


Commissie van 3 december 1992 tot een zekere

mate van standaardisering van

plantenpaspoorten voor het verkeer van

bepaalde planten, plantaardige producten en

andere materialen in de Gemeenschap, en tot

vaststelling van nadere regels voor de afgifte

van deze paspoorten en van de voorwaarden en

nadere regels voor de vervanging ervan;


Commissie van 24 juni 1993 tot nadere

omschrijving van bepaalde niet in bijlage V,

deel A bij Richtlijn 77/93/EEG van de Raad

vermelde planten waarvan de producenten of de

in het productiegebied van die planten gelegen

opslagplaatsen of verzendingscentra, in een

officieel register moeten worden opgenomen;


Commissie van 24 juni 1993 tot vaststelling van

voorschriften voor het verkeer van bepaalde

planten, plantaardige producten of andere

materialen via een beschermd gebied en voor

het verkeer, binnen een beschermd gebied, van

dergelijke planten, plantaardige producten of

andere materialen van oorsprong uit dat gebied;

Overwegende Richtlijn 2000/29/EG van de

Raad van 8 mei 2000 betreffende de

beschermende maatregelen tegen het

binnenbrengen en de verspreiding in de

Gemeenschap van voor planten en voor

plantaardige producten schadelijke organismen;

Gelet op het advies van het Wetenschappelijk

comité van het Federaal Agentschap voor de

Veiligheid van de Voedselketen van 21 april

2005;

Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen

en de federale overheid van 28 juni 2005;

Gelet op het advies nr. 38.398/3 van de Raad

van State, gegeven op 31 mei 2005, met

AI.CI.PA.3

1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le

Conseil d'Etat;

Sur la proposition de Notre Ministre des

Affaires sociales et de la Santé publique et de

Notre Ministre des Finances,

NOUS AVONS ARRETE ET ARRETONS:

CHAPITRE Ier. Définitions

Article 1er. Au sens du présent arrêté, on

entend par :

1° “le Ministre”: le Ministre qui a la Santé

publique dans ses attributions;

2° “l'Agence” : l’Agence fédérale pour la

Sécurité de la Chaîne alimentaire ;

3° “la Commission”: la Commission des

Communautés européennes;

4° “le Conseil”: le Conseil de l'Union

européenne;

5° “Communauté”: le territoire des Etats

membres, à l'exclusion de Ceuta et Mélilla;

6° “Etat membre”: un Etat appartenant aux

Communautés européennes;

7° “pays tiers”: pays ou territoires autres que

ceux faisant partie de la Communauté;

8° “végétaux”: les plantes vivantes et les parties

vivantes de plantes spécifiées, y compris les

semences.

Les “parties vivantes de plantes” comprennent :

- les fruits au sens botanique du terme

n'ayant pas fait l'objet d'une surgélation,

- les légumes n'ayant pas fait l'objet d'une

surgélation,

- les tubercules, bulbes, rhizomes,

- les fleurs coupées,

- les branches avec feuillage

toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van

de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van

Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Onze

Minister van Financiën,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN

WIJ :

HOOFDSTUK I. Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

1° “de Minister”: de Minister die de

Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;

2° “het Agentschap”: het Federaal Agentschap

voor de Veiligheid van de Voedselketen;

3° “de Commissie”: de Commissie van de

Europese Gemeenschappen;

4° “de Raad”: de Raad van de Europese Unie;

5° “Gemeenschap”: het grondgebied van de

lidstaten, met uitzondering van Ceuta en

Melilla;

6° “lidstaat”: een tot de Europese

Gemeenschappen behorende Staat;

7° “derde landen”: landen of grondgebieden

andere dan deze die deel uitmaken van de

Gemeenschap;

8° “planten”: levende planten en nader

omschreven levende delen van planten, met

inbegrip van zaden.

Onder “levende delen van planten” worden

onder meer verstaan :

- vruchten in botanische zin die niet door

middel van diepvriezen worden

bewaard,

- groenten die niet door middel van

diepvriezen worden bewaard,

- wortelknollen, knollen, stengelknollen,

bollen, wortelstokken,

- snijbloemen,

AI.CI.PA.4

- les arbres coupés avec feuillage,

- feuilles, feuillage,

- les cultures de tissus végétaux,

- pollen vivant,

- greffons, baguettes greffons, scions.

Par “semences”, on entend les semences au sens

botanique du terme, autres que celles qui ne sont

pas destinées à être plantées ;

9° “produits végétaux”: les produits d'origine

végétale non transformés ou ayant fait l'objet

d'une préparation simple, pour autant qu'il ne

s'agisse pas de végétaux ;

10° “autres objets”: supports de cultures,

moyens de transport, machines agricoles et

emballages susceptibles d'être contaminés par

des organismes nuisibles;

11° “plantation”: toute opération de placement

de végétaux en vue d'assurer leur croissance ou

leur multiplication ultérieures;

12° “végétaux destinés à la plantation”:

- les végétaux déjà plantés et destinés à le

rester ou à être replantés après leur

introduction, ou

- les végétaux non encore plantés au

moment de leur introduction mais

destinés à être plantés après celle-ci ;

13° “produits”: les végétaux, produits végétaux

et autres objets dans la mesure où ils peuvent

présenter un risque au point de vue

phytosanitaire ;

14° “organismes nuisibles”: toute espèce,

souche ou biotype de végétal, d'animal ou

d'agent pathogène nuisible pour les végétaux ou

produits végétaux;

15° “zone protégée”: une zone située dans la

Communauté reconnue conformément l'arrêté

ministériel du 2 mai 2005 reconnaissant des

zones protégées, exposées à des dangers

phytosanitaires particuliers, dans la

Communauté:

- dans laquelle un ou plusieurs des

organismes nuisibles visés par le présent

arrêté, établis dans une ou plusieurs

- takken met loof,

- gevelde bomen die nog van loof zijn

voorzien,

- bladeren, loof,

- plantenweefselculturen,

- levende pollen,

- enten, stekken, knoppen.

Onder “zaden” worden zaden in botanische zin

verstaan, met uitzondering van zaden voor

andere dan plantdoeleinden;

9° “plantaardige producten”: voortbrengselen

van plantaardige oorsprong die niet verwerkt

zijn of die een eenvoudige bewerking hebben

ondergaan, voor zover het geen planten betreft;

10° “andere materialen”: groeimedia,

vervoermiddelen, landbouwmachines en

verpakkingen die kunnen besmet worden door

schadelijke organismen;

11° “opplant”: iedere handeling betreffende het

plaatsen van planten ten einde hun verdere groei

of vermeerdering te bewerkstelligen;

12° “voor opplant bestemde planten”:

- planten die reeds zijn geplant en die

bestemd zijn om geplant te blijven of

opnieuw te worden geplant nadat zij zijn

binnengebracht, of

- planten die nog niet zijn geplant op het

ogenblik van binnenbrengen, maar die

bestemd zijn om daarna te worden

geplant ;

13° “producten”: planten, plantaardige

producten en andere materialen in de mate dat

zij een risico vormen op plantenziektekundig

vlak;

14° “schadelijke organismen”: alle soorten,

stammen en biotypen van planten, dieren of

ziekteverwekkers die schadelijk zijn voor

planten of plantaardige producten;

15° “beschermd gebied”: een gebied gelegen in

de Gemeenschap en erkend overeenkomstig de

bepalingen van het ministerieel besluit van 2

mei 2005 tot erkenning van beschermde

gebieden in de Gemeenschap waar bijzondere

plantenziekterisico's bestaan, waarin:

- één of meer van de in dit besluit

vermelde schadelijke organismen die in

een of meer delen van de Gemeenschap

AI.CI.PA.5

parties de la Communauté, ne sont pas

endémiques ni établis, bien que les

conditions y soient favorables à leur

établissement,

- où il existe un danger d'établissement de

certains organismes nuisibles en raison

des conditions écologiques favorables

pour ce qui concerne des cultures

particulières, bien que lesdits

organismes ne soient pas endémiques ni

établis dans la Communauté.

Un organisme nuisible est réputé établi dans une

région si son existence y est reconnue et si

aucune mesure officielle n'a été prise en vue de

son éradication ou si de telles mesures se sont

révélées inefficaces durant une période d'au

moins deux années consécutives ;

16° “certificat phytosanitaire”: un certificat

délivré conformément aux dispositions de la

Convention internationale pour la protection des

végétaux (CIPV) ;

17° “certificat phytosanitaire de réexportation”:

un certificat délivré conformément aux

dispositions de la Convention internationale

pour la protection des végétaux (CIPV) ;

18° “passeport phytosanitaire”: une étiquette

officielle reprenant les indications listées à

l'annexe VIII et attestant que les dispositions du

présent arrêté en matière de normes

phytosanitaires et d'exigences particulières ont

été respectées et qui, à cet effet, est :

- normalisée au niveau communautaire

pour différents types de végétaux et

- établie par les agents de l'Agence ou par

l'organisme officiel responsable d'un

Etat membre, et délivrée conformément

aux dispositions d'application relatives

aux particularités de la procédure de

délivrance des passeports

phytosanitaires ;

19° “constatation ou mesure officielle”:

constatation faite ou mesure prise:

worden aangetroffen, niet endemisch

zijn noch voorkomen, hoewel de

omstandigheden daar voor de

ontwikkeling daarvan gunstig zijn, of

- het gevaar bestaat dat bepaalde

schadelijke organismen als gevolg van

de ecologische omstandigheden gunstig

voor specifieke teelten, worden

aangetroffen, hoewel deze organismen

niet endemisch zijn, noch in de

Gemeenschap voorkomen.

Een schadelijk organisme wordt beschouwd als

voorkomend in een streek indien zijn

aanwezigheid daar is erkend en indien geen

officiële maatregelen zijn genomen ter

uitroeiing van dit schadelijk organisme of indien

dergelijke maatregelen ondoeltreffend gebleken

zijn gedurende een periode van tenminste twee

opeenvolgende jaren;

16° “fytosanitair certificaat”: een certificaat

afgegeven overeenkomstig de bepalingen van

het Internationaal Verdrag voor de bescherming

van planten (IPPC);

17° “fytosanitair certificaat voor wederuitvoer”:

een certificaat afgegeven overeenkomstig de

bepalingen van het Internationaal Verdrag voor

de bescherming van planten (IPPC);

18° “plantenpaspoort”: een officieel label dat de

gegevens vermeld in bijlage VIII weergeeft en

dat bewijst dat aan de fytosanitaire normen en

de bijzondere eisen die bij dit besluit zijn

vastgesteld, is voldaan en daartoe :

- op communautair niveau voor

verschillende soorten planten is

gestandaardiseerd, en

- is opgesteld door de beambten van het

Agentschap of door de

verantwoordelijke officiële instantie van

een lidstaat en afgegeven

overeenkomstig de

toepassingsbepalingen betreffende de

bijzonderheden van de procedure voor

de afgifte van plantenpaspoorten;

19° “officiële constatering of maatregel”:

een gedane constatering of een maatregel die is

genomen:

AI.CI.PA.6

- par des représentants de l'organisation

nationale de protection des végétaux

officielle d'un pays tiers ou, sous leur

responsabilité, par d'autres

fonctionnaires techniquement qualifiés

et dûment autorisés par cette

organisation nationale de protection des

végétaux officielle, dans le cas de

constatations ou de mesures liées à la

délivrance des certificats phytosanitaires

et des certificats phytosanitaires de

réexportation ou de leur équivalent

électronique,

- soit par de tels représentants ou

fonctionnaires ou par des agents

qualifiés employés par un des

organismes officiels responsables d'un

Etat membre;

20° “le responsable”: le propriétaire, le

locataire, l'occupant, personne de droit public ou

de droit privé, qui, en quelque qualité que ce

soit, exerce un droit portant sur des terres de

culture, des terrains vagues, des bois ou forêts,

ou tout autre terrain en ce compris les terrains

industriels, bâtiments, entrepôts, moyens de

transport et tout autre objet qui peut être porteur

d'organismes nuisibles ;

21° “producteur”: personne physique ou morale

produisant des végétaux ou des produits

végétaux;

22° “importation”: l'introduction physique dans

la Communauté de végétaux, produits végétaux

ou autre objets originaires de pays tiers;

23° “exportation”: l'expédition de végétaux,

produits végétaux ou autres objets vers un pays

tiers;

24° “circulation”: le déplacement physique de

végétaux, produits végétaux ou autres objets à

l'intérieur de la Communauté;

25° “zone de protection”: zone définie par le

Ministre en vue de prévenir la dissémination

d'un organisme nuisible;

- of door vertegenwoordigers van de

officiële nationale organisatie ter

bescherming van planten van een derde

land of door onder hun

verantwoordelijkheid handelende,

technisch gekwalificeerde en door die

officiële nationale organisatie ter

bescherming van planten naar behoren

gemachtigde andere ambtenaren, in geval

van constateringen of maatregelen die

verband houden met de afgifte van

fytosanitaire certificaten en fytosanitaire

certificaten voor wederuitvoer, of het

elektronische equivalent daarvan,

- of door dergelijke vertegenwoordigers of

ambtenaren, of door gekwalificeerde

beambten in dienst van één van de

verantwoordelijke officiële instanties

van een lidstaat;

20° “de verantwoordelijke”: de eigenaar, de

huurder, de gebruiker, publiek of

privaatrechtelijke persoon, die, in welke

hoedanigheid ook, een recht uitoefent op

cultuurgronden, braakliggende gronden, bossen

of wouden, of elk ander terrein daarin begrepen

de gronden van nijverheidsinstellingen,

gebouwen, opslagplaatsen, vervoermiddelen en

elk ander voorwerp dat kan drager zijn van

schadelijke organismen ;

21° “producent”: fysieke of rechtspersoon die

planten of plantaardige producten produceert;

22° “invoer”: het fysisch binnenbrengen in de

Gemeenschap van planten, plantaardige

producten of andere materialen van

oorsprong van een derde land;

23° “uitvoer”: de verzending van planten,

plantaardige producten of andere materialen

naar een derde land;

24° “verkeer”: de fysische verplaatsing van


materialen in de Gemeenschap;

25° “beschermingszone”: een gebied

gedefinieerd door de Minister ter voorkoming

van de verspreiding van een schadelijk

organisme;

AI.CI.PA.7

26° “bois”: sauf dispositions contraires et

explicites, les dispositions du présent arrêté ne

visent le bois que dans la mesure où il garde

totalement ou partiellement sa surface ronde

naturelle, avec ou sans écorce, ou dans la

mesure où il se présente sous forme de

plaquettes, de particules, de sciures, de déchets

ou de débris de bois.

Sans préjudice des dispositions concernant

l'annexe V, le bois, qu'il satisfasse ou non aux

conditions visées au premier alinéa, est

également visé, lorsqu'il sert au coffrage ou au

compartimentage ou à la confection de palettes

ou d'emballages effectivement utilisés dans le

transport d'objets de toute nature, pour autant

qu'il présente un risque du point de vue

phytosanitaire;

27° “point d'entrée”: l'endroit où des végétaux,

produits végétaux ou autres objets sont

introduits pour la première fois sur le territoire

douanier de la Communauté, à savoir l'aéroport

dans le cas du transport aérien, le port dans le

cas du transport maritime ou fluvial, la gare

dans le cas du transport ferroviaire et, pour tous

les autres types de transport, l'emplacement du

bureau de douane responsable de la zone où la

frontière terrestre de la Communauté est

franchie;

28° “organisme officiel du point d'entrée”: dans

un État membre, l'organisme officiel dont relève

le point d'entrée;

29° “organisme officiel du point de

destination”: dans un État membre, l'organisme

officiel dont relève la zone où est situé le bureau

de douane de destination;

30° “bureau de douane du point d'entrée”: le

bureau du point d'entrée tel que défini au 27°;

31° “bureau de douane de destination”: le

bureau de destination au sens de l'article 340 ter,

paragraphe 3, du Règlement (CEE) no 2454/93

de la Commission du 2 juillet 1993 fixant

certaines dispositions d'application du règlement

(CEE) n° 2913/92 du Conseil établissant le code

des douanes communautaire;

32° “lot”: un ensemble d'unités d'une même

26° “hout”: de bepalingen van dit besluit

gelden, behoudens uitdrukkelijk andersluidende

bepalingen, voor hout alleen voor zover dit

geheel of gedeeltelijk zijn natuurlijke ronde

oppervlak, met of zonder schors, heeft

behouden, dan wel de vorm heeft van plakjes,

spanen, kleine stukjes, zaagsel, resten en afval

van hout.

Onverminderd de bepalingen betreffende bijlage

V, gelden bovengenoemde bepalingen ook voor

hout, ongeacht of dit al dan niet aan de

bovenvermelde voorwaarden voldoet, in de

vorm van stuwmateriaal, tussenschotten,

laadborden of verpakkingsmateriaal dat/die

wordt/worden gebruikt bij het vervoer van

materialen van allerlei aard, voor zover het hout

vanuit plantenziektekundig oogpunt een gevaar

inhoudt;

27° “plaats van binnenkomst”: de plaats waar


materialen voor het eerst in het douanegebied

van de Gemeenschap worden binnengebracht:

de luchthaven in het geval van luchtvervoer, de

haven in het geval van zee- of

binnenvaartvervoer, het station in het geval van

railvervoer en in alle andere gevallen de plaats

waar het douanekantoor is gevestigd dat

verantwoordelijk is voor het gebied waar de op

land gelegen buitengrens van de Gemeenschap

is overschreden;

28° “officiële instantie van de plaats van

binnenkomst”: de officiële instantie in een

lidstaat die verantwoordelijk is voor de plaats

van binnenkomst;

29° “officiële instantie van bestemming”: de

officiële instantie in een lidstaat die

verantwoordelijk is voor het gebied waar het

douanekantoor van bestemming is gevestigd;

30° “douanekantoor van de plaats van

binnenkomst”: het kantoor van de plaats van

binnenkomst als omschreven in 27°;

31° “douanekantoor van bestemming”: het

kantoor van bestemming in de zin van artikel

340 ter, punt 3, van Verordening (EEG) nr.

2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993

houdende vaststelling van enkele bepalingen ter

uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92

van de Raad tot vaststelling van het

communautair douanewetboek;

32° “partij”: een aantal van een zending deel

AI.CI.PA.8

marchandise, identifiable en raison de

l'homogénéité de sa composition et de son

origine, inclus dans un envoi donné;

33° “envoi”: une quantité de marchandises

couvertes par un document unique requis pour

les formalités douanières ou pour d'autres

formalités, tel qu'un certificat phytosanitaire, ou

tout autre document ou marque alternatifs; un

envoi peut être composé d'un ou de plusieurs

lots;

34° “destination douanière”: les destinations

douanières de marchandises visées à l'article 4,

point 15), du règlement (CEE) no 2913/92 du

Conseil du 12 octobre 1992 établissant le code

des douanes communautaire;

35° “transit”: la circulation de marchandises

soumises à une surveillance douanière d'un

point à un autre du territoire douanier de la

Communauté, telle que visée à l'article 91 du

règlement (CEE) no 2913/92.

36° “unité de production”: l’ensemble des

infrastructures de stockage ainsi que des terres

en connexité fonctionnelle, situé dans la

commune où l'activité est identifiée par une

adresse, ainsi que dans les communes

limitrophes; [13]

37° “année d’utilisation”: année civile suivant

celle au cours de laquelle les tubercules de

Solanum tuberosum L. non certifiés, destinés à

la plantation ont été récoltés. [13]

Art. 2. Sont considérés comme organismes

nuisibles :

1° les organismes mentionnés aux annexes I ou

II, ou à l'annexe IV en ce qui concerne les

exigences particulières ;

2° les organismes pour lesquels le Ministre a

fixé des mesures particulières de lutte ;

3° les organismes pour lesquels la Commission

a fixé des mesures d'urgence en matière

phytosanitaire; [14]

4° les organismes pour lesquels, sur la base

d’une analyse de risque acceptée par l’Agence

ou par le Service publique fédéral Santé

publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et

Environnement et exécutée conformément aux

normes phytosanitaires internationales NIMP 2

(FAO, 1995), NIMP 11 (FAO, 2004) et NIMP

uitmakende eenheden van een product,

herkenbaar aan de homogene samenstelling en

oorsprong;

33° “zending”: een hoeveelheid goederen die

vergezeld gaat van één document ten behoeve

van douane- of andere formaliteiten, zoals een

fytosanitair certificaat of een ander document of

merkteken; een zending kan uit één of meer

partijen bestaan;

34° “douanebestemming”: de in artikel 4, punt

15, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de

Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van

het communautair douanewetboek genoemde

douanebestemmingen;

35° “douanevervoer”: het in artikel 91 van

Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde

vervoer van goederen waarop douanetoezicht

wordt gehouden van een plaats in het

douanegebied van de Gemeenschap naar een

andere plaats in het douanegebied van de

Gemeenschap.

36° “productie-eenheid”: het functioneel

samenhangend geheel van opslaginfrastructuur

en gronden gelegen in de gemeente waar de

activiteit door middel van een adres

geïdentificeerd is, alsook in de aangrenzende

gemeenten; [13]

37° “jaar van gebruik”: kalenderjaar dat volgt

op dat waarin de voor opplant bestemde niet-

gecertificeerde knollen van Solanum tuberosum

L. werden geoogst. [13]

Art. 2. Worden aanzien als schadelijke

organismen:

1° de organismen vermeld in bijlage I of II, of in

bijlage IV voor wat betreft de bijzondere

voorwaarden;

2° de organismen voor dewelke de Minister

bijzondere bestrijdingsmaatregelen heeft

vastgesteld;

3° de organismen waarvoor de Commissie

fytosanitaire noodmaatregelen heeft vastgesteld;

[14] 4° de organismen waarvan, op basis van een

door het Agentschap of door de Federale

Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid

van de Voedselketen en Leefmilieu aanvaarde

en overeenkomstig de internationale

AI.CI.PA.9

21 (FAO, 2004), il apparaît qu’ils peuvent

présenter un danger imminent pour la santé des

végétaux ou des produits végétaux. [14]

Art. 2/1. Le présent arrêté transpose la Directive

2000/29/CE du Conseil du 8 mai 2000

concernant les mesures de protection contre

l’introduction dans la Communauté

d’organismes nuisibles aux végétaux ou aux

produits végétaux et contre leur propagation à

l’intérieur de la Communauté. [21]

Art. 3. Le Service public fédéral Santé

publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et

Environnement est désigné comme autorité

unique et centrale responsable au sens de

l'article 1er, point 4, de la Directive 2000/29/CE.

CHAPITRE II. Mesures générales de lutte

contre

les organismes nuisibles aux végétaux

et aux produits végétaux

Art. 4. La détention d'organismes nuisibles et de

leurs cultures est interdite. Toute personne

constatant la présence d’un organisme nuisible

ou ayant des raisons de soupçonner cette

présence doit le déclarer à l’Agence par écrit

dans les dix jours calendaires et à la demande de

l’Agence fournir toutes les informations dont

elle dispose à ce sujet. [21]

Art. 5. Le responsable est tenu de procéder à la

lutte contre les organismes nuisibles dès qu'il en

constate la présence ou que celle-ci lui est

signalée par un agent de l'autorité.

Si le responsable n'engage pas la lutte ou s'il ne

met en oeuvre à cette fin que des moyens

insuffisants ou inefficaces, l'Agence fait

procéder à la destruction d'office aux frais du

responsable.

A cette fin, l'Agence sollicite l'intervention du

bourgmestre de la commune.

Sauf dérogation à accorder par le Ministre, les

frais exposés sont à charge du responsable et

fytosanitaire normen ISPM 2 (FAO, 1995),

ISPM 11 (FAO, 2004) en ISPM 21 (FAO, 2004)

aanvaarde risico-analyse, blijkt dat zij een acuut

gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid

van planten of plantaardige producten. [14]

Art. 2/1. Dit besluit voorziet in de omzetting

van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8

mei 2000 betreffende de beschermende

maatregelen tegen het binnenbrengen en de

verspreiding in de Gemeenschap van voor

planten en voor plantaardige producten

schadelijke organismen. [21]

Art. 3. De Federale Overheidsdienst

Volksgezondheid, Veiligheid van de

Voedselketen en Leefmilieu is aangeduid als

enige en centrale verantwoordelijke instantie in

de zin van artikel 1, punt 4, van Richtlijn

2000/29/EG.

HOOFDSTUK II. Algemene maatregelen ter

bestrijding van voor planten en plantaardige

producten schadelijke organismen

Art. 4. Het houden van schadelijke organismen

en van hun culturen is verboden. Eenieder die

weet heeft van de aanwezigheid van een

schadelijk organisme of die reden heeft zulke

aanwezigheid te vermoeden, moet dit binnen de

tien kalenderdagen schriftelijk melden aan het

Agentschap en op verzoek van het Agentschap

alle in zijn bezit zijnde informatie hierover

verstrekken. [21]

Art. 5. De verantwoordelijke is verplicht over te

gaan tot de bestrijding van schadelijke

organismen, zodra hij hun aanwezigheid

vaststelt of deze hem door een overheidspersoon

is gemeld.

Indien de verantwoordelijke niet tot de

bestrijding overgaat of daartoe onvoldoende of

ondoelmatige maatregelen neemt, laat het

Agentschap overgaan tot de ambtshalve

bestrijding op kosten van de verantwoordelijke.

Het Agentschap verzoekt hiertoe de

tussenkomst van de burgemeester van de

gemeente.

Behoudens door de Minister te verlenen

ontheffing, worden de gedane kosten door het

AI.CI.PA.10

recouvrés par l'administration communale.

Art. 6. Lorsqu'il y a danger de contamination et

en vue de donner les garanties nécessaires sur le

plan phytosanitaire, le Ministre peut interdire ou

réglementer le transport de végétaux, produits

végétaux et terres mis en circulation provenant

de terrains ou zones contaminés. Le Ministre

peut interdire la culture de certains végétaux.

En outre, il peut prescrire toute mesure

concernant la mise en circulation, la mise sur le

marché, la culture, la récolte, l'arrachage,

l'entreposage ou la destruction, requise pour

l'éradication des organismes nuisibles. Il peut

étendre ces mesures à une zone de protection.

[14]

CHAPITRE III. Mesures relatives à la

circulation et à l'importation

des végétaux, des produits végétaux

et autres objets

Section Ière: Dispositions générales

Art. 7. §1er. L'introduction et la dissémination

sur le territoire de la Belgique des organismes

nuisibles énumérés à l'annexe I, partie A, et des

organismes nuisibles visés à l'article 2, 3° et

4°,est interdite. [14]

§ 2. L'introduction et la dissémination sur le

territoire de la Belgique des végétaux et produits

végétaux énumérés à l'annexe II, partie A, est

interdite s'ils sont contaminés par les

organismes nuisibles les concernant figurant

dans cette partie d'annexe.

§ 3. Les dispositions visées aux §§ 1er et 2

s'appliquent également à la propagation des

organismes nuisibles en cause par des moyens

liés à la circulation de végétaux, produits

végétaux ou autres objets sur le territoire de la

Belgique.

§ 4. L'introduction et la propagation des

organismes nuisibles énumérés à l'annexe I,

partie B, à l'intérieur des zones protégées

concernées est interdite.

§ 5. L'introduction et la propagation à l'intérieur

des zones protégées concernées des végétaux et

gemeentebestuur van de verantwoordelijke

teruggevorderd.

Art. 6. De Minister kan bij besmettingsgevaar

en met het oog op het geven van de nodige

garanties op fytosanitair vlak, het vervoer

verbieden of reglementeren van planten,

plantaardige producten en aarde die in het

verkeer worden gebracht, voortkomende van

besmette terreinen of gebieden. De Minister kan

het telen van bepaalde planten verbieden.

Bovendien kan hij elke maatregel voorschrijven

inzake het in het verkeer brengen, het in de

handel brengen, de teelt, de oogst, de

verwijdering, de opslag of de vernietiging die

voor de uitroeiing van de schadelijke

organismen nodig is. Hij kan die maatregelen tot

een beschermingszone uitbreiden. [14]

HOOFDSTUK III. Algemene maatregelen

met betrekking tot

het in het verkeer brengen en de invoer van

planten,

plantaardige producten en andere materialen

Afdeling I: Algemene bepalingen

Art. 7. § 1. Het binnenbrengen en de

verspreiding op het grondgebied van België van

de in bijlage I, deel A, genoemde schadelijke

organismen en van de schadelijke organismen

bedoeld in artikel 2, 3° en 4°,is verboden. [14]

§ 2. Het binnenbrengen en de verspreiding op

het grondgebied van België van de in bijlage II,

deel A, genoemde planten of plantaardige

producten is verboden indien zij zijn aangetast

door de schadelijke organismen die daarbij in

dat deel van de bijlage worden genoemd.

§ 3. De bepalingen van §§ 1 en 2 zijn ook van

toepassing op de verspreiding van de betrokken

schadelijke organismen via wegen die verband

houden met het verkeer van planten,


binnen het grondgebied van België.

§ 4. Het binnenbrengen en de verspreiding van

in bijlage I, deel B, genoemde schadelijke

organismen is in de desbetreffende beschermde

gebieden verboden.

§ 5. Het binnenbrengen en de verspreiding in de

desbetreffende beschermde gebieden van de in

AI.CI.PA.11

produits végétaux énumérés à l'annexe II, partie

B, est interdite lorsqu'ils sont contaminés par les

organismes nuisibles en question qui y sont

visés.

§ 6. L'introduction et la dissémination sur le

territoire de la Belgique de végétaux, produits

végétaux ou autres objets contaminés par les

organismes nuisibles visés à l'article 2, 3° et 4°,

est interdite. [14]

Section II: Interdiction d'introduction

Art. 8. § 1er. L'introduction dans la

Communauté des végétaux, produits végétaux et

autres objets énumérés à l'annexe III, partie A,

et originaires des pays les concernant

mentionnés dans cette partie d'annexe, est

interdite. Cela vaut également pour les


originaires de pays tiers pour lesquels la

Commission a fixé des mesures d'urgence en

matière phytosanitaire. [14]

§ 2. L'introduction dans une zone protégée

concernée, des végétaux, produits végétaux et

autres objets énumérés à l'annexe III, partie B,

est interdite.

Section III: Exigences particulières

Art. 9. § 1er. L'introduction sur le territoire de

la Belgique des végétaux, produits végétaux ou

autres objets énumérés à l'annexe IV, partie A,

n'est autorisée que si les exigences particulières

les concernant mentionnées dans cette partie

d'annexe sont respectées.

L'introduction et la circulation à l'intérieur des

zones protégées, des végétaux, produits

végétaux et autres objets énumérés à l'annexe

IV, partie B, ne sont autorisées que si les

exigences particulières correspondantes

énoncées dans cette partie de l'annexe sont

remplies.

§ 2. Les certificats phytosanitaires ou les

certificats phytosanitaires de réexportation

concernant des végétaux, produits végétaux ou

bijlage II, deel B, genoemde planten en

plantaardige producten, is verboden indien deze

door de in die rubriek genoemde relevante

schadelijke organismen zijn aangetast.

§ 6. Het binnenbrengen en de verspreiding op

het grondgebied van België van planten,

plantaardige producten of andere materialen die

aangetast zijn door de schadelijke organismen

bedoeld in artikel 2, 3° en 4°, is verboden. [14]

Afdeling II: Verbod van binnenbrengen

Art. 8. § 1. Het binnenbrengen in de

Gemeenschap van in bijlage III, deel A,

genoemde planten of plantaardige producten of

andere materialen en voor zover deze van

oorsprong zijn uit de landen die daarbij in dat

deel van die bijlage worden genoemd, is

verboden. Dit geldt ook voor planten,

plantaardige producten of andere materialen van

oorsprong uit derde landen waarvoor de

Commissie fytosanitaire noodmaatregelen heeft

vastgesteld. [14]

§ 2. Het binnenbrengen in een betreffend

beschermd gebied van de in bijlage III, deel B,

genoemde planten, plantaardige producten of

andere materialen is verboden.

Afdeling III: Bijzondere eisen

Art. 9. § 1. Het binnenbrengen op het

grondgebied van België van de in bijlage IV,

deel A, genoemde planten, plantaardige

producten of andere materialen wordt slechts

toegestaan indien is voldaan aan de bijzondere

eisen die daarbij in dat deel van die bijlage

worden vermeld.

Het binnenbrengen in en het in verkeer brengen

binnen de beschermde gebieden van de in

bijlage IV, deel B, genoemde planten,


worden slechts toegestaan indien aan de

bijzondere eisen die in dat deel van de bijlage

worden vermeld is voldaan.

§ 2. In de fytosanitaire certificaten of

fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer

wordt in het geval van in bijlage IV, deel A,

AI.CI.PA.12

autres objets figurant sur la liste de l'annexe IV,

partie A, chapitre I, ou partie B, doivent

préciser, le cas échéant, sous la rubrique

"Déclaration additionnelle", quelles exigences

particulières ont été respectées parmi celles

énumérées à la rubrique correspondante des

différentes parties de l'annexe IV. Cette

précision est donnée par une référence à la

rubrique correspondante de l'annexe IV.

§ 3. La circulation sur le territoire de la

Belgique des végétaux, produits végétaux et

autres objets énumérés à l'annexe IV, partie A,

n'est autorisée que si les exigences particulières

les concernant mentionnées dans cette partie

d'annexe sont respectées, sans préjudice des

dispositions de l'article 11, § 3.

§ 4. Les §§ 1er, 2 et 3 ne s'appliquent pas aux

mouvements de petites quantités de végétaux,

produits végétaux, denrées alimentaires ou

aliments pour animaux lorsque ceux-ci sont

destinés à être utilisés par leur propriétaire ou

par le destinataire à des fins non industrielles et

non commerciales ou à être consommés durant

le transport, pour autant qu'il n'existe aucun

danger de propagation d'organismes nuisibles.

§ 5. Les exigences particulières à l’égard des


reprises dans des mesures d’urgence en matière

phytosanitaire fixées par la Commission,

doivent être remplies. [14]

Section IV: Contrôles liés à la circulation des


originaires de la Communauté.

Art. 10. § 1er. La circulation sur le territoire de

la Belgique, de même la circulation vers un

autre Etat membre de végétaux, produits

végétaux ou autres objets énumérés à l'annexe

V, partie A, ne sont autorisées que si ces

produits, ainsi que leurs emballages sont

minutieusement examinés officiellement en

totalité ou sur échantillon représentatif, et qu'en

cas de besoin, les véhicules assurant leur

transport sont également examinés

officiellement afin d'assurer :

rubriek I, of deel B, genoemde planten,


onder de rubriek “Aanvullende verklaring”

vermeld, indien zulks relevant is, aan welke

bijzondere eisen die in de betrokken rubriek in

de verschillende delen van bijlage IV als

alternatief zijn genoemd, is voldaan. Deze

vermelding wordt gegeven in de vorm van een

verwijzing naar de toepasselijke rubriek in

bijlage IV.

§ 3. Het verkeer op het grondgebied van België

van de in bijlage IV, deel A, genoemde planten,

plantaardige producten of andere materialen, is

niet toegelaten behalve indien aan de hen

betreffende bijzondere voorwaarden vermeld in

dat deel van de bijlage is voldaan onverminderd

de bepalingen van artikel 11, § 3.

§ 4. De §§ 1, 2 en 3 gelden niet voor het verkeer

van kleine hoeveelheden planten, plantaardige

producten, voedingsmiddelen of dierlijke

voeders wanneer deze bestemd zijn voor

gebruik door de eigenaar of bestemmeling voor

niet-industriële en niet-commerciële doeleinden

of voor verbruik tijdens het vervoer, op

voorwaarde dat er geen gevaar bestaat voor

verspreiding van schadelijke organismen.

§ 5. Er moet voldaan zijn aan de bijzondere

eisen ten aanzien van planten, plantaardige

producten of andere materialen opgenomen in

fytosanitaire noodmaatregelen vastgesteld door

de Commissie. [14]

Afdeling IV: Controles bij het in het verkeer

brengen van planten, plantaardige producten of

andere materialen van oorsprong van de

Gemeenschap.

Art. 10. § 1. Het verkeer op het grondgebied

van België, evenals het binnenbrengen op het

grondgebied van een andere lidstaat van de in

bijlage V, deel A, genoemde producten wordt

slechts toegestaan indien deze producten

alsmede hun verpakking, officieel grondig

worden onderzocht en wel geheel of aan de

hand van een representatief monster en dat zo

nodig ook de gebruikte vervoermiddelen

officieel worden onderzocht, ten einde na te

gaan :

a) of zij niet zijn aangetast door de in

AI.CI.PA.13

a) qu'ils ne sont pas contaminés par les


partie A, chapitre II ;

b) en ce qui concerne les végétaux et les

produits végétaux énumérés à l'annexe II,

partie A, chapitre II, qu'ils ne sont pas

contaminés par les organismes les

concernant figurant dans cette partie

d'annexe ;

c) en ce qui concerne les végétaux, produits

végétaux ou autres objets énumérés à

l'annexe IV, partie A, chapitre II, qu'ils

répondent aux exigences particulières les

concernant figurant dans cette partie

d'annexe;

d) qu'ils répondent aux exigences de la

réglementation phytosanitaire nationale et

européenne ;

e) qu'ils ne présentent pas de danger

imminent pour la santé des végétaux ou des

produits végétaux. [14]

Lorsqu'au cours de l'examen effectué en

conformité avec la présente disposition, des


partie A, chapitre I ou à l'annexe II, partie A,

chapitre I sont décelés, il est considéré que les

conditions visées à l'article 13 ne sont pas

remplies.

§ 2. Les mesures de contrôle visées au § 1er

sont également prescrites afin de garantir le

respect des dispositions prévues à l'article 7, §§

3, 4, 5 et 6, et à l'article 9, §§ 2 et 5, dans la

mesure où l'Etat membre destinataire fait usage

d'une des facultés énumérées aux articles 3,

paragraphes 4, 5 et 7, et 5, paragraphe 2, de la

Directive 2000/29/CE. [14]

§ 3. Les semences visées à l'annexe IV, partie

A, et qui sont destinées à être introduites dans

un autre Etat membre ou qui sans préjudice des

dispositions de l'article 11, § 3, sont destinées à

circuler sur le territoire de la Belgique sont

examinées officiellement afin de s'assurer

qu'elles répondent aux exigences particulières

les concernant figurant dans cette partie

d'annexe.

§ 4. Les §§ 1er, 2 et 3 ne s'appliquent pas, pour

ce qui concerne les organismes nuisibles

énumérés à l'annexe I, partie B, ou à l'annexe II,

bijlage I, deel A, rubriek II, genoemde

schadelijke organismen ;

b) ten aanzien van de in bijlage II, deel A,

rubriek II genoemde planten of plantaardige

producten, of deze niet zijn aangetast door

de schadelijke organismen die daarbij in dat

deel van die bijlage worden genoemd ;

c) ten aanzien van de in bijlage IV, deel A,

rubriek II, genoemde planten, plantaardige

producten of andere materialen of deze

beantwoorden aan de bijzondere eisen die

daarbij in dat deel van die bijlage worden

genoemd;

d) of zij beantwoorden aan de eisen van de

nationale en Europese fytosanitaire

reglementering;

e) of zij geen acuut gevaar opleveren voor

de gezondheid van planten of plantaardige

producten. [14]

Indien tijdens het overeenkomstig deze bepaling

verrichte onderzoek de in bijlage I, deel A,

rubriek I, of bijlage II, deel A, rubriek I

opgenomen schadelijke organismen worden

ontdekt, betekent dit dat aan de voorwaarden

van artikel 13 niet is voldaan.

§ 2. De in § 1 genoemde onderzoeksmaatregelen

dienen eveneens uitgevoerd te worden ten einde

te waarborgen dat ook de bepalingen van artikel

7, §§ 3, 4, 5 en 6, en van artikel 9, §§ 2 en 5,

worden nageleefd, voorzover de lidstaat van

bestemming gebruik maakt van de

mogelijkheden bedoeld in de artikelen 3, leden

4, 5 en 7, en 5, lid 2, van Richtlijn 2000/29/EG.

[14]

§ 3. De zaden die in bijlage IV, deel A, worden

genoemd en bestemd zijn om in een andere

lidstaat te worden binnengebracht of die

onverminderd de bepalingen van artikel 11, § 3,

bestemd zijn om in verkeer gebracht te worden

op het grondgebied België, moeten officieel

worden onderzocht, ten einde zekerheid te

verkrijgen dat ze voldoen aan de bijzondere

eisen die daarop betrekking hebben en in dat

deel van die bijlage worden vermeld.

§ 4. Voor de in bijlage I, deel B, of bijlage II,

deel B, genoemde schadelijke organismen en de

in bijlage IV, deel B, genoemde bijzondere

eisen zijn de §§ 1, 2 en 3 niet van toepassing op

AI.CI.PA.14

partie B, et les exigences particulières

énumérées à l'annexe IV partie B, à la

circulation des végétaux, produits végétaux ou

autres objets à travers une zone protégée ou à

l'extérieur de celle-ci.

Les §§ 1er, 2 et 3 ne s'appliquent pas aux









§ 5. Les contrôles officiels visés aux §§ 1, 2 et 3

sont effectués conformément aux dispositions

suivantes :

a) ils portent sur les végétaux ou produits

végétaux concernés qui sont cultivés,

produits ou utilisés par le producteur ou qui

sont présents dans ses établissements, ainsi

que sur le milieu de culture qui y est utilisé ;

b) ils sont effectués dans les établissements,

de préférence sur le lieu de production ;

c) ils sont effectués régulièrement à des

moments opportuns, au moins une fois par

an et au moins par observation visuelle, sans

préjudice des exigences particulières

énumérées à l'annexe IV.

§ 6. Lorsque des végétaux, produits végétaux ou

autres objets énumérés à l'annexe V, partie A,

chapitre II, originaires de l'extérieur d'une zone

protégée établie pour lesdits végétaux, produits

végétaux ou autres objets à l'égard d'un ou de

plusieurs organismes nuisibles conformément à

l'article 1er, 15°, traversent une telle zone pour

une destination finale extérieure à cette zone

sans passeport phytosanitaire valable pour cette

zone, les conditions suivantes doivent être

remplies:

a) les emballages utilisés et les véhicules

transportant les végétaux, produits végétaux ou

autres objets doivent être propres et exempts d'

organismes nuisibles et de nature à garantir

het verkeer van planten, plantaardige producten

of andere materialen dat plaatsvindt via een

beschermd gebied of daarbuiten.

§§ 1, 2 en 3 gelden niet voor het verkeer van

kleine hoeveelheden planten, plantaardige



gebruik door de eigenaar of ontvanger voor niet-

industriële en niet-commerciële doeleinden of

voor verbruik tijdens het vervoer, op



§ 5. De officiële onderzoeken als bedoeld in §§

1, 2 en 3, worden overeenkomstig de volgende

bepalingen verricht :

a) ze moeten betrekking hebben op alle

relevante planten of plantaardige producten

die de producent teelt, voortbrengt of

gebruikt of die op zijn bedrijf aanwezig

zijn, alsmede op het gebruikte groeimedium

;

b) ze moeten worden verricht op het

bedrijf, bij voorkeur op de plaats van

productie ;

c) ze moeten regelmatig, en ten minste

eenmaal per jaar, op daartoe geschikte

tijdstippen worden verricht, en ten minste

door middel van visuele waarneming,

onverminderd de in bijlage IV genoemde

bijzondere eisen.

§ 6. Indien de in bijlage V, deel A, rubriek II,

vermelde planten, plantaardige producten of

andere materialen, van oorsprong uit een gebied

buiten het overeenkomstig artikel 1, 15°, voor

de betreffende planten, plantaardige producten

of andere materialen, ten aanzien van een of

meer schadelijke organismen beschermd gebied,

via een dergelijk gebied naar een

eindbestemming buiten dat gebied worden

overgebracht zonder dat voor dat gebied een

geldig plantenpaspoort is afgegeven, moet aan

de volgende voorwaarden zijn voldaan:

a) de gebruikte verpakkingen en de voertuigen

waarin de planten, plantaardige producten of

andere materialen worden vervoerd moeten

schoon zijn en vrij van de schadelijke

organismen waarvoor het betreffende gebied

AI.CI.PA.15

l'absence de risque de propagation d' organismes

nuisibles;

b) immédiatement après le conditionnement, les

emballages et les véhicules transportant lesdits


doivent être fermés et rester fermés pendant le

transport afin de garantir l'absence de risque de

propagation d' organismes nuisibles dans la

zone protégée et le maintien de l'identité des

produits;

c) les végétaux, produits végétaux ou autres

objets doivent être accompagnés d'un document

habituellement utilisé dans le commerce

indiquant que lesdits produits sont originaires de

l'extérieur de la zone protégée considérée et

qu'ils ont une destination extérieure à ladite

zone protégée.

Si, lors d'un contrôle officiel, il s'avère que ces

conditions ne sont pas respectées, les mesures

officielles suivantes peuvent être prises

immédiatement:

- apposition d'un sceau sur l'emballage;

- transport, sous contrôle officiel, des végétaux,

produits végétaux ou autres objets vers une

destination extérieure à la zone protégée

considérée.

§ 7. Les agents de l'Administration des douanes

et accises sont habilités à effectuer des contrôles

documentaires et d'identité sur les végétaux,

produits végétaux ou autres objets circulant sur

le territoire de la Belgique.

Section V: Enregistrement et agrément

Art. 11. § 1er. Les opérateurs suivants doivent

être enregistrés auprès de l'Agence:

- producteurs, magasins collectifs, centres

d'expédition, toute autre personne ou

importateur pour lequel un contrôle

officiel est requis conformément à

l'article 10, § 5;

- importateurs de végétaux, produits

végétaux ou autres produits énumérés à

beschermd is en moeten van zodanige aard zijn

dat er geen gevaar bestaat voor verspreiding van

schadelijke organismen;

b) zodra de producten zijn verpakt, moeten de

verpakkingen en de voertuigen waarin de


materialen worden vervoerd zo worden gesloten

en tijdens het vervoer gesloten blijven dat er

geen gevaar bestaat voor verspreiding van

schadelijke organismen in het beschermd gebied

en dat de identiteit van de producten

gegarandeerd is;

c) de planten, plantaardige producten of andere

materialen moeten vergezeld zijn van een in het

handelsverkeer normaal gebruikt document

waarin is aangegeven dat de vermelde producten

niet van oorsprong zijn uit het betrokken

beschermd gebied en een bestemming hebben

buiten dat beschermd gebied.

Indien bij een officiële controle blijkt dat niet

aan deze voorwaarden is voldaan, kunnen

onmiddellijk de volgende officiële maatregelen

worden genomen:

- verzegeling van de verpakking;

- vervoer, onder officieel toezicht, van de


materialen naar een bestemming buiten het

desbetreffende beschermd gebied.

§ 7. De ambtenaren van de Administratie van de

douane en accijnzen zijn gemachtigd om

controle uit te voeren van de documenten en de

identiteit van planten, plantaardige producten en

andere materialen die vervoerd worden op het

grondgebied van België.

Afdeling V: Registratie en erkenning

Art. 11. § 1. De volgende operatoren moeten bij

het Agentschap geregistreerd zijn :

- producenten, gemeenschappelijke

opslagplaatsen, verzendingscentra, ieder

andere persoon of invoerder bij wie

officiële onderzoeken overeenkomstig

artikel 10, § 5, worden verricht ;

- invoerders van in bijlage V, deel B,

opgenomen planten, plantaardige

producten of andere producten, ongeacht

AI.CI.PA.16

l'annexe V, partie B, qu'ils soient

producteurs ou non;

- exportateurs de végétaux, produits

végétaux ou autres produits tels que

visés à l'article 20, § 1er;

- producteurs, magasins collectifs et

centres d'expédition de tubercules de

Solanum tuberosum L., autres que les

plants de pommes de terre;

- producteurs, magasins collectifs et

centres d'expédition de fruits de Citrus

L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., et

leurs hybrides.

Les producteurs, magasins collectifs et centres

d'expédition visés aux quatrième et cinquième

tirets peuvent être soumis à tout moment aux

contrôles visés à l'article 10, § 5.

§ 2. Les producteurs enregistrés pour les

activités visées à l’article 12 auprès de la banque

Carrefour des Entreprises en exécution de la loi

du 16 janvier 2003 ou de ses arrêtés d’exécution

sont toutefois considérés comme étant

enregistrés auprès de l'Agence.

§ 3. Le producteur, le magasin collectif, le

centre d'expédition, toute autre personne ou

importateur enregistré ou agréé est soumis à la

demande de l'Agence à des obligations

particulières relatives à l'évaluation ou à

l'amélioration de l'état phytosanitaire sur le site,

ainsi qu'à la préservation de la nature du

matériel jusqu'à ce qu'un passeport

phytosanitaire lui soit attaché conformément à

l'article 13. Ces obligations particulières

peuvent comprendre un examen spécial, le

prélèvement d'échantillons, des opérations

d'isolement, d'épuration, de traitement, de

destruction et de marquage (étiquetage) et toute

autre exigence particulière prévue, le cas

échéant, par l'annexe IV, partie A, section II, ou

par l'annexe IV, partie B.

§ 4. Chaque fois qu'un opérateur visé au § 1er se

livre à des activités autres que celles pour

lesquelles il a été enregistré, il en informe

l'Agence afin que l'inscription dans le registre

officiel puisse être actualisée.

of zij al dan niet producent zijn ;

- uitvoerders van planten, plantaardige

producten of andere producten zoals

bedoeld in artikel 20, § 1;


opslagplaatsen en verzendingscentra van

knollen van Solanum tuberosum L.,

andere dan pootaardappelen;


opslagplaatsen en verzendingscentra van

vruchten van Citrus L., Fortunella

Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden

daarvan.

De in het vierde en vijfde streepje bedoelde

producenten, gemeenschappelijke

opslagplaatsen en verzendingscentra kunnen op

elk moment onderworpen worden aan

onderzoeken zoals bedoeld in artikel 10, § 5.

§ 2. De operatoren die voor hun activiteiten

zoals bedoeld in §1 geregistreerd zijn bij de

Kruispuntbank van Ondernemingen in

uitvoering van de wet van 16 januari 2003 of

van haar uitvoeringsbesluiten, worden evenwel

beschouwd als zijnde geregistreerd bij het

Agentschap.

§ 3. De producent, de gemeenschappelijke

opslagplaats, het verzendingscentrum, ieder

andere geregistreerd of erkend persoon of

invoerder is op vraag van het Agentschap

verplicht om specifieke verplichtingen na te

komen met betrekking tot de beoordeling of de

verbetering van de fytosanitaire situatie op het

bedrijf en het garanderen van de identiteit van

het materiaal totdat het plantenpaspoort is

aangebracht overeenkomstig het bepaalde in

artikel 13. Deze specifieke verplichtingen

kunnen betrekking hebben op activiteiten zoals

speciaal onderzoek, bemonstering, quarantaine,

het uitzuiveren, behandeling, vernietiging en

merken (het aanbrengen van etiketten) en alle

andere maatregelen die op grond van

respectievelijk bijlage IV, deel A, rubriek II, of

bijlage IV, deel B, moeten worden genomen.

§ 4. Iedere keer dat een operator zoals bedoeld

in § 1 zich leent tot andere activiteiten dan deze

waarvoor hij geregistreerd is, informeert hij het

Agentschap onmiddellijk opdat de inschrijving

in het officieel register kan aangepast worden.

§ 5. In de mate waarin geen verspreiding van

schadelijke organismen te vrezen is, zijn de

AI.CI.PA.17

§ 5. Dans la mesure où une propagation

d'organismes nuisibles n'est pas à craindre,

l'enregistrement et les contrôles officiels prévus

à l'article 10, § 5, et les obligations prévues à

l'article 12, § 2, ne sont pas obligatoires pour les

petits producteurs ou transformateurs dont la

totalité de la production et de la vente de


concernés est destinée, pour un usage final, à

des personnes sur le marché local qui ne sont

pas engagées professionnellement dans la

production de végétaux.

Art. 12. § 1er. [3]

§ 2. Afin de pouvoir être agréé pour l'utilisation

de passeports phytosanitaires et de passeports

phytosanitaires de remplacement [3], les

conditions suivantes doivent être remplies :

a) conserver un plan mis à jour des sites sur

lesquels les produits sont cultivés, produits,

entreposés, conservés ou utilisés par le

producteur ou sur lesquels ils se trouvent ;

b) établir des dossiers, pour tenir à la

disposition des agents de l'Agence des

informations exhaustives sur les végétaux,

produits végétaux ou autres objets :

. achetés pour être stockés ou plantés sur

place,

. en cours de production ou

. expédiés à des tiers,

et conserver pendant au moins un an les

documents les concernant;

c) assurer à tout moment la liaison avec les

agents de l'Agence, ou désigner pour ce

faire une autre personne possédant une

expérience technique de la production

végétale et de ses aspects phytosanitaires ;

d) effectuer des observations visuelles

durant la période de végétation chaque fois

que cela s'avère nécessaire, au moment

adéquat et conformément aux lignes

directrices énoncées par les agents de

l'Agence ;

inschrijving, de officiële onderzoeken voorzien

bij artikel 10, § 5, en de verplichtingen voorzien

bij artikel 12, § 2, niet verplicht voor de kleine

producenten of verwerkende bedrijven wier

totale productie en verkoop van planten,


uitsluitend bestemd is voor eindverbruik voor

personen op de plaatselijke markt die niet uit

hoofde van hun beroep bij de productie van

planten zijn betrokken.

Art. 12. § 1. [3]

§ 2. Om erkend te kunnen worden voor het

gebruik van plantenpaspoorten en

vervangingsplantenpaspoorten [3], moet aan de

volgende voorwaarden voldaan zijn:

a) er moet een bijgewerkt plan beschikbaar

zijn van de bedrijfsterreinen en percelen

waarop de producten worden geteeld,

geproduceerd, opgeslagen, bewaard of

gebruikt door de producent of waarop ze

aanwezig zijn ;

b) ten behoeve van de beambten van het

Agentschap moet er aantekening worden

gehouden van alle planten, plantaardige

producten of andere materialen die :

. worden aangekocht voor opslag of

aanplant op het bedrijf,

. worden geproduceerd of

. naar derden worden verzonden,

en alle daarop betrekking hebbende

documenten moeten gedurende ten minste

één jaar worden bewaard;

c) de betrokkenen moeten persoonlijk

beschikbaar zijn voor de beambten van het

Agentschap of daarvoor een persoon

aanwijzen die technische ervaring heeft op

het gebied van plantaardige productie en de

desbetreffende fytosanitaire aspecten ;

d) er moeten gedurende het groeiseizoen op

de daartoe geschikte tijdstippen zo nodig

visuele waarnemingen worden gedaan,

waarbij de door de beambten van het

Agentschap vastgestelde richtlijnen worden

gevolgd ;

e) onmiddellijk het Agentschap

AI.CI.PA.18

e) informer immédiatement l'Agence de

toute apparition d'organismes nuisibles ou

symptômes de ceux-ci ou de toute autre

anomalie relative aux végétaux.

§ 3. [3]

§ 4. [3]

Section VI: Passeport phytosanitaire et

passeport phytosanitaire de remplacement

Art. 13. § 1er. Lorsque les contrôles officiels

prescrits à l'article 10, §§ 1er, 2 et 3, et effectués

conformément à l'article 10, § 5, permettent de

conclure que les végétaux, produits végétaux et

autres objets répondent à toutes les conditions

citées, un passeport phytosanitaire est délivré.

Uniquement si le contrôle porte sur les

conditions concernant les zones protégées, et s'il

apparaît que ces conditions sont remplies, le

passeport phytosanitaire délivré est valable pour

les dites zones et il doit porter la marque "ZP"

prévue en pareil cas, suivie des codes pertinents

de(s) (la) zone(s) protégée(s) concernée(s).

§ 2. Les végétaux, produits végétaux et autres

objets énumérés à l'annexe V, partie A, chapitre

I, ainsi que les semences mentionnées à l'article

10, § 3, ne peuvent circuler dans la

Communauté autrement que localement au sens

de l'article 11, § 5, à moins qu'un passeport

phytosanitaire valable pour le territoire concerné

et délivré conformément au § 1er ne soit attaché

à ces végétaux, produits végétaux et autres

objets ou aux semences visées à l'article 10, § 3,

à leurs emballages ou aux véhicules qui en

assurent le transport.

Les végétaux, produits végétaux ou autres objets

énumérés à l'annexe V, partie A, chapitre II,

ainsi que les semences mentionnées à l'article

10, § 3, ne peuvent être introduits dans une zone

protégée déterminée et ne peuvent pas y

circuler, à moins qu'un passeport phytosanitaire

valable pour cette zone et délivré conformément

verwittigen van elk voorkomen van

schadelijke organismen of symptomen

ervan of van elke andere abnormaliteit met

betrekking tot planten.

§ 3. [3]

§ 4. [3]

Afdeling VI: Plantenpaspoort en

vervangingsplantenpaspoort

Art. 13. § 1. Wanneer de op grond van

artikel 10, §§ 1, 2 en 3, voorgeschreven en

overeenkomstig artikel 10, § 5, uitgevoerde

officiële onderzoeken toelaten te besluiten dat

de planten, plantaardige producten en andere

materialen aan alle vermelde voorwaarden

voldoen, wordt een plantenpaspoort afgeleverd.

Slechts wanneer het onderzoek betrekking heeft

op eisen die voor de beschermde gebieden

relevant zijn en wanneer wordt aangenomen dat

aan die eisen is voldaan, is het afgegeven

plantenpaspoort geldig voor genoemde gebieden

en moet het paspoort het voor dergelijke

gevallen voorzien merkteken “ZP” hebben,

gevolgd door de codes voor het (de) betrokken

beschermde gebied(en).

§ 2. De in bijlage V, deel A, rubriek I,

genoemde planten, plantaardige producten of

andere materialen en de in artikel 10, § 3,

genoemde zaden mogen in de Gemeenschap

slechts in verkeer gebracht worden, het

plaatselijk verkeer in de zin van artikel 11, § 5,

uitgezonderd, indien op deze planten,

plantaardige producten, andere materialen of de

in artikel 10, § 3, bedoelde zaden, dan wel op

de verpakkingen waarin of de vervoermiddelen

waarmee zij worden vervoerd, een

plantenpaspoort is aangebracht dat voor het

betrokken gebied geldig is en dat

overeenkomstig § 1 is afgegeven.

De in bijlage V, deel A, rubriek II, genoemde


materialen en de in artikel 10, § 3, genoemde

zaden mogen slechts in een welbepaald

beschermd gebied worden binnengebracht of

daar in omloop zijn, indien op de planten,

plantaardige producten, andere materialen of de

in artikel 10, § 3, bedoelde zaden, dan wel op

AI.CI.PA.19

au § 1er ne soit attaché à ces végétaux, produits

végétaux ou autres objets ou aux semences

visées à l'article 10, §3, à leur emballage ou aux

véhicules qui assurent le transport.

Le § 2, alinéas 1 et 2 ne s'appliquent pas aux









Seulement les tubercules de Solanum tuberosum

L. non certifiés, destinés à la plantation, qui

remplissent les conditions suivantes ne sont pas

considérés comme étant mis en circulation:

1° ils sont utilisés uniquement par le producteur

desdits tubercules ;

2° ils sont récoltés au cours de l’année 2011 ou

au cours des années suivantes ;

3° ils sont stockés dans une infrastructure

appartenant au producteur visé au 1°, comprise

dans l’unité de production qui les a produits et

dont l’usage est exclusivement réservé à ce

producteur ;

4° ils sont replantés dans une parcelle comprise

dans l’unité de production qui les a produits.

[13]

§ 2/1. Le producteur qui souhaite produire des

tubercules de Solanum tuberosum L. non

certifiés en vue de les replanter pour son

utilisation propre, en fait la déclaration à

l’Agence avant le 31 mai de l’année précédant

l’année d’utilisation.

Cette déclaration comprend :

1° / [15] ;

2° la quantité de matériel de départ ;

3° l’origine de ce matériel de départ ;

4° l’identification de la parcelle où est

de verpakkingen waarin of de vervoermiddelen

waarmee zij worden vervoerd, een

plantenpaspoort is aangebracht dat voor dit

gebied geldig is en dat overeenkomstig § 1 is

afgegeven.

§ 2, lid 1 en 2 gelden niet voor het verkeer van

kleine hoeveelheden planten, plantaardige



gebruik door de eigenaar of ontvanger voor niet-

industriële en niet-commerciële doeleinden of

voor verbruik tijdens het vervoer, op



Enkel voor opplant bestemde niet-

gecertificeerde knollen van Solanum tuberosum

L., worden niet beschouwd als in het verkeer

gebracht, indien ze aan de volgende

voorwaarden voldoen:

1° ze worden uitsluitend gebruikt door de

producent van de voornoemde knollen ;

2° ze worden geoogst in de loop van het jaar

2011 of in de loop van de volgende jaren ;

3° ze worden opgeslagen in een infrastructuur

die toebehoort aan de in 1° bedoelde producent

en die deel uitmaakt van de productie-eenheid

die ze heeft voortgebracht en waarvan het

gebruik uitsluitend is voorbehouden aan die

producent ;

4° ze worden herplant op een perceel dat deel

uitmaakt van de productie-eenheid die ze heeft

voorgebracht. [13]

§ 2/1. De producent die niet-gecertificeerde

knollen van Solanum tuberosum L. wenst voort

te brengen met de bedoeling die te herplanten

voor eigen gebruik, doet hiervan aangifte bij het

Agentschap vóór 31 mei van het jaar dat

voorafgaat aan het jaar van gebruik.

Die aangifte omvat:

1° / [15] ;

2° de hoeveelheid uitgangsmateriaal;

3° de oorsprong van dat uitgangsmateriaal; 4° de identificatie van het perceel waarop

het uitgangsmateriaal wordt geplant;

AI.CI.PA.20

planté le matériel de départ ;

5° l’adresse du lieu de stockage où le

matériel non certifié ainsi produit sera

conservé ;

6° l’identification de la parcelle où sont

replantés les tubercules de Solanum

tuberosum L. non certifiés.

Toute modification ultérieure des informations

visées à l’alinéa précédent, 5° et 6°, est

communiquée à l’Agence avant le 30 novembre

de l’année précédant l’année d’utilisation.

Le présent paragraphe s’applique aux

plantations effectuées à partir du 1er janvier

2011. [13]

§ 3. Un passeport phytosanitaire peut,

ultérieurement et dans toute partie de la

Communauté, être remplacé par un passeport

phytosanitaire de remplacement conformément

aux dispositions suivantes:

- le remplacement d'un passeport

phytosanitaire peut avoir lieu seulement en

cas soit de division de lots, soit de

combinaison de plusieurs lots ou de leurs

parties, soit de changement du statut

phytosanitaire de lots, sans préjudice des

exigences particulières prévues à l'annexe

IV;

- le remplacement peut avoir lieu

seulement sur demande d'une personne

physique ou morale, qu'il s'agisse d'un

producteur ou non, agréée [3];

- le passeport de remplacement peut être

établi seulement par l'Agence si

l'identification du produit concerné et

l'absence de risques d'infections dues à

des organismes nuisibles figurant aux

annexes I et II depuis l'envoi par le

producteur peuvent être garanties ;

- le passeport de remplacement comporte

une marque spéciale "RP", suivie du

numéro du producteur d'origine ou, en

cas de changement du statut

phytosanitaire, de l'opérateur

responsable de ce changement.

5° het adres van de opslagplaats waar het

aldus geproduceerde niet-gecertificeerde

materiaal zal worden bewaard;

6° de identificatie van het perceel waar de

niet-gecertificeerde knollen van Solanum

tuberosum L. worden herplant.

Elke latere wijziging van de gegevens bedoeld

in het vorige lid, 5° en 6°, wordt aan het

Agentschap meegedeeld vóór 30 november van

het jaar dat voorafgaat aan het jaar van gebruik.

Deze paragraaf is van toepassing op de vanaf 1

januari 2011 gedane aanplant. [13] [15]

§ 3. Een plantenpaspoort kan naderhand en

overal in de Gemeenschap door een

vervangingsplantenpaspoort worden vervangen

overeenkomstig de volgende bepalingen :

- een plantenpaspoort mag alleen worden

vervangen wanneer hetzij een partij wordt

opgesplitst, hetzij verscheidene partijen of

delen daarvan worden samengevoegd,

hetzij wanneer, onverminderd de bijzondere

voorwaarden in bijlage IV, het fytosanitaire

statuut van partijen wordt gewijzigd;

- de vervanging kan alleen geschieden op

verzoek van een natuurlijk persoon of

een rechtspersoon, of het nu om een

producent gaat of niet, die erkend is [3];

- het vervangingsplantenpaspoort mag

alleen worden opgesteld door het

Agentschap indien de identificatie van

het betrokken product kan worden

gegarandeerd en kan worden

gewaarborgd dat er zich sedert de

verzending door de producent geen

risico op infectie door in de bijlagen I en

II opgenomen schadelijke organismen

heeft voorgedaan ;

- het vervangingsplantenpaspoort bevat een

speciaal merkteken “RP”, gevolgd door het

nummer van de oorspronkelijke producent

of, in geval van wijziging van het

fytosanitair statuut, van de handelaar die

verantwoordelijk is voor deze wijziging.

§ 4. Het plantenpaspoort bestaat uit een officiële

AI.CI.PA.21

§ 4. Le passeport phytosanitaire consiste en une

étiquette officielle et un document

d'accompagnement contenant les informations

requises à l'annexe VIII. Le document

d'accompagnement n'est pas exigé si toutes les

informations requises à l'annexe VIII sont

mentionnées sur l'étiquette. Lorsque le passeport

phytosanitaire consiste en une étiquette et un

document d'accompagnement, l'étiquette fournit

au moins les informations exigées à l'annexe

VIII, points 1 à 5, et le document

d'accompagnement fournit au moins les

informations exigées à l'annexe VIII, points 1 à

10.

En cas de passeports phytosanitaires

préimprimés, les informations doivent être

imprimées entièrement en lettres majuscules et

dans tous les autres cas écrites en majuscules ou

entièrement dactylographiées. Les noms

botaniques des végétaux ou des produits

végétaux sont indiqués en latin. Les altérations

ou ratures non certifiées invalident le passeport

phytosanitaire.

L'étiquette ne peut pas avoir été utilisée

auparavant et doit être réalisée dans un matériau

adéquat. L'utilisation d'étiquettes adhésives

officielles est autorisée. Par document

d'accompagnement, on entend tout document

normalement utilisé à des fins commerciales.

Les informations requises sont de préférence

imprimées et rédigées dans au moins la langue

de la région linguistique où le passeport est

délivré.

Le passeport phytosanitaire est fabriqué et

imprimé par l'Agence ou sous le contrôle de

l'Agence. Il est conservé ensuite, soit

directement par l'Agence, soit sous le contrôle

de l'Agence, par le producteur, le magasin

collectif, le centre d'expédition, toute autre

personne ou importateur agréé [3].

Les opérateurs fixent la partie du passeport

phytosanitaire consistant en l'étiquette aux

végétaux, produits végétaux ou autres objets, à

leur emballage ou aux véhicules les

transportant, suivant les instructions de

l'Agence.

§ 5. Pour autant qu'elle atteste le respect des

conditions définies à l'article 10, § 3, et qu’elle

label en een begeleidend document waarop de in

de bijlage VIII voorgeschreven gegevens zijn

vermeld. Wanneer op voornoemd label de in de

bijlage VIII voorgeschreven gegevens zijn

vermeld, is het begeleidend document niet

vereist. Wanneer het plantenpaspoort uit de

label en het begeleidend document bestaat,

moeten op de label ten minste de in de bijlage

VIII in de punten 1 tot en met 5 voorgeschreven

gegevens worden vermeld en moeten in het

begeleidend document ten minste de in de

bijlage VIII in de punten 1 tot en met 10

voorgeschreven gegevens worden vermeld.

Bij voorgedrukte plantenpaspoorten moeten de

gegevens volledig in hoofdletters worden

gedrukt en in alle andere gevallen in

hoofdletters geschreven of volledig in

machineschrift ingevuld. Botanische

benamingen van planten of plantaardige

producten worden in het Latijn aangegeven.

Niet gewaarmerkte wijzigingen of doorhalingen

maken het plantenpaspoort ongeldig.

De label mag niet eerder zijn gebruikt en dient

van een geschikt materiaal te zijn vervaardigd.

Zelfklevende officiële labels zijn toegestaan.

Het begeleidend document dient een in de

handel gebruikelijk document te zijn. De

vereiste informatie is bij voorkeur gedrukt en

opgesteld in ten minste de taal van de regio

waar het paspoort is afgeleverd.

Het plantenpaspoort wordt door het Agentschap

of onder toezicht van het Agentschap

aangemaakt en gedrukt. Het wordt nadien

bewaard hetzij direct door het Agentschap hetzij

onder toezicht van het Agentschap door de

erkende producent, gemeenschappelijke

opslagplaats, verzendingscentrum, andere

persoon of invoerder [3].

De handelende personen bevestigen het label

bevattende deel van het plantenpaspoort aan de


materialen, aan hun verpakking of aan de

vervoermiddelen volgens de instructies van het

Agentschap.

§ 5. Mits daaruit blijkt dat is voldaan aan de

eisen bedoeld in artikel 10, § 3, en dat het de

AI.CI.PA.22

porte la mention "passeport phytosanitaire CE",

l'étiquette officielle de certification peut être

utilisée à la place d'un passeport phytosanitaire

pour:

- les tubercules de Solanum tuberosum L.,

destinés à la plantation, visés à l'annexe

IV, partie A, chapitre II, point 18.1;

- les semences de Helianthus annuus L.,

visées à l'annexe IV, partie A, chapitre

II, point 26;

- les semences de Lycopersicon

lycopersicum (L.) Karsten ex Farw. et

Phaseolus L., visées à l'annexe IV, partie

A, chapitre II, points 27 et 29;

- les semences de Medicago sativa L.,

visées à l'annexe IV, partie A, chapitre

II, points 28.1 et 28.2.

Il convient d'indiquer sur l'étiquette officielle de

certification ou sur tout autre document

commercial la conformité aux dispositions

régissant l'introduction et la circulation de

tubercules de Solanum tuberosum L., destinés à

être plantés dans une zone protégée contre les

organismes nuisibles spécifiques de plants de

pommes de terre.

§ 6. L’étiquette officielle de certification visée

au § 5 qui ne porte pas la mention "passeport

phytosanitaire CE" peut toutefois être utilisée à

la place d'un passeport phytosanitaire jusqu’au

31 décembre 2005 pour les tubercules de

Solanum tuberosum L., destinés à la plantation.

L’étiquette officielle de certification visée au §

5 qui ne porte pas la mention "passeport

phytosanitaire CE" peut toutefois être utilisée à

la place d'un passeport phytosanitaire jusqu’au

31 août 2005 pour les semences de Helianthus

annuus L., de Lycopersicon lycopersicum (L.)

Karsten ex Farw., de Phaseolus L. et de

Medicago sativa L..

Art. 14. § 1er. Sans préjudice des dispositions

du § 2, il n'est pas délivré de passeport

phytosanitaire lorsque le contrôle prévu à

l'article 10, §§ 1, 2 et 3, et effectué

conformément à l'article 10, § 5, ne permet pas

de conclure qu'il est satisfait à toutes les

exigences qui y sont énoncées.

§ 2. S' il apparaît, sur la foi des résultats du

contrôle effectué, qu'une partie des végétaux ou

des produits végétaux cultivés, produits ou

vermelding "EG-plantenpaspoort" draagt, mag

het officiële certificeringsetiket worden gebruikt

in plaats van een plantenpaspoort voor:

- knollen van Solanum tuberosum L.,

bestemd voor opplant, bedoeld in bijlage

IV, deel A, rubriek II, punt 18.1;

- zaden van Helianthus annuus L.,

bedoeld in bijlage IV, deel A, rubriek II,

punt 26;

- zaden van Lycopersicon lycopersicum

(L.) Karsten ex Farw. en Phaseolus L.,

bedoeld in bijlage IV, deel A, rubriek II,

punten 27 en 29;

- zaden van Medicago sativa L., bedoeld

in bijlage IV, deel A, rubriek II, punten

28.1 en 28.2.

Als is voldaan aan de voorschriften voor het

binnenbrengen en het verkeer van knollen van

Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant in

een gebied dat ten aanzien van voor

pootaardappelen schadelijke organismen als

beschermd is erkend, wordt dit op het officiële

certificeringsetiket of in andere

handelsdocumenten vermeld.

§ 6. Het officiële certificeringsetiket bedoeld in

§ 5 dat niet de vermelding “EG-

plantenpaspoort” draagt, mag echter nog tot 31

december 2005 gebruikt worden in plaats van

een plantenpaspoort voor knollen van Solanum

tuberosum L., bestemd voor opplant.

Het officiële certificeringsetiket bedoeld in § 5

dat niet de vermelding “EG-plantenpaspoort”

draagt, mag echter nog tot 31 augustus 2005

gebruikt worden in plaats van een

plantenpaspoort voor zaden van Helianthus

annuus L., Lycopersicon lycopersicum (L.)

Karsten ex Farw., Phaseolus L. en Medicago

sativa L..

Art. 14. § 1. Onverminderd het bepaalde in § 2,

wordt er geen plantenpaspoort afgegeven

wanneer het op grond van het in artikel 10, §§ 1,

2 en 3, voorgeschreven en overeenkomstig

artikel 10, § 5, verrichte onderzoek niet toelaat

te besluiten dat aan de aldaar genoemde eisen is

voldaan.

§ 2. Wanneer uit de uitslag van het betrokken

onderzoek blijkt dat een deel van de planten of

plantaardige producten die door de producent

AI.CI.PA.23

utilisés par le producteur ou présents de toute

autre manière dans ses établissements, ou qu'une

partie du milieu de culture qui y est utilisé, ne

peut présenter de risque de propagation

d'organismes nuisibles, le § 1er n'est pas

applicable à ladite partie et un passeport

phytosanitaire peut être utilisé.

§ 3. Dans les cas où le § 1er est applicable, les

végétaux, produits végétaux ou milieux de

culture concernés font l'objet d'une ou de

plusieurs mesures officielles suivantes :

- traitement approprié, suivi de la

délivrance du passeport phytosanitaire

approprié conformément à l'article 13 s'il

est considéré que, comme conséquence

du traitement, les conditions sont

remplies ;

- autorisation de circulation, sous contrôle

officiel, vers des zones où ils ne

présentent pas de risque supplémentaire ;

- autorisation de circulation, sous contrôle

officiel, vers des lieux de transformation

industrielle ;

- destruction.

§ 4. Dans les cas où le § 1er est applicable,

l'Agence suspend totalement ou partiellement

les activités du producteur jusqu'à ce que

l'élimination du risque de propagation

d'organismes nuisibles soit établie. Tant que

dure cette suspension, l'article 13 ne s'applique

pas.

§ 5. Lorsqu'il est considéré sur la base d'un

contrôle officiel, réalisé conformément aux

articles 10 et 11, que les produits visés à

l'article 11 ne sont pas exempts d'organismes

nuisibles figurant aux annexes I ou II, les §§ 2, 3

et 4 s'appliquent.

Section VII: Contrôles phytosanitaires

Art. 15. § 1er. L'Agence effectue des contrôles

officiels en vue de s'assurer du respect des

dispositions du présent arrêté et notamment de

l'article 13, § 2. Ces contrôles sont effectués de

manière aléatoire et sans aucune discrimination

en ce qui concerne l'origine des végétaux,

produits végétaux ou autres objets,

worden geteeld, geproduceerd of gebruikt, of

die op zijn bedrijf aanwezig zijn of dat een deel

van het gebruikte groeimedium, geen enkel

gevaar voor verspreiding van schadelijke

organismen kunnen opleveren, is voor dat deel

§ 1 niet van toepassing en kan een

plantenpaspoort worden gebruikt.

§ 3. In de gevallen waarin § 1 van toepassing is,

worden voor de betrokken planten, plantaardige

producten of groeimedia naar gelang van het

geval één of meer volgende officiële

maatregelen getroffen :

- passende behandeling, gevolgd door

afgifte van het passende plantenpaspoort

overeenkomstig artikel 13, indien

aangenomen wordt dat ingevolge de

behandeling aan de voorwaarden is

voldaan ;

- toelating voor het in het verkeer brengen,

onder officieel toezicht, naar gebieden,

waar zij geen bijkomend risico opleveren ;

- toelating voor het in het verkeer brengen,

onder officieel toezicht, naar plaatsen van

industriële verwerking ;

- vernietiging.

§ 4. In de gevallen waarin § 1 van toepassing is

schorst het Agentschap de activiteiten van de

producent geheel of gedeeltelijk tot blijkt dat er

voor de verspreiding van schadelijke

organismen geen risico meer bestaat. Zolang

deze schorsing duurt, is artikel 13 niet van

toepassing.

§ 5. Wanneer op grond van een officieel

onderzoek, verricht overeenkomstig de

artikelen 10 en 11, geoordeeld wordt dat de in

artikel 11 bedoelde producten niet vrij zijn van

de in de bijlagen I of II opgenomen schadelijke

organismen, zijn de §§ 2, 3 en 4 van toepassing.

Afdeling VII: Fytosanitaire controles

Art. 15. § 1. Het Agentschap verricht officiële

controles om na te gaan of aan de bepalingen

van dit besluit is voldaan en voornamelijk aan

deze bedoeld in artikel 13, § 2. Deze controles

worden op aselecte basis en zonder onderscheid

ten aanzien van de oorsprong van de planten, de

plantaardige producten of de andere materialen

AI.CI.PA.24

conformément aux dispositions suivantes :

- contrôles occasionnels à tout moment et

en tout lieu où des végétaux, des produits

végétaux ou d'autres objets sont déplacés

;

- contrôles occasionnels dans les

établissements où des végétaux, des

produits végétaux ou d'autres objets sont

cultivés, produits, entreposés ou mis en

vente, ainsi que dans les établissements

des acheteurs ;

- contrôles occasionnels, en même temps

que tout autre contrôle de documents

effectué pour des raisons autres que

phytosanitaires ;

- contrôles occasionnels à d’autres endroits

où des végétaux, produits végétaux ou

autres objets peuvent être présents. [14]

Des contrôles réguliers sont effectués dans les

établissements enregistrés conformément à

l'article 11, § 1er.

Des contrôles sélectifs sont effectués si des

indices donnent à penser qu'une ou plusieurs des

dispositions du présent arrêté n'ont pas été

respectées.

Des experts désignés par la Commission

peuvent assister l'Agence lors des contrôles

officiels.

§ 2. Les acheteurs commerciaux de végétaux,

produits végétaux ou autres objets conservent

pendant au moins un an, en tant qu'utilisateurs

finals produisant des végétaux à titre

professionnel, les passeports phytosanitaires y

relatifs et en consignent les références dans

leurs livres.

Les agents de l'Agence ont accès aux végétaux,

produits végétaux et autres objets à tous les

stades de la production et de la

commercialisation. Ils sont habilités à procéder

à toute enquête nécessaire aux fins des contrôles

officiels en question, y compris ceux portant sur

les passeports phytosanitaires et les livres.

§ 3. Lorsque les contrôles effectués

conformément aux §§ 1 et 2 révèlent que les


uitgevoerd, overeenkomstig volgende

bepalingen :

- incidentele controles, ongeacht wanneer

of waar planten, plantaardige producten of

andere materialen vervoerd worden ;

- incidentele controles, in bedrijven waar


materialen worden geteeld, geproduceerd,

opgeslagen of te koop aangeboden,

alsmede in bedrijven van kopers ;

- incidentele controles, tegelijkertijd met

andere controles van documenten die

om andere dan fytosanitaire redenen

worden uitgevoerd;

- incidentele controles op andere plaatsen

waar planten, plantaardige producten of

andere materialen kunnen aanwezig zijn.

[14]

Er worden regelmatig controles uitgevoerd bij

de overeenkomstig artikel 11, § 1,

geregistreerde bedrijven.

Er worden gerichte controles uitgevoerd indien

feiten aan het licht zijn gekomen die doen

vermoeden dat aan één of meer bepalingen van

dit besluit niet is voldaan.

Door de Commissie aangestelde deskundigen

kunnen het Agentschap bijstaan bij de officiële

controles.

§ 2. Commerciële kopers van planten,


moeten, als eindgebruikers die uit hoofde van

hun beroep bij de plantaardige productie

betrokken zijn, de desbetreffende

plantenpaspoorten ten minste één jaar bewaren

en de referentiegegevens in hun registers

vermelden.

De beambten van het Agentschap hebben in alle

productie- en afzetstadia toegang tot de planten,

de plantaardige producten en andere materialen.

Zij hebben het recht om alle onderzoeken te

verrichten die voor de betrokken officiële

controles nodig zijn, met inbegrip van

onderzoek van de plantenpaspoorten en de

registers.

§ 3. Wanneer op grond van de overeenkomstig

§§ 1 en 2 uitgevoerde officiële controles is

komen vast te staan dat planten, plantaardige

AI.CI.PA.25

présentent un risque de propagation

d'organismes nuisibles, ces produits font l'objet

de mesures officielles conformément à l'article

14, § 3.

CHAPITRE IV. Mesures liées à l'importation

et au

transit par le territoire de la Belgique

de végétaux, produits végétaux ou autres

objets

Art. 16. § 1er. Sans préjudice:

– des dispositions de l'article 10, § 6, de

l'article 16, § 4, et de l'article 18, § 5, et

– des exigences et conditions spécifiques

figurant dans des dérogations adoptées en

application de l'article 21, ou dans des

mesures phytosanitaires équivalentes

adoptées par la Commission, et

– des accords spécifiques conclus sur des

questions traitées dans le présent article

entre la Communauté et un ou plusieurs

pays tiers,

les végétaux, produits végétaux ou autres objets

énumérés dans la partie B de l'annexe V ou, le

cas échéant, dans des mesures d’urgence en

matière phytosanitaire de la Commission,

[14] qui proviennent d'un pays tiers et sont

introduits sur le territoire douanier de la

Communauté sont, dès leur entrée, soumis à un

contrôle douanier conformément à l'article 37,

paragraphe 1, du code des douanes

communautaire et placés sous le contrôle de

l'Agence. Ils peuvent être placés sous un des

régimes douaniers tels que visés à l'article 4,

point 16, sous a), d), e), f) et g) du code des

douanes communautaire, uniquement si les

formalités visées à l'article 17, § 1er, ont été

remplies et ont permis de conclure, dans la

mesure où ceci peut être constaté:

a) – que les végétaux, produits végétaux ou

autres objets ne sont contaminés par aucun des


partie A, ou des organismes nuisibles visés à

l'article 2, 3° et 4°, et [14]

– en ce qui concerne les végétaux et produits

végétaux énumérés à l'annexe II, partie A, qu'ils

producten of andere materialen een risico van

verspreiding van schadelijke organismen

opleveren, worden ten aanzien daarvan officiële

maatregelen overeenkomstig artikel 14, § 3,

getroffen.

HOOFDSTUK IV. Maatregelen verbonden

aan invoer en doorvoer

op het grondgebied van België van planten,

plantaardige producten of ander materiaal

Art. 16. § 1. Onverminderd:

- artikel 10, § 6, artikel 16, § 4, en artikel

18, § 5, en

- de specifieke eisen en voorwaarden die

zijn vastgelegd in overeenkomstig artikel

21 vastgestelde afwijkingen, of in door de

Commissie als gelijkwaardig erkende

fytosanitaire maatregelen, en

- specifieke overeenkomsten die de

Gemeenschap in verband met

aangelegenheden die in dit artikel aan bod

komen, met een of meer derde landen heeft

gesloten,

moeten de in bijlage V, deel B, of, in

voorkomend geval, de in fytosanitaire

noodmaatregelen van de Commissie [14],

vernoemde planten, plantaardige producten of

andere materialen, van herkomst uit derde

landen en die in het douanegebied van de

Gemeenschap worden binnengebracht, vanaf het

moment van binnenkomst onder douanetoezicht

op grond van artikel 37, lid 1, van het

communautair douanewetboek alsook onder

toezicht van het Agentschap worden gehouden.

Zij mogen slechts onder een van de

douaneregelingen, vermeld in artikel 4, lid 16,

onder a), d), e), f) en g), van het communautair

douanewetboek geplaatst worden, indien de in

artikel 17, § 1, genoemde formaliteiten zijn

vervuld en op grond daarvan en voorzover kan

worden nagegaan, kan worden geconcludeerd

dat:

a) - de planten, plantaardige producten of

andere materialen niet besmet zijn met in bijlage

I, deel A, genoemde schadelijke organismen of

met de schadelijke organismen bedoeld in

artikel 2, 3° en 4°, en [14]

- wat de in bijlage II, deel A, genoemde

planten of plantaardige producten betreft, zij

AI.CI.PA.26

ne sont pas contaminés par les organismes

nuisibles les concernant qui figurent dans cette

annexe, et

– en ce qui concerne les végétaux, produits

végétaux ou autres objets énumérés à l'annexe

IV, partie A, qu'ils répondent aux exigences

particulières les concernant énoncées dans cette

annexe ou, le cas échéant, qu'ils correspondent à

la déclaration qui figure sur le certificat

phytosanitaire ou le certificat phytosanitaire de

réexportation conformément à l'article 9, § 2, et

b) que les végétaux, produits végétaux ou

autres objets sont accompagnés des originaux,

respectivement, du certificat phytosanitaire ou

du certificat phytosanitaire de réexportation ou,

le cas échéant, que les originaux d'autres

documents ou marques définis et autorisés par

les dispositions d'application fixées par la

Commission accompagnent les objets en

question, y sont fixés ou apposés.

La certification électronique peut être admise

lorsque les conditions correspondantes arrêtées

dans les dispositions d'application sont remplies.

Les copies officiellement certifiées peuvent

également être admises dans des cas

exceptionnels qui sont précisés dans les

dispositions d'application.

§ 2. En ce qui concerne les végétaux, produits

végétaux ou autres objets destinés à une zone

protégée, le § 1er s'applique aux organismes

nuisibles et aux exigences particulières

énumérées à l'annexe I, partie B, à l'annexe II,

partie B, et à l'annexe IV, partie B, pour cette

zone protégée.

§ 3. Les végétaux, produits végétaux ou objets

autres que ceux visés aux §§ 1er et 2, qui

proviennent d'un pays tiers et sont introduits sur

le territoire douanier de la Communauté sont,

dès leur entrée, placés sous le contrôle de

l'Agence. Ces végétaux, produits végétaux ou

objets comprennent le bois sous forme de bois

de calage, de coffrage ou de compartimentage,

de palettes ou d'emballages effectivement

utilisés dans le transport d'objets de toute nature.

niet zijn besmet met de betrokken schadelijke

organismen die in diezelfde bijlage worden

genoemd, en

- wat in bijlage IV, deel A, genoemde planten,


betreft, zij voldoen aan de desbetreffende

bijzondere eisen die in die bijlage worden

genoemd of, indien van toepassing, aan de

keuze, opgegeven in de verklaring in het

fytosanitair certificaat of fytosanitair certificaat

voor wederuitvoer, bedoeld in artikel 9, § 2, en

b) de planten, plantaardige producten of andere

materialen vergezeld gaan van het origineel van

het vereiste officiële fytosanitair certificaat of

fytosanitair certificaat voor wederuitvoer of,

indien van toepassing, dat de betreffende


materialen vergezeld gaan van het origineel van

alternatieve documenten of merktekens als

nader toegestaan in door de Commissie

vastgestelde uitvoeringsbepalingen, dan wel

daaraan is gehecht of op een andere manier is

bevestigd.

Elektronische certificering kan worden erkend

indien is voldaan aan de respectieve

voorwaarden voorgeschreven in de

uitvoeringsbepalingen.

Officieel voor eensluidend gewaarmerkte

afschriften kunnen ook worden erkend in

uitzonderlijke gevallen, die nader worden

bepaald in de uitvoeringsbepalingen.

§ 2. Met betrekking tot planten, plantaardige

producten of andere materialen bestemd voor

een beschermd gebied is § 1 van toepassing op

in bijlage I, deel B, bijlage II, deel B, en bijlage

IV, deel B, voor dat beschermd gebied

genoemde schadelijke organismen en bijzondere

eisen.

§ 3. Planten, plantaardige producten en andere

dan de in §§ 1 en 2 genoemde materialen, die uit

een derde land afkomstig zijn en die in het

douanegebied van de Gemeenschap worden

binnengebracht, moeten vanaf het moment van

binnenkomst onder toezicht van het Agentschap

gehouden worden. Deze planten, plantaardige

producten of materialen omvatten ook hout in

de vorm van stuwmateriaal, tussenschotten,

laadborden of verpakkingsmateriaal dat

AI.CI.PA.27

Les végétaux, produits végétaux ou objets

concernés demeurent placés sous contrôle tel

que visé au § 1er jusqu'à ce que les formalités

appropriées aient été accomplies et aient permis

de conclure, dans la mesure où ceci peut être

constaté, qu'ils sont conformes aux exigences

pertinentes arrêtées dans le présent arrêté ou au

titre de celui-ci.

§ 4. Sans préjudice des dispositions de l'article

19, § 2, les dispositions des §§ 1er, 2 et 3 sont

également d'application en cas de risque de

propagation d'organismes nuisibles aux

végétaux, produits végétaux et autres objets

ayant reçu une des destinations douanières

prévues à l'article 4, point 15, sous b), c), d) et

e) du code des douanes communautaire ou

relevant du régime douanier visé à l'article 4,

alinéa 16, sous b) et c), de ce code.

Art. 17. § 1er. Les formalités visées à l'article

16, § 1er , consistent au minimum en une

inspection minutieuse par l'Agence:

a) de chaque envoi dont il est déclaré, dans le

cadre des formalités douanières, qu'il est

constitué partiellement ou exclusivement de


visés à l'article 16, §§ 1er, 2 et 3, dans les

conditions prévues à chacun d'eux, ou

b) dans le cas des envois composés de différents

lots, de chaque lot dont il est déclaré, dans le

cadre des formalités douanières, qu'il est

constitué partiellement ou exclusivement des


concernés.

Les inspections permettent de déterminer:

- si l'envoi ou le lot est accompagné des

certificats requis, des documents ou marques

alternatifs visés à l'article 16, § 1er, sous b)

(contrôle documentaire),

- si, sur la base d'un examen complet ou de

l'examen d'un ou plusieurs échantillons

représentatifs, l'envoi ou le lot est constitué

partiellement ou exclusivement des végétaux,

produits végétaux ou autres objets déclarés dans

daadwerkelijk gebruikt wordt bij het vervoer

van voorwerpen van allerlei aard.

De betrokken planten, plantaardige producten of

materialen moeten onder de in § 1 bedoelde

vormen van toezicht blijven, totdat de terzake

geldende formaliteiten zijn vervuld en op grond

daarvan kan worden geconcludeerd dat op grond

van deze formaliteiten en voorzover kan worden

nagegaan, aan de bij of krachtens dit besluit

vastgestelde eisen is voldaan.

§ 4. Onverminderd artikel 19, § 2 zijn de

bepalingen van §§ 1, 2 en 3 ook van toepassing,

indien er gevaar voor verspreiding van

gevaarlijke organismen bestaat, op planten,

plantaardige producten, of andere materialen die

geplaatst zijn onder een van de

douanebestemmingen, vermeld in artikel 4, lid

15, onder b), c), d) en e), van het communautair

douanewetboek of onder de douaneregelingen

die vermeld zijn in artikel 4, lid 16, onder b) en

c), van dat wetboek.

Art. 17. § 1. De in artikel 16, § 1, bedoelde

formaliteiten omvatten grondige inspecties door

het Agentschap van ten minste:

a) iedere zending waarvan in het kader van de

douaneformaliteiten is verklaard dat deze geheel

of gedeeltelijk bestaat uit planten, plantaardige

producten of andere materialen als bedoeld in

artikel 16, §§ 1, 2 en 3, overeenkomstig de

respectieve voorwaarden, of

b) wanneer een zending uit verschillende

partijen bestaat, iedere partij waarvan in het

kader van de douaneformaliteiten is verklaard

dat deze geheel of gedeeltelijk uit dergelijke


materialen bestaat.

Met de inspecties wordt nagegaan of:

- de zending of partij vergezeld gaat van de

vereiste certificaten of alternatieve documenten

of merktekens, als vermeld in artikel 16, § 1,

onder b) (controles van de documenten),

- de zending of partij in haar geheel of op basis

van een of meer representatieve monsters uit de


materialen bestaat dan wel de planten,


bevat, die zijn aangegeven op de vereiste

AI.CI.PA.28

les documents requis (contrôle d'identité), et

- si, sur la base d'un examen complet ou de

l'examen d'un ou plusieurs échantillons

représentatifs, y compris des emballages et, le

cas échéant, des véhicules de transport, l'envoi,

le lot ou son matériau d'emballage en bois

répondent aux exigences du présent arrêté

énoncées à l'article 16, § 1er, sous a) (contrôle

phytosanitaire).

§ 2. Les contrôles d'identité et les contrôles

phytosanitaires doivent être effectués selon une

fréquence réduite si

– l'inspection des végétaux, produits végétaux

ou autres objets de l'envoi ou du lot a déjà été

réalisée dans le pays tiers d'expédition en vertu

d'accords techniques conclus entre la

Commission et le pays tiers concerné, ou

– les végétaux, produits végétaux ou autres

objets constituant l'envoi ou le lot sont énumérés

dans les dispositions d'application adoptées à cet

effet, ou

– les végétaux, produits végétaux ou autres

objets constituant l'envoi ou le lot sont

originaires d'un pays tiers pour lequel, aux

termes d'accords phytosanitaires internationaux

globaux conclus sur la base du principe de la

réciprocité entre la Communauté et un pays

tiers, ou au titre de tels accords, une fréquence

réduite est prévue pour les contrôles d'identité et

les contrôles phytosanitaires,

à moins qu'il n'y ait une raison sérieuse de

penser que les exigences prévues dans le présent

arrêté n'ont pas été respectées.

Art. 18. § 1er. Le certificat phytosanitaire

officiel, ou le certificat phytosanitaire de

réexportation officiel, visé à l'article 16, § 1er,

sous b), doit avoir été libellé dans l'une au

moins des langues officielles de la Communauté

et conformément aux lois ou règlements du pays

tiers d'exportation ou de réexportation, adoptés

dans le respect des dispositions de la

Convention internationale pour la protection des

végétaux (CIPV), qu'il en soit ou non partie

contractante. Le nom botanique des plantes est

documenten (controles van de identiteit), en

- de zending of partij of het houten

verpakkingsmateriaal daarvan, met inbegrip van

de verpakking, en, indien van toepassing, de

vervoermiddelen, in hun geheel of op basis van

een of meer representatieve monsters aan de

eisen van dit besluit die zijn vermeld in artikel

16, § 1, onder a) (fytosanitaire controles),

voldoen.

§ 2. De controles van de identiteit en de

fytosanitaire controles moeten met een

geringere frequentie worden uitgevoerd, indien

– er reeds inspectiewerk bij de planten,

plantaardige producten of andere materialen van

de zending of partij is verricht in het derde land

van verzending volgens door de Commissie en

het betrokken derde land afgesloten technische

regelingen, of

– de planten, plantaardige producten of andere

materialen in de zending of partij in de terzake

vastgestelde uitvoeringsbepalingen zijn

vermeld, of

– de planten, plantaardige producten of andere

materialen in de zending of partij afkomstig zijn

uit een derde land waarmee bij of krachtens

alomvattende, op het beginsel van gelijke

behandeling berustende internationale

fytosanitaire akkoorden tussen de Gemeenschap

en dat derde land een regeling is getroffen voor

een geringere frequentie van de controles op de

identiteit en fytosanitaire controles,

tenzij er een ernstige reden is om aan te nemen

dat niet aan de voorschriften van dit besluit is

voldaan.

Art. 18. § 1. Het in artikel 16, § 1, onder b),

bedoelde officiële fytosanitair certificaat of

fytosanitair certificaat voor wederuitvoer moet

zijn opgesteld in ten minste een van de officiële

talen van de Gemeenschap en zijn afgegeven in

overeenstemming met de wettelijke bepalingen

of voorschriften van het derde land van uitvoer

of wederuitvoer die zijn vastgesteld

overeenkomstig het Internationaal Verdrag voor

de bescherming van planten (IPPC), ongeacht of

dat land partij is bij het IPPC of niet. De

botanische benaming van de planten wordt in

AI.CI.PA.29

indiqué en latin. Le certificat est adressé à

l'Agence ou à l'organisation de protection des

végétaux officielle d'un autre État membre.

Le certificat doit être rempli entièrement en

lettres majuscules ou en caractères

dactylographiés. Les altérations ou ratures non

certifiées invalident le certificat. Des copies

éventuelles de ce certificat ne sont délivrées

qu'avec l'indication "copie" ou "duplicata"

imprimée ou estampillée.

Le certificat doit avoir été établi au plus tôt

quatorze jours avant la date où les végétaux,

produits végétaux ou autres objets qu'il couvre

ont quitté le pays tiers où il a été émis.

Indépendamment de la forme qu'il revêt, il

contient les informations requises dans le

modèle prévu à l'annexe de la CIPV.

Il est établi selon l'un des modèles déterminés

par la Commission. Le certificat est émis par les

autorités compétentes en vertu des lois et

réglementations du pays tiers concerné, qui ont

été déclarées, conformément aux dispositions de

la CIPV, au directeur général de la FAO ou,

dans le cas des pays tiers qui ne sont pas parties

à la CIPV, à la Commission.

§ 2. En ce qui concerne les végétaux, produits

végétaux ou autres objets auxquels s'appliquent

des exigences particulières fixées à l'annexe IV,

partie A ou partie B, le “certificat

phytosanitaire” officiel visé à l'article 16, § 1er,

sous b), doit avoir été délivré dans le pays tiers

dont les végétaux, produits végétaux ou autres

objets sont originaires (“pays d'origine”).

Toutefois, lorsque les exigences particulières

concernées peuvent aussi être remplies ailleurs

qu'au lieu d'origine, ou lorsqu' aucune exigence

particulière n'est d'application, le “certificat

phytosanitaire” peut avoir été délivré dans le

pays tiers dont proviennent les végétaux,

produits végétaux ou autres objets (“pays

d'expédition”).

§ 3. Les envois ou lots en provenance d'un pays

tiers mais qui, selon la déclaration établie dans

le cadre des formalités douanières, ne sont pas

het Latijn aangegeven. Het certificaat moet zijn

gericht aan het Agentschap of aan de officiële

plantenziektekundige dienst van een andere

lidstaat.

Het certificaat moet volledig in hoofdletters of

in machineschrift zijn ingevuld. Niet

gecertificeerde wijzigingen of uitwissingen

hebben nietigheid van het certificaat tot gevolg.

Eventuele kopieën worden alleen afgegeven met

de gedrukte of gestempelde vermelding "kopie"

of "duplicaat".

Het certificaat mag niet eerder zijn opgemaakt

dan 14 dagen vóór de datum waarop de

betrokken planten, plantaardige producten of

andere materialen, het derde land van afgifte

hebben verlaten.

Het moet, ongeacht de vorm ervan, informatie

bevatten overeenkomstig de modellen van de

bijlage bij het IPPC.

Het moet zijn opgemaakt volgens een van de

modellen die door de Commissie zijn

vastgesteld. Het certificaat moet zijn afgegeven

door autoriteiten die hiertoe bevoegd zijn op

grond van de wettelijke bepalingen of

voorschriften van het betrokken derde land zoals

meegedeeld aan de directeur-generaal van de

FAO overeenkomstig het Internationaal Verdrag

voor de bescherming van planten, of, in het

geval van derde landen die geen partij zijn bij

het IPPC, aan de Commissie.

§ 2. In het geval van planten, plantaardige

producten of andere materialen waarop de

bijzondere eisen van bijlage IV, deel A of deel

B, van toepassing zijn, moet het in artikel 16, §

1, onder b), genoemde officiële “fytosanitair

certificaat” zijn afgegeven in het derde land van

oorsprong van de planten, plantaardige

producten en andere materialen (“land van

oorsprong”). Ingeval ook op andere plaatsen dan

die van oorsprong aan de bedoelde bijzondere

eisen kan worden voldaan, of ingeval geen

bijzondere eisen gelden, mag het “fytosanitair

certificaat” echter zijn afgegeven in het derde

land waar de planten, plantaardige producten of

andere materialen vandaan komen (“land van

verzending”).

§ 3. Zendingen of partijen die uit een derde land

afkomstig zijn, maar volgens de aangifte in het

kader van de douaneformaliteiten geen planten,

plantaardige producten of andere materialen als

vermeld in bijlage V, deel B, bevatten, kunnen

AI.CI.PA.30

constitués de végétaux, de produits végétaux ou

d'autres objets énumérés à l'annexe V, partie B,

sont également contrôlés lorsqu'il existe de

sérieuses raisons de croire qu'ils contiennent de

tels végétaux, produits végétaux ou autres

objets.

Lorsqu'un contrôle douanier fait apparaître

qu'un envoi ou un lot en provenance d'un pays

tiers est constitué de végétaux, de produits

végétaux ou d'autres objets non déclarés

énumérés à l'annexe V, partie B, le bureau de

douane qui procède au contrôle informe sans

délai l'Agence.

Si, à l'issue du contrôle réalisé par l'Agence, des

doutes subsistent quant à l'identification de la

marchandise, notamment en ce qui concerne le

genre, l'espèce des végétaux ou produits

végétaux ou leur origine, l'envoi est réputé

contenir des végétaux, des produits végétaux ou

d'autres objets énumérés à l'annexe V, partie B.

§ 4. Pour autant qu'il n'existe aucun risque de

propagation d'organismes nuisibles dans la

Communauté:

a) l'article 16, § 1er, ne s'applique pas à l'entrée

dans la Communauté de végétaux, produits

végétaux ou autres objets qui sont déplacés d'un

point à un autre de la Communauté à travers le

territoire d'un pays tiers sans changement de

leur statut douanier (transit interne);

b) l'article 16, § 1er, et l'article 8, § 1er,

alinéa 1er, ne s'appliquent pas à l'entrée dans la

Communauté de végétaux, produits végétaux ou

autres objets qui sont déplacés d'un point à un

autre au sein d'un ou de deux pays tiers à travers

le territoire de la Communauté sous un régime

douanier approprié et sans changement de leur

statut douanier.

§ 5. Sans préjudice des dispositions de l'article

8, § 1er, en ce qui concerne l'annexe III, et pour

autant qu'il n'existe aucun risque de propagation

d'organismes nuisibles dans la Communauté, il

n'y a pas lieu d'appliquer l'article 16, § 1er, à

l'entrée dans la Communauté de petites

quantités de végétaux, de produits végétaux,

d'aliments ou d'aliments pour animaux dans

lesquels entrent des végétaux ou des produits

ook worden gecontroleerd wanneer er ernstige

redenen zijn om aan te nemen dat er dergelijke


materialen aanwezig zijn.

Wanneer bij een douane-inspectie blijkt dat een

zending of partij uit een derde land bestaat uit

planten, plantaardige producten of ander

materiaal genoemd in bijlage V, deel B, of die

zaken bevat, die niet als zodanig zijn

aangegeven, stelt het inspecterende

douanekantoor het Agentschap daarvan

terstond op de hoogte.

Mocht er na de inspectie door het Agentschap

twijfel blijven bestaan ten aanzien van de

identiteit van het product, en met name ten

aanzien van het geslacht of de soort van de

planten of plantaardige producten of de

oorsprong daarvan, dan wordt de zending geacht


materialen vermeld in bijlage V, deel B, te

bevatten.

§ 4. Op voorwaarde dat er geen gevaar voor

verspreiding van schadelijke organismen in de

Gemeenschap bestaat:

a) is artikel 16, § 1, niet van toepassing op het

binnenbrengen in de Gemeenschap van planten,

plantaardige producten of andere materialen die

zonder enige wijziging in hun douanestatus

(intern douanevervoer) via het grondgebied van

een derde land worden overgebracht van een

plaats in de Gemeenschap naar een andere

plaats in de Gemeenschap;

b) zijn artikel 16, § 1, en artikel 8, § 1, eerste

lid, niet van toepassing op het binnenbrengen in

de Gemeenschap van planten, plantaardige

producten of andere materialen die zonder enige

wijziging in hun douanestatus in een of twee

derde landen volgens de geldende

douaneprocedures van een plaats naar een

andere plaats worden overgebracht via het

grondgebied van de Gemeenschap.

§ 5. Onverminderd de bepalingen van artikel 8,

§ 1, aangaande bijlage III, behoeft artikel 16, §

1, niet te gelden voor het binnenbrengen in de

Gemeenschap van kleine hoeveelheden planten,

plantaardige producten, voedingsmiddelen of

diervoeders, voor zover verband houdende met

planten of plantaardige producten, indien zij

bestemd zijn voor gebruik door de eigenaar of

ontvanger voor niet-industriële en niet-

commerciële doeleinden of voor verbruik

AI.CI.PA.31

végétaux, lorsqu'elles sont destinées à être

utilisés par le propriétaire ou le destinataire à

des fins non industrielles et non commerciales,

ou à être consommées durant le transport.

Art. 19. § 1er. Les formalités visées à l'article

16, § 1er, les inspections prévues à l'article 18, §

3, et le contrôle du respect des dispositions de

l'article 8 en ce qui concerne l'annexe III sont

exécutés, comme indiqué au § 2, parallèlement

aux formalités prescrites pour le placement sous

un régime douanier visé à l'article 16, § 1er ou §

4. Ils sont effectués conformément aux

dispositions de la convention internationale sur

l'harmonisation des contrôles de marchandises

aux frontières, et notamment de son annexe 4,

approuvée par le règlement (CEE) no 1262/84

du Conseil.

Les importateurs d'envois constitués

entièrement ou partiellement de végétaux, de

produits végétaux ou d'autres objets figurant sur

la liste de l'annexe V, partie B, ou leurs

représentants en douane, indiquent, sur l'un au

moins des documents requis pour le placement

sous un régime douanier visé à l'article 16, § 1er

ou § 4, la composition de l'envoi au moyen des

informations suivantes:

- une référence au type de végétaux,

produits végétaux ou autres objets en utilisant

les codes de la nomenclature du tarif douanier

intégré des Communautés européennes

(TARIC),

– la mention "Envoi contenant des produits

soumis à la réglementation phytosanitaire" ou

toute marque alternative convenue entre le

bureau de douane du point d'entrée et l'Agence,

- le(s) numéro(s) de référence des documents

phytosanitaires requis,

- le numéro d'enregistrement officiel de

l'importateur.

Les autorités aéroportuaires, les autorités

portuaires, les importateurs ou autres agents,

tijdens het vervoer, mits er geen gevaar voor

verspreiding van schadelijke organismen in de

Gemeenschap bestaat.

Art. 19. § 1. De in artikel 16, § 1, genoemde

formaliteiten, de in artikel 18, § 3, vastgestelde

inspecties en de controles op de naleving van

artikel 8 ten aanzien van bijlage III, worden, als

nader vermeld in § 2, afgewikkeld in samenhang

met de vereiste formaliteiten voor de plaatsing

onder een douaneregeling als bedoeld in artikel

16, § 1 of § 4. Zij worden vervuld

overeenkomstig de Internationale Overeenkomst

inzake de harmonisatie van de

goederencontroles aan de grenzen en met name

bijlage 4 daarbij, zoals goedgekeurd bij

Verordening (EEG) nr. 1262/84 van de Raad.

Invoerders van zendingen die geheel of

gedeeltelijk uit in bijlage V, deel B, genoemde


materialen bestaan, of hun

douanevertegenwoordigers, moeten op ten

minste één van de documenten die voor de

plaatsing onder een douaneprocedure als

bedoeld in artikel 16, § 1 of § 4, zijn vereist,

melding maken van de samenstelling van die

zending (partij) door middel van de volgende

informatie:

– verwijzing naar het type planten,

plantaardige producten of andere materialen met

gebruikmaking van de code van het geïntegreerd

douanetarief van de Europese Gemeenschappen

(TARIC),

– de vermelding “Deze zending (partij) bevat

producten die van belang zijn uit fytosanitair

oogpunt”, of een ander gelijkwaardig merkteken

zoals overeengekomen tussen het

douanekantoor van de plaats van binnenkomst

en het Agentschap,

– het referentienummer of de

referentienummers van de vereiste fytosanitaire

documenten,

– het officiële registratienummer van de

invoerder.

De luchthavenautoriteiten, de havenautoriteiten

dan wel de invoerders of marktdeelnemers,

volgens onderlinge afspraak, moeten het

AI.CI.PA.32

conformément aux arrangements passés entre

eux, avisent préalablement, dès qu'ils ont été

avertis de l'arrivée imminente de tels envois, le

bureau de douane du point d'entrée et l'Agence.

Ceci s'applique également aux cas de transport

de surface, notamment lorsque l'arrivée de

l'envoi (lot) est prévue en dehors des heures

normales d'ouverture.

§ 2. Les "contrôles documentaires" et les

inspections prévus à l'article 18, § 3, ainsi que le

contrôle du respect des dispositions de l'article 8

en ce qui concerne l'annexe III doivent être

effectués par l'Agence ou par le bureau de

douane du point d'entrée.

Les "contrôles d'identité" et les "contrôles

phytosanitaires" doivent être effectués, sans

préjudice de l' alinéa 3, par l'Agence en liaison

avec les formalités douanières requises pour le

placement sous un régime douanier visé à

l'article 16, § 1er, et soit au même endroit que

ces formalités, dans les locaux de l'Agence, soit

à tout autre endroit situé à proximité et désigné

ou agréé par les autorités douanières et par

l'Agence.

Toutefois, en cas de transit de marchandises non

communautaires, l'Agence peut décider, en

accord avec l'organisme ou les organismes

officiels du lieu de destination, que les

"contrôles d'identité" ou les "contrôles

phytosanitaires" seront effectués, en tout ou en

partie, par l'organisme officiel du lieu de

destination, soit dans ses locaux, soit à tout autre

endroit situé à proximité et désigné ou agréé par

les autorités douanières et par l'organisme

officiel compétent. En l'absence d'un tel accord,

les "contrôles d'identité" ou les "contrôles

phytosanitaires" sont effectués en totalité par

l'Agence à l'un des endroits indiqués à l'alinéa 2.

Dans tous les cas, les contrôles phytosanitaires

sont considérés comme faisant partie intégrante

des formalités visées à l'article 16, § 1er.

§ 3. Les originaux, ou la forme électronique des

certificats ou des autres documents autres que

les marques mentionnés à l'article 16, § 1er,

sous b), qui sont présentés à l'Agence ou aux

autorités douanières aux fins du "contrôle

douanekantoor van de plaats van binnenkomst

en het Agentschap vooraf inlichten, zodra zij

ervan op de hoogte zijn dat dergelijke zendingen

(partijen) in aantocht zijn. Dit geldt ook in

geval van vervoer over land, met name wanneer

wordt verwacht dat de betrokken zending

(partij) buiten de gewone werktijden zal

aankomen.

§ 2. De “controles van de documenten”, en ook

de in artikel 18, § 3, bedoelde inspecties en de

controles op de naleving van het bepaalde in

artikel 8 ten aanzien van bijlage III moeten

worden afgewikkeld door het Agentschap of

door het douanekantoor van de plaats van

binnenkomst.

De “controles van de identiteit” en de

“fytosanitaire controles” moeten, onverminderd

lid 3, worden uitgevoerd door het Agentschap

in samenhang met de voor de plaatsing onder

een douanebestemming als bedoeld in artikel

16, § 1, vereiste douaneformaliteiten en hetzij

op dezelfde plaats als deze formaliteiten, ten

kantore van het Agentschap of op een andere

dichtbijgelegen plaats die door de

douaneautoriteiten en door het Agentschap is

aangewezen of goedgekeurd.

In het geval van douanevervoer (het

overbrengen) van niet-communautaire goederen

kan het Agentschap echter in overeenstemming

met de officiële instantie(s) van bestemming

besluiten dat de “controles van de identiteit” of

de “fytosanitaire controles” geheel of

gedeeltelijk door de officiële instantie van

bestemming worden uitgevoerd, hetzij te haren

kantore of op een andere dichtbijgelegen plaats

die door de douaneautoriteiten en door de

verantwoordelijke officiële instantie is

aangewezen of goedgekeurd. Indien er geen

overeenstemming is bereikt, wordt de “controle

van de identiteit” of de “fytosanitaire controle”

volledig uitgevoerd door het Agentschap op een

van de in lid 2 nader omschreven plaatsen.

In alle gevallen moeten fytosanitaire controles

worden beschouwd als een integraal onderdeel

van de in artikel 16, § 1, bedoelde formaliteiten.

§ 3. Op het origineel of op het elektronische

equivalent van de certificaten of van de andere

alternatieve documenten, anders dan

merktekens, als bepaald in artikel 16, § 1, onder

b), dat met het oog op “controles van de

AI.CI.PA.33

documentaire" prévu à l'article 17, § 1er, alinéa

2, premier tiret, doivent être revêtus par cet

organisme d'un "visa" (un cachet) au moment

de l'inspection indiquant sa dénomination et la

date de soumission du document.

§ 4. La liste des points d' entrée est fixée par le

Ministre.

§ 5. L'article 13, §§ 1er et 3, s'applique mutatis

mutandis aux végétaux, produits végétaux et

autres objets visés à l' article 16, pour autant

qu'ils figurent à l'annexe V, partie A, et lorsqu'il

apparaît, sur la base des formalités visées à

l'article 16, § 1er, que les conditions qui y sont

prévues sont remplies.

§ 6. Lorsque les formalités prévues à l'article 16,

§ 1er, ne permettent pas de conclure que les

conditions qui y sont visées sont remplies, une

ou plusieurs des mesures officielles suivantes

sont prises immédiatement :

a) refus d'entrée dans la Communauté de la

totalité ou d'une partie de l'envoi;

b) déplacement vers une destination extérieure à

la Communauté, sous contrôle officiel et selon

le régime douanier approprié tant que l'envoi

circule à l'intérieur de la Communauté;

c) retrait des produits infectés/infestés de

l'envoi;

d) destruction;

e) imposition d'une quarantaine jusqu'à ce que

les résultats des examens ou des tests officiels

soient disponibles;

f) à titre exceptionnel et uniquement dans

certaines circonstances précises, traitement

approprié, lorsque l'Agence estime que

l'application du traitement assurera le respect

des conditions et permettra de parer au risque de

propagation d'organismes nuisibles; la mesure

du traitement appropriée peut également être

prise pour les organismes nuisibles qui ne

figurent pas à l'annexe I ou à l'annexe II.

L'article 14, § 3, s'applique mutatis mutandis.

documenten” overeenkomstig artikel 17, § 1,

tweede lid, eerste streepje, aan het Agentschap

of aan de douaneautoriteiten wordt voorgelegd,

wordt na inspectie de vermelding “gezien” (een

stempel) van die instantie, samen met de naam

van de instantie en de datum van overlegging

van het document aangebracht.

§ 4. De lijst van de plaatsen van binnenkomst

wordt bepaald door de Minister.

§ 5. Artikel 13, §§ 1 en 3, zijn van

overeenkomstige toepassing op de in artikel 16

bedoelde planten, plantaardige producten en

andere materialen, voor zover deze in bijlage V,

deel A, worden genoemd en wanneer op grond

van de in artikel 16, § 1, vermelde formaliteiten

wordt aangenomen dat aan de daarin bedoelde

eisen is voldaan.

§ 6. Wanneer op grond van de in artikel 16, § 1,

vermelde formaliteiten niet kan worden

geconcludeerd dat aan de daarin bedoelde eisen

is voldaan, worden onmiddellijk één of meer

van de volgende officiële maatregelen genomen:

a) weigering van het binnenbrengen in de

Gemeenschap van de gehele zending of een

gedeelte daarvan;

b) overbrenging onder officieel toezicht,

volgens de toepasselijke douaneprocedure

gedurende de overbrenging binnen de

Gemeenschap, naar een bestemming buiten de

Gemeenschap;

c) verwijdering van besmette/aangetaste

producten uit de zending;

d) vernietiging;

e) oplegging van quarantaine totdat de resultaten

van de onderzoeken of officiële tests

beschikbaar zijn;

f) bij wijze van uitzondering en alleen in

speciale omstandigheden, passende

behandeling, indien het Agentschap van oordeel

is dat door die behandeling aan de voorwaarden

zal worden voldaan en het gevaar van

verspreiding van schadelijke organismen is

afgewend; de maatregel tot passende

behandeling kan ook worden getroffen ten

aanzien van niet in bijlage I of bijlage II

genoemde schadelijke organismen.

Artikel 14, § 3, is van overeenkomstige

toepassing.

AI.CI.PA.34

Dans le cas d'un refus au titre du point a), ou

d'un déplacement vers une destination extérieure

à la Communauté au titre du point b), ou d'un

retrait au titre du point c), les certificats

phytosanitaires ou les certificats phytosanitaires

de réexpédition et tout autre document produits

au moment où les végétaux, produits végétaux

ou autres objets ont été présentés en vue de leur

introduction sur leur territoire sont annulés par

l'Agence. Lors de l'annulation, l'Agence appose

au recto desdits certificats ou documents, de

façon bien visible, un cachet rouge de forme

triangulaire portant la mention "certificat

annulé" ou "document annulé" et indiquant sa

dénomination et la date du refus, celle du début

du déplacement vers une destination extérieure à

la Communauté ou celle du retrait. Cette

mention est inscrite en lettres capitales, dans au

moins une des langues officielles de la

Communauté.

§ 7. Les végétaux, produits végétaux et autres

objets ne pourront recevoir une destination

douanière qu'après que les contrôles, visés à

l'article 19, §§ 2 et 6, aient été réalisés.

L'Agence transmet au Service des Douanes, le

document de contrôle phytosanitaire ou son

équivalent électronique.

§ 8. Les agents de l'Administration des douanes

et accises sont habilités à effectuer des contrôles

documentaire et d'identité sur les végétaux,

produits végétaux ou autres objets en

provenance de pays tiers et circulant sur le

territoire de la Belgique.

In het geval van een weigering als bedoeld in a),

of overbrenging naar een bestemming buiten de

Gemeenschap als bedoeld in b), of van

verwijdering als genoemd in c), worden de

fytosanitaire certificaten of de fytosanitaire

certificaten voor wederuitvoer, alsmede alle

andere documenten die zijn overgelegd toen de


materialen werden aangeboden door het

Agentschap geannuleerd. Bij de annulering

wordt op de voorzijde van de certificaten of

documenten duidelijk zichtbaar een driehoekig

rood stempel met de vermelding “certificaat

geannuleerd” of “document geannuleerd” van

het Agentschap aangebracht, samen met de

naam van het Agentschap en de datum van

weigering, begin van de overbrenging naar een

bestemming buiten de Gemeenschap of

verwijdering. De vermelding moet in

hoofdletters en in ten minste één van de officiële

talen van de Gemeenschap zijn gesteld.

§ 7. De planten, plantaardige producten en

andere voorwerpen kunnen pas nadat de

onderzoeken voorzien in artikel 19, §§ 2 en 6,

uitgevoerd zijn, worden toegelaten tot een

aangenomen douanebestemming. Het

Agentschap maakt het document van

fytosanitaire controle of zijn elektronisch

equivalent over aan de Dienst van de Douane.

§ 8. De ambtenaren van de Administratie van de

douane en accijnzen zijn gemachtigd om

controle uit te voeren van de documenten en de

identiteit van planten, plantaardige producten en

andere materialen afkomstig van een derde land

en die vervoerd worden op het grondgebied van

België.

§ 9. Lorsque, lors de l'importation de végétaux,

produits végétaux ou d'autres objets figurant à

l'annexe V, partie A, il apparaît, sur la base d'un

contrôle prévu aux articles 16, § 2, et article 17,

§ 1er, que les conditions visées à l'article 16, §

2, sont remplies, un passeport phytosanitaire est

délivré conformément aux dispositions de

l'article 13.

CHAPITRE V. Mesures liées à l'exportation

de végétaux, produits végétaux ou autres

objets

§ 9. Wanneer blijkt dat bij de invoer van


materialen die voorkomen in bijlage V deel A,

aan de voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 16,

§ 2, is voldaan op basis van een controle, zoals

voorzien in artikel 16, § 2 en artikel 17, § 1,

wordt een plantenpaspoort afgeleverd

overeenkomstig de bepalingen van artikel 13.

HOOFDSTUK V. Maatregelen die verband

houden met de uitvoer

van planten, plantaardige producten en

andere materialen

AI.CI.PA.35

Art. 20. § 1er. Les végétaux, produits végétaux

ou autres objets pour lesquels des exigences

particulières pour leur introduction sur le

territoire de pays tiers sont requises, doivent être

accompagnés des documents exigés. Il s'agit

entre autre d'un :

a) certificat phytosanitaire, conforme au

modèle en annexe VI, pour les produits

originaires de Belgique ;

b) certificat phytosanitaire du pays d'origine ou

d'une copie certifiée conforme de ce certificat

pour les produits originaires de pays autre que la

Belgique ;

c) certificat phytosanitaire délivré par l'Agence

ou, si l'Agence estime que l'envoi n'a pas été

exposé à un risque phytosanitaire en Belgique,

d'un certificat phytosanitaire de réexportation,

conforme au modèle en annexe VII, délivré par

l'Agence pour les envois visés au point b) dans

les cas où ces derniers sont scindés, entreposés

ou reconditionnés en Belgique;

d) l'Agence ne délivre un certificat

phytosanitaire ou un certificat phytosanitaire de

réexportation pour un envoi destiné à un pays

tiers que si après inspection, il apparaît qu'il

satisfait aux exigences du pays importateur.

A cet effet, l'exportateur est tenu de joindre à sa

demande de certificat phytosanitaire une copie

de la réglementation pertinente en vigueur du

pays importateur, dont il est garant de la

conformité. Cette copie est établie dans l'une

des langues visées à l'article 18, § 1er. [15]

Art. 20. § 1. De planten, plantaardige producten

of andere materialen waarvoor specifieke

voorwaarden gelden voor het binnenbrengen op

het grondgebied van derde landen moeten

vergezeld zijn van de vereiste documenten. Het

gaat onder andere over een:

a) fytosanitair certificaat, overeenkomstig het

model in bijlage VI, voor de producten van

oorsprong uit België ;

b) fytosanitair certificaat van het land van

oorsprong of een voor conform verklaarde kopie

van dit certificaat voor de producten van

oorsprong van landen andere dan België ;

c) fytosanitair certificaat afgeleverd door het

Agentschap of indien het Agentschap oordeelt

dat de zending niet is blootgesteld aan een

fytosanitair risico in België een fytosanitair

certificaat van wederuitvoer, overeenkomstig

het model in bijlage VII, afgeleverd door het

Agentschap voor de zendingen, zoals bedoeld in

b) voor de gevallen waar deze werden

opgesplitst, opgeslagen of anders werden

verpakt in België;

d) het Agentschap levert slechts een

fytosanitair certificaat of een fytosanitair

certificaat voor wederuitvoer af voor een

zending bestemd voor een derde land, indien na

onderzoek is gebleken dat voldaan is aan de

eisen van het invoerend land.

De uitvoerder moet daarvoor bij zijn aanvraag

voor een fytosanitair certificaat een kopie

voegen van de relevante geldende

reglementering van het land van invoer,

waarvan hij instaat voor de correctheid. Deze

kopie is in één van de in artikel 18, § 1 vermelde

talen opgesteld. [15]

§ 2. En ce qui concerne les envois destinés aux

Etats-Unis d'Amérique le Ministre peut conclure

une convention avec le service phytosanitaire

officiel du pays importateur par laquelle ce

dernier service est chargé d'exécuter avant

l'exportation de certains végétaux et produits

végétaux importés ou non en Belgique, un

contrôle phytosanitaire sur le respect des

exigences prévues dans cette convention.

Un certificat phytosanitaire ou un certificat

phytosanitaire de réexportation pour un envoi

destiné aux Etats-Unis, n'est délivré par

l'Agence pour les végétaux et produits végétaux

visés dans cette convention que si ce contrôle

§ 2. Wat de zendingen bestemd voor de

Verenigde Staten van Amerika betreft, kan de

Minister een overeenkomst sluiten met de

officiële fytosanitaire dienst van het invoerend

land waarbij die laatste dienst gemachtigd wordt

om vóór de uitvoer van bepaalde planten en

plantaardige producten, al dan niet in België

ingevoerd, een fytosanitaire controle uit te

oefenen op de naleving van de eisen in de

overeenkomst.

Een fytosanitair certificaat of een fytosanitair

certificaat voor wederuitvoer voor een zending

bestemd voor de Verenigde Staten wordt voor

de in die overeenkomst bedoelde planten en

plantaardige producten door het Agentschap

AI.CI.PA.36

phytosanitaire indique qu'il est satisfait aux

exigences prévues dans cette convention. Cet

envoi ne peut être expédié qu'après la délivrance

d'un certificat phytosanitaire ou d'un certificat

phytosanitaire de réexportation par l'Agence.

L'Administration des douanes et accises est

chargée de contrôler la présence du certificat

phytosanitaire ou du certificat phytosanitaire de

réexportation. Le Ministre détermine les

produits à l'égard desquels un certificat

phytosanitaire ou un certificat phytosanitaire de

réexportation est délivré par l'Agence.

§ 3. L'Agence doit recevoir, par écrit, la

demande d'inspection visée aux §§ 1 et 2, au

moins 48 heures avant l'inspection, samedis,

dimanches et jours fériés non compris.

S'il estime qu'il s'agit d'un cas particulier,

l'Agence peut accorder une dérogation aux

dispositions visées à l'alinéa 1, aux conditions

qu'il fixe.

CHAPITRE VI. Dérogations

slechts afgeleverd indien uit die fytosanitaire

controle blijkt dat aan de eisen voorzien in de

overeenkomst is voldaan. Deze zending kan

slechts verzonden worden na de aflevering van

een fytosanitair certificaat of van een

fytosanitair certificaat voor wederuitvoer door

het Agentschap.

De Administratie der douane en accijnzen wordt

belast met de controle op de aanwezigheid van

het fytosanitair certificaat of van het fytosanitair

certificaat voor wederuitvoer. De Minister

bepaalt de producten waarvoor een fytosanitair

certificaat of een fytosanitair certificaat voor

wederuitvoer door het Agentschap wordt

afgeleverd.

§ 3. Het Agentschap dient de aanvraag voor

onderzoek bedoeld in §§ 1 en 2, ten minste 48

uur vóór het onderzoek schriftelijk te

ontvangen, zaterdagen, zon- en feestdagen niet

meegerekend.

Indien het Agentschap oordeelt dat het een

bijzonder geval betreft, kan deze onder door

hem te bepalen voorwaarden, afwijking

verlenen van het bepaalde in lid 1.

HOOFDSTUK VI. Afwijkingen

Art. 21. L'Agence peut prévoir des dérogations,

sur demande et après autorisation par la

Commission conformément aux modalités de

l’article 15 de la Directive 2000/29/CE:

- à l'article 8, §§ 1er et 2, en ce qui concerne

l'annexe III, parties A et B, ainsi qu'à l'article 9,

§ 1er et à l'article 16, § 1er, sous a), troisième

tiret, en ce qui concerne les autres exigences

visées à l'annexe IV, partie A, section 1, et

partie B ;

- à l'article 16, § 1er, sous b), dans le cas du

bois, si des garanties équivalentes sont fournies

au moyen d'autres documents ou marquages.

CHAPITRE VII. Dispositions particulières

Art. 21. Het Agentschap kan afwijkingen

toestaan, op verzoek en na toelating door de

Commissie overeenkomstig de bepalingen van

artikel 15 van Richtlijn 2000/29/EG:

- op artikel 8, §§ 1 en 2, betreffende bijlage III,

delen A en B, alsmede op artikel 9, § 1, en op

artikel 16, §1, onder a), derde streepje, voor wat

betreft de andere eisen die genoemd worden in

bijlage IV, deel A, rubriek 1, en deel B ;

- op artikel 16, § 1, onder b), in het geval van

hout, indien gelijkwaardige waarborgen worden

gegeven door middel van alternatieve

documenten of merktekens.

HOOFDSTUK VII. Bijzondere bepalingen

Art. 22. Le présent arrêté ne porte pas atteinte

aux dispositions prévues par la réglementation

de l'Administration des douanes et accises du

Art. 22. Dit besluit doet geen afbreuk aan de

bepalingen voorzien in de reglementering van

de Administratie van de douane en accijnzen

AI.CI.PA.37

Ministère des Finances.

Art. 23. Les annexes du présent arrêté peuvent

être modifiées par le Ministre.

Le Ministre peut prendre des mesures

d'exécution pour se conformer aux dispositions

d'application de la Directive 2000/29/CE

adoptées par la Commission ou le Conseil.

CHAPITRE VIII. Sanctions

Art. 24. Les infractions aux dispositions du

présent arrêté sont recherchées et constatées

conformément aux dispositions de l’arrêté royal

du 22 février 2001 organisant les contrôles

effectués par l’Agence fédérale pour la Sécurité

de la Chaîne alimentaire et punies

conformément aux dispositions de la loi du 2

avril 1971 relative à la lutte contre les

organismes nuisibles aux végétaux et aux

produits végétaux.

CHAPITRE IX. Dispositions finales

Art. 25. L'arrêté royal du 3 mai 1994 relatif à la

lutte contre les organismes nuisibles aux

végétaux et aux produits végétaux, est abrogé.

Art. 26. Notre Ministre de Affaires sociales et

de la Santé publique et Notre Ministre des

Finances sont chargés, chacun en ce qui le

concerne, de l'exécution du présent arrêté.

Donné à Nice, le 10 août 2005.

ALBERT

Par le Roi:

Le Ministre des Affaires sociales et de la Santé

publique,

R. DEMOTTE

Le Ministre des Finances,

D. REYNDERS

van het Ministerie van Financiën.

Art. 23. De bijlagen van dit besluit kunnen

gewijzigd worden door de Minister.

De Minister kan uitvoeringsmaatregelen nemen

om te voldoen aan de door de Commissie of de

Raad aangenomen toepassingsbepalingen van

Richtlijn 2000/29/EG.

HOOFDSTUK VIII. Strafbepalingen

Art. 24. Overtredingen van de bepalingen van

dit besluit worden opgespoord en vastgesteld

overeenkomstig het koninklijk besluit van 22

februari 2001 houdende organisatie van de

controles die worden verricht door het Federaal

Agentschap voor de Veiligheid van de

Voedselketen en gestraft overeenkomstig de

bepalingen van de wet van 2 april 1971


plantaardige producten schadelijke organismen.

HOOFDSTUK IX. Slotbepalingen

Art. 25. Het koninklijk besluit van 3 mei 1994


plantaardige producten schadelijke organismen

wordt opgeheven.

Art. 26. Onze Minister van Sociale zaken en

Volksgezondheid en Onze Minister van

Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met

de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Nice, 10 augustus 2005.

ALBERT

Van Koningswege:

De Minister van Sociale Zaken en

Volksgezondheid,

R. DEMOTTE

De Minister van Financiën,

D. REYNDERS

AI.CI.PA.38

ANNEXE I

Partie A. Organismes nuisibles dont l'introduction et la dissémination doivent être

interdites dans tous les Etats membres

Chapitre I. Organismes nuisibles inconnus dans la Communauté et importants pour toute

la Communauté

a) Insectes, acariens et nématodes à tous les stades de leur développement

1. Acleris spp. (non européen)

1.1. Agrilus anxius Gory [19]

1.2. Agrilus planipennis Fairmaire [19]

1.3. Anthonomus eugenii Cano [19]

2. Amauromyza maculosa (Malloch)

3. Anomala orientalis Waterhouse

4. Anoplophora chinensis (Thomson)

4.1. Anoplophora glabripennis (Motschulsky)

5. Anoplophora malasiaca (Forster)

6. Arrhenodes minutus Drury

7. Bemisia tabaci Genn. (populations non européennes) vecteur de virus tels que :

(a) Bean golden mosaic virus

(b) Cowpea mild mottle virus

(c) Lettuce infectious yellows virus

(d) Pepper mild tigré virus

(e) Squash leaf curl virus

(f) Euphorbia mosaic virus

(g) Florida tomato virus

8. Cicadellidae (non européens) connus en tant que vecteurs de la maladie de Pierce

(causée par Xylella fastidiosa), tels que :

(a) Carneocephala fulgida Nottingham

(b) Draeculacephala minerva Ball

(c) Graphocephala atropunctata (Signoret)

9. Choristoneura spp. (non européen)

10. Conotrachelus nenuphar (Herbst)

10.0. Dendrolimus sibiricus Tschetverikov [8]

10.1. Diabrotica barberi Smith et Lawrence

10.2. Diabrotica undecimpunctata howardi Barber

10.3. Diabrotica undecimpunctata undecimpunctata Mannerheim

10.4. Diabrotica virgifera zeae Krysan & Smith [8]

10.5. Diaphorina citri Kuway [19]

11. Heliothis zea (Boddie)

11.1. Hirschmanniella spp., à l’exception de Hirschmanniella gracilis (de Man) Luc &

Goodey

12. Liriomyza sativae Blanchard

AI.CI.PA.39

13. Longidorus diadecturus Eveleigh et Allen

14. Monochamus spp. (non européen)

15. Myndus crudus Van Duzee

16. Nacobbus aberrans (Thorne) Thorne et Allen

16.1. Naupactus leucoloma Boheman

17. Premnotrypes spp. (non européen)

18. Pseudopithyophthorus minutissimus (Zimmermann)

19. Pseudopithyophthorus pruinosus (Eichhoff)

19.1. Rhynchophorus palmarum (L.) [8]

20. Scaphoideus luteolus (Van Duzee)

21. Spodoptera eridania (Cramer)

22. Spodoptera frugiperda (Smith)

23. Spodoptera litura (Fabricius)

24. Thrips palmi Karny

25. Tephritidae (non européens) tels que :

(a) Anastrepha fraterculus (Wiedemann)

(b) Anastrepha ludens (Loew)

(c) Anastrepha obliqua Macquart

(d) Anastrepha suspensa (Loew)

(e) Dacus ciliatus Loew

(f) Dacus cucurbitae Coquillett

(g) Dacus dorsalis Hendel

(h) Dacus tryoni (Froggatt)

(i) Dacus tsuneonis Miyake

(j) Dacus zonatus Saund.

(k) Epochra canadensis (Loew)

(l) Pardalaspis cyanescens Bezzi

(m) Pardalaspis quinaria Bezzi

(n) Pterandrus rosa (Karsch)

(o) Rhacochlaena japonica Ito

(p) Rhagoletis cingulata (Loew)

(q) Rhagoletis completa Cresson

(r) Rhagoletis fausta (Östen-Sacken)

(s) Rhagoletis indifferens Curran

(t) Rhagoletis mendax Curran

(u) Rhagoletis pomonella Walsh

(v) Rhagoletis ribicola Doane

(w) Rhagoletis suavis (Loew)

26. Xiphinema americanum Cobb sensu lato (populations non européennes)

27. Xiphinema californicum Lamberti et Bleve-Zacheo

b) Bactéries

0.1. Candidatus Liberibacter spp., agent causal de la maladie du huanglongbing des agrumes

[19]

1. Xylella fastidiosa (Well et Raju)

c) Champignons

1. Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt

2. Chrysomyxa arctostaphyli Dietel

3. Cronartium spp. (non européen)

AI.CI.PA.40

4. Endocronartium spp. (non européen)

5. Guignardia laricina (Saw.) Yamamoto et Ito

6. Gymnosporangium spp. (non européen)

7. Inonotus weirii (Murrill) Kotlaba et Pouzar

8. Melampsora farlowii (Arthur) Davis

9. / [19]

10. Mycosphaerella larici-leptolepis Ito et al.

11. Mycosphaerella populorum G.E. Thompson

12. Phoma andina Turkensteen

13. Phyllosticta solitaria Ell. et Ev.

14. Septoria lycopersici Speg. var. malagutii Ciccarone et Boerema

15. Thecaphora solani Barrus

15.1. Tilletia indica Mitra

16. Trechispora brinkmannii (Bresad.) Rogers

d) Virus et organismes analogues

1. Mycoplasme de la nécrose du phloème d'Ulmus

2. Virus et organismes analogues de la pomme de terre tels que [9]:

(a) Andean potato latent virus

(b) Andean potato mottle virus

(c) Arracacha virus B, oca strain

(d) Potato black ringspot virus

(e) Potato spindle tuber viroid

(f) Potato virus T

(g) Isolats non européens des virus A, M, S, V, X et Y (y compris Yo, Yn et Yc), ainsi

que du "Potato leaf roll virus"

3. Tobacco ringspot virus

4. Tomato ringspot virus

5. Virus et organismes analogues de Cydonia Mill., Fragaria L., Malus Mill., Prunus L.,

Pyrus L., Ribes L., Rubus L. et Vitis L. tels que:

(a) Blueberry leaf mottle virus

(b) Cherry rasp leaf virus (américain)

(c) Peach mosaic virus (américain)

(d) Peach phony rickettsia

(e) Peach rosette mosaic virus

(f) Peach rosette mycoplasm

(g) Peach X-disease mycoplasm

(h) Peach yellows mycoplasm

(i) Plum line pattern virus (américain)

(j) Raspberry leaf curl virus (américain)

(k) Strawberry latent "C" virus

(l) Strawberry vein banding virus

(m) Strawberry witches broom mycoplasm (Mycoplasme des balais de sorcière du

fraisier)

(n) Virus et organismes analogues non européens de Cydonia Mill., Fragaria L., Malus

Mill., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rubus L. et Vitis L.

6. Virus transmis par Bemisia tabaci Genn., tels que:

(a) Bean golden mosaic virus

(b) Cowpea mild mottle virus

(c) Lettuce infectious yellows virus

(d) Pepper mild tigré virus

AI.CI.PA.41

(e) Squash leaf curl virus

(f) Euphorbia mosaic virus

(g) Florida tomato virus

e) Plantes parasites

1. Arceuthobium spp. (non européenne)

AI.CII.PA.42

Chapitre II. Organismes nuisibles présents dans la Communauté et importants pour

toute la Communauté

a) Insectes, acariens et nématodes à tous les stades de leur développement

0.0.1. Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. [19]

0.1. / [8] [18]

1. Globodera pallida (Stone) Behrens

2. Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens

3. / [6]

4. /

5. /

6. /

6.1. Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (toutes populations)

6.2. Meloidogyne fallax Karssen

7. Opogona sacchari (Bojer)

8. Popillia japonica Newman

8.1. Rhizoecus hibisci Kawai et Takagi

9. Spodoptera littoralis (Boisduval)

10. Trioza erytreae Del Guercio [19]

(b) Bactéries

1. Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann et

Kotthoff) Davis et al.

2. Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. [19]

(c) Champignons

1. Melampsora medusae Thümen

2. Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival

(d) Virus et organismes analogues

1. Mycoplasme de la prolifération du pommier (Apple proliferation mycoplasm)

2. Mycoplasme de l'enroulement chlorotique de l'abricotier (Apricot chlorotic leafroll

mycoplasm)

3. Mycoplasme du dépérissement du poirier (Pear decline mycoplasm)

AI.DA.RI.43

Partie B. Organismes nuisibles dont l'introduction et la dissémination doivent être

interdites dans certaines zones protégées.

(a) Insectes, acariens et nématodes à tous les stades de leur développement.

Espèce Zone(s) protégée(s)

1. Bemisia tabaci Genn.

(populations européennes)

IRL, P [Açores, Beira Interior, Beira Litoral,

Entre Douro e Minho, Ribatejo e Oeste

(communes d’Alcobaça, d’Alenquer, de

Bombarral, de Cadaval, de Caldas da

Rainha, de Lourinhã, de Nazaré, d’Obidos,

de Peniche et de Torres Vedras) et Trás-os-

Montes], UK, S, FI [19]

1.1. Daktulosphaira vitifoliae (Fitch) CY

1.2. Dryocosmus kuriphilus Yasumatsu IRL, P, UK [19]

2. Globodera pallida (Stone) Behrens FI, LV, SI, SK

3. Leptinotarsa decemlineata Say E (Ibiza et Minorque), IRL, CY, M, P

(Açores et Madère), UK , S (Blekinge,

Gotland, Halland, Kalmar, Skåne), FI

(districts d'Åland, Turku, Uusimaa, Kymi,

Häme, Pirkanmaa, Satakunta)

4. Liriomyza bryoniae (Kaltenbach) IRL, UK (Irlande du Nord)

5. Thaumatopoea processionea L.

(b) Virus et organismes analogues

IRL, UK (à l’exception du territoire des

collectivités locales de Barnet, Brent,

Bromley, Camden, cité de Londres, cité de

Westminster, Croydon, Ealing, district

d’Elmbridge, district d’Epsom & Ewell,

Hackney, Hammersmith & Fulham,

Haringey, Harrow, Hillingdon, Hounslow,

Islington, Kensington & Chelsea, Kingston

upon Thames, Lambeth, Lewisham, Merton,

Reading, Richmond Upon Thames, district

de Runnymede, Slough, South Oxfordshire,

Southwark, district de Spelthorne, Sutton,

Tower Hamlets, Wandsworth et West

Berkshire) [19]

Espèce Zone(s) protégée(s)

AI.DA.RI.44

1. Virus de la rhizomanie F (Bretagne), FI, IRL, / [4], P (Açores), UK

(Irlande du Nord)

2. Tomato spotted wilt virus S, FI

Vu pour être annexé à Notre arrêté du 10 août 2005.

ALBERT

Par le Roi:

Le Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,

R. DEMOTTE


D. REYNDERS

AI.DA.RI.45

BIJLAGE I

Deel A. Schadelijke organismen die niet mogen worden binnengebracht of verspreid in

de lidstaten

Rubriek I. Schadelijke organismen die voor zover bekend in de Gemeenschap niet

voorkomen en die risico's opleveren voor de gehele Gemeenschap

a) Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling

1. Acleris spp. (niet-Europese)

1.1. Agrilus anxius Gory [19]

1.2. Agrilus planipennis Fairmaire [19]

1.3. Anthonomus eugenii Cano [19]

2. Amauromyza maculosa (Malloch)

3. Anomala orientalis Waterhouse

4. Anoplophora chinensis (Thomson)

4.1 Anoplophora glabripennis (Motschulsky)

5. Anoplophora malasiaca (Forster)

6. Arrhenodes minutus Drury

7. Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) vector van virussen zoals :

a) Bean golden mosaic virus

b) Cowpea mild mottle virus

c) Lettuce infectious yellows virus

d) Pepper mild tigré virus

e) Squash leaf curl virus

f) Euphorbia mosaic virus

g) Florida tomato virus

8. Cicadellidae (niet-Europese) die bekend staan als zijnde vectoren van de ziekte van

Pierce (veroorzaakt door Xylella fastidiosa), zoals :

a) Carneocephala fulgida Nottingham

b) Draeculacephala minerva Ball

c) Graphocephala atropunctata (Signoret)

9. Choristoneura spp. (niet-Europese)

10. Conotrachelus nenuphar (Herbst)

10.0. Dendrolimus sibiricus Tschetverikov [8]

10.1. Diabrotica barberi Smith et Lawrence

10.2. Diabrotica undecimpunctata howardi Barber

10.3. Diabrotica undecimpunctata undecimpunctata Mannerheim

10.4. Diabrotica virgifera zeae Krysan & Smith [8]

10.5. Diaphorina citri Kuway [19]

11. Heliothis zea (Boddie)

11.1. Hirschmanniella spp., andere dan Hirschmanniella gracilis (de Man) Luc et Goodey

12. Liriomyza sativae Blanchard

13. Longidorus diadecturus Eveleigh et Allen

14. Monochamus spp. (niet-Europese)

15. Myndus crudus Van Duzee

16. Nacobbus aberrans (Thorne) Thorne et Allen

16.1. Naupactus leucoloma Boheman

17. Premnotrypes spp. (niet-Europese)

18. Pseudopithyophthorus minutissimus (Zimmermann)

19. Pseudopithyophthorus pruinosus (Eichhoff)

19.1. Rhynchophorus palmarum (L.) [8]

20. Scaphoideus luteolus (Van Duzee)

AI.DA.RI.46

21. Spodoptera eridania (Cramer)

22. Spodoptera frugiperda (Smith)

23. Spodoptera litura (Fabricius)

24. Thrips palmi Karny

25. Tephritidae (niet-Europese) zoals :

a) Anastrepha fraterculus (Wiedemann)

b) Anastrepha ludens (Loew)

c) Anastrepha obliqua Macquart

d) Anastrepha suspensa (Loew)

e) Dacus ciliatus Loew

f) Dacus cucurbitae Coquillett

g) Dacus dorsalis Hendel

h) Dacus tryoni (Froggatt)

i) Dacus tsuneonis Miyake

j) Dacus zonatus Saund.

k) Epochra canadensis (Loew)

l) Pardalaspis cyanescens Bezzi

m) Pardalaspis quinaria Bezzi

n) Pterandrus rosa (Karsch)

o) Rhacochlaena japonica Ito

p) Rhagoletis cingulata (Loew)

q) Rhagoletis completa Cresson

r) Rhagoletis fausta (Östen-Sacken)

s) Rhagoletis indifferens Curran

t) Rhagoletis mendax Curran

u) Rhagoletis pomonella Walsh

v) Rhagoletis ribicola Doane

w) Rhagoletis suavis (Loew)

26. Xiphinema americanum Cobb sensu lato (niet-Europese populaties)

27. Xiphinema californicum Lamberti et Bleve-Zacheo

b) Bacteriën

0.1. Candidatus Liberibacter spp., de veroorzaker van Huanglongbing-ziekte bij

citrusvruchten/citrus greening [19]

1. Xylella fastidiosa (Well et Raju)

c) Schimmels

1. Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt

2. Chrysomyxa arctostaphyli Dietel

3. Cronartium spp. (niet-Europese)

4. Endocronartium spp. (niet-Europese)

5. Guignardia laricina (Saw.) Yamamoto et Ito

6. Gymnosporangium spp. (niet-Europese)

7. Inonotus weirii (Murrill) Kotlaba et Pouzar

8. Melampsora farlowii (Arthur) Davis

9. / [19]

10. Mycosphaerella larici-leptolepis Ito et al.

11. Mycosphaerella populorum G.E. Thompson

12. Phoma andina Turkensteen

13. Phyllosticta solitaria Ell. et Ev.

14. Septoria lycopersici Speg. var. malagutii Ciccarone et Boerema

15. Thecaphora solani Barrus

AI.DA.RI.47

15.1. Tilletia indica Mitra

16. Trechispora brinkmannii (Bresad.) Rogers

d) Virussen en virusachtige organismen

1. Mycoplasma van floëemnecrose van Ulmus L.

2. Aardappelvirussen en virusachtige organismen zoals :

a) Andean potato latent virus

b) Andean potato mottle virus

c) Arracacha virus B, oca strain

d) Potato black ringspot virus

e) Potato spindle tuber viroid

f) Aardappelvirus T

g) Niet-Europese isolaten van de aardappelvirussen A, M, S, V, X en Y (inclusief Yo,

Yn Yc) en potato leaf roll virus

3. Tobacco ringspot virus

4. Tomato ringspot virus

5. Virussen en virusachtige organismen van Cydonia Mill., Fragaria L., Malus Mill.,

Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rubus L. en Vitis L., zoals :

a) Blueberry leaf mottle virus

b) Cherry rasp leaf virus (Amerikaans)

c) Peach mosaic virus (Amerikaans)

d) Peach phony rickettsia

e) Peach rosette mosaic virus

f) Peach rosette mycoplasm

g) Peach X-disease mycoplasm

h) Peach yellows mycoplasm

i) Plum line pattern virus (Amerikaans)

j) Raspberry leaf curl virus (Amerikaans)

k) Strawberry latent "C" virus

l) Strawberry vein banding virus

m) Strawberry witches' broom mycoplasm

n) Niet-Europese virussen en virusachtige organismen van Cydonia Mill., Fragaria

L., Malus Mill., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rubus L. en Vitis L.

6. Door Bemisia tabaci Genn. overgedragen virussen, zoals :

a) Bean golden mosaic virus

b) Cowpea mild mottle virus

c) Lettuce infectious yellows virus

d) Pepper mild tigré virus

e) Squash leaf curl virus

f) Euphorbia mosaic virus

g) Florida tomato virus

e) Parasitaire planten

1. Arceuthobium spp. (niet-Europese)

AI.DA.RII.48

Rubriek II : Schadelijke organismen waarvan bekend is dat zij in de Gemeenschap



0.0.1. Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. [19]

0.1. / [8] [18]

1. Globodera pallida (Stone) Behrens

2. Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens

3. / [6]

4. /

5. /

6. /

6.1. Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties)

6.2. Meloidogyne fallax Karssen

7. Opogona sacchari (Bojer)

8. Popillia japonica Newman

8.1. Rhizoecus hibisci Kawai et Takagi

9. Spodoptera littoralis (Boisduval)

10. Trioza erytreae Del Guercio [19]

b) Bacteriën

1. Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann et


2. Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. [19]

c) Schimmels

1. Melampsora medusae Thümen

2. Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival


1. Apple proliferation mycoplasm

2. Apricot chlorotic leafroll mycoplasm

3. Pear decline mycoplasm

AI.DB.49

Deel B. Schadelijke organismen die niet mogen worden binnengebracht of verspreid

in bepaalde beschermde gebieden


Soort Beschermde gebied(en)

1. Bemisia tabaci Genn.

(Europese populaties)

IRL, P (Açores, Beira Interior, Beira Litoral,

Entre Douro e Minho, Ribatejo e Oeste

(gemeenten Alcobaça, Alenquer, Bombarral,

Cadaval, Caldas da Rainha, Lourinhã, Nazaré,

Óbidos, Peniche en Torres Vedras) en Trás-os-

Montes), FI, S, UK [19]

1.1. Daktulosphaira vitifoliae (Fitch) CY

1.2. Dryocosmus kuriphilus Yasumatsu IRL, P, UK [19]

2. Globodera pallida (Stone) Behrens FI , LV, SI, SK

3. Leptinotarsa decemlineata Say E (Ibiza en Menorca), IRL, CY, M, P (Azoren

en Madeira), UK, S (Blekinge, Gotland,

Halland, Kalmar, Skåne), FI (de districten

Åland, Turku, Uusimaa, Kymi, Häme,

Pirkanmaa, Satakunta)

4. Liriomyza bryoniae (Kaltenbach) IRL en UK (Noord-Ierland)

5. Thaumatopoea processionea L. IRL, UK (met uitzondering van de lokale

overheden Barnet, Brent, Bromley, Camden,

City of London, City of Westminster,

Croydon, Ealing, Elmbridge District, Epsom

and Ewell District, Hackney, Hammersmith &

Fulham, Haringey, Harrow, Hillingdon,

Hounslow, Islington, Kensington & Chelsea,

Kingston upon Thames, Lambeth, Lewisham,

Merton, Reading, Richmond upon Thames,

Runnymede District, Slough, South

Oxfordshire, Southwark, Spelthorne District,

Sutton, Tower Hamlets, Wandsworth en West

Berkshire) [19]

AII.PA.CI.50

b) Virussen en virusachtige organismen

Soort Beschermde gebied(en)

1. Beet necrotic yellow vein virus F (Bretagne), FI, IRL, / [4], P (Azoren), UK

(Noord–Ierland)

2. Tomato spotted wilt virus S, FI

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 2005.

ALBERT

Van Koningswege:

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

R. DEMOTTE


D. REYNDERS

AII.PA.CI.51

ANNEXE II

Partie A. Organismes nuisibles dont l'introduction et la dissémination doivent être

interdites dans tous les Etats membres s'ils se présentent sur certains végétaux ou produits

végétaux

Chapitre I. Organismes inexistants dans la Communauté et importants pour toute la

Communauté

(a) Insectes, acariens et nématodes à tous les stades de leur développement

Espèce Objet de la contamination

1. Aculops fuchsiae Keifer Végétaux de Fuchsia L., destinés à la

plantation, à l'exception des semences

1.1. / [19] / [19]

2. Aleurocanthus spp. Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle

Poncirus Raf., et leurs hybrides, à l'exception

des fruits et semences

3. Anthonomus bisignifer (Schenkling) Végétaux de Fragaria L., destinés à la


4. Anthonomus signatus (Say) Végétaux de Fragaria L., destinés à la


5. Aonidiella citrina Coquillet Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



6. Aphelenchoïdes besseyi Christie* Semences de Oryza spp.

7. Aschistonyx eppoi Inouye Végétaux de Juniperus L., à l'exception des

fruits et semences, originaires de pays non

européens

8. / [19] / [19]

9. Carposina niponensis Walsingham Végétaux de Cydonia Mill., Malus Mill.,

Prunus L. et Pyrus L., à l'exception des

semences, originaires de pays non européens

10. / [19] / [19]

* Aphelenchoides besseyi Christie ne se trouve pas sur Oryza spp. dans la Communauté.

AII.PA.CI.52


11. Enarmonia packardi (Zeller) Végétaux de Cydonia Mill., Malus Mill.,



12. Enarmonia prunivora Walsh Végétaux de Crataegus L., Malus Mill.,

Photinia Ldl., Prunus L. et Rosa L., destinés

à la plantation, à l’exception des semences, et

fruits de Malus Mill. et Prunus L., originaires

de pays non européens

13. Eotetranychus lewisi McGregor Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



14. / /

15. Grapholita inopinata Heinrich Végétaux de Cydonia Mill., Malus Mill.,



16. Hishomonus phycitis Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



17. Leucaspis japonica Ckll. Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



18. Listronotus bonariensis (Kuschel) Semences de Cruciferae, Gramineae et

Trifolium spp., originaires de l'Argentine, de

l'Australie, de la Bolivie, du Chili, de la

Nouvelle-Zélande et de l'Uruguay

19. Margarodes, espèces non européennes,

telles que :

a) Margarodes vitis (Phillipi)

b) Margarodes vredendalensis de Klerk

c) Margarodes prieskaensis Jakubski

Végétaux de Vitis L., à l'exception des fruits

et semences

20. Numonia pyrivorella (Matsumura)

Végétaux de Pyrus L., à l'exception des


21. Oligonychus perditus Pritchard et Baker Végétaux de Juniperus L., à l'exception des

fruits et semences, originaires de pays non

européens

AII.PA.CI.53


22. Pissodes spp. (non européen) Végétaux de conifères (Coniférales), à

l'exception des fruits et semences, bois de

conifères (Coniférales) avec écorce, écorce

isolée de conifères (Coniférales), originaires

de pays non européens

23. Radopholus citrophilus Huettel Dickson

et Kaplan

Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle, et


des fruits et semences, et végétaux de

Araceae, Marantaceae, Musaceae,

Persea spp., Strelitziaceae, racinés ou avec

milieu de culture adhérant ou associé

24. / [8] / [8]

25. Scirtothrips aurantii Faure Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,


des semences

26. Scirtothrips dorsalis Hood Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



27. Scirtothrips citri (Moultex) Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,


des semences

28. Scolytidae spp. (non européen)

Végétaux de conifères (Coniférales), d'une

hauteur supérieure à 3 m, à l'exception des

fruits et semences, bois de conifères

(Coniférales) avec écorce, écorce isolée de

conifères (Coniférales), originaires de pays

non européens

28.1. Scrobipalpopsis solanivora Povolny [8] Tubercules de Solanum tuberosum L. [8]

29. Tachypterellus quadrigibbus Say

Végétaux de Cydonia Mill., Malus Mill.,



30. Toxoptera citricida Kirk. Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



31. / [19] / [19]

32. Unaspis citri Comstock Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



AII.PA.CI.54

(b) Bactéries


1. / [19] / [19]

2. Citrus variegated chlorosis

Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



3. Erwinia stewartii (Smith) Dye Semences de Zea mais L.

4. Xanthomonas campestris (toutes les

souches pathogènes aux citrus)



des semences

5. Xanthomonas campestris pv. oryzae

(Ishiyama) Dye et pv. orizicola (Fang et al.)

Dye

Semences de Oryza spp.

(c) Champignons


1. Alternaria alternata (Fr.) Keissler

(isolats pathogènes non européens)

Végétaux de Cydonia Mill., Malus Mill. et

Pyrus L. destinés à la plantation, à l'exception

des semences, originaires de pays non

européens

1.1. Anisogramma anomala (Peck) E.

Muller

Végétaux de Corylus L., destinés à la

plantation, à l'exception des semences,

originaires du Canada et des Etats-Unis

d'Amérique

2. Apiosporina morbosa (Schwein.) v. Arx Végétaux de Prunus L. destinés à la


3. Atropellis spp. Végétaux de Pinus L., à l'exception des fruits

et semences, écorce isolée et bois de Pinus L.

4. Ceratocystis virescens (Davidson)

Moreau

Végétaux d'Acer saccharum Marsh., à

l'exception des fruits et semences, originaires

des États-Unis d'Amérique et du Canada; bois

d'Acer saccharum Marsh., y compris celui

qui n'a pas gardé sa surface ronde naturelle,

originaire des États-Unis d'Amérique et du

Canada

AII.PA.CI.55


5. Cercoseptoria pinidensiflorae (Hori et

Nambu) Deighton

Végétaux de Pinus L., à l'exception des fruits

et semences, et bois de Pinus L.

6. Cercospora angolensis Carv. et Mendes Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,


des semences

7. / [19] / [19]

8. Diaporthe vaccinii Shaer Végétaux de Vaccinium spp., destinés à la


9. Elsinoe spp. Bitanc. et Jenk. Mendes Végétaux de Fortunella Swingle, Poncirus

Raf., et leurs hybrides, à l'exception des fruits

et semences, et végétaux de Citrus L. et leurs

hybrides, à l'exception des semences et de

tous les fruits, sauf les fruits de Citrus L.

reticulata Blanco et de Citrus sinensis (L.)

Osbeck, originaires d'Amérique du Sud

10. Fusarium oxysporum f.sp. albedinis

(Kilian et Maire) Gordon

Végétaux de Phoenix spp., à l'exception des

fruits et semences

11. Guignardia citricarpa Kiely (toutes les

souches pathogènes aux citrus)



des semences

12. Guignardia piricola (Nosa) Yamamoto Végétaux de Cydonia Mill., Malus Mill.,



13. Puccinia pittieriana Hennings Végétaux de Solanaceae, à l'exception des

fruits et semences

14. Scirrhia acicola (Dearn.) Siggers Végétaux de Pinus L., à l'exception des fruits

et semences

14.1. Stegophora ulmea (Schweinitz : Fries)

Sydow & Sydow [8]

Végétaux d'Ulmus L. et de Zelkova L.,

destinés à la plantation, à l'exception des

semences [8]

15. Venturia nashicola Tanaka et Yamamoto Végétaux de Pyrus L., destinés à la


originaires de pays non européens

AII.PA.CI.56



1. Beet curly top virus (isolats non

européens)

Végétaux de Beta vulgaris L., destinés à la


2. Black raspberry latent virus Végétaux de Rubus L., destinés à la plantation

3. Blight et analogue Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



4. Viroïde du Cadang-Cadang Végétaux de Palmae destinés à la plantation,

à l'exception des semences, originaires de

pays non européens

5. Virus de l'enroulement du cerisier*

(cherry leaf roll virus)

Végétaux de Rubus L. destinés à la plantation

5.1. Chrysantemum stem necrosis virus [8] Végétaux de Dendranthema (DC.) Des Moul.

et Solanum lycopersicum L., destinés à la

plantation, à l'exception des semences [8]

[19]

6. Virus de la mosaïque des agrumes (citrus

mosaic virus)




7. Virus de la tristeza (souches non

européennes)




8. Leprose (Leprosis) Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



9. Little cherry pathogen

(isolats non européens)

Végétaux de Prunus cerasus L., Prunus

avium L., Prunus incisa Thunb., Prunus

sargentii Rehd., Prunus serrula Franch.,

Prunus serrulata Lindl., Prunus speciosa

(Koidz.) Ingram, Prunus subhirtella Miq.,

Prunus yedoensis Matsum., ainsi que leurs

hybrides et cultivars, destinés à la plantation,

à l'exception des semences

10. Psorosis dispersé naturellement




11. Mycoplasme du jaunissement

lethal du palmier

Végétaux de Palmae destinés à la plantation,

à l'exception des semences, originaires de

pays non européens

AII.PA.CI.57

* Le Cherry leaf roll virus ne se trouve pas sur Rubus L. dans la Communauté.

AII.PA.CI.58


12. Prunus necrotic ringspot virus** Végétaux de Rubus L. destinés à la plantation

13. Virus nanifiant du Satsuma (Satsuma

dwarf virus)




14. Virus de la feuille lascinée (tatter leaf

virus)




15. Balai de sorcière (MLO) (witches broom

MLO)




** Le Prunus necrotic ringspot virus ne se trouve pas sur Rubus L. dans la Communauté.

AII.PA.CII.59

Chapitre II. Organismes nuisibles présents dans la Communauté et importants pour

toute la Communauté



1. Aphelenchoides besseyi Christie Végétaux de Fragaria L. destinés à la


2. Daktulosphaira vitifoliae (Fitch) Végétaux de Vitis L., à l'exception des fruits

et semences

3. Ditylenchus destructor Thorne Bulbes à fleurs des genres Crocus L., variétés

miniaturisées et leurs hybrides, du genre

Gladiolus Tourn. ex L., tels que Gladiolus

callianthus Marais, Gladiolus colvillei Sweet,

Gladiolus nanus hort., Gladiolus ramosus

hort., Gladiolus tubergenii hort., Hyacinthus

L., Iris L., Tigridia Juss., Tulipa L., destinés à

la plantation, et tubercules de pommes de terre

(Solanum tuberosum L.), destinés à la

plantation

4. Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev Semences et bulbes de Allium ascalonicum L.,

Allium cepa L., et Allium schoenoprasum L.,

destinés à la plantation et végétaux de Allium

porrum L., destinés à la plantation. Bulbes et

cormes de Camassia Lindl., Chionodoxa

Boiss., Crocus flavus Weston "Golden

Yellow", Galanthus L., Galtonia candicans

(Baker) Decne, Hyacinthus L., Ismene

Herbert, Muscari Miller, Narcissus L.,

Ornithogalum L., Puschkinia Adams, Scilla

L., Tulipa L., destinés à la plantation, et

semences de Medicago sativa L.

5. Circulifer haematoceps Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



6. Circulifer tenellus Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,



6.1. Eutetranychus orientalis Klein Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,

Poncirus Raf. et leurs hybrides, à l'exception


6.2. Helicoverpa armigera (Hübner) [6] Végétaux de Dendranthema (DC.) Des Moul,

Dianthus L., Pelargonium l'Hérit. ex Ait. et de

la famille Solanaceae destinés à la plantation,

à l'exception des semences [6]

AII.PA.CII.60

6.3. Parasaissetia nigra (Nietner) [8] Végétaux de Citrus L., Fortunella Swingle,


des fruits et semences [8]

7. Radopholus similis (Cobb) Thorne Végétaux de Araceae, Marantaceae,

Musaceae, Persea spp., Strelitziaceae,

racinés ou avec milieu de culture adhérant ou

associé

8. Liriomyza huidobrensis (Blanchard) Fleurs coupées, légumes-feuilles de Apium

graveolens L., et végétaux d'espèces

herbacées, destinés à la plantation, autres que

:

- bulbes,

- cormes,

- végétaux de la famille des Gramineae

- rhizomes,

- semences

9. Liriomyza trifolii (Burgess) Fleurs coupées, légumes-feuilles de Apium

graveolens L., et végétaux d'espèces

herbacées, destinés à la plantation, autres que

:

- bulbes,

- cormes,

- végétaux de la famille des Gramineae

- rhizomes,

- semences

10. Paysandisia archon (Burmeister) [8] Végétaux de Palmae, destinés à la plantation,

ayant un diamètre à la base du tronc de plus

de 5 cm et appartenant aux genres suivants:

Brahea Mart., Butia Becc., Chamaerops L.,

Jubaea Kunth, Livistona R. Br., Phoenix L.,

Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus

H. Wendl., Trithrinax Mart., Washingtonia

Raf. [8]

(b) Bactéries


1. Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus

(McCulloch) Davis et al.

Semences de Medicago sativa L.

2. Clavibacter michiganensis ssp.

michiganensis (Smith) Davis et al

Végétaux de Solanum lycopersicum L.,

destinés à la plantation [19]

3. Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. Végétaux des genres Amelanchier Med.,

Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh.,

Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya

Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia

davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem.,

AII.PA.CII.61

Pyrus L. et Sorbus L. destinés à la plantation,

autres que les semences

4. Erwinia chrysanthemi pv. dianthicola

(Hellmers) Dickey

Végétaux de Dianthus L. destinés à la


5. Pseudomonas caryophylli (Burkholder)

Starr et Burkholder

Végétaux de Dianthus L. destinés à la


6. / /

7. Pseudomonas syringae pv. persicae

(Prunier et al.) Young et al.

Végétaux de Prunus persica (L.) Batsch et

Prunus persica var. nectarina (Ait.) Maxim,


semences

8. Xanthomonas campestris pv. phaseoli

(Smith) Dye

Semences de Phaseolus L.

9. Xanthomonas campestris pv. pruni

(Smith) Dye

Végétaux de Prunus L., destinés à la


10. Xanthomonas campestris pv. vesicatoria

(Doidge) Dye

Végétaux de Solanum lycopersicum L., et

Capsicum spp., destinés à la plantation [19]

11. Xanthomonas fragariae Kennedy et King Végétaux de Fragaria L., destinés à la


12. Xylophilus ampelinus (Panagopoulos)

Willems et al.

Végétaux de Vitis L., à l'exception des fruits

et semences

c) Champignons


1. Ceratocystis platani (J. M. Walter)

Engelbr. & T. C. Harr. [19]

Végétaux de Platanus L., destinés à la

plantation, à l’exception des semences, et bois

de Platanus L., y compris celui qui n’a pas

gardé sa surface ronde naturelle [19]

2. / [6] / [6]

3. Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr Végétaux de Castanea Mill. et de Quercus L.,


semences

4. Didymella ligulicola (Baker, Dimock et

Davis) v. Arx

Végétaux de Dendranthema (DC.) Des Moul.


semences

5. Phialophora cinerescens (Wollenweber)

van Beyma

Végétaux de Dianthus L., destinés à la


AII.PA.CII.62

6. Phoma tracheiphila (Petri) Kanchaveli et

Gikashvili



des semences

7. Phytophthora fragariae Hickman var.

fragariae

Végétaux de Fragaria L., destinés à la


8. Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de

Toni

Semences de Helianthus annuus L.

AII.PA.CII.63


9. Puccinia horiana Hennings Végétaux de Dendranthema (DC.) Des Moul.,


semences

10. Scirrhia pini Funk et Parker Végétaux de Pinus L., destinés à la plantation,

à l'exception des semences

11. Verticillium albo-atrum Reinke et

Berthold

Végétaux de Humulus lupulus L., destinés à

la plantation, à l'exception des semences

12. Verticillium dahliae Klebahn Végétaux de Humulus lupulus L., destinés à


d) Virus et organismes analogues


1. Virus de la mosaïque de l'arabette Végétaux de Fragaria L. et Rubus L.,


semences

2. Beet leaf curl virus Végétaux de Beta vulgaris L., destinés à la


3. Viroïde nanifiant du Chrysanthème

(Chrysanthemum stunt viroid)

Végétaux de Dendranthema (DC.) Des Moul.,


semences

4. Virus de la tristeza (souches

européennes)




5. / [19] / [19]

6. Mycoplasme de la Flavescence dorée Végétaux de Vitis L., à l'exception des fruits

et semences

7. Virus de la Sharka Végétaux de Prunus L., destinés à la


8. Mycoplasme du stolbur de la pomme de

terre

Végétaux de Solanaceae, destinés à la


9. Raspberry ringspot virus Végétaux de Fragaria L. et Rubus L.,


semences

AII.PA.CII.64


10. Spiroplasma citri Saglio et al.




11. Strawberry crinkle virus Végétaux de Fragaria L., destinés à la


12. Strawberry latent ringspot virus Végétaux de Fragaria L. et Rubus L.,


semences

13. Strawberry mild yellow edge virus Végétaux de Fragaria L., destinés à la


14. Virus des anneaux noirs de la tomate

(tomato black ring virus)

Végétaux de Fragaria L. et Rubus L. destinés

à la plantation, à l'exception des semences

15. Tomato spotted wilt virus Végétaux de Apium graveolens L., Capsicum

annuum L., Cucumis melo L., Dendranthema

(DC.) Des Moul., toutes les variétés de

Nouvelle-Guinée de Impatiens, Lactuca

sativa L., Solanum lycopersicum L.,

Nicotiana tabacum L.,

pour lesquels il doit être prouvé qu'ils sont

destinés à être vendus aux producteurs de

tabac professionnels, Solanum

melongena L. et Solanum tuberosum L.,

destinés à la plantation, à l’exception des

semences [19]

16. Tomato yellow leaf curl Virus (TYLCV) Végétaux de Solanum lycopersicum L.


semences [19]

AII.DA.RI.65

AII.DA.RI.66

Partie B. Organismes nuisibles dont l'introduction et la dissémination doivent être

interdites dans certaines zones protégées s'ils se présentent sur certains végétaux ou produits

végétaux


Espèce Objet de la contamination Zone(s) protégée(s)

1. Anthonomus grandis

(Boh.)

Semences et fruits (capsules) de

Gossypium spp. et coton non égrené

EL, E (Andalousie,

Catalogne, Estrémadure,

Murcie, Valence)

2. Cephalcia lariciphila

(Klug)

Végétaux de Larix Mill., destinés à

la plantation, à l'exception des

semences

IRL, UK (N-IRL, île de

Man et Jersey)

3. Dendroctonus micans

Kugelan

Végétaux de Abies Mill, Larix Mill,

Picea A. Dietr., Pinus L. et

Pseudotsuga Carr., d'une hauteur

supérieure à 3 m, à l'exception des


(Coniférales) avec écorce, écorce

isolée de conifères

EL, IRL, UK (N-IRL, île

de Man et Jersey)

4. Gilpinia hercyniae

(Hartig)

Végétaux de Picea A. Dietr.,

destinés à la plantation, à l'exception

des semences


de Man et Jersey)

5. Gonipterus scutellatus

Gyll.

Végétaux de Eucalyptus l'Hérit, à

l'exception des fruits et semences

EL, P (Açores)

6. (a) Ips amitinus Eichhof Végétaux de Abies Mill, Larix Mill,

Picea A. Dietr. et Pinus l., d’une

hauteur supérieure à 3 m, à

l’exception des fruits et semences,

bois de conifères (Coniférales) avec

écorce, écorce isolée de conifères

EL, IRL,UK [19]

(b) Ips cembrae Heer Végétaux de Abies Mill, Larix Mill,








de Man)

AII.DA.RI.67


(c) Ips duplicatus Sahlberg Végétaux de Abies Mill, Larix Mill,

Picea A. Dietr. et Pinus L., d'une

hauteur supérieure à 3m, à

l'exception des fruits et semences,

bois de conifères (Coniférales) avec

écorce, écorce isolée de conifères

EL, IRL, UK

(d) Ips sexdentatus Boerner Végétaux de Abies Mill, Larix Mill,







IRL, CY, UK (N-IRL, île

de Man)

(e) Ips typographus Heer Végétaux de Abies Mill, Larix Mill,







IRL, UK

7. / / /

8. / /

9. Sternochetus mangiferae

Fabricius

Semences de Mangifera spp.

originaires de pays tiers

E (Grenade et Malaga), P

(Alentejo, Algarve et

Madère)

10. / [6] / [6] / [6]

AII.DA.RI.68

(b) Bactéries


1. Curtobacterium

flaccumfaciens pv.

flaccumfaciens (Hedges)

Collins et Jones

Semences de Phaseolus vulgaris L.

et Dolichos Jacq.

EL, E, P

2. Erwinia amylovora

(Burr.) Winsl. et al.

Parties de végétaux, à l'exception

des fruits, semences et boutures

destinées à la plantation, mais

incluant le pollen vivant destiné à la

pollinisation, des végétaux des

genres Amelanchier Med.,

Chaenomeles Lindl., Cotoneaster

Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill.,

Eriobotrya Lindl., Malus Mill.,

Mespilus L., Photinia davidiana

(Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem.,

Pyrus L. et Sorbus L.

(*)

(c) Champignons


0.0.1.Ceratocystis platani (J.

M. Walter) Engelbr. & T. C.

Harr. [19]

Végétaux de Platanus L., destinés à

la plantation, à l’exception des

semences, et bois de Platanus L., y

compris celui qui n’a pas gardé sa

surface ronde naturelle [19]

UK [19]

0.1. Cryphonectria parasitica

(Murrill.) Barr. [19]

1. Glomerella gossypii

Edgerton

Bois (à l'exception du bois écorcé),

écorce isolée et végétaux destinés à

la plantation de Castanea Mill. [19]

Semences et fruits (capsules) de

Gossypium spp.

CZ, IRL, S, UK [19]

EL

2. Gremmeniella abietina

(Lag.) Morelet

Végétaux de Abies Mill., Larix Mill.,

Picea A. Dietr., Pinus L.,

Pseudotsuga Carr., destinés à la

plantation, à l'exception des

semences

IRL, UK (N-IRL)

3. Hypoxylon mammatum

(Wahl.) J. Miller

Végétaux de Populus L., destinés à


semences

IRL, UK (N-IRL)

4. / / /

AII.DA.RI.69



1. Citrus tristeza virus

(isolates européens)

Fruits de Citrus L., Fortunella

Swingle, Poncirus Raf., etleurs

hybrides, avec feuilles et

pédoncules.

EL (à l’exception des

unités régionales

d’Argolide et de La

Canée), M, P (à

l’exception de l’Algarve

et de Madère) [19]

2. Mycoplasme de la

flavescence dorée [5]

Végétaux de Vitis L., à l’exception

des fruits et semences [5]

CZ, FR [Alsace,

Champagne-Ardenne,

Picardie (département de

l’Aisne), Île-de-France

(communes de Citry,

Nanteuil-sur-Marne et

Saâcy-sur-Marne) et

Lorraine], I (Pouilles,

Basilicate et Sardaigne)

[19]

(*) E [à l’exception des communautés autonomes d’Aragon, de Castille-La Manche, de

Castille-et-Léon, d’Estrémadure, de Murcie, de Navarre et de La Rioja, et de la province de

Guipuscoa (Pays basque), des comarques d’Alt Vinalopó et de Vinalopó Mitjà dans la province

d’Alicante et des municipalités d’Alborache et de Turís dans la province de Valence (communauté

de Valence)], EE, F (Corse), IRL (à l’exception de la Ville de Galway), I [Abruzzes, Pouilles,

Basilicate, Calabre, Campanie, Émilie-Romagne (provinces de Parme et de Plaisance), Latium,

Ligurie, Lombardie (à l’exception des provinces de Mantoue et de Sondrio), Marches, Molise,

Piémont, Sardaigne, Sicile, Toscane, Ombrie, Val d’Aoste, Vénétie (à l’exception des provinces de

Rovigo et de Venise, des communes de Barbona, de Boara Pisani, de Castelbaldo, de Masi, de

Piacenza d’Adige, de S. Urbano, de Vescovana dans la province de Padoue et de la région située au

sud de l’autoroute A4 dans la province de Vérone)], LV, LT [à l’exception des municipalités de

Babtai et de Kėdainiai (région de Kaunas)], P, SI [à l’exception des régions de Gorenjska, de

Koroška, de Maribor et de Notranjska, et des communes de Lendava et de Renče-Vogrsko (au sud

de l’autoroute H4)], SK [à l’exception des communes de Blahová, de Čenkovce, de Horné Mýto,

d’Okoč, de Topoľníky et de Trhová Hradská (district de Dunajská Streda), de Hronovce et de

Hronské Kľačany (district de Levice), de Dvory nad Žitavou (district de Nové Zámky), de Málinec

(district de Poltár), de Hrhov (district de Rožňava), de Veľké Ripňany (district de Topoľčany), de

Kazimír, de Luhyňa, de Malý Horeš, de Svätuše et de Zatín (district de Trebišov)], FI, UK (Irlande

du Nord, île de Man et îles Anglo-Normandes). [19]


ALBERT

Par le Roi:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

AII.DA.RI.70

BIJLAGE II

Deel A. Op bepaalde planten of plantaardige producten voorkomende schadelijke

organismen die niet mogen worden binnengebracht of verspreid in de lidstaten

Rubriek I. Schadelijke organismen die voor zover bekend in de Gemeenschap niet



Soort Besmet materiaal

1. Aculops fuchsiae Keifer Planten van Fuchsia L., bestemd voor opplant,

met uitzondering van zaden

1.1. / [19] / [19]

2. Aleurocanthus spp. Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,

Poncirus Raf., en hybriden daarvan, met

uitzondering van vruchten en zaden

3. Anthonomus bisignifer (Schenkling) Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant,


4. Anthonomus signatus (Say) Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant,


5. Aonidiella citrina Coquillet Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



6. Aphelenchoïdes besseyi Christie (*) Zaden van Oryza spp.

7. Aschistonyx eppoi Inouye Planten van Juniperus L., met uitzondering van

vruchten en zaden, van oorsprong uit niet-

Europese landen

8. / [19] / [19]

9. Carposina niponensis Walsingham Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus

L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden, van

oorsprong uit niet-Europese landen

(*) In de Gemeenschap komt Aphelenchoïdes besseyi Christie niet voor op Oryza spp.

AII.DA.RI.71


10. / [19] / [19]

11. Enarmonia packardi (Zeller) Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus



12. Enarmonia prunivora Walsh Planten van Crataegus L., Malus Mill.,

Photinia Ldl., Prunus L. en Rosa L., bestemd

voor opplant, met uitzondering van zaden, en

vruchten van Malus Mill. en Prunus L., van


13. Eotetranychus lewisi McGregor Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



14. / /

15. Grapholita inopinata Heinrich Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus



16. Hishomonus phycitis Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



17. Leucaspis japonica Ckll. Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



18. Listronotus bonariensis (Kuschel) Zaden van Cruciferae, Gramineae en Trifolium

spp., van oorsprong uit Argentinië, Australië,

Bolivia, Chili, Nieuw-Zeeland en Uruguay

19. Margarodes, niet-Europese soorten, zoals :

a) Margarodes vitis (Phillipi)

b) Margarodes vredendalensis de Klerk

c) Margarodes prieskaensis Jakubski

Planten van Vitis L., met uitzondering van

vruchten en zaden

20. Numonia pyrivorella (Matsumura) Planten van Pyrus L., met uitzondering van

zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

21. Oligonychus perditus Pritchard et Baker Planten van Juniperus L., met uitzondering van

vruchten en zaden, van oorsprong uit niet-

Europese landen

AII.DA.RI.72


22. Pissodes spp. (niet-Europese) Planten van Coniferae, met uitzondering van

vruchten en zaden, hout van Coniferae, met

bast, en bast, zonder andere delen, van

Coniferae; van oorsprong uit niet-Europese

landen

23. Radopholus citrophilus Huettel Dickson et

Kaplan

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,


uitzondering van vruchten en zaden, en planten

van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea

spp., Strelitziaceae, beworteld of met

aanhangend of bijgevoegd groeimedium

24. / [8] / [8]

25. Scirtothrips aurantii Faure Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,

Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, met

uitzondering van zaden

26. Scirtothrips dorsalis Hood Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



27. Scirtothrips citri (Moultex) Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



28. Scolytidae spp. (niet-Europese) Planten van Coniferae, meer dan 3 m hoog, met

uitzondering van vruchten en zaden, hout van

Coniferae, met bast, en bast, zonder andere

delen, van Coniferae; van oorsprong uit niet-

Europese landen

28.1. Scrobipalpopsis solanivora Povolny Knollen van Solanum tuberosum L. [8]

29. Tachypterellus quadrigibbus Say Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus

L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden,

van oorsprong uit niet-Europese landen

30. Toxoptera citricida Kirk. Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



31. / [19] / [19]

AII.DA.RI.73


32. Unaspis citri Comstock Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



b) Bacteriën


1. / [19] / [19]

2. Citrus variegated chlorosis Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



3. Erwinia stewartii (Smith) Dye Zaden van Zea mais L.

4. Xanthomonas campestris (alle voor Citrus

pathogene stammen)




5. Xanthomonas campestris pv. oryzae

(Ishiyama) Dye en pv. orizicola (Fang et

al.) Dye

Zaden van Oryza spp.

c) Schimmels


1. Alternaria alternata (Fr.) Keissler (niet-

Europese pathogene isolaten)

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill. en

Pyrus L., bestemd voor opplant, met

uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-

Europese landen

1.1. Anisogramma anomala (Peck) E. Müller Planten van Corylus L., bestemd voor opplant,

met uitzondering van zaden, van oorsprong uit

Canada en de Verenigde Staten van Amerika

2. Apiosporina morbosa (Schwein.) v. Arx

Planten van Prunus L., bestemd voor opplant,


3. Atropellis spp. Planten van Pinus L., met uitzondering van

vruchten en zaden, bast, zonder andere delen,

en hout van Pinus L.

AII.DA.RI.74


4. Ceratocystis virescens (Davidson)

Moreau

Planten van Acer saccharum Marsh., behalve

vruchten en zaden, van oorsprong uit de

Verenigde Staten en Canada, hout van Acer

saccharum Marsh., met inbegrip van hout dat

zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft

behouden, van oorsprong uit de Verenigde

Staten en Canada.

5. Cercoseptoria pinidensiflorae (Hori et

Nambu) Dieghton

Planten van Pinus L., met uitzondering van

vruchten en zaden, en hout van Pinus L.

6. Cercospora angolensis Carv. et Mendes Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



7. / [19] / [19]

8. Diaporthe vaccinii Shaer Planten van Vaccinium spp., bestemd voor

opplant, met uitzondering van zaden

9. Elsinoe spp. Bitanc. et Jenk. Mendes Planten van Fortunella Swingle, Poncirus Raf.,

en de hybriden daarvan, met uitzondering van

vruchten en zaden, en planten van Citrus L. en

de hybriden daarvan, met uitzondering van

zaden en van alle vruchten behalve vruchten

van Citrus L. reticulata Blanco en Citrus

sinensis (L.) Osbeck van oorsprong uit Zuid-

Amerika

10. Fusarium oxysporum f.sp. albedinis

(Kilian et Maire) Gordon

Planten van Phoenix spp., met uitzondering van

vruchten en zaden

11. Guignardia citricarpa Kiely (alle voor

Citrus pathogene stammen)




12. Guignardia piricola (Nosa) Yamamoto Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus

L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden,


13. Puccinia pittieriana Hennings Planten van Solanaceae, met uitzondering van

vruchten en zaden

14. Scirrhia acicola (Dearn.) Siggers Planten van Pinus L., met uitzondering van

vruchten en zaden

14.1. Stegophora ulmea (Schweinitz : Fries)

Sydow & Sydow

Voor opplant bestemde planten van Ulmus L.

en Zelkova L., met uitzondering van zaden [8]

15. Venturia nashicola Tanaka et Yamamoto Planten van Pyrus L., bestemd voor opplant,

AII.DA.RI.75

met uitzondering van zaden, van oorsprong uit

niet-Europese landen

AII.DA.RI.76



1. Beet curly top virus (niet-Europese

isolaten)

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor


2. Black raspberry latent virus Planten van Rubus L., bestemd voor opplant

3. Blight and Blight-like Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



4. Cadang-Cadang viroid Planten van Palmae, bestemd voor opplant, met


Europese landen

5. Cherry leaf roll virus(*) Planten van Rubus L., bestemd voor opplant

5.1. Chrysantenstengelnecrosevirus Voor opplant bestemde planten van

Dendranthema (DC.) Des Moul. en Solanum

lycopersicum L., met uitzondering van zaden

[8]

[19]

6. Citrus mosaic virus Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



7. Citrus tristeza virus (niet-Europese

isolaten)




8. Leprosis Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



9. Little cherry pathogen (niet-Europese

isolaten)

Planten van Prunus cerasus L., Prunus avium

L., Prunus incisa Thunb., Prunus sargentii

Rehd., Prunus serrula Franch., Prunus

serrulata Lindl., Prunus speciosa (Koidz.)

Ingram, Prunus subhirtella Miq., Prunus

yedoensis Matsum., en hybriden en cultivars

daarvan, bestemd voor opplant, met


10. Naturally spreading psorosis Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



11. Palm lethal yellowing mycoplasm Planten van Palmae, bestemd voor opplant, met


AII.DA.RI.77

Europese landen

12. Prunus necrotic ringspot virus (**) Planten van Rubus L., bestemd voor opplant

(*) In de Gemeenschap komt Cherry leaf roll virus niet voor op Rubus L.

(**) In de Gemeenschap komt Prunus necrotic ringspot niet voor op Rubus L.


13. Satsuma dwarf virus Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



14. Tatter leaf virus Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



15. Witches broom (MLO) Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



AII.DA.RII.78

Rubriek II. Schadelijke organismen waarvan bekend is dat zij in de Gemeenschap




1. Aphelenchoides besseyi Christie Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant,


2. Daktulosphaira vitifoliae (Fitch) Planten van Vitis L., met uitzondering van

vruchten en zaden

3. Ditylenchus destructor Thorne Bloembollen en knollen van de geslachten

Crocus L., minicultivars en de hybriden

daarvan, van het geslacht Gladiolus Tourn. ex

L., zoals Gladiolus callianthus Marais,

Gladiolus colvillei Sweet, Gladiolus nanus

hort., Gladiolus ramosus hort., Gladiolus

tubergenii hort., Hyacinthus L., Iris L., Tigridia

Juss., Tulipa L., bestemd voor opplant, en

aardappelknollen (Solanum tuberosum L.),

bestemd voor opplant

4. Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev Zaden en bollen van Allium ascalonicum L.,

Allium cepa L. en Allium schoenoprasum L.,

bestemd voor opplant en planten van Allium

porrum L. bestemd voor opplant. Bollen en

knollen van Camassia Lindl., Chionodoxa

Boiss., Crocus flavus Weston "Golden Yellow",

Galanthus L., Galtonia candicans (Baker)

Decne, Hyacinthus L., Ismene Herbert, Muscari

Miller, Narcissus L., Ornithogalum L.,

Puschkinia Adams, Scilla L., Tulipa L.,

bestemd voor opplant, en zaden van Medicago

sativa L.

5. Circulifer haematoceps Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



6. Circulifer tenellus Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



6.1. Eutetranychus orientalis Klein Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,

Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met


6.2. Helicoverpa armigera (Hübner) [6] Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul,

Dianthus L., Pelargonium l'Hérit. ex Ait. en de

familie Solanaceae, bestemd voor opplant, met

uitzondering van zaden [6]

AII.DA.RII.79

6.3. Parasaissetia nigra (Nietner) Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,


uitzondering van vruchten en zaden [8]

7. Radopholus similis (Cobb) Thorne Planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae,

Persea spp., Strelitziaceae, beworteld of met

aanhangend of bijgevoegd groeimedium

8. Liriomyza huidobrensis (Blanchard) Snijbloemen, bladgroente van Apium

graveolens L., en planten van kruidachtige

soorten, bestemd voor opplant, met

uitzondering van :

- bollen,

- stengelknollen,

- planten van de familie Gramineae

- wortelstokken,

- zaden

9. Liriomyza trifolii (Burgess) Snijbloemen, bladgroente van Apium

graveolens L., en planten van kruidachtige

soorten, bestemd voor opplant, met

uitzondering van :

- bollen,

- stengelknollen,

- planten van de familie Gramineae

- wortelstokken,

- zaden

10. Paysandisia archon (Burmeister) Voor opplant bestemde planten van Palmae met

een stamdiameter aan de voet van meer dan 5

cm en behorend tot de volgende genera: Brahea

Mart., Butia Becc., Chamaerops L., Jubaea

Kunth, Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal

Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H.

Wendl., Trithrinax Mart., Washingtonia Raf.

[8]

b) Bacteriën


1. Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus

(McCulloch)Davis et al.

Zaden van Medicago sativa L.

2. Clavibacter michiganensis ssp.

michiganensis (Smith) Davis et al.

Planten van Solanum lycopersicum L., bestemd

voor opplant [19]

3. Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. Planten van Amelanchier Med., Chaenomeles

Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L.,

Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill.,

Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.)

Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus

L., bestemd voor opplant, met uitzondering van

AII.DA.RII.80

zaden

4. Erwinia chrysanthemi pv. dianthicola

(Hellmers) Dickey

Planten van Dianthus L., bestemd voor opplant,


5. Pseudomonas caryophylli (Burkholder)

Starr et Burkholder



6. / /

7. Pseudomonas syringae pv. persicae


Planten van Prunus persica (L.) Batsch en

Prunus persica var. nectarina (Ait.) Maxim,

bestemd voor opplant, met uitzondering van

zaden

8. Xanthomonas campestris pv.

phaseoli(Smith) Dye

Zaden van Phaseolus L.

9. Xanthomonas campestris pv. pruni (Smith)

Dye

Planten van Prunus L., bestemd voor opplant,


10. Xanthomonas campestris pv. vesicatoria

(Doidge) Dye

Planten van Solanum lycopersicum L. en

Capsicum spp., bestemd voor opplant [19]

11. Xanthomonas fragariae Kennedy et King Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant,


12. Xylophilus ampelinus (Panagopoulos)

Willems et al.

Planten van Vitis L., met uitzondering vruchten

en zaden

c) Schimmels


1. Ceratocystis platani (J.M. Walter)

Engelbr. & T.C. Harr. [19]

Planten van Platanus L., bestemd voor opplant,

met uitzondering van zaden, en hout van

Platanus L., ook wanneer het hout niet meer

zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft [19]

2. / [6] / [6]

3. Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr Planten van Castanea Mill. en Quercus L.,


zaden

4. Didymella ligulicola (Baker, Dimock et

Davis) v. Arx

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul.,


zaden

5. Phialophora cinerescens (Wollenweber)

van Beyma



6. Phoma tracheiphila (Petri) Kanchaveli et Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,

AII.DA.RII.81

Gikashvili Poncirus Raf., en hybriden daarvan, met


7. Phytophthora fragariae

Hickman var. fragariae

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant,


8. Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de

Toni

Zaden van Helianthus annuus L.

9. Puccinia horiana Hennings Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul.,


zaden

10. Scirrhia pini Funk et Parker Planten van Pinus L., bestemd voor opplant,


11. Verticillium albo-atrum Reinke et

Berthold

Planten van Humulus lupulus L., bestemd voor


12. Verticillium dahliae Klebahn Planten van Humulus lupulus L., bestemd voor




1. Arabis mosaic virus Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd

voor opplant, met uitzondering van zaden

2. Beet leaf curl virus Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor


3. Chrysanthemum stunt viroid Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul.,


zaden


(Europese isolaten)




5. / [19] / [19]

6. Grapevine Flavescence dorée MLO Planten van Vitis L., met uitzondering van

vruchten en zaden

7. Plum pox virus Planten van Prunus L., bestemd voor opplant,


8. Potato stolbur mycoplasm Planten van Solanaceae, bestemd voor opplant,


9. Raspberry ringspot virus Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd


AII.DA.RII.82

10. Spiroplasma citri Saglio et al. Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



AII.DA.RII.83


11. Strawberry crinkle virus Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant,


12. Strawberry latent ringspot virus Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd


13. Strawberry mild yellow edge virus Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant,


14. Tomato black ring virus Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd


15. Tomato spotted wilt virus Planten van Apium graveolens L., Capsicum

annuum L., Cucumis melo L., Dendranthema

(DC.) Des Moul., alle rassen van Nieuw-

Guinese hybriden Impatiens, Lactuca sativa L.,

Solanum lycopersicum L., Nicotiana tabacum

L. waarvan moet worden aangetoond dat de

planten bestemd zijn voor verkoop aan

beroepsmatige tabakstelers, Solanum

melongena L., Solanum tuberosum L., bestemd

voor opplant, met uitzondering van zaden [19]

16. Tomato yellow leaf curl virus (TYLCV) Planten van Solanum lycopersicum L., bestemd

voor opplant, met uitzondering van zaden [19]

AII.DB.84

Deel B. Op bepaalde planten of plantaardige producten voorkomende schadelijke

organismen die niet mogen worden binnengebracht of verspreid in bepaalde

beschermde gebieden


Soort Besmet materiaal Beschermd(e) gebied(en)

1. Anthonomus grandis

(Boh.)

Zaden en vruchten van

Gossypium spp., en niet-

geëgreneerde katoen

EL, E (Andalucia, Cataluña,

Extremadura, Murcia, Valencia)

2. Cephalcia lariciphila

(Klug)

Planten van Larix Mill.,

bestemd voor opplant, met


IRL, UK (N-IRL, eiland Man en

Jersey)

3. Dendroctonus micans

Kugelan

Planten van Abies Mill, Larix

Mill., Picea A. Dietr., Pinus

L. en Pseudotsuga Carr., meer

dan 3 m hoog, met

uitzondering van vruchten en

zaden; hout van Coniferae,

met bast; bast, zonder andere

delen, van Coniferae

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland

Man en Jersey)

4. Gilpinia hercyniae

(Hartig)

Planten van Picea A. Dietr.,




Man en Jersey)

5. Gonipterus scutellatus

Gyll.

Planten van Eucalyptus

l'Hérit, met uitzondering van

vruchten en zaden

EL, P (Azoren)

6. a) Ips amitinus Eichhof Eichhof Planten van Abies Mill, Larix

Mill., Picea A. Dietr. en Pinus

L., meer dan 3 m hoog, met





EL, IRL, UK [19]

b) Ips cembrae Heer Planten van Abies Mill, Larix



dan 3 m hoog, met






Man)

AII.DB.85


c) Ips duplicatus

Sahlberg


Mill., Picea A. Dietr. en Pinus

L., meer dan 3 m hoog, met





EL, IRL, UK

d) Ips sexdentatus

Boerner




dan 3 m hoog, met





CY, IRL, UK (N-IRL, eiland

Man)

e) Ips typographus Heer Planten van Abies Mill, Larix



dan 3 m hoog, met





IRL, UK

7. / / /

8. / / /

9. Sternochetus mangiferae

Fabricius

Zaden van Mangifera spp.,

van oorsprong uit derde

landen

E (Granada en Malaga), P

(Alentejo, Algarve en Madeira)

10. / [6] / [6] / [6]

AII.DB.86

b) Bacteriën


1. Curtobacterium

flaccumfaciens pv.

flaccumfaciens (Hedges)

Collins et Jones

Zaden van Phaseolus vulgaris

L. en Dolichos Jacq.

EL, E, P

2. Erwinia amylovora

(Burr.) Winsl. et al.

Delen van planten, met

uitzondering van vruchten,

zaden en planten bestemd

voor opplant, maar inclusief

levende pollen voor

bestuiving van Amelanchier

Med., Chaeno-meles Lindl.,

Cotoneaster Ehrh., Crataegus

L., Cydonia Mill., Eriobotrya

Lindl., Malus Mill., Mespilus

L., Photinia davidiana

(Dcne.) Cardot, Pyracantha

Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

(*)

c) Schimmels


0.0.1. Ceratocystis platani

(J.M. Walter) Engelbr.

& T.C. Harr. [19]

Planten van Platanus L.,


uitzondering van zaden, en

hout van Platanus L., ook

wanneer het hout niet meer

zijn natuurlijke ronde

oppervlak heeft [19]

UK [19]

0.1. Cryphonectria

parasitica (Murrill) Barr.

[19]

Hout, met uitzondering van

hout dat vrij is van bast, bast

zonder andere delen en voor

opplant bestemde planten van

Castanea Mill. [19]

CZ, IRL, S, UK [19]

1. Glomerella gossypii

Edgerton

Zaden en vruchten van

Gossypium spp.

EL

2. Gremmeniella abietina

(Lag.) Morelet

Planten van Abies Mill., Larix


L. en Pseudotsuga Carr.,



IRL, UK (N-IRL)

3. Hypoxylon mammatum Planten van Populus L., IRL, UK (N-IRL)

AII.DB.87

(Wahl.) J. Miller bestemd voor opplant, met


4. / / /



AIII.PA.88


(Europese isolaten)

Vruchten van Citrus L.,

Fortunella Swingle, Poncirus

Raf., en de hybriden darvan,

met bladeren en steeltjes

EL (met uitzondering van de

regionale eenheden Argolida en

Chania), M, P (met uitzondering

van Algarve en Madeira) [19]

2. Grapevine flavescence

dorée MLO [5]

Planten van Vitis L., met


zaden [5]

CZ, FR (Alsace, Champagne-

Ardenne, Picardie (departement

Aisne), Ile de France (gemeenten

Citry, Nanteuil-sur-Marne en

Saâcy-sur-Marne) en Lorraine), I

(Basilicata, Puglia en

Sardinia)[19]

(*) E (met uitzondering van de autonome gemeenschappen Aragon, Castilla la

Mancha, Castilla y León, Extremadura, Murcia, Navarra en La Rioja en de provincie

Guipuzcoa (Baskenland), de comarcas L'Alt Vinalopó en El Vinalopó Mitjà in de

provincie Alicante en de gemeenten Alborache en Turís in de provincie Valencia

(Comunidad Valenciana)), EE, F (Corsica), IRL (met uitzondering van de stad

Galway), I (Abruzzo, Basilicata, Calabria, Campania, Emilia-Romagna (de provincies

Parma en Piacenza), Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincies

Mantova en Sondrio), Marche, Molise, Piemonte, Puglia, Sardinia, Sicilia, Toscana,

Umbria, Valle d'Aosta, Veneto (met uitzondering van de provincies Rovigo en

Venezia, de gemeenten Barbona, Boara Pisani, Castelbaldo, Masi, Piacenza d'Adige,

S. Urbano en Vescovana in de provincie Padova en het gebied ten zuiden van

autoweg A4 in de provincie Verona)), LV, LT (met uitzondering van de gemeenten

Babtai en Kėdainiai (district Kaunas)), P, SI (met uitzondering van de regio's

Gorenjska, Koroška, Maribor en Notranjska, en de gemeenten Lendava en Renče-

Vogrsko (ten zuiden van autoweg H4)), SK (met uitzondering van de gemeenten

Blahová, Čenkovce, Horné Mýto, Okoč, Topoľníky en Trhová Hradská (district

Dunajská Streda), Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Dvory nad

Žitavou (district Nové Zámky), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava),

Veľké Ripňany (district Topoľčany), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín

(district Trebišov)), FI, UK (Noord-Ierland, eiland Man en Kanaaleilanden). [19]


ALBERT

Van Koningswege:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

AIII.PA.89

ANNEXE III

Partie A. Végétaux, produits végétaux et autres produits dont l'introduction doit être

interdite dans tous les Etats membres

Description Pays d'origine

1. Végétaux de Abies Mill., Cedrus Trew,

Chamaecyparis Spach, Juniperus L.,

Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L.,

Pseudotsuga Carr. et Tsuga Carr., à


Pays non européens

2. Végétaux de Castanea Mill., et Quercus

L., avec feuilles, à l'exception des fruits

et semences

Pays non européens

3. Végétaux de Populus L. avec feuilles, à


Pays d'Amérique du Nord

4. / /

5. Ecorce isolée de Castanea Mill. Pays tiers

6. Ecorce isolée de Quercus L., à

l'exception de Quercus suber L.

Pays d'Amérique du Nord

7. Ecorce isolée de Acer saccharum Marsh. Pays d'Amérique du Nord

8. Ecorce isolée de Populus L. Pays du continent américain

9. Végétaux de Chaenomeles Lindl.,

Cydonia Mill., Crataegus L., Malus

Mill., Prunus L., Pyrus L. et Rosa L.,

destinés à la plantation, autres que les

végétaux dormants exempts de feuilles,

de fleurs et de fruits

Pays non européens

9.1. Végétaux de Photinia Ldl., destinés à la

plantation, autres que les végétaux

dormants exempts de feuilles, de fleurs

et de fruits

États-Unis d'Amérique, Chine, Japon,

République de Corée et République populaire

démocratique de Corée.

10. Semences (tubercules) de Solanum

tuberosum L.

Pays tiers autres que la Suisse

AIII.PA.90


11. Végétaux des espèces de Solanum à

tubercules ou à stolons, ou leurs hybrides,


tubercules de Solanum tuberosum L.

visés au point 10

Pays tiers

12. Tubercules d’espèces de Solanum L. et

leurs hybrides, à l'exception de ceux visés

aux points 10 et 11

Sans préjudice des exigences particulières

applicables aux tubercules de pommes de

terre visés à la partie A, chapitre I de l'annexe

IV, pays tiers autres que l’Algérie, l'Egypte,

Israël, la Libye, le Maroc, la Syrie, la Suisse,

la Tunisie et la Turquie, ainsi que ceux autres

que les pays tiers d'Europe continentale

reconnus exempts, par le Conseil ou la

Commission, de Clavibacter michiganensis

ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff)

Davis et al., ou ayant respecté des dispositions

considérées comme équivalant à celles

arrêtées par le Conseil ou la Commission pour

la lutte contre ce même organisme

13. Végétaux de Solanaceae destinés à la

plantation, à l'exception des semences et

des produits visés aux points 10, 11 ou 12

Pays tiers, à l'exception des pays européens et

méditerranéens

14. Terre et milieux de culture constitués en

tout ou en partie de terre ou de matières

organiques solides telles que des

morceaux de végétaux, de l'humus (y

compris de la tourbe ou de l'écorce), à

l'exception de ceux constitués

exclusivement de tourbe

Turquie, Biélorussie, Moldavie, Russie,

Ukraine et pays tiers n'appartenant pas à

l'Europe continentale, à l'exception de

l'Egypte, d'Israël, de la Libye, du Maroc et de

la Tunisie

15. Végétaux de Vitis L., à l'exception des

fruits

Pays tiers à l'exclusion de la Suisse

16 Végétaux de Citrus L.,

Fortunella Swingle, et Poncirus Raf.,

ainsi que leurs hybrides, à l'exception


Pays tiers

17. Végétaux de Phoenix spp., à l'exception


Algérie, Maroc

AIII.PA.91


18. Végétaux de Cydonia Mill., Malus Mill,

Prunus L. et Pyrus L., ainsi que leurs

hybrides, et Fragaria L., destinés à la


Sans préjudice des interdictions applicables

aux végétaux visés au point 9, si nécessaire,

pays non européens autres que les pays

méditerranéens, l'Australie, la Nouvelle-

Zélande, le Canada et les Etats continentaux

des Etats-Unis d'Amérique

19. Végétaux de la famille des Gramineae


semences et des végétaux des espèces

herbacées ornementales vivaces des

sous-familles de Bambusoideae,

Panicoideae, des genres Buchloe,

Bouteloua Lag., Calamagrostis,

Cortaderia Stapf., Glyceria R.Br.,

Hakonechloa Mak. ex Honda, Hystrix,

Molinia, Phalaris L., Shibataea,

Spartina Schreb., Stipa L. et Uniola L.

Pays tiers, autres que les pays européens et

méditerranéens

20. [11]

/ [12] [15]

[11]

/ [12] [15]

AIII.PB.92

Partie B. Végétaux, produits végétaux et autres produits dont l'introduction doit être

interdite dans certaines zones protégées

Description Zone(s) protégée(s)

1. Sans préjudice des interdictions

applicables aux végétaux visés à l'annexe

III, partie A, points 9, 9.1 et 18, le cas

échéant, végétaux et pollen vivant destiné

à la pollinisation des genres Amelanchier

Med., Chaenomeles Lindl., Crataegus L.,

Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus

Mill., Mespilus L., Pyracantha Roem.,

Pyrus L. et Sorbus L., à l'exception des

fruits et semences, originaires de pays

tiers autre que la Suisse et autres que

ceux qui ont été reconnus exempts

d'Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.,

par le Conseil ou la Commission, ou dans

lesquels des zones exemptes de parasites

ont été établies, en ce qui concerne

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.,

en application des mesures

phytosanitaires pertinentes conformes

aux normes internationales et reconnues

comme telles par le Conseil ou la

Commission.

(*)

2. Sans préjudice des interdictions

applicables aux végétaux visés à l'annexe

III, parte A, points 9, 9.1 et 18, le cas

échéant, végétaux et pollen vivant destiné

à la pollinisation de Cotonaester Ehrh. et

de Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, à


originaires de pays tiers autres que ceux

qui ont été reconnus exempts d'Erwinia

amylovora (Burr.) Winsl. et al., par le

Conseil ou la Commission, ou dans

lesquels des zones exemptes de parasites

ont été établies, en ce qui concerne

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.,

en application des mesures

phytosanitaires pertinentes conformes

aux normes internationales et reconnues

comme telles par le Conseil ou la

Commission

(*)

AIII.PB.93

Description Zone(s) protégée(s)

3. / /

AIII.DA.94


Castille-et-Léon, d’Estrémadure, de Murcie, de Navarre et de La Rioja, et de la province

de Guipuscoa (Pays basque), des comarques d’Alt Vinalopó et de Vinalopó Mitjà dans

la province d’Alicante et des municipalités d’Alborache et de Turís dans la province de

Valence (communauté de Valence)], EE, F (Corse), IRL (à l’exception de la Ville de

Galway), I [Abruzzes, Pouilles, Basilicate, Calabre, Campanie, Émilie-Romagne

(provinces de Parme et de Plaisance), Latium, Ligurie, Lombardie (à l’exception des

provinces de Mantoue et de Sondrio), Marches, Molise, Piémont, Sardaigne, Sicile,

Toscane, Ombrie, Val d’Aoste, Vénétie (à l’exception des provinces de Rovigo et de

Venise, des communes de Barbona, de Boara Pisani, de Castelbaldo, de Masi, de

Piacenza d’Adige, de S. Urbano, de Vescovana dans la province de Padoue et de la

région située au sud de l’autoroute A4 dans la province de Vérone)], LV, LT [à

l’exception des municipalités de Babtai et de Kėdainiai (région de Kaunas)], P, SI [à

l’exception des régions de Gorenjska, de Koroška, de Maribor et de Notranjska, et des

communes de Lendava et de Renče-Vogrsko (au sud de l’autoroute H4)], SK [à

l’exception des communes de Blahová, de Čenkovce, de Horné Mýto, d’Okoč, de

Topoľníky et de Trhová Hradská (district de Dunajská Streda), de Hronovce et de

Hronské Kľačany (district de Levice), de Dvory nad Žitavou (district de Nové Zámky),

de Málinec (district de Poltár), de Hrhov (district de Rožňava), de Veľké Ripňany

(district de Topoľčany), de Kazimír, de Luhyňa, de Malý Horeš, de Svätuše et de Zatín

(district de Trebišov)], FI, UK (Irlande du Nord, île de Man et îles Anglo-Normandes).

[19]


ALBERT

Par le Roi:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

AIII.DA.95

BIJLAGE III

Deel A. Planten, plantaardige producten en andere materialen die niet mogen worden

binnengebracht in de lidstaten

Omschrijving Land van oorsprong

1. Planten van Abies Mill., Cedrus Trew,

Chamaecyparis Spach, Juniperus L.,

Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L.,

Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr., met


Niet-Europese landen

2. Planten van Castanea Mill. en Quercus L.,

met blad, met uitzondering van vruchten

en zaden


3. Planten van Populus L., met blad, met


Noord-Amerikaanse landen

4. / /

5. Bast, zonder andere delen, van Castanea

Mill.

Derde landen

6. Bast, zonder andere delen, van Quercus L.

andere dan Quercus suber L.


7. Bast, zonder andere delen, van Acer

saccharum Marsh.


8. Bast, zonder andere delen, van Populus L. Landen van het Amerikaanse vasteland

9. Planten van Chaenomeles Lindl., Cydonia

Mill., Crataegus L., Malus Mill., Prunus

L., Pyrus L. en Rosa L., bestemd voor

opplant, met uitzondering van slapende

planten zonder blad, bloemen en vruchten


9.1. Planten van Photinia Ldl., bestemd voor

opplant, met uitzondering van slapende

planten zonder blad, bloemen en

vruchten

Verenigde Staten, China, Japan, de Republiek

Korea en de Democratische Volksrepubliek

Korea.

10. Knollen van Solanum tuberosum L.,

pootaardappelen

Derde landen, met uitzondering van

Zwitserland

AIII.DA.96


11. Planten van stolonen- of knollenvormende

soorten van Solanum L. of hybriden


uitzondering van knollen van Solanum

tuberosum L. als bedoeld in punt 10

Derde landen

12. Knollen van soorten van Solanum L. en

hybriden daarvan, met uitzondering van

knollen als bedoeld in de punten 10 en 11

Onverminderd de bijzondere eisen die gelden

voor aardappelknollen als bedoeld in bijlage

IV, deel A, rubriek I : derde landen met

uitzondering van Algerijë , Egypte, Israël,

Libië, Marokko, Syrie , Zwitserland, Tunesië en

Turkije, en van Europese derde landen die door

de Raad of de Commissie zijn erkend als zijnde

vrij van Clavibacter michiganensis ssp.

sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis

et al., of waar voorschriften zijn vastgesteld die

door de Raad of de Commissie als

gelijkwaardig zijn erkend met de

communautaire voorschriften inzake de

bestrijding van Clavibacter michiganensis ssp.

sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis

et al.

13. Planten van Solanaceae, bestemd voor

opplant, met uitzondering van zaden en

materialen als bedoeld in de punten 10, 11

of 12

Derde landen, met uitzondering van Europese

en mediterane landen.

14. Grond en groeimedium als zodanig, geheel

of gedeeltelijk bestaande uit grond of vaste

organische stoffen zoals plantendelen,

humus met turf of schors, doch niet

uitsluitend bestaande uit turf

Turkije, Wit-Rusland, / [5], Moldavië, Rusland,

Oekraïne en derde landen die niet tot het

Europese vasteland behoren, met uitzondering

van Egypte, Israël, Libië, Marokko, Tunesië

15. Planten van Vitis L., met uitzondering

van vruchten

Derde landen met uitzondering van Zwitserland

16. Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,



Derde landen

17. Planten van Phoenix spp., met uitzondering

van vruchten en zaden

Algerije, Marokko

AIII.DA.97


18. Planten van Cydonia Mill., Malus Mill.,

Prunus L. en Pyrus L., en hybriden

daarvan, en Fragaria L., bestemd voor


Onverminderd de verbodsbepalingen voor de in

punt 9 genoemde planten : niet-Europese

landen, met uitzondering van mediterrane

landen, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada, de

continentale staten van de VSA

19. Planten van de familie Gramineae, met

uitzondering van planten van overblijvende

siergrassen van de onderfamilies

Bambusoideae, Panicoideae en de

geslachten Buchloe, Bouteloua Lag.,

Calamagrostis, Cortaderia Stapf., Glyceria

R.Br., Hakonechloa Mak. ex Honda,

Hystrix, Molinia, Phalaris L., Shibataea,

Spartina Schreb., Stipa L. en Uniola L.,

bestemd voor opplant, met uitzondering

van zaden

Derde landen, met uitzondering van Europese

en mediterrane landen

20. [11]

/ [12] [15]

[11]

/ [12] [15]

AIV.PA.CI. 98

Deel B. Planten, plantaardige producten en andere materialen die niet

mogen worden binnengebracht in bepaalde beschermde gebieden

Omschrijving Beschermd(e) gebied(en)

1. Onverminderd de verbodsbepalingen die

gelden voor de planten die zijn genoemd

in de punten 9, 9.1 en 18 van deel A,

planten en levende pollen voor

bestuiving van Amelanchier Med.,

Chaenomeles Lindl., Crataegus L.,

Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus

Mill., Mespilus L., Pyracantha Roem.,

Pyrus L. en Sorbus L., met uitzondering

van vruchten en zaden, van oorsprong uit

andere derde landen dan Zwitserland en

dan die welke door de Raad of de

Commissie, als vrij van Erwinia

amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn

erkend, en die waar ten aanzien van

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.

overeenkomstig de desbetreffende

internationale norm voor fytosanitaire

maatregelen (International Standard for

Phytosanitary Measures) ziektevrije

gebieden zijn ingesteld die als zodanig

zijn erkend door de Raad of de

Commissie .

(*)

2. Onverminderd de verbodsbepalingen die

gelden voor de planten die zijn genoemd

in de punten 9, 9.1 en 18 van deel A,

planten en levende pollen voor

bestuiving van Cotoneaster Ehrh. en van

Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, met

uitzondering van vruchten en zaden, van

oorsprong uit andere derde landen dan

die welke door de Raad of de

Commissie, als vrij van Erwinia

amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn

erkend, of dan die waar ten aanzien van

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.


internationale norm voor fytosanitaire

maatregelen (International Standard for

Phytosanitary Measures) ziektevrije

gebieden zijn ingesteld die als zodanig

zijn erkend door de Raad of de

Commissie.

(*)

3. / /

AIV.PA.CI. 99

(*) E (met uitzondering van de autonome gemeenschappen Aragon, Castilla la

Mancha, Castilla y León, Extremadura, Murcia, Navarra en La Rioja en de provincie

Guipuzcoa (Baskenland), de comarcas L'Alt Vinalopó en El Vinalopó Mitjà in de

provincie Alicante en de gemeenten Alborache en Turís in de provincie Valencia

(Comunidad Valenciana)), EE, F (Corsica), IRL (met uitzondering van de stad

Galway), I (Abruzzo, Basilicata, Calabria, Campania, Emilia-Romagna (de provincies

Parma en Piacenza), Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincies

Mantova en Sondrio), Marche, Molise, Piemonte, Puglia, Sardinia, Sicilia, Toscana,

Umbria, Valle d'Aosta, Veneto (met uitzondering van de provincies Rovigo en

Venezia, de gemeenten Barbona, Boara Pisani, Castelbaldo, Masi, Piacenza d'Adige,

S. Urbano en Vescovana in de provincie Padova en het gebied ten zuiden van

autoweg A4 in de provincie Verona)), LV, LT (met uitzondering van de gemeenten

Babtai en Kėdainiai (district Kaunas)), P, SI (met uitzondering van de regio's

Gorenjska, Koroška, Maribor en Notranjska, en de gemeenten Lendava en Renče-

Vogrsko (ten zuiden van autoweg H4)), SK (met uitzondering van de gemeenten

Blahová, Čenkovce, Horné Mýto, Okoč, Topoľníky en Trhová Hradská (district

Dunajská Streda), Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Dvory nad

Žitavou (district Nové Zámky), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava),

Veľké Ripňany (district Topoľčany), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín

(district Trebišov)), FI, UK (Noord-Ierland, eiland Man en Kanaaleilanden). [19]


ALBERT

Van Koningswege:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

AIV.PA.CI. 100

ANNEXE IV

Partie A. Exigences particulières que tous les Etats membres doivent imposer pour

l’introduction et la circulation de végétaux, produits végétaux et d’autres

objets dans leur territoire

Chapitre I. Végétaux, produits végétaux et autres objets originaires de pays non

membres de la Communauté

Végétaux, produits végétaux

et autres objets

Exigences particulières

1.1. Qu’il figure ou non parmi les codes NC

énumérés à l’annexe V, partie B, bois

de conifères (Coniferales) autres que

Thuja L. et Taxus L., à l’exception du

bois sous forme de:

— copeaux, plaquettes,

particules, sciure, déchets et débris

de bois, issus en tout ou en partie de

ces conifères,

— matériel d’emballage en bois

sous forme de caisses, boîtes,

cageots, tambours et autres

emballages similaires, palettes,

caisses-palettes et autres plateaux de

chargement, rehausses pour palettes,

bois de calage, qu’il soit

effectivement utilisé ou non pour le

transport d’objets de tout type, à

l’exception du bois de calage utilisé

pour soutenir des envois de bois

lorsque ce bois de calage est

constitué de bois du même type et de

même qualité, et répond aux mêmes

exigences phytosanitaires de

l’Union, que le bois qui fait partie de

l’envoi,

— bois de Libocedrus decurrens

Torr., dans les cas où il est prouvé

que le bois a été transformé ou usiné

en vue de la fabrication de crayons

moyennant un traitement thermique

permettant d’atteindre une

température minimale de 82 °C

pendant une durée de 7 à 8 jours,

mais y compris le bois qui n’a pas gardé sa

surface ronde naturelle, originaire du

Canada, de Chine, des États-Unis

d’Amérique, du Japon, du Mexique, de la

République de Corée et de Taïwan, pays où

Constatation officielle que le bois a subi:

a) un traitement thermique approprié

permettant d’assurer une température

minimale de 56 °C pendant une durée

ininterrompue d’au moins trente minutes

dans l’ensemble du bois (y compris en son

cœur). Ce traitement doit être attesté par

l’apposition de la mention “HT” sur le bois

ou sur son emballage conformément aux

pratiques en vigueur, ainsi que sur le

certificat phytosanitaire ou le certificat

phytosanitaire de réexportation,

ou

b) une fumigation appropriée selon une

spécification approuvée par le Conseil ou la

Commission. Ce traitement doit être attesté

sur le certificat phytosanitaire ou le

certificat phytosanitaire de réexportation,

qui préciseront la matière active, la

température minimale du bois, la dose

(g/m3) et la durée d’exposition (h),

ou

c) une imprégnation chimique sous

pression appropriée au moyen d’un produit

approuvé par le Conseil ou la Commission.

Ce traitement doit être attesté sur le


phytosanitaire de réexportation, qui

préciseront la matière active, la pression (psi

ou kPa) et la concentration (%),

et

déclaration officielle qu’à la suite de son

traitement, le bois a été transporté, jusqu’à

son départ du pays émettant la déclaration,

en dehors de la période de vol du vecteur

Monochamus, compte tenu d’une marge de

sécurité de quatre semaines supplémentaires

au début et à la fin de la période de vol

AIV.PA.CI. 101

la présence de Bursaphelenchus xylophilus

(Steiner & Bührer) Nickle et al. est connue

[19]

prévue, ou, à l’exception du bois exempt

d’écorce, dans un emballage le protégeant

de toute infestation par Bursaphelenchus

xylophilus (Steiner & Bührer) Nickle et al.

ou par son vecteur [19]



de conifères (Coniferales) sous forme

de:




ces conifères,

originaire du Canada, de Chine, des

États-Unis d’Amérique, du Japon, du

Mexique, de la République de Corée et

de Taïwan, pays où la présence de

Bursaphelenchus xylophilus (Steiner &

Bührer) Nickle et al. est connue [19]

Constatation officielle que le bois a subi:

a) un traitement thermique approprié





cœur). Ce traitement doit être attesté sur le



ou

b) une fumigation appropriée selon une

spécification approuvée par le Conseil ou la







et


traitement, le bois a été transporté, jusqu’à

son départ du pays émettant la déclaration,

en dehors de la période de vol du vecteur




prévue, ou, à l’exception du bois exempt

d’écorce, dans un emballage le protégeant

de toute infestation par Bursaphelenchus

xylophilus (Steiner & Bührer) Nickle et al.

ou par son vecteur [19]



de Thuja L. et Taxus L., à l’exception

du bois sous forme de:




ces conifères,

— matériel d’emballage

en bois sous forme de caisses,

boîtes, cageots, tambours et

autres emballages similaires,

palettes, caisses-palettes et

autres plateaux de

chargement, rehausses pour

Constatation officielle que le bois:

a) est exempt d’écorce,

ou

b) a été séché au séchoir de façon que la

teneur en humidité soit inférieure à 20

%, exprimée en pourcentage de la

matière sèche, obtenue selon un

programme durée/température

approprié. Ce traitement doit être attesté

par la marque “kiln-dried”, “KD” ou

toute autre marque reconnue au niveau

international, apposée sur le bois ou sur

son emballage conformément aux

AIV.PA.CI. 102

palettes, bois de calage, qu’il

soit effectivement utilisé ou

non pour le transport d’objets

de tout type, à l’exception du

bois de calage utilisé pour

soutenir des envois de bois

lorsque ce bois de calage est

constitué de bois du même

type et de même qualité, et

répond aux mêmes exigences

phytosanitaires de l’Union,

que le bois qui fait partie de

l’envoi,

mais y compris le bois qui n’a pas

gardé sa surface ronde naturelle,


États-Unis d’Amérique, du Japon, du

Mexique, de la République de Corée et

de Taïwan, pays où la présence de

Bursaphelenchus xylophilus (Steiner &

Bührer) Nickle et al. est connue [19]

pratiques en vigueur,

ou

c) a subi un traitement thermique

approprié permettant d’assurer une

température minimale de 56 °C pendant une

durée ininterrompue d’au moins trente

minutes dans l’ensemble du bois (y compris

en son cœur). Ce traitement doit être attesté

par l’apposition de la marque “HT” sur le

bois ou sur son emballage conformément

aux pratiques en vigueur, ainsi que sur le



ou

d) a subi une fumigation appropriée

selon une spécification approuvée par le

Conseil ou la Commission. Ce traitement

doit être attesté sur le certificat

phytosanitaire ou le certificat phytosanitaire

de réexportation, qui préciseront la matière

active, la température minimale du bois, la

dose (g/m3) et la durée d’exposition (h),

ou

e) a subi une imprégnation chimique

sous pression appropriée au moyen d’un

produit approuvé par le Conseil ou la




qui préciseront la matière active, la pression

(psi ou kPa) et la concentration (%) [19]

1.4. / [19] / [19]



de conifères (Coniferales), à l’exception


— copeaux, plaquettes, particules,

sciure, déchets et débris de bois, issus

en tout ou en partie de ces conifères,


sous forme de caisses, boîtes, cageots,

tambours et autres emballages

similaires, palettes, caisses-palettes et

autres plateaux de chargement,

rehausses pour palettes, bois de

calage, qu’il soit effectivement utilisé

ou non pour le transport d’objets de

tout type, à l’exception du bois de

calage utilisé pour soutenir des envois


a) est originaire de zones connues comme

exemptes de:

— Monochamus spp. (espèces non

européennes),

— Pissodes spp. (espèces non

européennes),

— Scolytidae spp. (espèces non

européennes),

la zone doit être indiquée sur le certificat


de réexportation, à la rubrique “Lieu

d’origine”,

ou

b) est exempt d’écorce et de trous de vers de

plus de 3 mm de diamètre causés par le

AIV.PA.CI. 103

de bois lorsque ce bois de calage est



exigences phytosanitaires de l’Union,

que le bois qui fait partie de l’envoi,

mais y compris le bois qui n’a pas

gardé sa surface ronde naturelle,

originaire du Kazakhstan, de Russie et

de Turquie [19]

genre Monochamus spp. (espèces non

européennes),

ou

c) a été séché au séchoir de façon que la

teneur en humidité soit inférieure à 20 %,

exprimée en pourcentage de la matière

sèche, obtenue selon un programme

durée/température approprié. Ce

traitement doit être attesté par la marque

“kiln-dried”, “KD” ou toute autre marque

reconnue au niveau international, apposée

sur le bois ou sur son emballage

conformément aux pratiques en vigueur,

ou

d) a subi un traitement thermique approprié






l’apposition de la marque “HT” sur le bois





ou

e) a subi une fumigation appropriée selon

une spécification approuvée par le Conseil

ou la Commission. Ce traitement doit être

attesté sur le certificat phytosanitaire ou le





ou

f) a subi une imprégnation chimique sous

pression appropriée au moyen d’un


Commission. Ce traitement doit être




pression (psi ou kPa) et la concentration

(%) [19]



de conifères (Coniferales), à l’exception




a) est exempt d’écorce et de trous de vers de

plus de 3 mm de diamètre causés par

Monochamus spp. (espèces non

européennes),

AIV.PA.CI. 104


en tout ou en partie de ces conifères,

— matériel d’emballage

en bois sous forme de caisses,

boîtes, cageots, tambours et

autres emballages similaires,

palettes, caisses-palettes et


rehausses pour palettes, bois

de calage, qu’il soit

effectivement utilisé ou non

pour le transport d’objets de

tout type, à l’exception du bois

de calage utilisé pour soutenir

des envois de bois lorsque ce

bois de calage est constitué de

bois du même type et de même

qualité, et répond aux mêmes

exigences phytosanitaires de

l’Union, que le bois qui fait

partie de l’envoi,

mais y compris le bois qui n’a pas gardé

sa surface ronde naturelle, originaire de

pays tiers autres que:

— le Kazakhstan, la Russie et la

Turquie,

— l’un des pays européens,

— le Canada, la Chine, les États

Unis d’Amérique, le Japon, le

Mexique, la République de Corée et

Taïwan, pays où la présence de

Bursaphelenchus xylophilus

(Steiner & Bührer) Nickle et al. est

connue [19]

ou





durée/température approprié. Ce

traitement doit être attesté par la marque

“kiln-dried”, “KD” ou toute autre marque

reconnue au niveau international, apposée


conformément aux pratiques en vigueur,

ou

c) a subi une fumigation appropriée selon

une spécification approuvée par le Conseil

ou la Commission. Ce traitement doit être






ou

d) a subi une imprégnation chimique sous

pression appropriée au moyen d’un


Commission. Ce traitement doit être




pression (psi ou kPa) et la concentration

(%),

ou

e) a subi un traitement thermique approprié






l’apposition de la marque “HT” sur le bois




phytosanitaire de réexportation [19]

1.7. Qu'ils figurent ou non parmi les codes

NC énumérés à l'annexe V, partie B, bois sous

forme de copeaux, particules, sciure, déchets

de bois ou chutes, issus en tout ou en partie de

conifères (Coniferales), originaire:

— de Russie, du Kazakhstan et de

Turquie,

— de pays non européens autres que le


a) provient de zones reconnues indemnes

de:

— Monochamus spp. (non européenne),

— Pissodes spp. (non européenne),

— Scolytidae spp. (non européenne).

La zone doit être indiquée sur le certificat


AIV.PA.CI. 105

Canada, la Chine, le Japon, la République de

Corée, le Mexique, Taïwan et les États-Unis

d'Amérique, pays dans lesquels la présence de

Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et

Bührer) Nickle et al. est attestée

de réexportation, sous la rubrique

“provenance”,

ou

b) a été fabriqué à partir de bois rond

écorcé,

ou

c) a été séché au séchoir de façon que la


exprimée en pourcentage de la matière sèche,

obtenue selon un programme

durée/température approprié,

ou

d) a subi une fumigation appropriée selon

une spécification approuvée par le Conseil ou

la Commission. Ce traitement doit être

indiqué sur le certificat phytosanitaire ou le

certificat phytosanitaire de réexportation, qui

précisera l'ingrédient actif, la température

minimale du bois, le taux (g/m3) et la durée

d'exposition (h),

ou

e) a subi un traitement thermique






sur le certificat phytosanitaire ou le certificat


2. Matériel d’emballage en bois sous forme de

caisses, boîtes, cageots, tambours et autres

emballages similaires, palettes, caisses-

palettes et autres plateaux de chargement,

rehausses pour palettes, bois de calage,

qu’il soit effectivement utilisé ou non pour

le transport d’objets de tout type, à

l’exception du bois brut d’une épaisseur

maximale de 6 mm, du bois transformé

fabriqué au moyen de colle, de chaleur, de

pression ou d’une combinaison de ces

différentes techniques et du bois de calage

utilisé pour soutenir des envois de bois

lorsque ce bois de calage est constitué de

bois du même type et de même qualité, et


phytosanitaires de l’Union, que le bois qui

fait partie de l’envoi, originaire de pays

tiers, à l’exclusion de la Suisse [19]

Le matériel d’emballage en bois doit:

— avoir subi l’un des traitements approuvés

spécifiés à l’annexe 1 de la norme

internationale pour les mesures

phytosanitaires no 15 de la FAO intitulée

Réglementation des matériaux

d’emballage en bois utilisés dans le

commerce international, et

— être pourvu d’une marque telle que décrite

à l’annexe 2 de la norme internationale

susmentionnée, indiquant que le matériel

d’emballage en bois a été soumis à un

traitement phytosanitaire approuvé

conformément à ladite norme [19]

2.1. Bois d’Acer saccharum Marsh., y Constatation officielle que le bois a été séché

AIV.PA.CI. 106

compris celui qui n’a pas gardé sa

surface ronde naturelle, sauf:

- le bois destiné à la fabrication de feuilles

pour placage,

- le bois sous forme de copeaux, plaquettes,

particules, sciure, déchets et débris de

bois,

- le matériel d’emballage en bois sous

forme de caisses, boîtes, cageots,

tambours et autres emballages similaires,

palettes, caisses-palettes et autres plateaux

de chargement, rehausses pour palettes,

bois de calage, qu’il soit effectivement

utilisé ou non pour le transport d’objets de

tout type, à l’exception du bois de calage






fait partie de l’envoi,

originaire du Canada et des États-Unis

d’Amérique [19]

au séchoir de façon que la teneur en humidité

soit inférieure à 20 %, exprimée en

pourcentage de la matière sèche, obtenue

selon un programme durée/température

approprié. La mention “kiln-dried”, abrégée

en “KD”, ou toute autre mention reconnue au

niveau international doit être apposée sur le

bois ou sur son emballage conformément aux

pratiques en vigueur.

2.2. Bois d'Acer saccharum Marsh.

destiné à la fabrication de feuilles pour

placage, originaire des États-Unis d'Amérique

et du Canada

Constatation officielle que le bois provient de

zones connues comme indemnes de

Ceratocystis virescens (Davidson) Moreau et

est destiné à la fabrication de feuilles pour

placage.



de Fraxinus L., Juglans ailantifolia

Carr., Juglans mandshurica Maxim.,

Ulmus davidiana Planch. et Pterocarya

rhoifolia Siebold & Zucc., à l’exception

du bois sous forme de :



en tout ou en partie de ces arbres,













Constatation officielle:

a) que le bois est originaire d’une zone

reconnue exempte d’Agrilus planipennis

Fairmaire par le Conseil ou la

Commission. Le nom de la zone est

mentionné sur le certificat phytosanitaire

ou le certificat phytosanitaire de

réexportation,

ou

b) que l’écorce et au moins 2,5 cm de

l’aubier externe ont été retirés dans une

installation agréée et contrôlée par

l’organisation nationale de la protection

des végétaux,

ou

c) que le bois a subi un rayonnement

ionisant apportant une dose absorbée

minimale de 1 kGy dans l’ensemble du

bois [19]

AIV.PA.CI. 107





sa surface ronde naturelle, ainsi que les

meubles et autres objets fabriqués à

partir de bois non traité,


États-Unis d’Amérique, du Japon, de

Mongolie, de la République de Corée,

de la République populaire

démocratique de Corée, de Russie et

de Taïwan [19]



sous forme de copeaux, plaquettes,

particules, sciure, déchets et débris de

bois, issu en tout ou en partie de

Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr.,

Juglans mandshurica Maxim., Ulmus

davidiana Planch. et Pterocarya

rhoifolia Siebold & Zucc.,



Mongolie, de la République de Corée, de

la République populaire démocratique de

Corée, de Russie et de Taïwan [19]

Constatation officielle que le bois est

originaire d’une zone reconnue exempte

d’Agrilus planipennis Fairmaire par le

Conseil ou la Commission. Le nom de la zone

est mentionné sur le certificat phytosanitaire

ou le certificat phytosanitaire de réexportation

[19]

2.5. Qu’ils figurent ou non parmi les codes

NC énumérés à l’annexe V, partie B,

écorce isolée et objets fabriqués à partir

d’écorce de Fraxinus L., Juglans

ailantifolia Carr., Juglans mandshurica

Maxim., Ulmus davidiana Planch. et

Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc.,

originaires du Canada, de Chine, des


Mongolie, de la République de Corée, de

la République populaire démocratique de


Constatation officielle que l’écorce est

originaire d’une zone reconnue exempte





[19]

3. Bois de Quercus L., à l’exception du bois

sous forme de:

- copeaux, plaquettes, particules, sciure,

déchets et débris de bois,

- futailles, cuves, baquets et autres ouvrages

de tonnellerie et leurs parties, en bois, y

compris les merrains à condition qu’il soit

prouvé que le bois a été obtenu ou


a) a été équarri de manière à supprimer

entièrement toute surface arrondie,

ou

b) est écorcé et présente une

teneur en humidité inférieure à 20 %

exprimée en pourcentage de la

matière sèche,

AIV.PA.CI. 108

fabriqué par l’application d’un traitement

thermique permettant d’atteindre une

température minimale de 176 °C pendant

vingt minutes,

- matériel d’emballage en bois sous forme

de caisses, boîtes, cageots, tambours et

autres emballages similaires, palettes,


chargement, rehausses pour palettes, bois

de calage, qu’il soit effectivement utilisé

ou non pour le transport d’objets de tout

type, à l’exception du bois de calage








surface ronde naturelle, originaire des États-

Unis d’Amérique [19]

ou

c) est écorcé et a été désinfecté

par un traitement approprié à l'air

chaud ou à l'eau chaude,

ou

d) s'il est scié, avec ou sans restes

d'écorce, a été séché au séchoir de

façon que la teneur en humidité soit

inférieure à 20 %, exprimée en

pourcentage de la matière sèche,


durée/température approprié. La

mention “Kiln-dried”, abrégée en

“KD”, ou toute autre mention

reconnue au niveau international doit

être apposée sur le bois ou sur son

emballage conformément aux

pratiques en vigueur.

AIV.PA.CI. 109


et autres objets


4. / /



de Betula L., à l’exception du bois sous

forme de:



en tout ou en partie de ces arbres,

















surface ronde naturelle, ainsi que les meubles

et autres objets fabriqués à partir de bois non

traité, originaire du Canada et des États-Unis

d’Amérique, pays où la présence d’Agrilus

anxius Gory est connue [19]


a) que l’écorce et au moins 2,5 cm de

l’aubier externe ont été retirés dans une

installation agréée et contrôlée par

l’organisation nationale de la protection

des végétaux,

ou

b) que le bois a subi un rayonnement

ionisant apportant une dose absorbée

minimale de 1 kGy dans l’ensemble du bois

[19]



copeaux, plaquettes, particules, sciure,

déchets et débris de bois, issus en tout ou

en partie de Betula L. [19]

Constatation officielle que le bois est

originaire d’un pays connu comme exempt

d’Agrilus anxius Gory [19]



écorce et objets fabriqués à partir

d’écorce de Betula L., originaire du

Canada et des États-Unis d’Amérique,

pays où la présence d’Agrilus anxius

Gory est connue [19]

Constatation officielle que l’écorce est

exempte de bois [19]

5. Bois de Platanus L., à l’exception du bois

sous forme de:

Constatation officielle que le bois a été séché

au séchoir de façon que la teneur en humidité

soit inférieure à 20 %, exprimée en

AIV.PA.CI. 110


















sa surface ronde naturelle, originaire

d’Arménie, des États-Unis d’Amérique

ou de Suisse [19]

pourcentage de la matière sèche, obtenue

selon un programme durée/température

approprié. Ce traitement doit être attesté par

l’apposition, sur le bois ou sur son emballage,

conformément aux pratiques en vigueur, de la

mention “kiln-dried”, de l’abréviation “KD”

ou de toute autre mention reconnue au niveau

international [19]

6. Bois de Populus L., à l’exception du bois

sous forme de:















phytosanitaires de l’Union, que le bois

qui fait partie de l’envoi,


surface ronde naturelle, originaire des pays du

continent américain [19]


— est écorcé,

ou

— a été séché au séchoir de façon que la




durée/température approprié. La mention

“kiln-dried”, abrégée en “KD”, ou toute autre

mention reconnue au niveau international doit

être apposée sur le bois ou sur son emballage

conformément aux pratiques en vigueur.

AIV.PA.CI. 111


et autres objets


7.1. / [19] / [19]

7.1.1. Qu’il figure ou non parmi les codes


bois sous forme de copeaux, particules,

sciure, déchets de bois ou chutes, issu

en tout ou en partie:

- d’Acer saccharum Marsh. originaire

des États-Unis d’Amérique et du

Canada,

- de Populus L. originaire du continent

américain [19]


a) a été fabriqué à partir de bois rond

écorcé,

ou






ou

c) a subi une fumigation appropriée selon

une spécification approuvée par le

Conseil ou la Commission. Ce traitement

doit être attesté sur le certificat

phytosanitaire ou le certificat


préciseront l’ingrédient actif, la

température minimale du bois, le taux


ou

d) a subi un traitement thermique approprié

afin d’assurer une température minimale

de 56°C pendant une durée

ininterrompue d’au moins 30 minutes

dans l’ensemble du bois (y compris en

son cœur). Ce traitement doit être attesté


certificat phytosanitaire de réexportation

[19]

7.1.2. Qu’il figure ou non parmi les codes


bois sous forme de copeaux, particules,

sciure, déchets de bois ou chutes, issu

en tout ou en partie:

- de Platanus L, originaire d’Arménie, des

États-Unis d’Amérique ou de Suisse

[19]


a) a été séché au séchoir de façon que la

teneur en humidité soit inférieure à

20 %, exprimée en pourcentage de la



approprié,

ou

b) a subi une fumigation appropriée selon


la Commission. Ce traitement doit être attesté



préciseront l’ingrédient actif, la température

minimale du bois, le taux (g/m3) et le temps

d’exposition (h),

AIV.PA.CI. 112

ou

c) a subi un traitement thermique approprié

afin d’assurer une température minimale de

56°C pendant une durée ininterrompue d’au

moins 30 minutes dans l’ensemble du bois (y

compris en son cœur). Ce traitement doit être


certificat phytosanitaire de réexportation [19]

7.2. Qu'ils figurent ou non parmi les codes

NC de l'annexe V, partie B, bois sous forme

de copeaux, particules, sciure, déchets de bois

et chutes, issus en tout ou en partie de

Quercus L., originaire des États-Unis

d'Amérique


a) a été séché au séchoir de façon que la





ou

b) a subi une fumigation appropriée selon


la Commission. Ce traitement doit être attesté


phytosanitaire de réexportation, qui précisera

l'ingrédient actif, la température minimale du

bois, le taux (g/m3) et la durée d'exposition

(h),

ou

c) a subi un traitement thermique








7.3. Écorce isolée de conifères (Coniferales),

originaire de pays non européens

Constatation officielle que l’écorce isolée:

a) a) a subi une fumigation appropriée avec un

fumigant approuvé par le Conseil ou la




préciseront la matière active, la température

minimale de l’écorce, la dose (g/m3) et la

durée d’exposition (h),

ou

b) a subi un traitement thermique approprié



ininterrompue d’au moins trente minutes dans

l’ensemble de l’écorce (y compris en son

cœur). Ce traitement doit être attesté sur le


AIV.PA.CI. 113


et


traitement, l’écorce a été transportée, jusqu’à

son départ du pays émettant la déclaration, en

dehors de la période de vol du vecteur




prévue, ou dans un emballage la protégeant de

toute infestation par Bursaphelenchus

xylophilus (Steiner & Bührer) Nickle et al. ou

par son vecteur [19]

8. / [19] / [19]

8.1 Végétaux de conifères (Coniférales), à




aux végétaux visés au point 1 de la partie A

de l'annexe III, le cas échéant, constatation

officielle que les végétaux ont été produits

dans des pépinières et que le lieu de

production est exempt de Pissodes spp. (non

européen)

8.2 Végétaux de conifères (Coniférales)

d'une hauteur d'au moins 3m, à



Sans préjudice des dispositions applicables


de l'annexe III et au point 8.1. de la partie A,

chapitre I de l'annexe IV, le cas échéant,

constatation officielle que les végétaux ont été

produits dans des pépinières et que le lieu de

production est exempt de Scolytidae spp. (non

européens)

9. Végétaux de Pinus L., destinés à la




de l'annexe III et aux points 8.1. et 8.2. de la

partie A, chapitre I de l'annexe IV,

constatation officielle qu'aucun symptôme de

Scirrhia acicola (Dearn.) Siggers ou Scirrhia

pini Funk et Parker n'a été observé sur le lieu

de production ou dans ses environs immédiats

depuis le début de la dernière période

complète de végétation

AIV.PA.CI. 114


et autres objets


10. Végétaux de Abies Mill., Larix Mill.,

Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga

Carr. et Tsuga Carr., destinés à la




de l'annexe III et aux points 8.1., 8.2. ou 9 de

la partie A, chapitre I de l'annexe IV, le cas

échéant, constatation officielle qu'aucun

symptôme de Melampsora medusae Thümen

n'a été observé sur le lieu de production ou

dans ses environs immédiats depuis le début

de la dernière période complète de végétation

11.01. Végétaux de Quercus L., à l'exception

des fruits et des semences, originaires des

États-Unis d'Amérique

Sans préjudice des dispositions

applicables aux végétaux énumérés à

l'annexe III, partie A, chapitre 2,

constatation officielle que les

végétaux proviennent de zones

connues comme exemptes de

Ceratocystis fagacearum (Bretz)

Hunt.

11.1. Végétaux de Castanea Mill. et de

Quercus L., à l'exception des fruits et des

semences, originaires de pays non

européens


aux végétaux énumérés à l'annexe III, partie

A, chapitre 2 et à l'annexe IV, partie A,

chapitre I, point 11.01, déclaration officielle

qu'aucun symptôme de Cronartium spp. (non

européen) n'a été observé sur le lieu de

production ou dans ses environs immédiats

depuis le début du dernier cycle complet de

végétation.

11.2 Végétaux de Castanea Mill. et Quercus

L., destinés à la plantation, à l'exception

des semences


aux végétaux visés aux points 2 de la partie A

de l'annexe III et 11.1. de la partie A, chapitre

I de l'annexe IV, constatation officielle :

a) que les végétaux sont originaires de

régions connues comme exemptes de

Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr,

ou

b) qu'aucun symptôme de Cryphonectria

parasitica (Murrill) Barr n'a été observé

sur le lieu de production ou dans ses

environs immédiats depuis le début de la

dernière période complète de végétation

11.3. Végétaux de Corylus L., destinés à la


originaires du Canada et des Etats-Unis

d'Amérique.

Constatation officielle que les végétaux ont

été obtenus en pépinières et :

a) sont originaires d'une zone reconnue par

leservice national de protection des

AIV.PA.CI. 115

végétaux du pays d'exportation comme

exempte de Anisogramma anomala

(Peck) E. Müller conformément aux

Normes internationales pour les mesures

phytosanitaires pertinentes et indiquée

sous la rubrique "Déclaration

supplémentaire" des certificats visés à l'

article 18, §§ 1er et 2, du présent arrêté ;

ou

b) sont originaires d'un lieu de production

reconnu par le service national de

protection des végétaux dudit pays

comme exempt de Anisogramma

anomala (Peck) E. Müller à l'occasion

d'inspections officielles effectuées sur le

lieu de production ou à proximité

immédiate de celui-ci depuis le début des

trois derniers cycles complets de

végétation, conformé-ment aux Normes

internationales pour les mesures

phytosanitaires pertinentes, indiqué sous

la rubrique "Déclaration supplémentaire"

des certificats visés à l' article 18, §§ 1er

et 2, du présent arrêté et déclaré exempt

de Anisogramma anomala (Peck) E.

Müller.

11.4. Végétaux de Fraxinus L., Juglans


Maxim., Ulmus davidiana Planch. et

Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., à

l’exception des fruits et des semences,

mais y compris les branches coupées

avec ou sans feuillage, originaires du

Canada, de Chine, des États-Unis

d’Amérique, du Japon, de Mongolie, de

la République de Corée, de la

République populaire démocratique de


Constatation officielle que les végétaux sont

originaires d’une zone reconnue exempte





[19]

11.5. Végétaux de Betula L., à l’exception des

fruits et des semences, mais y compris

les branches coupées avec ou sans

feuillage [19]


originaires d’un pays connu comme exempt

d’Agrilus anxius Gory [19]

12. Végétaux de Platanus L., destinés à la

plantation, à l’exception des semences,

originaires d’Arménie, des États-Unis

d’Amérique ou de Suisse [19]

Constatation officielle qu’aucun symptôme de

Ceratocystis platani (J. M. Walter) Engelbr.

& T. C. Harr. n’a été observé sur le lieu de

production ou à proximité immédiate depuis

le début de la dernière période complète de

végétation [19]

13.1 Végétaux de Populus L., destinés à la Sans préjudice des interdictions applicables

AIV.PA.CI. 116


originaires des pays tiers


de l'annexe III, constatation officielle

qu'aucun symptôme de Melampsora medusae

Thümen n'a été observé sur le lieu de

production ou dans ses environs immédiats



13.2 Végétaux de Populus L., à l'exception

des fruits et semences, originaires des

pays du continent américain


aux végétaux visés au points 3 de la partie A

de l'annexe III et 13.1. de la partie A, chapitre

I de l'annexe IV, constatation officielle

qu'aucun symptôme de Mycosphaerella

populorum G.E. Thompson n'a été observé

sur le lieu de production ou dans ses environs

immédiats depuis le début de la dernière

période complète de végétation

14. Végétaux de Ulmus L., destinés à la


originaires des pays d'Amérique du Nord


aux végétaux visés au point 11.4 du présent

chapitre, constatation officielle qu'aucun

symptôme de la nécrose du phloème d'Ulmus


dans ses environs immédiats depuis le début

de la dernière période complète de végétation

[8]

AIV.PA.CI. 117


et autres objets


15. / [19] / [19]

16. / [19] / [19]

16.1 Fruits de Citrus L., Fortunella Swingle,

Poncirus Raf., et leurs hybrides,


Les fruits sont exempts de pédoncules et de

feuilles, et leur emballage porte une marque

d’origine adéquate.

16.2 Fruits de Citrus L.,Fortunella Swingle,


originaires de pays tiers.


aux fruits visés aux points 16.1, 16.3, 16.4 et

16.5 de la partie A, section I, de l'annexe IV,

constatation officielle :

a) que les fruits sont originaires d'un des pays

suivants reconnus comme exempts de

Xanthomonas campestris (toutes les

souches pathogènes aux Citrus):

- tous les pays tiers producteurs

d’agrumes en Europe, l’Algérie,

l’Egypte, Israël, la Lybie, le Maroc, la

Tunisie et la Turquie ;

AIV.PA.CI. 118


et autres objets


- en Afrique: l'Afrique du Sud, la

Gambie, le Ghana, la Guinée, le Kenya,

le Soudan, le Soudan du Sud, le

Swaziland et le Zimbabwe; [17]

- en Amérique centrale et du Sud et dans

les Caraïbes : les Bahamas, Belize, le

Chili, la Colombie, le Costa Rica,

Cuba, l’Equateur, le Honduras, la

Jamaïque, le Mexique, le Nicaragua,

le Pérou, la République dominicaine,

Sainte-Lucie, le Salvador, le Surinam

et le Venezuela ;

- en Océanie : la Nouvelle-Zélande [5]

ou

b) que les fruits sont originaires d'une des

régions suivantes reconnues comme

exemptes de Xanthomonas campestris

(toutes les souches pathogènes aux Citrus)

et mentionnée sur les certificats visés à l'

article 18, §§ 1er et 2 :

- en Australie : la Nouvelle-Galles du

Sud, le Territoire du Nord, le

Queensland, l’Australie-Méridionale,

l’Etat de Victoria et l’Australie-

Occidentale; [17]

- le Brésil, à l'exception des États de

Maranhão, Mato Grosso, Mato Grosso

do Sul, Minas Gerais, Paraná, Rio

Grande do Sul, Roraima, Santa Catarina

et São Paulo; [17]

- aux Etats-Unis d’Amérique: l’Arizona,

la Californie, Guam, Hawaii, la

Louisiane, les îles Mariannes du Nord,

Puerto Rico, la Samoa américaine, le

Texas et les îles Vierges américaines ;

- l’Uruguay, à l’exception des

départements de Salto, de Rivera et de

Paysandu - au nord de la rivière

Chapicuy [5]

AIV.PA.CI. 119


et autres objets


c) soit

- que selon une procédure de contrôle et

d'examen officielle, aucun symptôme de

Xanthomonas campestris (toutes les

souches pathogènes aux Citrus) n'a été

observé dans le champ de production ou

dans ses environs immédiats depuis le

début de la dernière période de

végétation complète

et

- qu'aucun des fruits récoltés dans le

champ de production n'a présenté des

symptômes de Xanthomonas campestris

(toutes les souches pathogènes aux

Citrus)

et

- que les fruits ont subi un traitement tel

qu'à l'orthophénylphenate de sodium,

mentionné sur les certificats visés à l'

article 18, §§ 1er et 2,

et

- que les fruits ont été emballés sur les

lieux ou dans les centres d'expédition

enregistrés à cet effet

soit

- que les dispositions d'un système de

certification reconnues comme

équivalentes aux dispositions visées ci-

dessus par le Conseil ou la Commission

ont été respectées.

16.3. Fruits de Citrus L., Fortunella Swingle,





16.5 de la partie A, chapitre I, de l'annexe IV,


a) que les fruits sont originaires d'un des

pays suivants reconnus comme exempts

de Cercospora angolensis Carv. &

Mendes:


d’agrumes en Amérique du Nord,

centrale et du Sud, dans les Caraïbes,

en Asie, à l’exception du Bangladesh

et du Yémen, en Europe et en

Océanie; [17]

AIV.PA.CI. 120


et autres objets



d’agrumes en Afrique, à l’exception de

l’Angola, du Cameroun, de la

République centrafricaine, de la

République démocratique du Congo,

du Gabon, du Ghana, de la Guinée, du

Kenya, du Mozambique, du Nigéria,

de l’Ouganda, de la Zambie et du

Zimbabwe [5] [17]

ou

b) que les fruits sont originaires d'une

région reconnue comme exempte de

Cercospora angolensis Carv. & Mendes,

par le Conseil ou la Commission et

mentionnée sur les certificats visés à l'

article 18, §§ 1er et 2,

ou

c) qu'aucun symptôme de Cercospora

angolensis Carv. & Mendes n'a été

observé dans le champ de production ou


début de la dernière période de végétation

complète

et

qu'aucun des fruits récoltés dans le champ

de production n'a présenté, lors d'un

examen officiel approprié, de symptôme

de cet organisme.

16.4. Fruits de Citrus L., Fortunella

Swingle, Poncirus Raf., et leurs

hybrides, autres que fruits de Citrus

aurantium L., originaires de pays tiers



16.5 de la partie A, chapitre I, de l'annexe IV,


a) que les fruits sont originaires d'un des pays

suivants reconnus comme exempts de

Guignardia citricarpa Kiely (toutes les

souches pathogènes aux Citrus) :


d’agrumes en Amérique du Nord,

centrale et du Sud, à l’exception de

l’Argentine, du Brésil et des États-Unis,

dans les Caraïbes et en Europe; [17]


d’agrumes en Asie, à l’exception du

Bangladesh, du Bhoutan, de la Chine,

de l’Indonésie, des Philippines et de

Taiwan; [17]

AIV.PA.CI. 121


et autres objets



d’agrumes en Afrique, à l’exception de

l’Afrique du Sud, du Ghana, du Kenya,

du Mozambique, du Swaziland, de la

Zambie et du Zimbabwe; [17]


d’agrumes en Océanie, à l’exception de

l’Australie et de Vanuatu [5]

ou

b) que les fruits sont originaires d'une des

régions suivantes reconnues comme

exemptes de Guignardia citricarpa Kiely

(toutes les souches pathogènes aux Citrus)

par le Conseil ou la Commission et

mentionnée sur les certificats visés à l'

article 18, §§ 1er et 2 :

- en Afrique du Sud : Western Cape;

Northern Cape: les districts

administratifs de Gordonia, Hartswater

et Warrenton ; [20]

- en Australie: South Australia, Western

Australia et Northern Territory;

- en Chine: toutes les régions, à

l’exception du Sichuan, du Yunnan, du

Guangdong, du Fujian et du Zhejiang ;

- au Brésil: toutes les régions, à

l'exception des États de l’Amazonas,

Bahia, Espírito Santo, Mato Grosso,

Mato Grosso do Sul, Minas Gerais,

Paraná, Rio de Janeiro, Rio Grande do

Sul, Santa Catarina et São Paulo;[5]

[17] - aux États-Unis : toutes les régions, à

l’exception des comtés de Collier,

Hendry et Polk, situés dans l’Etat de

Floride [17]

ou

c) qu'aucun symptôme de Guignardia

citricarpa Kiely (toutes les souches

pathogènes aux Citrus) n'a été observé

dans le champ de production ou dans ses


dernière période de végétation complète, et



examen officiel approprié, des symptômes

de cet organisme

ou

d) que les fruits sont originaires d'un champ

de production soumis à des traitements

AIV.PA.CI. 122

appropriés contre Guignardia citricarpa

Kiely (toutes les souches pathogènes aux

Citrus)

et

AIV.PA.CI. 123


et autres objets




examen officiel approprié, des symptômes

de cet organisme.

16.5. Fruits de Citrus L., Fortunella

Swingle, Poncirus Raf., et leurs

hybrides, originaires de pays tiers où

l'existence de Tephritidae (non

européens) est connue


aux fruits visés / [9] aux points 16.1, 16.2 et

16.3 de la partie A, chapitre I de l'annexe IV,

constatation officielle que :

a) les fruits sont originaires d'une région

connue comme exempte des organismes

visés, ou, s'il n'est pas possible de

satisfaire à cette exigence,

b) qu'aucun symptôme de la présence des

organismes visés n'a été observé sur le

lieu de production ou dans ses environs


période complète de végétation, à

l'occasion d'inspections officielles

effectuées au moins une fois par mois

durant les trois mois précédant la récolte,

et qu'aucun fruit récolté sur le lieu de

production n'a montré de symptômes de la

présence de ces mêmes organismes lors

d'un examen officiel approprié, ou, s'il

n'est pas non plus possible de satisfaire à

cette exigence,

c) que les fruits se sont révélés exempts des

organismes visés à tous les stades de leur

développement, lors d'un examen officiel

approprié effectué sur des échantillons

représentatifs, ou, s'il n'est pas non plus

possible de satisfaire à cette exigence,

d) que les fruits ont été soumis à un

traitement adéquat par la chaleur (vapeur),

le froid ou la réfrigération rapide, qui s'est

avéré efficace contre les organismes visés

sans endommager les fruits, ou, à défaut, à

un traitement chimique accepté par la

réglementation communautaire

AIV.PA.CI. 124


et autres objets


17. Végétaux des genres Amelanchier Med.,




davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha

Roem., Pyrus L., et Sorbus L. destinés à

la plantation, autres que les semences


aux végétaux visés à l'Annexe III, partie A,

points 9, 9.1 et 18, à l'annexe III, partie B,

point 1, ou à l'annexe IV, partie A, chapitre I,

point 15, selon le cas, constatation officielle :

a) que les végétaux proviennent de pays

reconnus exempts d'Erwinia amylovora

(Burr.) Winsl. et al. par le Conseil ou la

Commission ou

b) que les végétaux proviennent de zones

exemptes de parasites établies en ce qui

concerne Erwinia amylovora (Burr.)

Winsl. et al. en application des mesures

phytosanitaires pertinentes conformes aux

normes internationales et reconnues par le

Conseil ou la Commission ou

c) que les végétaux présentant des symptômes

d'Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.,

dans le champ de production ou dans ses

environs immédiats, ont été enlevés.

18. Végétaux de Citrus L., Fortunella

Swingle, Poncirus Raf., et leurs hybrides,

à l'exception des fruits et semences et

végétaux d'Araceae, de Marantaceae, de

Musaceae, de Persea spp. et de

Strelitziaceae, racinés ou avec milieu de

culture adhérant ou associé



de l'annexe III, le cas échéant, constatation

officielle :

a) que les végétaux sont originaires de pays

connus comme exempts de Radopholus

citrophilus Huettel et al. et de Radopholus

similis (Cobb) Thorne, ou

b) que des échantillons représentatifs de terre

et de racines du lieu de production ont été

soumis, depuis le début de la dernière

période complète de végétation, à un test

nématologique officiel concernant au moins

Radopholus citrophilus Huettel et al. et

Radopholus similis (Cobb) Thorne, et se

sont révélés exempts, à l'issue de ces tests,

de ces organismes nuisibles

18.1. Végétaux d’Aegle Corrêa, Aeglopsis

Swingle, Afraegle Engl., Atalantia

Corrêa, Balsamocitrus Stapf,

Burkillanthus Swingle, Calodendrum

Thunb., Choisya Kunth, Clausena

Burm. f., Limonia L., Microcitrus

Swingle, Murraya J. Koenig ex L.,

Pamburus Swingle, Severinia Ten.,

Swinglea Merr., Triphasia Lour. et

Vepris Comm., à l’exception des fruits

(mais y compris les semences); et

Sans préjudice des dispositions applicables aux

végétaux visés aux points 18.2 et 18.3 de

l’annexe IV, partie A, chapitre I, constatation

officielle que les végétaux sont originaires

d’un pays reconnu exempt de Candidatus

Liberibacter spp., agent causal de la maladie

du huanglongbing des agrumes, par le Conseil

ou la Commission [19]

AIV.PA.CI. 125

semences de Citrus L., Fortunella

Swingle et Poncirus Raf., et leurs

hybrides, originaires de pays tiers [19]

18.2. Végétaux de Casimiroa La Llave,

Clausena Burm. f., Vepris Comm. et

Zanthoxylum L., à l’exception des fruits

et des semences, originaires de pays tiers

[19]




officielle:

a) que les végétaux sont originaires d’un pays

connu comme exempt de Trioza erytreae

Del Guercio,

ou

b) que les végétaux sont originaires d’une zone

exempte de Trioza erytreae Del Guercio,

établie par l’organisation nationale de la

protection des végétaux conformément aux

normes internationales pour les mesures

phytosanitaires pertinentes, et indiquée à la

rubrique “Déclaration supplémentaire” sur le



18.3. Végétaux d’Aegle Corrêa, Aeglopsis

Swingle, Afraegle Engl., Amyris P.

Browne, Atalantia Corrêa, Balsamocitrus

Stapf, Choisya Kunth, Citropsis Swingle

& Kellerman, Clausena Burm. f.,

Eremocitrus Swingle, Esenbeckia Kunth,

Glycosmis Corrêa, Limonia L., Merrillia

Swingle, Microcitrus Swingle, Murraya

J. Koenig ex L., Naringi Adans.,

Pamburus Swingle, Severinia Ten.,

Swinglea Merr., Tetradium Lour.,

Toddalia Juss., Triphasia Lour., Vepris

Comm. et Zanthoxylum L., à l’exception

des fruits et des semences, originaires de

pays tiers [19]




officielle:

a) que les végétaux sont originaires d’un pays

connu comme exempt de Diaphorina citri

Kuway,

ou

b) que les végétaux sont originaires d’une

zone exempte de Diaphorina citri Kuway,


protection des végétaux conformément aux

normes internationales pour les mesures





19.1 Végétaux de Crataegus L. destinés à


semences, originaires de pays où

l'existence de Phyllosticta solitaria

Ell. et Ev. est connue


végétaux visés au point 9 de la partie A de

l'annexe III et aux points 15 et 17 de la partie

A, chapitre I de l'annexe IV, constatation

officielle qu'aucun symptôme de Phyllosticta

solitaria Ell. et Ev. n'a été observé sur le lieu

de production depuis le début de la dernière


AIV.PA.CI. 126


et autres objets


19.2 Végétaux de Cydonia Mill., Fragaria

L., Malus Mill., Prunus L., Pyrus L.,

Ribes L., Rubus L. destinés à la


originaires de pays dans lesquels

l'existence d'organismes nuisibles

déterminés sur les genres concernés est

connue


végétaux visés aux points 9 et 18 de la partie A

de l'annexe III ou aux points 15 et 17 de la

partie A, chapitre I de l'annexe IV, le cas


symptôme de maladie causée par les

organismes nuisibles déterminés n'a été

constaté sur les végétaux du lieu de production

depuis le début de la dernière période complète

de végétation

Les organismes nuisibles déterminés sont

les suivants :

- pour Fragaria L.:

Phytophthora fragariae,

Hickman var fragariae,

Virus de la mosaïque de l’arabette,

Raspberry ringspot virus,

Strawberry crinkle virus,

Strawberry latent ringspot virus,

Strawberry mild yellow edge virus,

Virus des anneaux noirs de la

tomate

(Tomato black ring virus),

Xanthomonas fragariae Kennedy et

King,

- pour Malus Mill :

Phyllosticta solitaria Ell. et Ev

- pour Prunus L.:

Mycoplasme de l’enroulement

chlorotique de l’abricot,

Xanthomonas campestris pv. pruni

(Smith) Dye,

- pour Prunus persica (L.) Batsch :

Pseudomonas syringae pv. persicae


- pour Pyrus L.:

Phyllosticta solitaria Ell. Et Ev.

- pour Rubus L.:

Virus de la mosaïque de l’arabette,



Virus des anneaux noirs de la

tomate

(Tomato black ring virus),

- pour toutes les espèces :

autres virus et organismes analogues

non européens

AIV.PA.CI. 127


et autres objets


20. Végétaux de Cydonia Mill. et Pyrus L.,


semences, originaires de pays dans

lesquels l'existence du mycoplasme du

dépérissement du poirier est connue


aux végétaux visés aux points 9 et 18 de la

partie A de l'annexe III et aux points 15, 17 et

19.2. de la partie A, chapitre I de l'annexe IV,

constatation officielle que les végétaux du

lieu de production et de ses environs

immédiats, qui ont montré des symptômes les

rendant suspects d'une contamination par le

mycoplasme du dépérissement du poirier, ont

été enlevés de la place au cours des trois

dernières périodes complètes de végétation

21.1 Végétaux de Fragaria L., destinés à la



l'existence des organismes déterminés

est connue


aux végétaux visés aux points 18 de la partie

A de l'annexe III et 19.2 de la partie A,

chapitre I de l'annexe IV, constatation

officielle :

Les organismes nuisibles déterminés

sont les suivants :

a) que les végétaux, à l'exception des plants

issus de semis :

Strawberry latent 'C' virus

Strawberry vein banding virus

Mycoplasme des balais de sorcière

du fraisier (Strawberry witches

broom mycoplasm)

- ont été certifiés officiellement dans le

cadre d'un système de certification

exigeant qu'ils proviennent en ligne

directe de matériels maintenus dans

des conditions appropriées et soumis à

des tests officiels concernant au moins

les organismes nuisibles déterminés et

utilisant des indicateurs appropriés ou

des méthodes équivalentes, à l'issue

desquels ils se sont révélés exempts

desdits organismes, ou

- proviennent en ligne directe de

matériels maintenus dans des

conditions appropriées et soumis, lors

des trois dernières périodes complètes

de végétation, à au moins un test

officiel concernant au moins les

organismes nuisibles déterminés et




desdits organismes

b) qu'aucun symptôme de maladie causée

par les organismes nuisibles déterminés

n'a été observé sur les végétaux du lieu de

production ou sur les végétaux sensibles

de ses environs immédiats depuis le début

de la dernière période complète de

végétation

AIV.PA.CI. 128


et autres objets




originaires de pays où l'existence de

Aphelenchoides besseyi Christie est

connue



de l'annexe III et aux points 19.2 et 21.1 de la


constatation officielle:

a) qu'aucun symptôme d'Aphelenchoides

besseyi Christie n'a été observé sur les

végétaux du lieu de production depuis le

début de la dernière période complète de

végétation, ou

b) que, le cas échéant, les végétaux en culture

tissulaire proviennent de végétaux

satisfaisant aux dispositions du point a) ou

ont subi des tests nématologiques officiels

suivant des méthodes appropriées à l'issue


d'Aphelenchoides besseyi Christie





de l'annexe III et aux points 19.2, 21.1 et 21.2

de la partie A, chapitre I de l'annexe IV,

constatation officielle que les végétaux

proviennent d'une région connue comme

exempte d'Anthonomus signatus Say et

d'Anthonomus bisignifer (Schenkling)

22.1 Végétaux de Malus Mill., destinés à la



l'existence des organismes nuisibles

déterminés sur Malus Mill. est connue.


les suivants :

Cherry rasp leaf virus (américain)

Tomato ringspot virus



partie A de l'annexe III, au point 1 de la partie

B de l'annexe III et aux points 15, 17 et 19.2

de la partie A, chapitre I de l'annexe IV,


a) que les végétaux :




directe de matériels maintenus dans des

conditions appropriées et soumis à des

tests officiels concernant au moins les






AIV.PA.CI. 129


et autres objets


- proviennent en ligne directe de matériels

maintenus dans des conditions

appropriées et soumis, lors des trois

dernières périodes complètes de

végétation, à au moins un test officiel

concernant au moins les organismes

nuisibles déterminés et utilisant des

indicateurs appropriés ou des méthodes

équivalentes, à l'issue duquel ils se sont

révélés exempts desdits organismes

b) qu'aucun symptôme de maladie causée par

les organismes nuisibles déterminés n'a été

observé sur les végétaux du lieu de

production ou sur les végétaux sensibles de

ses environs immédiats depuis le début des

trois dernières périodes complètes de

végétation

22.2 Végétaux de Malus Mill., destinés à la



l'existence du mycoplasme de la

prolifération du pommier est connue



partie A de l'annexe III, au point 1 de la partie

B de l'annexe III et aux points 15, 17, 19.2 et



a) que les végétaux sont originaires de

régions connues comme exemptes du

mycoplasme de la prolifération du

pommier, ou

b) aa) que les végétaux, à l'exception des

plants issus de semis :

- ont été certifiés officiellement dans

le cadre d'un système de

certification exigeant qu'ils

proviennent en ligne directe de


conditions appropriées et soumis à

des tests officiels concernant au

moins le mycoplasme de la

prolifération du pommier et utilisant

des indicateurs appropriés ou des

méthodes équivalentes, à l'issue


de cet organisme, ou

AIV.PA.CI. 130


et autres objets




conditions appropriées et soumis,

lors des six dernières périodes

complètes de végétation, à au moins

un test officiel concernant au moins

le mycoplasme de la prolifération

du pommier et utilisant des

indicateurs appropriés ou des


duquel ils se sont révélés exempts

de cet organisme ;

bb) qu'aucun symptôme de maladie

causée par le mycoplasme de la

prolifération du pommier n'a été


production ou sur les végétaux

sensibles de ses environs immédiats

depuis le début des trois dernières

périodes complètes de végétation

23.1 Végétaux des espèces suivantes de

Prunus L., destinés à la plantation, à

l'exception des semences, originaires de

pays dans lesquels l'existence du virus

de la sharka est connue :

- Prunus amygdalus Batsch,

- Prunus armeniaca L.,

- Prunus blireiana Andre,

- Prunus brigantina Vill.,

- Prunus cerasifera Ehrh.,

- Prunus cistena Hansen,

- Prunus curdica Fenzl et Fritsch.,

- Prunus domestica ssp. domestica L.

- Prunus domestica ssp. insititia (L.)

C.K. Schneid.,

- Prunus domestica ssp. italica

(Borkh.) Hegi.,

- Prunus glandulosa Thunb.,

- Prunus holosericea Batal.,

- Prunus hortulana Bailey,

- Prunus japonica Thunb.,

- Prunus mandshurica (Maxim.)

Koehne,

- Prunus maritima Marsh.,

- Prunus mume Sieb. et Zucc.,

- Prunus nigra Ait.,



partie A de l'annexe III et aux points 15 et



a) que les végétaux, à l'exception des plants

issus de semis :







le virus de la sharka et utilisant des

indicateurs appropriés ou des méthodes

équivalentes, à l'issue desquels ils se

sont révélés exempts de cet organisme,

ou


matériels maintenus dans des condi-

tions appropriées et soumis, lors des

trois dernières périodes complètes de

végétation, à au moins un test officiel

concernant au moins le virus de la

sharka et utilisant des indicateurs

appropriés ou des méthodes équi-

valentes, à l'issue duquel ils se sont

révélés exempts de cet organisme;

AIV.PA.CI. 131


et autres objets


- Prunus persica (L.) Batsch,

- Prunus salicina L.,

- Prunus sibirica L.,

- Prunus simonii Carr.,

- Prunus spinosa L.,

- Prunus tomentosa Thunb.,

- Prunus triloba Lindl.,

- autres espèces de Prunus L.

sensibles au virus de la sharka


par le virus de la sharka n'a été observé

sur les végétaux du lieu de production ou

sur les végétaux sensibles de ses environs

immédiats depuis le début des trois


végétation;

c) que les végétaux du lieu de production qui

ont montré des symptômes de maladies

causées par d'autres virus ou agents

pathogènes analogues ont été enlevés

23.2 Végétaux de Prunus L., destinés à la

plantation :

a) originaires de pays dans lesquels


déterminés sur le Prunus L. est

connue ;

b) à l'exception des semences, origi-

naires de pays dans lesquels


déterminés est connue ;

c) à l'exception des semences, origi-

naires de pays non européens dans

lesquels l'existence des organismes

nuisibles déterminés est connue .


sont les suivants :

- pour le cas visé sous a) :

Tomato ringspot virus,

- pour le cas visé sous b) :

Cherry rasp leaf virus

(américain),

Peach mosaic virus

(américain),

Peach phony rickettsia,



partie A de l'annexe III ou aux points 15, 19.2

et 23.1 de la partie A, chapitre I de l'annexe

IV, constatation officielle :

a) que les végétaux :







les organismes nuisibles déterminés et







conditions appropriées et soumis, lors

des trois dernières périodes complètes

de végétation, à au moins un test

officiel concernant au moins les





desdits organismes

AIV.PA.CI. 132


et autres objets


Peach rosette mycoplasm,

Peach yellows mycoplasm,

Plum line pattern virus

(américain),

Peach X-disease mycoplasm,

- pour le cas visé sous c) :

Little cherry pathogen




production ou sur les végétaux sensibles

de ses environs immédiats depuis le

début des trois dernières périodes

complètes de végétation

24. Végétaux de Rubus L., destinés à la

plantation :

a) originaires de pays dans lesquels


déterminés sur le Rubus L. est connue;

Sans préjudice des exigences applicables aux

végétaux visés au point 19.2 de la partie A,

chapitre I de l'annexe IV :

a) les végétaux doivent être exempts

d'aphides, y compris leurs œufs;

b) à l'exception des semences, originaires

de pays dans lesquels l'existence des

organismes nuisibles déterminés est

connue.


sont les suivants :

- pour le cas visé sous a) :


Black raspberry latent virus

Cherry leafroll virus

Prunus necrotic ringspot virus

- pour le cas visé sous b) :

Raspberry leaf curl virus

(américain)

Cherry rasp leaf virus

(américain)

b) constatation officielle :

aa) que les végétaux :

- ont été certifiés officiellement

dans le cadre d'un système de




conditions appropriées et soumis

à des tests officiels concernant au

moins les organismes nuisibles

déterminés et utilisant des



desquels ils se sont révélés

exempts desdits organismes, ou




lors des trois dernières périodes

complètes de végétation, à au

moins un test officiel concernant

au moins les organismes nuisibles

déterminés et utilisant des




desdits organismes


causée par les organismes nuisibles

déterminés n'a été observé sur les

végétaux du lieu de production ou

sur les végétaux sensibles de ses

environs immédiats depuis le début

des trois dernières périodes


AIV.PA.CI. 133


et autres objets


25.1 Tubercules de Solanum tuberosum L.,


l'existence du Synchytrium endobioticum

(Schilbersky) Pervical est connue


aux tubercules visés aux points 10, 11 et 12

de la partie A de l'annexe III, constatation

officielle:

a) que les tubercules sont originaires de

régions connues comme exemptes de

Synchytrium endobioticum (Schilbersky)

Percival (de toutes les races autres que la

race 1, la race commune européenne), et

qu'aucun symptôme de Synchytrium

endobioticum (Schilbersky) Percival n'a

été observé sur le lieu de production ou


début d'une période appropriée, ou

b) que, dans le pays d'origine, des disposi-

tions reconnues comme équivalentes aux

dispositions communautaires relatives à la

lutte contre le Synchytrium endobioticum

(Schilbersky) Percival, par le Conseil ou

la Commission, ont été respectées

25.2 Tubercules de Solanum tuberosum L. Sans préjudice des dispositions visées aux

points 10, 11 et 12 de la partie A de l'annexe

III et au point 25.1 de la partie A, chapitre I

de l'annexe IV, constatation officielle :

a) que les tubercules sont originaires de pays

connus comme exempts de Clavibacter

michiganensis ssp. sepedonicus

(Spieckermann et Kotthoff) Davis et al.,

ou

b) que, dans le pays d'origine, des disposi-

tions reconnues comme équivalentes aux

dispositions communautaires relatives à la

lutte contre le Clavibacter michiganensis

ssp. sepedonicus (Spieckermann et

Kotthoff) Davis et al., par le Conseil ou la

Commission, ont été respectées.

25.3 Tubercules de Solanum tuberosum L., à

l'exception des pommes de terre

primeurs, originaires de pays dans

lesquels l'existence du Potato spindle

tuber viroid est connue.



de la partie A de l'annexe III et aux points

25.1 et 25.2 de la partie A, chapitre I de

l'annexe IV, suppression de la faculté

germinative

AIV.PA.CI. 134


et autres objets


25.4 Tubercules de Solanum tuberosum L.,

destinés à la plantation



de la partie A de l'annexe III et aux points

25.1, 25.2 et 25.3 de la partie A, chapitre I de

l'annexe IV, constatation officielle que les

tubercules proviennent d'un champ exempt de

Globodera rostochiensis (Wollenweber)

Behrens et Globodera pallida (Stone)

Behrens

et

aa) que les tubercules proviennent de régions

connues comme exemptes de Ralstonia

solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.

bb) que, dans les régions connues comme

non exemptes de Ralstonia

solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.,

les tubercules proviennent d'un lieu de

production déclaré exempt de Ralstonia


ou considéré comme tel par suite de la

mise en oeuvre d'un programme

approprié visant à l'éradication de

Ralstonia solanacearum (Smith)

Yabuuchi et al., à déterminer par le

Conseil ou la Commission [19]

et :

cc) que les tubercules proviennent de zones

où l’existence de Meloidogyne chitwoodi

Golden et al. (toutes populations) et

Meloidogyne fallax Karssen est

inconnue

et

dd) dans les zones où l'existence de

Meloidogyne chitwoodi Golden et al. et

de Meloidogyne fallax Karssen est

connue :

- que les tubercules proviennent d'un

lieu de production qui a été déclaré

exempt de Meloidogyne chitwoodi

Golden et al. (toutes populations),

ainsi que de Meloidogyne fallax

Karssen, sur la base d'une enquête

annuelle de cultures hôtes, par

inspection visuelle de plantes hôtes à

des moments appropriés et par

inspection visuelle tant à l'extérieur

que par coupage des tubercules après

récolte de pommes de terre cultivées

sur le lieu de production

AIV.PA.CI. 135


et autres objets


ou

- qu'après récolte les tubercules ont été

échantillonnés au hasard et, soit

contrôlés quant à la présence de

symptômes après recours à une

méthode appropriée pour les induire,

soit testés en laboratoire, qu'ils ont été

inspectés visuellement à l'extérieur et

par coupage des tubercules, à des

moments appropriés et, dans tous les

cas, au moment de la fermeture des

emballages ou conteneurs avant

commercialisation, conformément aux

dispositions de la Directive

66/403/CEE du Conseil relatives à la

fermeture, et qu'aucun symptôme de

Meloidogyne chitwoodi Golden et al.

(toutes populations) et de Meloidogyne

fallax Karssen n'a été observé.

25.4.1. Tubercules de Solanum tuberosum

L., à l'exception de ceux destinés à la

plantation [8]


aux tubercules visés au point 12 de la partie A

de l'annexe III et aux points 25.1, 25.2 et 25.3

du présent chapitre, constatation officielle que

les tubercules proviennent de zones où la

présence de Ralstonia solanacearum (Smith)

Yabuuchi et al. n'est pas connue [8][19]

25.4.2. Tubercules de Solanum tuberosum

L. [8]



de la partie A de l'annexe III et aux

points 25.1, 25.2, 25.3, 25.4 et 25.4.1 du

présent chapitre, constatation officielle que:

a) les tubercules proviennent d'un pays

sur le territoire duquel la présence de

Scrobipalpopsis solanivora Povolny

n'est pas connue, ou

b) les tubercules proviennent d'une zone

exempte de Scrobipalpopsis solanivora

Povolny, telle qu'établie par

l'organisation nationale de protection

des végétaux conformément aux

normes internationales pour les

mesures phytosanitaires concernées

[8]

25.5 Végétaux de Solanaceae, destinés à la



l'existence du mycoplasme du stolbur

de la pomme de terre est connue


aux tubercules visés aux points 10, 11, 12 et

13 de la partie A de l'annexe III et aux points

25.1, 25.2, 25.3 et 25.4 de la partie A,


AIV.PA.CI. 136

officielle qu'aucun symptôme de Potato

stolbur mycoplasm n'a été observé sur les



végétation

25.6 Végétaux de Solanaceae, destinés à la

plantation, à l'exception des tubercules

de Solanum tuberosum L. et des

semences de Solanum lycopersicum L.,


l'existence du Potato spindle tuber

viroid est connue [19]



partie A de l'annexe III et au point 25.5 de la



symptôme de Potato spindle tuber viroid n'a

été observé sur les végétaux du lieu de

production depuis le début de la dernière


AIV.PA.CI. 137


et autres objets


25.7 Végétaux de Capsicum annuum L.,

Solanum lycopersicum L., Musa L.,

Nicotiana L. et Solanum melongena L.

destinés à la plantation, à l’exception

des semences, originaires de pays où la

présence de Ralstonia solanacearum

(Smith) Yabuuchi et al. est connue [19]


aux végétaux visés aux points 11 et 13 de

l’annexe III, partie A, et aux points 25.5 et

25.6 de l’annexe IV, partie A, chapitre I,

selon les cas, constatation officielle:

a) que les végétaux sont originaires de zones

qui se sont révélées exemptes de


Yabuuchi et al.,

ou

b) qu’aucun symptôme de Ralstonia

solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. n’a

été observé sur les végétaux sur le lieu de


période complète de végétation [19]

/ [8] / [8]

26. Végétaux de Humulus lupulus L. destinés

à la plantation, à l'exception des

semences

Constatation officielle qu'aucun symptôme de

Verticillium albo-atrum Reinke et Berthold et

de Verticillium dahliae Klebahn n'a été

observé sur le houblon du lieu de production



27.1 Végétaux de Dendranthema (DC.) Des

Moul., Dianthus L. et Pelargonium

l’Hérit. ex Ait. destinés à la plantation,

à l’exception des semences [19]


aa) que les végétaux sont originaires d’une

zone exempte d’Helicoverpa armigera

(Hübner) et de Spodoptera littoralis

(Boisd.) établie par l’organisation

nationale de la protection des végétaux

conformément aux normes internationales

pour les mesures phytosanitaires

pertinentes,

ou

a) qu’aucun signe d’Helicoverpa armigera

(Hübner) ou de Spodoptera littoralis

(Boisd.) n’a été observé sur le lieu de



ou

b) que les végétaux ont subi un traitement

approprié contre les organismes

susmentionnés [19]

27.2 Végétaux de Dendranthema (DC.) Des Sans préjudice des exigences applicables aux

AIV.PA.CI. 138


l’Hérit. ex Ait., à l’exception des

semences [19]

végétaux visés au point 27.1 de l’annexe IV,

partie A, chapitre I, constatation officielle:


zone exempte de Spodoptera eridania

(Cramer), de Spodoptera frugiperda

Smith et de Spodoptera litura (Fabricius)


protection des végétaux conformément

aux normes internationales pour les

mesures phytosanitaires pertinentes,

ou

a) qu’aucun signe de Spodoptera eridania

(Cramer), de Spodoptera frugiperda

Smith ou de Spodoptera litura (Fabricius)

n’a été observé sur le lieu de production


complète de végétation,

ou



susmentionnés [19]

AIV.PA.CI. 139


et autres objets


28. Végétaux de Dendranthema (DC.) Des

Moul., destinés à la plantation, à

l'exception des semences


végétaux visés aux points 27.1 et 27.2 de la



a) que les végétaux sont de la troisième

génération au plus et issus de matériel qui

s'est révélé exempt de viroïde nanifiant du

chrysanthème (chrysanthemum stunt

viroid) lors de tests virologiques ou

proviennent directement de matériels dont

un échantillon représentatif d'au moins

10% s'est révélé exempt de ce même

organisme lors d'un examen officiel

effectué au moment de la floraison

b) que les végétaux et boutures :

- proviennent d'établissements qui ont

été inspectés officiellement au moins

une fois par mois durant les trois mois

précédant l'expédition et aucun

symptôme de Puccinia horiana

Hennings n'y a été observé durant cette

période et dans les environs immédiats

desquels aucun symptôme de Puccinia

horiana Hennings n'a été connu dans

les trois mois avant l'exportation, ou

- ont subi un traitement approprié contre

l'organisme susmentionné

c) que, dans le cas de boutures non racinées,

aucun symptôme de Didymella ligulicola

(Baker, Dimock et Davis) v. Arx n'a été

observé sur ces dernières mêmes ou sur

les végétaux dont elles proviennent, ou

encore, dans le cas de boutures racinées,

qu'aucun de ces mêmes symptômes n'a été

observé sur ces dernières ou dans le

milieu d'enracinement

AIV.PA.CI. 140


et autres objets


28.1. Végétaux de Dendranthema (DC.)

Des Moul. et Solanum lycopersicum L.,


semences [8][19]



l'annexe III et aux points 25.5, 25.6, 25.7,

27.1, 27.2 et 28 du présent chapitre,

constatation officielle que:

a) les végétaux ont été cultivés en

permanence dans un pays exempt de

Chrysanthemum stem necrosis virus,

ou

b) les végétaux ont été cultivés en

permanence dans une zone reconnue

par l'organisation nationale de

protection des végétaux du pays

d'exportation comme exempte de

Chrysanthemum stem necrosis virus

conformément aux normes


phytosanitaires concernées, ou

c) les végétaux ont été cultivés en

permanence dans un lieu de production

reconnu comme exempt de

Chrysanthemum stem necrosis virus et

vérifié par des inspections officielles

et, le cas échéant, par des tests [8]

29. Végétaux de Dianthus L., destinés à la



végétaux visés aux points 27.1 et 27.2 de la



- que les végétaux proviennent directement

de pieds mères qui se sont révélés exempts

de Erwinia chrysanthemi pv. dianthicola

(Hellmers) Dickey, de Pseudomonas

caryophylli (Burkholder) Starr et

Burkholder et de Phialophora cinerescens

(Wollenw.) Van Beyma lors de tests

officiellement agréés, effectués au moins

une fois pendant les deux dernières années,

- qu'aucun symptôme des organismes

nuisibles susmentionnés n'a été observé sur

les végétaux.

30. Bulbes de Tulipa L. et Narcissus L., à

l'exception de ceux dont l'emballage ou

tout autre élément doit prouver qu'ils sont

destinés à la vente directe à des

consommateurs finals non impliqués

dans la profession de la fleur coupée


Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev n'a été

observé sur les végétaux depuis le début de la


AIV.PA.CI. 141

31. Végétaux de Pelargonium L'Herit.

ex Ait., destinés à la plantation, à

l'exception des semences, originaires

de pays où l'existence du Tomato

ringspot virus est connue :


végétaux visés au points 27.1 et 27.2 de la


a) dans lesquels l'existence de Xiphinema

americanum Cobb sensu lato

(populations non européennes) ou

d'autres vecteurs du Tomato ringspot

virus n'est pas connue

constatation officielle que les végétaux :

a) proviennent directement de lieux de

production connus comme exempts du

Tomato ringspot virus,

ou

b) sont de la quatrième génération au plus et

proviennent de pieds mères qui se sont

révélés exempts du Tomato ringspot virus

lors de tests virologiques officiellement

agréés

b) dans lesquels l'apparition de

Xiphinema americanum Cobb sensu

lato (populations non européennes) ou

d'autres vecteurs du Tomato ringspot

virus est connue


a) proviennent directement de lieux de

production dont le sol ou les végétaux

sont connus comme exempts du Tomato

ringspot virus,

ou

AIV.PA.CI. 142


et autres objets


b) sont de la deuxième génération au plus et

proviennent de pieds mères qui se sont

révélés exempts du Tomato ringspot virus

lors de tests virologiques officiellement

agréés.

32.1 Végétaux d'espèces herbacées, destinés

à la plantation, autres que :

- bulbes,

- cormes,

- végétaux de la famille des

Gramineae,

- rhizomes,

- semences,

- tubercules

originaires de pays tiers dans lesquels

l'existence de Liriomyza sativae

(Blanchard) et de Amauromyza

maculosa (Malloch) est connue.


végétaux visés aux points 27.1, 27.2, 28 et 29

de la partie A, chapitre I de l'annexe IV, le cas

échéant, constatation officielle que les

végétaux ont été obtenus en pépinières et :

a) sont originaires d'une zone reconnue

par le service national de protection des


exempte de Liriomyza sativae

(Blanchard) et de Amauromyza maculosa

(Malloch) conformément aux Normes


phytosanitaires pertinentes et indiquées



article 18, §§ 1er et 2, du présent arrêté;ou




comme exempt de Liriomyza sativae


(Malloch) conformément aux Normes


phytosanitaires pertinentes et indiquées



article 18, §§ 1er et 2, du présent arrêté et

déclaré exempt de Liriomyza sativae


(Malloch) lors d'inspections officielles

effectuées au moins une fois par mois

durant les trois mois précédant

l'exportation ; ou

c) ont été soumis juste avant l'exportation à

un traitement approprié contre Liriomyza

sativae (Blanchard) et Amauromyza

maculosa (Malloch), ont été inspectés

officiellement et se sont révélés exempts

de Liriomyza sativae (Blanchard) et de

Amauromyza maculosa (Malloch). Une

description du traitement appliqué

figurera sur les certificats visés à l'article

18, §§ 1er et 2, du présent arrêté ; ou

AIV.PA.CI. 143

d) sont issus d’un matériel végétal (explant)

exempt de Liriomyza sativae (Blanchard)

et d’Amauromyza maculosa (Malloch);

sont cultivés in vitro en milieu stérile et

dans des conditions stériles qui excluent

l’éventualité d’une infestation par

Liriomyza sativae (Blanchard) et

Amauromyza maculosa (Malloch); sont

transportés en conditions stériles dans des

conteneurs transparents [19]

AIV.PA.CI. 144


et autres objets


32.2 Fleurs coupées de Dendrathema (DC)

Des. Moul., Dianthus L., Gypsophila L.

et Solidago L., et légumes-feuilles de

Apium graveolens L. et Ocimum L..

Constatation officielle que les fleurs coupées

et les légumes-feuilles

- sont originaires d'un pays exempt de

Liriomyza sativae (Blanchard) et de

Amauromyza maculosa (Malloch)

ou

- juste avant l'exportation, ont été inspectés


de Liriomyza sativae (Blanchard) et de

Amauromyza maculosa (Malloch)."

32.3 Végétaux d'espèces herbacées destinés

à la plantation, autres que :

- bulbes,

- cormes,

- végétaux de la famille des

Gramineae,

- rhizomes,

- semences,

- tubercules,

originaires de pays tiers.


végétaux visés aux points 27.1, 27.2, 28, 29 et

32.1 de la partie A, chapitre Ier, de l'annexe

IV, constatation officielle que les végétaux :

a) sont originaires d'une zone connue comme

exempte de Liriomyza huidobrensis

(Blanchard) et de Liriomyza trifolii

(Burgess) ;

ou

b) aucun signe de la présence de Liriomyza

huidobrensis (Blanchard) et de Liriomyza

trifolii (Burgess) n'a été observé sur le lieu

de production lors d'inspections officielles

effectuées au moins une fois par mois au

cours des trois derniers mois précédant la

récolte ;

ou

c) ont été officiellement inspectés juste avant

l'exportation, se sont révélés exempts de

Liriomyza huidobrensis (Blanchard) et

Liriomyza trifolii (Burgess) et ont été

soumis à un traitement approprié contre

Liriomyza huidobrensis (Blanchard) et

Liriomyza trifolii (Burgess) ;

ou


exempt de Liriomyza huidobrensis


(Burgess); sont cultivés in vitro en milieu

stérile et dans des conditions stériles qui

excluent l’éventualité d’une infestation

par Liriomyza huidobrensis (Blanchard) et

Liriomyza trifolii (Burgess); sont



AIV.PA.CI. 145

33. Végétaux racinés, plantés ou destinés à la

plantation, cultivés en plein air [19]


a) que le lieu de production est connu

comme exempt de Clavibacter


(Spieckermann et Kotthoff) Davis et al. et


Percival,

et

b) que les végétaux sont originaires d’un

champ connu comme exempt de Globodera

pallida (Stone) Behrens et de Globodera

rostochiensis (Wollenweber) Behrens [19]

AIV.PA.CI. 146


et autres objets


34. Terre et milieu de cultures adhérant ou

associés à des végétaux, constitués en

tout ou en partie de terre ou de matières

organiques solides telles que des

morceaux de végétaux, de l'humus (y

compris de la tourbe ou de l'écorce) ou

constitués en partie de toute matière

inorganique solide, destinés à entretenir

la vitalité des végétaux originaires :

- de Turquie,

- du Bélarus, de Géorgie, de Moldova,

de Russie et d'Ukraine,

- de pays non européens autres que

l'Algérie, l'Egypte, Israël, la Libye, le

Maroc et la Tunisie.

Constatation officielle :

a) qu'au moment de la plantation, le milieu

de culture :

- était exempt de terres et de matières

organiques, ou

- était exempt d'insectes ou de nématodes

nuisibles et a été soumis à un examen

ou à un traitement thermique adéquat

ou à une fumigation garantissant

l'absence d'autres organismes nuisibles,

ou

- a été soumis à un traitement adéquat

pour le rendre exempt d'organismes

nuisibles

b) et que, depuis la plantation :

- ou des mesures appropriées ont été

prises pour garantir que le milieu de

culture est resté exempt d'organismes

nuisibles,

- ou dans les deux semaines précédant

l'expédition, les végétaux ont été

débarrassés de leur milieu de culture

par secouement, de manière qu'il n'en

reste que la quantité nécessaire au

maintien de leur vitalité pendant le

transport, et, en cas de replantation, que

le milieu de culture utilisé

expressément répond aux exigences

visées sous a)

35.1 Végétaux de Beta vulgaris L. destinés à



Beet curly top virus (isolats non européens)

n'a été observé sur le lieu de production depuis

le début de la dernière période complète de

végétation.

35.2 Végétaux de Beta vulgaris L. destinés à


semences, originaires de pays dans

lesquels l'existence du Beet leaf curl

virus est connue




officielle :

a) qu'aucune contamination par

le Beet leaf curl virus n'a été connue dans

les régions de production, et

b) qu'aucun symptôme de Beet leaf curl virus




végétation

AIV.PA.CI. 147


et autres objets


36.1 Végétaux destinés à la plantation autres

que :

- bulbes,

- cormes,

- rhizomes,

- semences,

- tubercules,

originaires de pays tiers."


végétaux visés aux points 27.1, 27.2, 28, 29,

31, 32.1 et 32.3 de la partie A, chapitre I, de

l'annexe IV, le cas échéant, constatation

officielle que les végétaux ont été obtenus en

pépinières et:


le service national de protection des


exempte de Thrips palmi Karny

conformément aux Normes


phytosanitaires pertinentes et indiquée



article 18, §§ 1er et 2, du présent arrêté ;

ou




comme exempt de Thrips palmi Karny

conformément aux Normes


phytosanitaires pertinentes, indiqué sous

la rubrique "Déclaration supplémentaire"

des certificats visés à l' article 18, §§ 1er et

2, du présent arrêté et déclaré exempt de

Thrips palmi Karny à l'occasion

d'inspections officielles effectuées au

moins une fois par mois durant les trois

mois précédant l'exportation ;

ou

c) ont été soumis juste avant l'exportation à

un traitement approprié contre Thrips

palmi Karny, ont été inspectés


de Thrips palmi Karny. Une description

du traitement appliqué figurera sur les

certificats visés à l' article 18, §§ 1er et 2,

du présent arrêté

ou


exempt de Thrips palmi Karny; sont

cultivés in vitro en milieu stérile et dans

des conditions stériles qui excluent

l’éventualité d’une infestation par Thrips

palmi Karny; sont transportés en

conditions stériles dans des conteneurs

transparents [19]

AIV.PA.CI. 148

36.2 Fleurs coupées de Orchidaceae, fruits

de Momordica L. et Solanum

melongena L. originaires de pays tiers.


et les fruits :

- sont originaires d'un pays exempt de Thrips

palmi Karny

ou

- juste avant l'exportation, ont été

officiellement inspectés et se sont révélés

exempts de Thrips palmi Karny.

36.3. Fruits de Capsicum L. originaires du

Belize, du Costa Rica, de l’El Salvador,

des États-Unis d’Amérique, du

Guatemala, du Honduras, de la

Jamaïque, du Mexique, du Nicaragua,

du Panama, de la Polynésie française,

de Porto Rico et de la République

dominicaine, où la présence

d’Anthonomus eugenii Cano est connue

[19]

Constatation officielle que les fruits:

a) sont originaires d’une zone exempte

d’Anthonomus eugenii Cano, établie par

l’organisation nationale de la protection des

végétaux conformément aux normes






ou

b) sont originaires d’un lieu de production

du pays d’exportation reconnu exempt

d’Anthonomus eugenii Cano par

l’organisation de la protection des végétaux

dudit pays conformément aux normes


phytosanitaires pertinentes, indiqué à la



phytosanitaire de réexportation et déclaré

exempt d’Anthonomus eugenii Cano à

l’occasion d’inspections officielles effectuées

sur ledit lieu de production et dans ses

environs immédiats, au moins une fois par

mois durant les deux mois précédant

l’exportation [19]

AIV.PA.CI. 149


et autres objets


37. Végétaux de Palmae destinés à la





de l'annexe III, constatation officielle :

a) que la région d'origine n'est pas

contaminée par le mycoplasme du

jaunissement léthal du palmier ni par le

viroïde du Cadang-Cadang et qu'aucun

symptôme n'a été observé sur le lieu de

production ou dans ses environs


période complète de végétation,

ou

b) qu'aucun symptôme de la présence du

mycoplasme du jaunissement léthal du

palmier et du viroïde du Cadang-Cadang

n'a été observé sur les végétaux depuis le


végétation, que les végétaux qui ont

montré des symptômes laissant présumer

une contamination par lesdits organismes

sur le lieu de production ont été détruits

et qu'un traitement adéquat permettant

d'éliminer le Myndus crudus Van Duzee a

été appliqué,

c) dans le cas des végétaux en cultures

tissulaires, que ces derniers proviennent

de plants satisfaisant aux exigences

visées aux points a) et b) [2]

37.1. Végétaux de Palmae, destinés à la

plantation, ayant un diamètre à la base du

tronc de plus de 5 cm et appartenant aux

genres suivants: Brahea Mart., Butia Becc.,

Chamaerops L., Jubaea Kunth., Livistona R.

Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart.,

Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax Mart.,

Washingtonia Raf. [8]



de l'annexe III et des exigences énoncées au

point 37 du présent chapitre, constatation

officielle que les végétaux:

a) ont été cultivés en permanence dans un

pays sur le territoire duquel la présence

de Paysandisia archon (Burmeister)

n’est pas connue, ou

b) ont été cultivés en permanence dans

une zone exempte de Paysandisia

archon (Burmeister), telle qu’établie

par l’organisation nationale de



mesures phytosanitaires concernées, ou

c) ont, pendant une période minimale de

deux ans avant l’exportation, été

cultivés dans un lieu de production:

AIV.PA.CI. 150

- qui est enregistré et supervisé par

l’organisation nationale de

protection des végétaux du pays

d’origine, et

- où les végétaux étaient placés dans

un site avec protection physique

complète contre l’introduction de

Paysandisia archon (Burmeister)

ou application de traitements

préventifs appropriés, et

- où, au cours de 3 inspections

officielles par an réalisées à des

moments appropriés, notamment

immédiatement avant l'exportation,

aucun signe de Paysandisia archon

(Burmeister) n'a été observé [8]

38.1. / [19] / [19]

38.2. Végétaux de Fuchsia L. destinés à la


originaires des Etats-Unis d'Amérique

et du Brésil


la présence de l'Aculops fuchsiae Keifer n'a

été observé sur le lieu de production et que les

végétaux ont été inspectés juste avant

l'exportation et déclarés exempts d'Aculops

fuchsiae Keifer

AIV.PA.CI. 151


et autres objets


39. Arbres et arbustes destinés à la

plantation, à l'exception des semences et

des végétaux en culture tissulaire,


d'Europe et de la Méditerranée


aux végétaux visés aux points 1, 2, 3, 9, 13,

15, 16, 17 et 18 de la partie A de l'annexe III,

au point 1 de la partie B de l'annexe III ou aux

points 8.1, 8.2, 9, 10, 11.1, 11.2, 12, 13.1,

13.2, 14, 15, 17, 18, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2,

23.1, 23.2, 24, 25.5, 25.6, 26, 27.1, 27.2, 28,

29, 32.1, 32.2, 33, 34, 36.1, 36.2, 37, 38.1 et


le cas échéant, constatation officielle que les

végétaux :

- sont propres (débarrassés de tous débris

végétaux) et ne portent ni fleurs ni fruits,

- ont grandi dans des pépinières,

- ont été inspectés aux moments opportuns

avant l'exportation et déclarés exempts de

symptômes de la présence de bactéries,

virus et organismes analogues nuisibles,

et soit se sont également révélés exempts

de signes ou de symptômes de la

présence de nématodes, d'insectes,

d'acariens et de champignons nuisibles,

soit ont subi un traitement approprié

permettant d'éliminer ces organismes

40. Arbres et arbustes à feuilles caduques,


semences et végétaux en culture

tissulaire, originaires de pays tiers autres

que ceux d'Europe et de la Méditerranée



17 et 18 de la partie A de l'annexe III, au

point 1 de la partie B de l'annexe III et aux

points 11.1, 11.2, 11.3, 12, 13.1, 13.2, 14, 15,

17, 18, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1, 23.2,

24, 33, 36.1, 38.1, 38.2, 39 et 45.1 de la partie

A, chapitre Ier de l'annexe IV, le cas échéant,

constatation officielle que les végétaux sont

en repos végétatif et sans feuilles.

41. Végétaux annuels et bisannuels autres

que de la famille des Gramineae, destinés

à la plantation, à l'exception des

semences, originaires de pays autres que

ceux d'Europe et de la Méditerranée.



partie A de l'annexe III ou aux points 25.5,

25.6, 32.1, 32.2, 32.3, 33, 34, 35.1, 35.2 de la



végétaux :

- ont grandi dans des pépinières,

- sont débarrassés de tous débris végétaux et

ne portent ni fleurs ni fruits,

AIV.PA.CI. 152


et autres objets


- ont été inspectés avant l'exportation et

déclarés exempts de symptômes de

bactéries, virus et organismes analogues

nuisibles,

déclarés exempts de signes ou de

symptômes de nématodes, d'insectes,


ou soumis à un traitement adéquat


42. Végétaux de la famille des Gramineae

d'espèces pérennes ornementales des

sous-familles Bambusoideae,

Panicoideae et des genres Buchloe,

Bouteloua Lag., Calamagrostis,

Cortaderia Stapf., Glyceria R. Br.,

Hakonechloa Mak. ex Honda, Hystrix,

Molinia, Phalaris L., Shibataea, Spartina

Schreb., Stipa L., et Uniola L., destinés à

la plantation, à l'exception des semences,

originaires de pays autres que ceux



végétaux visés aux points 33 et 34, le cas


végétaux :

- ont grandi dans des pépinières, et


ne portent ni fleurs ni fruits, et


avant l'exportation et


bactéries, de virus et d'organismes

analogues nuisibles, et




ou soumis à un traitement approprié

permettant d'éliminer ces organismes.

[7]

43. Végétaux dont la croissance est inhibée

naturellement ou artificiellement,


semences, originaires de pays non

européens



15, 16, 17 et 18 de la partie A de l'annexe III,

au point 1 de la partie B de l'annexe III ou aux

points 8.1, 9, 10, 11.1, 11.2, 12, 13.1, 13.2,

14, 15, 17, 18, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1,

23.2, 24, 25.5, 25.6, 26, 27.1, 27.2, 28, 32.1,

32.2, 33, 34, 36.1,36.2, 37, 38.1, 38.2, 39, 40

et 42 de la partie A, chapitre I de l'annexe IV,

le cas échéant, constatation officielle :

a) que les végétaux, y compris ceux récoltés

directement dans les habitats naturels, ont

grandi et ont été détenus et préparés,

pendant au moins deux années

consécutives avant l’expédition, dans des

pépinières officiellement enregistrées et

soumises à un régime de contrôle

officiellement supervisé ;

b) que les végétaux dans les pépinières

AIV.PA.CI. 153

visées au point a) :


et autres objets


aa) pendant au moins la période visée au

point a) :

- ont été mis dans des pots sur des

étagères à au moins 50 cm du sol,

- ont subi des traitements adéquats

garantissant l’absence de rouilles

non européennes, la matière active,

la concentration et la date

d’application de ces traitements

étant mentionnées sur le certificat

phytosanitaire prévu à l’article 18,

§ 1er, du présent arrêté, sous la

rubrique «traitement de

désinfestation et/ou de

désinfection»,

- ont été inspectés officiellement au

moins six fois par an à des

intervalles appropriés pour la

détection de la présence des

organismes nuisibles en cause, qui

sont ceux figurant aux annexes du

présent arrêté.

Ces inspections, qui ont également

été effectuées sur des végétaux à

proximité immédiate des

pépinières visées au point a), ont

au moins consisté en un examen

visuel de chaque rangée du champ

ou de la pépinière, ainsi que de

toutes les parties de végétaux

surmontant le milieu de culture,

sur la base d’un échantillon

aléatoire d’au moins 300 végétaux

d’un genre donné, si le nombre de

végétaux de ce genre ne dépasse

pas 3.000 unités, ou de 10% des

végétaux, s’il il y a plus de 3.000

végétaux appartenant à ce genre,

- ont été déclarés exempts, à

l'occasion de ces inspections, des

organismes nuisibles en cause

spécifiés au tiret précédent, que les

plants contaminés ont été enlevés

et que les autres plants seront

traités efficacement, si nécessaire,

et conservés pendant une période

appropriée pour garantir l'absence

desdits organismes en cause,

AIV.PA.CI. 154


et autres objets


- ont été plantés dans un milieu de

culture artificiel ou naturel, qui a

été fumigé ou soumis à un

traitement thermique adéquat et,

après examen ultérieur, ont été

déclarés exempts d'organismes

nuisibles,

- ont été maintenus dans des

conditions garantissant que le

milieu de culture a été tenu exempt

d'organismes nuisibles et, dans les

deux semaines précédant

l'expédition, ont été :

- secoués et lavés à l'eau claire

pour ôter le milieu de culture

original et maintenus racines

nues

ou

- secoués et lavés à l'eau claire

pour ôter le milieu de culture

original et replantés dans un

milieu de culture remplissant

les conditions définies au point

aa), cinquième tiret

ou

- soumis à des traitements

adéquats pour garantir l'absence

d'organismes nuisibles, la

matière active, la concentration

et la date d'application de ces

traitements étant mentionnées

sur le certificat phytosanitaire

prévu à l'article 18, § 1er, sous

la rubrique «traitement de

désinfes-tation et/ou de

désinfection»,

bb) ont été emballés dans des conteneurs

fermés, officiellement scellés et

portant le numéro d'enregistrement de

la pépinière enregistrée, ce numéro

étant également indiqué, sous la

rubrique "déclaration supplémentaire"

sur le certificat phytosanitaire prévu à

l'article 18, § 1er,du présent arrêté,

permettant ainsi l'identification des

lots.

AIV.PA.CI. 155


et autres objets


44. Végétaux herbacés pérennes, destinés à la


des familles Caryophyllaceae (à

l'exception du Dianthus L.), Compositae

(à l'exception du Dendranthema (DC.)

Des Moul.), Cruciferae, Leguminosae et

Rosaceae (à l'exception du Fragaria L.),



Sans préjudices des exigences applicables aux

végétaux visés aux points 32.1, 32.2, 32.3, 33

et 34 de la partie A, chapitre I de l'annexe IV,

le cas échéant, constatation officielle que les

végétaux:

- ont grandi dans des pépinières


ne portent ni fleurs ni fruits;


avant l’exportation

et


bactéries, de virus et d’organismes

analogues nuisibles,




ou soumis à un traitement adéquat


45.1. Végétaux d'espèces herbacées et

végétaux de Ficus L. et d'Hibiscus L.,


des bulbes, cormes, rhizomes,

semences et tubercules, originaires de

pays non européens


végétaux visés aux points 27.1, 27.2, 28, 29,

32.1, 32.3 et 36.1 de la partie A, chapitre Ier,

de l'annexe IV, constatation officielle que les

végétaux :


le service national de protection des


exempte de Bemisia tabaci Genn.

(population non européennes)

conformément aux Normes internationales

pour les mesures phyto-sanitaires

pertinentes et indiquée sous la rubrique

"Déclaration supplémentaire" des


du présent arrêté ;

ou

AIV.PA.CI. 156


et autres objets




protection des végétaux dudit pays comme

exempt de Bemisia tabaci Genn.

(populations non européennes) conformé-

ment aux Normes internationales pour les

mesures phytosanitaires pertinentes,

indiqué sous la rubrique "Déclaration


article 18, §§ 1er et 2, du présent arrêté et

déclaré exempt de Bemisia tabaci Genn.

(populations non européennes) à

l'occasion d'inspections officielles

effectuées au moins une fois toutes les

trois semaines durant les neuf semaines

précédant l'exportation

ou

c) ont été soumis à un traitement approprié

visant à garantir l'absence de Bemisia

tabaci Genn. (populations non

européennes) lorsqu'ils ont été détenus ou

produits sur un lieu de production où

Bemisia tabaci Genn. (populations non

européennes), a été détecté, ce lieu de

production étant déclaré, après la mise en

œuvre de procédures appropriées visant à

éradiquer Bemisia tabaci Genn.

(populations non européennes), exempt de


européennes) sur la base, d'une part,


moins une fois par semaine au cours des

neuf dernières semaines précédant

l'exportation et, d'autre part, de procédures

de surveil-lance appliquées pendant toute

la période susvisée ; une description du

traitement appliqué figurera sur les


du présent arrêté

ou


exempt de Bemisia tabaci Genn. (populations

non européennes); sont cultivés in vitro en

milieu stérile et dans des conditions stériles

qui excluent l’éventualité d’une infestation

par Bemisia tabaci Genn. (populations non

européennes); sont transportés en conditions

stériles dans des conteneurs transparents [19]

AIV.PA.CI. 157


et autres objets


45.2. Fleurs coupées de Aster spp., Eryngium

L., Gypsophila L., Hypericum L.,

Lisianthus L., Rosa L., Solidago L.,

Trachelium L. et légumes-feuilles de

Ocimum L., originaires de pays non

européens


et les légumes-feuilles :

- sont originaires d'un pays exempts de


européennes)

ou

- juste avant l'exportation, ont été officiel-

lement inspectés et se sont révélés exempts

de Bemisia tabaci Genn. (populations non

européennes)

45.3. Végétaux de Solanum lycopersicum L.


des semences, originaires de pays où

l'existence du Tomato Yellow Leaf Curl

Virus est connue : [19]



l'annexe III ainsi qu'aux points 25.5, 25.6 et

25.7, de la partie A, chapitre I, de l'annexe IV,

le cas échéant :

a) où l'existence du Bemisia tabaci Genn.

n'est pas connue

Constatation officielle qu'aucun symptôme du

Tomato Yellow Leaf Curl Virus n'a été

observé sur les végétaux ;

b) où l'existence du Bemisia tabaci

Genn. est connue


a) qu'aucun symptôme de Tomato Yellow

Leaf Curl Virus n'a été observé sur les

végétaux

et

aa) que les végétaux proviennent de zones

connues comme exemptes de Bemisia

tabaci Genn

ou

bb)que le lieu de production a été déclaré

exempt de Bemisia tabaci Genn. lors


moins une fois par mois durant les

trois mois précédant l'exportation

ou

b) qu'aucun symptôme du Tomato Yellow

Leaf Curl Virus n'a été observé sur le lieu

de production et que le lieu de production

a été soumis à un traitement et un régime

de suivi adéquats visant à garantir

l'absence de Bemisia tabaci Genn.

AIV.PA.CI. 158


et autres objets


46. Végétaux destinés à la plantation, à

l'exception des semences, bulbes,

tubercules, cornes et rhizomes, originaires

de pays où l'existence d'organismes

nuisibles déterminés est connue.


les suivants :

- Bean Golden mosaic virus,

- Cowpea mild mottle virus,

- Lettuce infectious yellows virus,

- Pepper mild tigré virus,

- Squash leaf curl virus,

- autres virus transmis par Bemisia

tabaci Genn.


aux végétaux visés au point 13 de la

partie A de l'annexe III et aux points 25.5,

25.6, 32.1, 32.2, 32.3, 35.1, 35.2, 36, 44,

45.1, 45.2 et 45.3 de l'annexe IV, partie

A, chapitre Ier, le cas échéant :

a) Aux endroits où l'existence du

Bemisia tabaci Genn. (populations

non européennes) ou d'autres vecteurs

des organismes nuisibles déterminés

n'est pas connue


la présence d'organismes nuisibles déterminés

n'a été observé sur les végétaux depuis le

début de leur dernière période complète de

végétation

b) Aux endroits où l'existence du


non européennes) ou d'autres vecteurs

des organismes nuisibles déterminés

est connue


la présence des organismes nuisibles

déterminés n'a été observé sur les végétaux

pendant une période adéquate, et

a) que les végétaux proviennent de zones

connues comme exemptes de Bemisia

tabaci Genn. et d'autres vecteurs des

organsimes nuisibles déterminés, ou

b) que le lieu de production a été déclaré

exempt de Bemisia tabaci Genn. et

d'autres vecteurs des organismes nuisibles

déterminés lors d'inspections officielles

effectuées aux moments opportuns, ou

c) que les végétaux ont subi un traitement

adéquat visant à éradiquer Bemisia tabaci

Genn. ou

d) les végétaux sont issus d’un matériel

végétal (explant) exempt de Bemisia

tabaci Genn. (populations non

européennes) et n’ont montré aucun

symptôme de la présence des organismes

nuisibles concernés; sont cultivés in vitro

en milieu stérile et dans des conditions

stériles qui excluent l’éventualité d’une

infestation par Bemisia tabaci Genn.

(populations non européennes); sont



47. Semences d'Helianthus annuus L. Constatation officielle :

AIV.PA.CI. 159

a) que les semences proviennent de régions

connues comme exemptes de Plasmopara

halstedii (Farlow) Berl. et de Toni, ou

b) que les semences autres que celles

produites sur des variétés résistant à

toutes les races de Plasmopara halstedii

(Farlow) Berl. et de Toni présentes sur le

lieu de production ont été soumises à un

traitement approprié contre cet organisme

AIV.PA.CI. 160


et autres objets


48. Semences de Solanum lycopersicum L.

[19]

Constatation officielle que les semences ont

été obtenues au moyen d'une méthode

appropriée d'extraction à l'acide ou d'une

méthode équivalente approuvée par le Conseil

ou la Commission, et


où l'existence de Clavibacter

michiganensis ssp. michiganensis (Smith)

Davis et al., Xanthomonas campestris pv.

vesicatoria (Doidge) Dye et du Potato

spindle tuber viroïd n'est pas connue, ou

b) qu'aucun symptôme de maladies causées

par ces organismes nuisibles n'a été


production durant leur période complète

de végétation, ou

c) que les semences ont été soumises à un

test officiel concernant au moins les

organismes susvisés, effectué sur un

échantillon représentatif et utilisant des

méthodes appropriées, et ont été déclarées

exemptes de ces derniers à cette occasion

49.1. Semences de Medicago sativa L. Constatation officielle :

a) qu'aucun symptôme de Ditylenchus

dipsaci (Kühn) Filipjev n'a été observé

sur le lieu de production depuis le début


végétation et qu'aucun Ditylenchus

dipsaci (Kühn) Filipjev n'a été trouvé

après un test en laboratoire sur un

échantillon représentatif, ou

b) qu'une fumigation a été effectuée avant

l'exportation, ou

c) que les semences ont subi un traitement

physique approprié contre Ditylenchus

dipsaci (Kühn) Filipjev et se sont

révélées exemptes de cet organisme

nuisible après des analyses en laboratoire

sur un échantillon représentatif [19]

49.2. Semences de Medicago sativa L.,


l'existence de Clavibacter

michiganensis ssp. insidiosus Davis et

al. est connue




officielle :

a) que l'apparition de Clavibacter

michiganensis spp. insidiosus Davis et

al. n'a été connue ni dans l'exploitation ni

AIV.PA.CI. 161


début des dix dernières années

AIV.PA.CI. 162


et autres objets


b) - que la culture appartient à une variété

reconnue comme très résistante à

Clavibacter michiganensis spp.

insidiosus Davis et al., ou

- qu'elle n'avait pas encore entamé sa

quatrième période complète de

végétation depuis le semis lorsque la

semence a été récoltée, et que la

culture n'a pas donné plus d'une récolte

de semences auparavant, ou

- que la teneur en matière inerte,

déterminée conformément aux règles

applicables à la certification des

semences commercialisées dans la

Communauté, ne dépasse pas 0,1% en

poids,

c) qu'aucun symptôme de Clavibacter

michiganensis spp. insidiosus Davis et al.

n'a été observé sur le lieu de production

ou dans une culture adjacente de

Medicago sativa L. pendant la dernière

ou, le cas échéant, les deux dernières

périodes complètes de végétation,

d) que la culture a été effectuée sur un

champ où aucune culture de Medicago

sativa L. n'a été effectuée pendant les trois

dernières années précédant

l'ensemencement

50. Semences de Oryza sativa L. Constatation officielle :

a) que les semences ont été officiellement

testées selon des méthodes

nématologiques appropriées et se sont

révélées exemptes d'Aphelenchoïdes

besseyi Christie, ou

b) que les semences ont été soumises à un

traitement adéquat à l'eau chaude ou à un

autre traitement approprié contre

l'Aphelenchoïdes besseyi Christie

51. Semences de Phaseolus L. Constatation officielle :


réputées indemnes de Xanthomonas

campestris pv. phaseoli (Smith) Dye, ou

b) qu'un échantillon représentatif des

semences a été testé et s'est révélé exempt

de Xanthomonas campestris pv. phaseoli

(Smith) Dye

AIV.PA.CI. 163


et autres objets


52. Semences de Zea mais L. Constatation officielle :


exemptes d'Erwinia stewartii (Smith)

Dye, ou


semences a été testé et s'est révélé

exempt d'Erwinia stewartii (Smith) Dye

53. Semences des genera Triticum, Secale et

X Triticosecale originaires d'Afghanistan,

d'Inde, d'Iran, d'Irak, du Mexique, du

Népal, du Pakistan, Afrique du Sud et

des Etats-Unis d'Amérique où la présence

de Tilletia indica Mitra est signalée.

Constatation officielle que les semences sont

originaires d'une région où la présence de

Tilletia indica Mitra n'est pas signalée. Le

nom de la région est mentionné dans le

certificat phytosanitaire visé à l'article 18, §

1er.

54. Céréales des genera Triticum, Secale et X

Triticosecale originaires d'Afghanistan,

d'Inde, d'Iran, d'Irak, du Mexique, du

Népal, du Pakistan, Afrique du Sud et

des Etats-Unis d'Amérique où la présence

de Tilletia indica Mitra est signalée.


i) que les céréales sont originaires d'une

région où la présence de Tilletia indica

Mitra n'est pas signalée. Le nom de la

région ou des régions est mentionné dans

le certificat phytosanitaire visé à l'article

18, § 1er, sous la rubrique "Provenance"

ou

ii) qu’aucun symptôme de Tilletia indica

Mitra n'a été observé sur les plantes au

lieu de production durant leur dernier

cycle complet de végétation et des

échantillons représentatifs de céréales ont

été prélevés tant au moment de la récolte

qu'avant l'expédition, ont été contrôlés et

trouvés indemnes de Tilletia indica Mitra

à l'issue de ces contrôles, cela devant être

confirmé sur le certificat phytosnitaire

visé à l’article 18, § 1er, sous la rubrique

«Désignation du produit», par la mention

«Testés et trouvés indemnes de Tilletia

indica Mitra.

AIV.PA.CII.164

CHAPITRE II. Végétaux, produits végétaux et autres objets originaires de la

Communauté


et autres objets


1. / /

2. Bois de Platanus L., y compris celui qui

n’a pas gardé sa surface ronde naturelle

[19]


a) que le bois est originaire de zones


Ceratocystis platani (J. M. Walter)

Engelbr. & T. C. Harr.

ou

b) que, comme attesté par la mention “Kiln-

dried”, l’abréviation “KD” ou toute

autre mention reconnue au niveau

international, apposées sur le bois ou

sur son emballage conformément aux

pratiques commerciales en vigueur, le

bois a été séché au séchoir de façon

que sa teneur en humidité, exprimée

en pourcentage de la matière sèche, a

été ramenée à moins de 20 % lors de

ce traitement au moyen d’un


approprié [19]

3. / /

4. Végétaux de Pinus L. destinés à la



Scirrhia pini Funk et Parker n'a été observé




5. Végétaux de Abies Mill., Larix Mill.,

Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga

Carr. et Tsuga Carr. destinés à la



végétaux visés au point 4 de la partie A,

chapitre II de l'annexe IV, le cas échéant,


Melampsora medusae Thümen n'a été observé




AIV.PA.CII.165


et autres objets


6. Végétaux de Populus L., destinés à la



Melampsora medusae Thümen n'a été observé




7. Végétaux de Castanea Mill. et Quercus

L., destinés à la plantation, à l'exception

des semences


a) que les végétaux proviennent de régions

exemptes de Cryphonectria parasitica

(Murrill) Barr, ou

b) qu'aucun symptôme de Cryphonectria

parasitica (Murrill) Barr n'a été observé

sur le lieu de production ou dans ses



8. Végétaux de Platanus L., destinés à la

plantation, à l’exception des semences

[19]


a) que les végétaux sont originaires

d’une zone exempte de Ceratocystis

platani (J. M. Walter) Engelbr. & T.

C. Harr.

ou

b) qu’aucun symptôme de Ceratocystis

platani (J. M. Walter) Engelbr. & T.

C. Harr. n’a été observé sur le lieu de

production ou dans ses environs

immédiats depuis le début de la

dernière période complète de

végétation [19]

9. Végétaux des genres Amelanchier Med.,





Roem., Pyrus L. et Sorbus L., destinés à

la plantation, autres que les semences



reconnues exemptes d'Erwinia amylovora

(Burr.) Winsl. et al. par le Conseil ou la

Commission, ou

b) que les végétaux du champ de production

et de ses environs immédiats, qui ont

montré des symptômes d'Erwinia

amylovora (Burr.) Winsl. et al., ont été

enlevés

AIV.PA.CII.166


et autres objets


10. Végétaux de Citrus L., Fortunella


à l’exception des fruits et des semences

[19]


a) que les végétaux sont originaires de zones

connues comme exemptes de Spiroplasma

citri Saglio et al., de Phoma tracheiphila

(Petri) Kanchaveli & Gikashvili et du

virus de la tristeza (souches européennes),

ou

b) que les végétaux sont issus d’un

programme de certification exigeant qu’ils

proviennent en ligne directe d’un matériel

qui a été maintenu dans des conditions

appropriées et soumis à des analyses

individuelles officielles concernant au

moins le virus de la tristeza (souches

européennes), au moyen de tests

appropriés ou de méthodes conformes aux

normes internationales, et qu’ils ont

grandi en permanence dans une serre

inaccessible aux insectes ou une cage

isolée où aucun symptôme de la présence

de Spiroplasma citri Saglio et al., de

Phoma tracheiphila (Petri) Kanchaveli &

Gikashvili et du virus de la tristeza

(souches européennes) n’a été observé,

ou

c) que les végétaux:

— sont issus d’un programme de

certification exigeant qu’ils proviennent

en ligne directe d’un matériel qui a été

maintenu dans des conditions

appropriées et soumis à des analyses

individuelles officielles concernant au

moins le virus de la tristeza (souches

européennes), au moyen de tests

appropriés ou de méthodes conformes

aux normes internationales, et s’est

révélé, à cette occasion, exempt du virus

de la tristeza (souches européennes), et

que les végétaux ont été certifiés

exempts au moins dudit organisme lors

des analyses individuelles officielles

effectuées selon les méthodes visées

dans le présent tiret,

et

— qu’ils ont été inspectés et qu’aucun

symptôme de la présence de Spiroplasma

AIV.PA.CII.167

citri Saglio et al., de Phoma tracheiphila

(Petri) Kanchaveli & Gikashvili et du

virus de la tristeza (souches européennes)

n’a été observé depuis le début de la


[19]

10.1. Végétaux de Citrus L., Fortunella


et de Casimiroa La Llave, Clausena

Burm. f., Vepris Comm. et Zanthoxylum

L., à l’exception des fruits et des

semences [19]


originaires d’une zone exempte de Trioza

erytreae Del Guercio établie par

l’organisation nationale de la protection des

végétaux conformément aux normes


phytosanitaires pertinentes [19]

AIV.PA.CII.168


et autres objets


11. Végétaux de Araceae, Marantaceae,

Musaceae, Persea spp. et Strelitziaceae,

racinés ou avec milieu de culture

adhérant ou associé


a) qu'aucune contamination par Radopholus

similis (Cobb) Thorne n'a été observée sur

le lieu de production depuis le début de la

dernière période complète de végétation,

ou

b) que, depuis le début de la dernière période

complète de végétation, des échantillons

de terre et de racines des végétaux

concernés ont été soumis à des tests

nématologiques officiels concernant au

moins Radopholus similis (Cobb) Thorne

et ont été déclarés exempts de cet

organisme nuisible à cette occasion

12. Végétaux de Fragaria L., Prunus L. et

Rubus L., destinés à la plantation, à




exemptes des organismes nuisibles

déterminés, ou






Les organismes nuisibles déterminés sont :

- pour Fragaria L. :

Phytophthora fragariae Hickman var.

fragariae,

Virus de la mosaïque de l'arabette,


Strawberry crinkle virus,

Strawberry latent ringspot virus

Strawberry mild yellow edge virus,

Tomato black ring virus

(Virus des anneaux noirs de la tomate),


King,

AIV.PA.CII.169


et autres objets


- pour Prunus L.:

Mycoplasme de l'enroulement

chlorotique de l'abricotier,


(Smith) Dye,

- pour Prunus persica (L.) Batsch :


(Prunier et al.) Young et al.,

- pour Rubus L. :

Virus de la mosaïque de l'arabette,



Virus des anneaux noirs de la tomate,

(Tomato black ring virus)

13. Végétaux de Cydonia Mill. et Pyrus L.,


semences



chapitre II, de l'annexe IV, constatation

officielle :


exemptes du mycoplasme du dépérisse-

ment du poirier, ou

b) que les végétaux du lieu de production ou

de ses environs immédiats qui ont montré

des symptômes laissant présumer une

contamination par le mycoplasme du

dépérissement du poirier ont été enlevés

au cours des trois dernières périodes


14. Végétaux de Fragaria L., destinés à la





officielle :


exemptes d'Aphelenchoides besseyi

Christie, ou

b) qu'aucun symptôme d'Aphelenchoides

besseyi Christie n'a été observé sur les



végétation, ou

AIV.PA.CII.170


et autres objets


c) dans le cas des végétaux en culture

tissulaire, que ces derniers proviennent

de végétaux satisfaisant aux dispositions

du point b) ou ont subi des tests

nématologiques officiels suivant des

méthodes appropriées à l'issue desquels

ils se sont révélés exempts

d'Aphelenchoides besseyi Christie

15. Végétaux de Malus Mill., destinés à la





officielle :


exemptes de mycoplasme de la

prolifération du pommier, ou



- ont été officiellement certifiés dans

le cadre d'un schéma de






moins le mycoplasme de la

prolifération du pommier et

utilisant des indicateurs appropriés

ou des méthodes équivalentes, au

cours desquels ils se sont révélés

exempts de cet organisme nuisible,

ou




lors des six dernières périodes



au moins le mycoplasme de la

prolifération du pommier et



cours duquel ils se sont révélés

exempts de cet organisme nuisible;

AIV.PA.CII.171


et autres objets



causée par le mycoplasme de la

prolifération du pommier n'a été


production ou sur les végétaux




16. Végétaux des espèces suivantes de

Prunus L., destinés à la plantation, à

l'exception des semences :

- Prunus amygdalus Batsch,

- Prunus armeniaca L.,

- Prunus blireiana Andre,

- Prunus brigantina Vill.,

- Prunus cerasifera Ehrh.,

- Prunus cistena Hansen,

- Prunus curdica Fenzl et Fritsch.,

- Prunus domestica ssp. domestica L.,


C.K. Schneid.,

- Prunus domestica ssp. italica (Borkh.)

Hegi.,

- Prunus glandulosa Thunb.,

- Prunus holosericea Batal.,

- Prunus hortulana Bailey,

- Prunus japonica Thunb.,


Koehne,

- Prunus maritima Marsh.,

- Prunus mume Sieb. et Zucc.,

- Prunus nigra Ait.,

- Prunus persica (L.) Batsch,

- Prunus salicina L.,

- Prunus sibirica L.,

- Prunus simonii Carr.,

- Prunus spinosa L.,

- Prunus tomentosa Thunb.,

- Prunus triloba Lindl.,

- autres espèces de Prunus L. sensibles

au virus de la sharka




officielle :

a) que les végétaux proviennent

de régions exemptes du virus de la

sharka, ou



- ont été certifiés officiellement

dans le cadre d'un schéma de






moins le virus de la sharka et



cours desquels ils se sont révélés

exempts de cet organisme

nuisible, ou




lors des trois dernières périodes



au moins le virus de la sharka et



cours duquel ils se sont révélés

exempts de cet organisme nuisible

AIV.PA.CII.172


et autres objets


bb) qu'aucun symptôme de maladies

causées par le virus de la sharka n'a

été observé sur les végétaux du lieu

de production ou sur les végétaux




cc) que les végétaux du lieu de

production qui ont montré des

symptômes de maladies causées par

d'autres virus ou organismes

pathogènes analogues ont été enlevés

17. Végétaux de Vitis L., à l'exception des

fruits et semences


Flavescence dorée et de Xylophilus ampelinus

(Panagopoulos) Willems et al. n'a été observé

sur les pieds-mères du lieu de production

depuis le début des deux dernières périodes


18.1. Tubercules de Solanum tuberosum L.

destinés à la plantation [19]


a) que les dispositions de l’Union relatives à

la lutte contre Synchytrium endobioticum

(Schilbersky) Percival ont été respectées,

et

b) que les tubercules sont originaires d’une

zone connue comme exempte de

Clavibacter michiganensis ssp.

sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff)

Davis et al. ou que les dispositions de

l’Union relatives à la lutte contre cet

organisme ont été respectées,

et

d) aa) que les tubercules sont originaires de

zones connues comme exemptes de


Yabuuchi et al., ou

bb) que, dans les zones où la présence de


Yabuuchi et al. est connue, les

tubercules sont originaires d’un lieu

de production qui s’est révélé exempt

de Ralstonia solanacearum (Smith)

Yabuuchi et al. ou est considéré

comme tel par suite de l’exécution

d’un programme approprié visant à

l’éradication de cet organisme,

AIV.PA.CII.173

et

e) que les tubercules sont originaires de



(toutes populations) et de Meloidogyne

fallax Karssen ou, dans les zones où la

présence de Meloidogyne chitwoodi

Golden et al. (toutes populations) et de

Meloidogyne fallax Karssen est connue,

qu’ils répondent à l’une des conditions

suivantes:

— les tubercules sont originaires d’un

lieu de production qui s’est révélé

exempt de Meloidogyne chitwoodi


Meloidogyne fallax Karssen sur la base

d’une prospection annuelle des cultures

hôtes, par inspection visuelle de plantes

hôtes à des moments appropriés et par

inspection visuelle tant à l’extérieur que

par coupage des tubercules après la

récolte des pommes de terre cultivées

sur le lieu de production,

— après récolte, les tubercules ont été

échantillonnés au hasard, ils ont été testés

en laboratoire ou bien la présence de

symptômes a été contrôlée au moyen

d’une méthode appropriée pour les

induire, et ils ont également subi une

inspection visuelle tant à l’extérieur que

par coupage des tubercules à des

moments appropriés et, dans tous les cas,

au moment de la fermeture des

emballages ou des conteneurs avant la

commercialisation, conformément aux

dispositions de la directive 66/403/CEE

relatives à la fermeture, et aucun

symptôme de Meloidogyne chitwoodi


Meloidogyne fallax Karssen n’a été

observé [19]

18.1.1. Tubercules de Solanum tuberosum L.


de ceux visés à l’article 4, paragraphe

4, point b), de la directive 2007/33/CE

du Conseil [19]


tubercules de Solanum tuberosum L. destinés

à la plantation visés au point 18.1 de l’annexe

IV, partie A, chapitre II, constatation

officielle que les dispositions de l’Union

relatives à la lutte contre Globodera pallida

(Stone) Behrens et Globodera rostochiensis

(Wollenweber) Behrens sont respectées [19]

AIV.PA.CII.174


et autres objets


18.2. Tubercules de Solanum tuberosum L.


des variétés officiellement admises dans

un ou plusieurs Etats membres en vertu

de la directive 70/457/CEE

Sans préjudice des exigences particulières

applicables aux tubercules visés au point 18.1

de la partie A, chapitre II, de l'annexe IV,

constatation officielle que les tubercules :

- appartiennent à des sélections avancées

(cette indication doit être notée d'une

manière adéquate sur le document

d'accompagne-ment),

- ont été produits dans la Communauté, et

- proviennent en ligne directe de matériels

maintenus dans des conditions appropriées

et soumis dans la Communauté à des tests

officiels de quarantaine selon des méthodes

appropriées, au cours desquels ils se sont

révélés exempts d'organismes nuisibles

AIV.PA.CII.175


et autres objets


18.3. Végétaux d'espèces stolonifères ou à

tubercules de Solanum L. ou leurs

hybrides, destinés à la plantation, à

l'exception des tubercules de Solanum

tuberosum L. visés au point 18.1 ou

18.2 de la partie A, chapitre II, de

l'annexe IV et des matériels de

préservation de culture stockés dans des

banques de gènes ou dans des

collections génétiques

a) Les végétaux doivent être demeurés en

quarantaine et avoir été déclarés exempts

d'organismes nuisibles lors des tests

effectués pendant cette période.

b) les tests de quarantaine visés sous a)

doivent :

aa) être supervisés par l'organisme

officiel de protection des végétaux de

l'Etat membre concerné et réalisés par

le personnel scientifique spécialisé de

celui-ci ou de tout autre organisme

officiellement agréé

bb) être réalisés sur un site possédant les

infrastructures adéquates pour

contenir les organismes nuisibles et

conserver les matériels, y compris les

plantes indicatrices, de manière à

éliminer tout risque de propagation

de ces mêmes organismes

cc) consister, pour chaque matériel,

- en un examen visuel à intervalles

réguliers pendant la durée

complète d'au moins une période

de végétation, en fonction de la

nature du matériel et de son stade

de développement durant le

programme, afin de déceler les

symptômes de maladies causées

par des organismes nuisibles,

- en une série d'examens à réaliser

selon des méthodes adéquates à

présenter à la Commission pour

déceler au moins :

dans le cas de tous les

matériels de pommes de terre:

- Andean potato latent virus,

- Arracacha virus B, oca

strain,

- Potato black ringspot virus,

- Potato spindle tuber viroid,

- Potato virus T,

- Andean potato mottle

virus,

AIV.PA.CII.176


et autres objets


- les virus communs A, M,

S, V, X et Y (y compris Yo,

Yn and Yc) de la pomme de

terre et le Potato leaf roll

virus

- Clavibacter michiganensis

ssp. sepedonicus (Spiecker-

mann et Kotthoff) Davis et

al.,

- Ralstonia solanacearum

(Smith) Yabuuchi et al.

[19] dans le cas des semences

(graines) de pommes de terre,

au moins les virus et

organismes analogues visés

ci-dessus; [9]

dd) permettre, par la réalisation de tests,

d'identifier les organismes nuisibles à

l'origine des autres symptômes

observés lors de l'examen visuel.

c) Tout matériel qui n'a pas été déclaré

exempt des organismes nuisibles visés au

point b) lors des tests qui y sont

également décrits doit être

immédiatement détruit ou soumis à un

traitement permettant d'éliminer ceux-ci.

d) Toute organisation ou organisme de

recherche détenant ce matériel doit en

spécifier la nature au Service officiel de

protection des végétaux de l'Etat membre

concerné.

18.4. Végétaux d'espèces stolonifères ou à

tubercules de Solanum L. ou leurs

hybrides, destinés à la plantation,

conservés dans des banques de gènes

ou dans des collections génétiques

Toute organisation ou organisme de recherche

détenant ce matériel doit en spécifier la nature

au service officiel de protection des végétaux

de l'Etat membre concerné

18.5. Tubercules de Solanum tuberosum L., à

l’exception de ceux visés aux points

18.1, 18.1.1, 18.2, 18.3 ou 18.4 de

l’annexe IV, partie A, chapitre II [19]

Un numéro d’enregistrement sur l’emballage

ou sur le véhicule (en cas de transport en

vrac) doit attester que les pommes de terre ont

été cultivées par un producteur officiellement

enregistré ou sont originaires de centres

collectifs de stockage ou d’expédition

officiellement enregistrés et situés dans la

zone de production, et indiquer que les

tubercules sont exempts de Ralstonia

solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. et que:

AIV.PA.CII.177

a) les dispositions de l’Union relatives à la

lutte contre Synchytrium endobioticum

(Schilbersky) Percival

et

b) le cas échéant, contre Clavibacter


(Spieckermann et Kotthoff) Davis et al.

et

c) contre Globodera pallida (Stone)

Behrens et Globodera rostochiensis


AIV.PA.CII.178


et autres objets


18.6. Végétaux de Solanaceae, destinés à la


et de ceux visés aux points 18.4 ou 18.5

de la partie A, chapitre II, de l'annexe

IV


végétaux visés aux points 18.1, 18.2 et 18.3

de la partie A, chapitre II, de l'annexe IV, si

nécessaire, constatation officielle :


exemptes du mycoplasme du stolbur de la

pomme de terre, ou

b) qu'aucun symptôme de mycoplasme du

stolbur de la pomme de terre n'a été



période complète de végétation.

18.6.1. Végétaux racinés, destinés à la

plantation, de Capsicum spp.,

Solanum lycopersicum L. et Solanum

melongena L., à l’exception de ceux

devant être plantés conformément à

l’article 4, paragraphe 4, point a), de

la directive 2007/33/CE du Conseil

[19]


végétaux visés au point 18.6 de l’annexe IV,

partie A, chapitre II, constatation officielle

que les dispositions de l’Union relatives à la

lutte contre Globodera pallida (Stone)

Behrens et Globodera rostochiensis


18.7. Végétaux de Capsicum annuum L.,


Nicotiana L. et Solanum melongena L.


des semences [19]

Sans préjudice des exigences applicables, le

cas échéant, aux végétaux visés au point 18.6

de l’annexe IV, partie A, chapitre II,


a) que les végétaux proviennent de zones qui

se sont révélées exemptes de Ralstonia


ou

b) qu’aucun symptôme de Ralstonia

solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.

n’a été observé sur les végétaux sur le

lieu de production depuis le début de la


[19]

19. Végétaux de Humulus lupulus L.,


semences


Verticillium albo-atrum Reinke et Berthold et

de Verticillium dahliae Klebahn n'a été

observé sur le houblon du lieu de production



19.1. Végétaux de Palmae, destinés à la

plantation, ayant un diamètre à la base du

tronc de plus de 5 cm et appartenant aux

genres suivants: Brahea Mart., Butia Becc.,

Chamaerops L., Jubaea Kunth., Livistona R.

Constatation officielle que les végétaux:

a) ont été cultivés en permanence dans

une zone exempte de Paysandisia

archon (Burmeister), telle qu’établie

AIV.PA.CII.179

Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart.,

Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax Mart.,

Washingtonia Raf. [8]

par l’organisation nationale de



mesures phytosanitaires concernées, ou

b) ont, pendant une période minimale de

deux ans avant leur circulation, été

cultivés dans un lieu de production:

- qui est enregistré et supervisé par

l'organisme officiel responsable de

l'État membre d’origine, et

- où les végétaux étaient placés dans

un site avec protection physique

complète contre l’introduction de

Paysandisia archon (Burmeister)

ou application de traitements

préventifs appropriés, et

- où, au cours de 3 inspections

officielles par an réalisées à des

moments appropriés, aucun signe

de Paysandisia archon

(Burmeister) n'a été observé [8]

20. Végétaux de Dendranthema (DC.) Des


l’Hérit. ex Ait. destinés à la plantation, à

l’exception des semences [19]



zone exempte d’Helicoverpa armigera

(Hübner) et de Spodoptera littoralis

(Boisd.) établie par l’organisation

nationale de la protection des végétaux

conformément aux normes internationales

pour les mesures phytosanitaires

pertinentes,

ou

a) qu’aucun signe d’Helicoverpa armigera

(Hübner) ou de Spodoptera littoralis

(Boisd.) n’a été observé sur le lieu de


période complète de végétation,

ou



susmentionnés [19]

AIV.PA.CII.180


et autres objets


21.1. Végétaux de Dendranthema (DC.) Des

Moul. destinés à la plantation, à





officielle :

a) que les végétaux sont issus de la troisième

génération au plus de matériel qui s'est

révélé exempt du viroïde nanifiant du

chrysanthème (Chrysanthemum stunt

viroid) lors de tests virologiques ou

proviennent directement de matériels dont

un échantillon représentatif d'au moins

10% s'est révélé exempt de ce même

organisme lors d'un examen officiel

effectué au moment de la floraison ;

b) que les végétaux et boutures proviennent

d'établissements :

- qui n'ont montré aucun symptôme de

Puccinia horiana Hennings lors d'une

inspection officielle effectuée au moins

une fois par mois durant les trois mois

précédant l'expédition et qu'aucun

symptôme de ce même organisme n'a

été connu dans les environs immédiats

au cours des trois mois précédant la

commercialisation, ou

- que le lot a subi un traitement

approprié contre le Puccinia horiana

Hennings ;

c) que, dans le cas des boutures non racinées,

aucun symptôme de Didymella ligulicola

(Baker, Dimock et Davis) v. Arx n'a été

observé sur ces dernières ou sur les

végétaux dont elles proviennent ou,

encore, dans le cas des boutures racinées,

qu'aucun de ces mêmes symptômes n'a été

observé sur ces dernières ou dans le

milieu d'enracinement.

AIV.PA.CII.181


et autres objets


21.2. Végétaux de Dianthus L. destinés à la





officielle :

- que les végétaux proviennent directement

de pieds-mères qui se sont révélés exempts

de Erwinia chrysanthemi pv. dianthicola

(Hellmers) Dickey, Pseudomonas

caryophylli (Burkholder) Starr et

Burkholder, et de Phialophora cinerescens

(Wollenw.) van Beyma lors de tests

officiellement agréés, effectués au moins

une fois pendant les deux dernières années,

- qu'aucun symptôme des organismes

nuisibles susmentionnés n'a été observé sur

les végétaux.

22. Bulbes de Tulipa L. et Narcissus L., à

l'exception de ceux dont l'emballage ou

tout autre élément doit prouver qu'ils sont

destinés à la vente directe à des

consommateurs finals non impliqués

dans la profession de la fleur coupée


Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev n'a été

observé sur les végétaux depuis le début de la

dernière période complète de végétation.

23. Végétaux d'espèces herbacées, destinés à

la plantation, autres que :

- bulbes,

- cormes,

- végétaux de la famille des Gramineae,

- rhizomes,

- semences,

- tubercules


végétaux visés aux points 20, 21.1 ou 21.2 de

la partie A, chapitre II, de l'annexe IV,


a) sont originaires d'une zone connue comme

exempte de Liriomyza huidobrensis


(Burgess) ;

ou

b) aucun signe de la présence de Liriomyza

huidobrensis (Blanchard) et de Liriomyza

trifolii (Burgess) n'a été observé sur le lieu

de production lors d'inspections officielles

effectuées au moins une fois par mois au

cours des trois derniers mois précédant la

récolte ;

ou

c) ont été officiellement inspectés juste avant

la commercialisation, se sont révélés

exempts de Liriomyza huidobrensis

(Blanchard) et Liriomyza trifolii (Burgess)

et ont été soumis à un traitement approprié

contre Liriomyza huidobrensis

(Blanchard) et Liriomyza trifolii

(Burgess) ;

ou

AIV.PA.CII.182


exempt de Liriomyza huidobrensis


(Burgess); sont cultivés in vitro en milieu

stérile et dans des conditions stériles qui

excluent l’éventualité d’une infestation

par Liriomyza huidobrensis (Blanchard) et

Liriomyza trifolii (Burgess); sont



AIV.PA.CII.183


et autres objets


24. Végétaux racinés, plantés ou destinés à la

plantation, cultivés en plein air [19]

Il doit être prouvé que le lieu de production

est exempt de Clavibacter michiganensis ssp.


Davis et al. et de Synchytrium endobioticum

(Schilbersky) Percival [19]

24.1. Végétaux racinés, destinés à la

plantation, cultivés en plein air,

d’Allium porrum L., Asparagus

officinalis L., Beta vulgaris L., Brassica

spp. et Fragaria L.

et

bulbes, tubercules et rhizomes, cultivés

en plein air, d’Allium ascalonicum L.,

Allium cepa L., Dahlia spp., Gladiolus

Tourn. ex L., Hyacinthus spp., Iris spp.,

Lilium spp., Narcissus L. et Tulipa L., à

l’exception des végétaux, bulbes,

tubercules et rhizomes devant être

plantés conformément à l’article 4,

paragraphe 4, points a) ou c), de la

directive 2007/33/CE du Conseil [19]


végétaux visés au point 24 de l’annexe IV,

partie A, chapitre II, il doit être prouvé que les

dispositions de l’Union relatives à la lutte

contre Globodera pallida (Stone) Behrens et


Behrens sont respectées [19]

25. Végétaux de Beta vulgaris L., destinés à




connues comme exemptes du Beet leaf

curl virus, ou

b) que l'apparition du Beet leaf curl virus n'a

pas été connue sur le lieu de production et

qu'aucun symptôme de sa présence n'a été

observé sur ce même lieu ou dans ses



26. Semences de Helianthus annuus L. Constatation officielle :


connues comme exemptes de Plasmopara

halstedii (Farlow) Berl. et de Toni, ou

b) que les semences autres que celles

produites sur des variétés résistant à toutes

les races de Plasmopara halstedii

(Farlow) Berl. et de Toni présentes sur le

lieu de production ont été soumises à un

traitement approprié contre cet organisme.

26.1. Végétaux de Solanum lycopersicum L.,


des semences [19]


végétaux visés aux points 18.6 et 23 de la

partie A, chapitre II, de l'annexe IV,


AIV.PA.CII.184


connues comme exemptes de Tomato

Yellow Leaf Curl virus

ou

b) qu'aucun symptôme de Tomato Yellow

Leaf Curl Virus n'a été observé sur les

végétaux durant une période appropriée,

et

aa) que les végétaux proviennent de


Bemisia tabaci Genn.

ou

AIV.PA.CII.185


et autres objets


bb) que le lieu de production a été déclaré

exempt de Bemisia tabaci Genn. lors


moins une fois par mois durant les

trois mois précédant l'exportation

ou

c) qu'aucun symptôme du Tomato Yellow

Leaf Curl Virus n'a été observé sur le lieu de

production et que le lieu de production a été

soumis à un traitement et un régime de suivi

adéquats visant à garantir l'absence de


27. Semences de Solanum lycopersicum L.

[19]

Constatation officielle que les semences ont

été obtenues au moyen d'une méthode

appropriée d'extraction à l'acide ou d'une

méthode équivalente définie par le Conseil ou

la Commission, et :


où l'existence de Clavibacter

michiganensis ssp. michiganensis (Smith)

Davis et al., ou de Xanthomonas

campestris pv. vesicatoria (Doidge) Dye



par ces organismes nuisibles n'a été


production pendant leur dernière période

complète de végétation, ou

c) que les semences ont été soumises à un

test officiel concernant au moins les

organismes susvisés, effectué à l'aide de

méthodes appropriées sur un échantillon

représentatif, et se sont révélées exemptes

de ces organismes.

28.1. Semences de Medicago sativa L. Constatation officielle :

a) qu'aucun symptôme de Ditylenchus

dipsaci (Kühn) Filipjev n'a été observé sur

le lieu de production depuis le début de la

dernière période complète de végétation,

et qu'aucun Ditylenchus dipsaci (Kühn)

Filipjev n'a été trouvé après un test en

laboratoire sur un échantillon

représentatif, ou

b) qu'une fumigation a été effectuée avant la

commercialisation, ou

c) que les semences ont subi un traitement

physique approprié contre Ditylenchus

dipsaci (Kühn) Filipjev et se sont révélées

AIV.PA.CII.186

exemptes de cet organisme nuisible après

des analyses en laboratoire sur un

échantillon représentatif [19]

AIV.PA.CII.187


et autres objets


28.2. Semences de Medicago sativa L. Sans préjudice des exigences applicables aux


chapitre II de l'annexe IV, constatation

officielle :


connues comme exemptes de Clavibacter

michiganensis ssp. insidiosus Davis et al.

ou

b) - que l'apparition de Clavibacter


al. n'a été connue ni dans l'exploitation

ni dans ses environs immédiats depuis

le début des dix dernières années, et :

que la culture appartient à une

variété reconnue comme très

résistante à Clavibacter

michiganensis ssp. insidiosus

Davis et al., ou

qu'elle n'avait pas encore entamé

sa quatrième période complète de

végétation depuis le semis lorsque

la semence a été récoltée, et que la

culture n'a pas donné plus d'une

récolte de semences auparavant, ou

que la teneur en matière inerte,

déterminée conformément aux

règles applicables à la certification

des semences commercialisées

dans la Communauté, ne dépasse

pas 0,1% en poids,

- qu'aucun symptôme de Clavibacter


al. n'a été observé sur le lieu de

production ou dans une culture

adjacente de Medicago sativa L.

pendant la dernière ou, le cas échéant,

les deux dernières périodes complètes

de végétation,

- que la culture a été effectuée sur un

champ ou aucune culture de Medicago

sativa L. n'a été effectuée pendant les

trois années précédant

l'ensemencement.

AIV.PA.CII.188


et autres objets


29. Semences de Phaseolus L. Constatation officielle :

a) que les semences proviennent des régions


Xanthomonas campestris pv. phaseoli

(Smith) Dye, ou


semences a été testé et s'est révélé exempt

de Xanthomonas campestris pv. phaseoli

(Smith) Dye

30.1 Fruits de Citrus L., Fortunella Swingle,

Poncirus Raf., et leurs hybrides

L'emballage doit porter une marque d'origine

appropriée

30.2 / /

AIV.DA.RI.189

Partie B. Exigences particulières que les Etats membres doivent fixer pour l’introduction et

la circulation de végétaux, de produits végétaux et d’autres objets dans

certaines zones protégées

Végétaux, produits végétaux et

autres objets

Exigences particulières Zone(s)

protégée(s)

1. Bois de conifères

(Coniférales)

Sans préjudice des exigences

applicables au bois visé aux points 1.1,

1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 et 1.7 [9] de la

partie A, chapitre I, de l'annexe IV, le

cas échéant :

a) le bois est écorcé, ou

b) constatation officielle que le bois

provient de zones connues comme

exemptes de Dendroctonus

micans Kugelan, ou

c) il doit être prouvé par une marque

"Kiln-dried", "KD" ou une autre

marque internationalement

reconnue, apposée sur le bois ou

sur son emballage conformément

à l'usage commercial actuel, qu'il

a été séché au four et que sa

teneur en eau, exprimée en

pourcentage de la matière sèche, a

été ramenée à moins de 20% lors

de ce traitement, effectué selon

des normes de temps et de

température appropriées.

EL, IRL,UK

(Irlande du Nord,

île de Man et

Jersey)


(Coniférales)



1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 et 1.7 [9] de la

partie A, chapitre I, de l'annexe IV, le

cas échéant, ainsi qu'au point 1 de la

partie B de l'annexe IV :

a) le bois doit être écorcé; ou


provient de régions connues comme

exemptes de Ips duplicatus

Sahlberg; ou



marque internationalement recon-

nue, apposée sur le bois ou sur son

emballage conformément à l'usage

commercial actuel, qu'il a été séché

au four et que sa teneur en eau,


matière sèche, a été ramenée à

moins de 20% lors de ce traitement,

effectué selon des normes de temps

EL, IRL, UK

AIV.DA.RI.190

et de température appropriées.

AIV.DA.RI.191


autres objets


protégée(s)


(Coniférales)



1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 et 1.7 [9] de la

partie A, chapitre I, le cas échéant, ainsi

qu'aux points 1 et 2 de la partie B de

l'annexe IV :




exemptes de Ips typographus Heer,

ou












et de température appropriées

IRL, UK


(Coniférales)



1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 et 1.7 [9] de la


qu'aux points 1, 2 et 3 de la partie B de

l'annexe IV :




exemptes de Ips amitinus Eichhof,

ou



marque internationalement recon-nue,

apposée sur le bois ou sur son





matière sèche, a été ramenée à moins

de 20 % lors de ce traitement,

effectué selon des normes de temps et

de température appropriées.

EL, IRL, UK [19]

AIV.DA.RI.192


autres objets


protégée(s)


(Coniférales)



1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 et 1.7 [9] de la


qu'aux points 1, 2, 3 et 4 de la partie B

de l'annexe IV :


EL, IRL, UK (N-

IRL, île de Man)



exemptes de Ips cembrae Heer, ou














(Coniférales)



1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 et 1.7 [9] de la

partie A, chapitre I de l'annexe IV, le

cas échéant, ainsi qu’au points 1, 2, 3, 4

et 5 de la partie B de l’annexe IV :

CY, IRL, UK (N-

IRL, île de Man)




exemptes de Ips sexdentatus

Boerner, ou



marque internationalement

reconnue, apposée sur le bois ou sur

son emballage conformément à

l'usage commercial actuel, qu'il a

été séché au four et que sa teneur en

eau, exprimée en pourcentage de la





AIV.DA.RI.193


autres objets


protégée(s)

6.1. / / /

6.2. / / /

6.3. Bois de Castanea Mill. a) Le bois doit être écorcé,

ou

b) constatation officielle que le

bois:

i) provient de zones reconnues

indemnes de Cryphonectria parasitica

(Murrill.) Barr.,

ou

ii) a été séché au séchoir de façon

que la teneur en humidité soit inférieure

à 20 %, exprimée en pourcentage de la



approprié. La mention “kiln-dried”,

abrégée en “KD”, ou toute autre

mention reconnue au niveau

international doit être apposée sur le

bois ou sur son emballage

conformément aux pratiques en vigueur

CZ, IRL, S, UK

[19]

6.4. Bois de Platanus L., y

compris le bois qui n’a pas

gardé sa surface ronde

naturelle, originaire de

l’Union, d’Arménie, des

États-Unis d’Amérique ou

de Suisse [19]


applicables au bois visé à l’annexe IV,

partie A, chapitre I, points 5 et 7.1.2, et

à l’annexe IV, partie A, chapitre II,

point 2, le cas échéant, constatation

officielle:

a) que le bois est originaire d’une

zone exempte de Ceratocystis

platani (J. M. Walter) Engelbr. &

T. C. Harr. établie conformément

aux normes internationales pour

les mesures phytosanitaires

concernées, ou

b) que, comme attesté par la mention

“Kiln-dried”, l’abréviation “KD”

ou toute autre mention reconnue

au niveau international, apposées


conformément aux pratiques

commerciales en vigueur, le bois

a été séché au séchoir de façon

que sa teneur en humidité,


UK [19]

AIV.DA.RI.194


moins de 20 % lors de ce

traitement au moyen d’un


approprié, ou

c) que le bois est originaire d’une

zone protégée énumérée dans la

colonne de droite [19]

7. Végétaux de Abies Mill.,

Larix Mill., Picea A.

Dietr., Pinus L. et

Pseudotsuga Carr., d'une

hauteur supé-rieure à 3

mètres, à l'exception des

fruits et semences


applicables aux végétaux visés au point

1 de la partie A de l'annexe III, ainsi

qu'aux points 8.1, 8.2, 9 et 10 de la

partie A, chapitre I ou aux points 4 et 5

de la partie A, chapitre II de l'annexe

IV, le cas échéant, constatation

officielle que le lieu de production est

exempt de Dendroctonus micans

Kugelan.

EL, IRL, UK

(Irlande du Nord,

île de Man et

Jersey)



Dietr. et Pinus L., d'une

hauteur supérieure à 3


fruits et semences



1 de la partie A de l'annexe III, aux

points 8.1, 8.2, 9 et 10 de la partie A,

chapitre I, aux points 4 et 5 de la partie

A, chapitre II et au point 7 de la partie

B de l'annexe IV, le cas échéant,

constatation officielle que le lieu de

production est exempt de Ips duplicatus

Sahlberg.

EL, IRL, UK



Dietr., Pinus L. et




fruits et semences






A, chapitre II de l'annexe IV, ou encore

aux points 7 et 8 de la partie B de



exempt de Ips typographus Heer

IRL, UK



Dietr. et Pinus L., d'une



fruits et semences







aux points 7, 8 et 9 de la partie B de



EL, IRL, UK [19]

AIV.DA.RI.195

exempt de Ips amitinus Eichhof.



Dietr., Pinus L. et




fruits et semences







aux points 7, 8, 9 et 10 de la partie B de



exempt de Ips cembrae Heer.

EL, IRL, UK (N-

IRL, île de Man)


Larix Mill., Picea A. Dietr.

et Pinus L., d'une hauteur

supérieure à 3 mètres, à

l'exception des fruits et

semences







aux points 7, 8, 9, 10 et 11 de la partie

B de l'annexe IV, le cas échéant,

constatation officielle que le lieu de

production est exempt de Ips

sexdentatus Boerner.

CY, IRL, UK (N-

IRL, île de Man)

12.1. Végétaux de Platanus L.,

destinés à la plantation, à

l’exception des semences,

originaires de l’Union,

d’Arménie, des États Unis

d’Amérique ou de Suisse

[19]


applicables aux végétaux visés à

l’annexe IV, partie A, chapitre I, point

12 et à l’annexe IV, partie A, chapitre

II, point 8, le cas échéant, constatation

officielle:

a) que les végétaux ont été cultivés

en permanence dans une zone

exempte de Ceratocystis platani

(J. M. Walter) Engelbr. & T. C.

Harr. établie conformément aux

normes internationales pour les

mesures phytosanitaires

concernées, ou

b) que les végétaux ont été cultivés

en permanence dans une zone

protégée énumérée dans la


UK [19]

13. / / /

14.1 Ecorce isolée de conifères

(Coniférales)

Constatation officielle que le lot :

a) a été fumigé ou a subi d'autres

traitements adéquats contre les

coléoptères des écorces, ou

b) provient de régions connues comme

exemptes de Dendroctonus micans

Kugelan.

EL, IRL, UK

(Irlande du Nord,

île de Man et

Jersey)

AIV.DA.RI.196


(Coniférales)


applicables à l'écorce visée au point

14.1 de la partie B de l'annexe IV,

constatation officielle que le lot :





exemptes de Ips amitinus Eichhof.

EL, IRL, UK [19]

14.3 Ecorce isolée de

conifères (Coniférales)


applicables à l'écorce visée aux points

14.1 et 14.2 de la partie B de l'annexe

IV, constatation officielle que le lot :





exemptes de Ips cembrae Heer.

EL, IRL, UK (N-

IRL, île de Man)


(Coniférales)



14.1, 14.2 et 14.3 de la partie B de

l'annexe IV, constatation officielle que

le lot :





exemptes de Ips duplicatus

Sahlberg

EL, IRL, UK


(Coniférales)



14.1, 14.2, 14.3 et 14.4 de la partie B

de l'annexe IV, constatation officielle

que le lot :




CY, IRL, UK (N-

IRL, île de Man)

b) provient de régions connues

comme exemptes de Ips

sexdentatus Boerner.


(Coniférales)



14.1, 14.2, 14.3, 14.4 et 14.5 de la

partie B de l'annexe IV, constatation

officielle que le lot :




IRL, UK

AIV.DA.RI.197


exemptes de Ips typographus Heer.

14.7. / / /

14.8. / / /

14.9. Écorce isolée de

Castanea Mill.

Constatation officielle que l'écorce

isolée:

a) provient de zones reconnues

indemnes de Cryphonectria parasitica

(Murrill.) Barr.,

ou

b) a subi une fumigation ou tout autre

traitement approprié contre

Cryphonectria parasitica (Murrill.)

Barr. selon une spécification approuvée

par le Conseil ou la Commission. Ce

traitement doit être indiqué sur le



précisera l'ingrédient actif, la

température minimale de l'écorce, le

taux (g/m³) et la durée d'exposition (h)

CZ, IRL, S, UK

[19]

15. Végétaux de Larix Mill.,






points 8.1, 8.2 et 10 de la partie A,

chapitre I et 5 de la partie A, chapitre II

de l'annexe IV, ainsi qu'aux points 7, 8,

9, 10, 11, 12 et 13 de la partie B de


les végétaux ont été produits dans des

pépinières et que le lieu de production

est exempt de Cephalcia lariciphila

(Klug.).

IRL, UK (N-IRL,

île de Man et

Jersey)

16. Végétaux de Pinus L.,

Picea A. Dietr., Larix

Mill., Abies Mill. et

Pseudotsuga Carr.,







chapitre I et au point 4 de la partie A,

chapitre II de l'annexe IV, ainsi qu'aux

points 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 et 15 de la

partie B, de l'annexe IV, si nécessaire,

constatation officielle que les végétaux

ont été produits dans des pépinières et

que le lieu de production est exempt de

Gremmeniella abietina (Lag.) Morelet.

IRL, UK (N-IRL)

AIV.DA.RI.198

17. / [6] / [6] / [6]

18. Végétaux de Picea A.

Dietr. destinés à la

plantation, à l’exception

des semences





chapitre I et 5 de la partie A, chapitre II

de l'annexe IV, ainsi qu'aux points 7, 8,

9, 10, 11, 12, 13 et 16 de la partie B de


les végétaux ont été produits dans des

pépinières et que le lieu de production

est exempt de Gilpinia hercyniae

(Hartig).

EL, IRL, UK (N-

IRL, île de Man et

Jersey)

19. Végétaux de Eucalyptus

l'Herit, à l'exception des

fruits et semences

Constatation officielle que les

végétaux:

a) sont exempts de terre et ont subi un

traitement contre Gonipterus

scutellatus Gyll., ou

b) proviennent de régions connues

comme exemptes de Gonipterus

scutellatus Gyll.

EL, P (Açores)

19.1. Végétaux de Castanea

Mill. destinés à la

plantation [19]



2 de l’annexe III, partie A, et aux points

11.1 et 11.2 de l’annexe IV, partie A,

chapitre I, constatation officielle que:


permanence dans des lieux de

production situés dans des pays

connus comme exempts de

Cryphonectria parasitica (Murrill)

Barr,

ou


permanence dans une zone exempte

de Cryphonectria parasitica

(Murrill) Barr, établie par

l’organisation nationale de la

protection des végétaux



phytosanitaires pertinentes,

ou


permanence dans les zones

protégées énumérées dans la


CZ, IRL, S, UK

[19]

20.1. Tubercules de Solanum Sans préjudice des dispositions F (Bretagne), FI,

AIV.DA.RI.199

tuberosum L., destinés à la

plantation

applicables aux végétaux visés aux

points 10 et 11 de la partie A de

l'annexe III, aux points 25.1, 25.2, 25.3,

25.4, 25.5 et 25.6 de la partie A,

chapitre I de l'annexe IV, ainsi qu'aux

points 18.1, 18.2, 18.3, 18.4 et 18.6 de

la partie A, chapitre II de l'annexe IV,

constatation officielle que les tubercules

:

a) ont grandi dans une région où

l'existence du virus de la

rhizomanie (BNYVV) n'est pas

connue, ou

b) ont grandi sur un terrain ou dans un

milieu de culture constitués de terre

connue comme exempte du

BNYVV ou déclarée exempte de ce

même organisme à la suite de tests

officiels effectués selon des

méthodes adéquates, ou

IRL, P (Açores), /

[4], UK (Irlande du

Nord)

c) ont été lavés de leur terre.

20.2. Tubercules de Solanum

tuberosum L., autres que

ceux visés au point 20.1

de la partie B de l'annexe

IV

a) la terre ne doit pas représenter plus

de 1 % du poids du lot

ou

b) les tubercules sont destinés à la

transformation industrielle dans des

installations dotées d'un système

agréé d'élimination des déchets

garantissant l'absence de risque de

propagation du virus de la

rhizomanie (BNYVV)

F (Bretagne), FI,

IRL, P (Açores), /

[4], UK (Irlande du

Nord)

20.3. Végétaux racinés, plantés

ou destinés à la

plantation, cultivés en

plein air [19]

Il doit être prouvé que les végétaux sont

originaires d’un champ connu comme

exempt de Globodera pallida (Stone)

Behrens. [19]

FI, LV, SI et SK

[19]

21. Végétaux et pollen vivant

destiné à la pollinisation

des genres Amelanchier

Med., Chaenomeles

Lindl., Cotoneaster Ehrh.,

Crataegus L., Cydonia

Mill., Eriobotrya Lindl.,

Malus Mill., Mespilus L.,

Photinia davidiana

(Dcne.) Cardot,

Pyracantha Roem., Pyrus

L. et Sorbus L., autres que

les fruits et semences

Sans préjudice des interdictions

applicables aux végétaux visés à

l'annexe III, partie A, points 9, 9.1 et 18,

et à l'annexe III, partie B, point 1 et 2, le

cas échéant, constatation officielle:

a) que les végétaux proviennent de pays

tiers reconnus exempts de Erwinia

amylovora (Burr.) Winsl. et al. par

le Conseil ou la Commission

ou

(*)

AIV.DA.RI.200


autres objets


protégée(s)

b) que les végétaux proviennent de

zones exemptes de parasites établies

dans des pays tiers, en ce qui

concerne Erwinia amylovora (Burr.)

Winsl. et al., en application des

mesures phytosanitaires pertinentes

conformes aux normes

internationales (International

Standard for Phytosanitary

Measures) et reconnues comme

telles par le Conseil ou la

Commission

ou

c) que les végétaux proviennent du

canton suisse de Valais,

ou [10]

d) que les végétaux proviennent des

zones protégées énumérées dans la

colonne de droite

ou

e) que les végétaux ont été produits ou,

en cas de transfert dans une "zone

tampon", maintenus tout au long

d'une période d'au moins sept mois,

y compris du 1er avril au 31 octobre


végétation, dans un champ :

aa) situé, à au moins un kilomètre de

ses limites intérieures, dans une

"zone tampon" officiellement

déclarée et couvrant au moins 50

km², dans laquelle les végétaux

hôtes ont été soumis à un

système de lutte officiellement

approuvé et contrôlé, mis en

place au plus tard avant le début

de l'avant-dernière période

complète de végétation, dans le

but de réduire au minimum le

risque de propagation de

Erwinia amylovora (Burr.)

Winsl. et al. à partir des

végétaux qui y sont cultivés.

AIV.DA.RI.201


autres objets


protégée(s)

La description détaillée de ladite

"zone tampon" est mise à la

disposition de la Commission et

des autres Etats membres. Une

fois la "zone tampon" mise en

place, des inspections officielles

sont menées dans la zone en

excluant le champ lui-même et

la zone qui l'entoure sur une

largeur d'au moins 500 m, au

minimum une fois à partir du

début de la dernière période

complète de végétation et au

moment le plus opportun ; à

cette occasion, tout végétal

présentant des symptômes de

Erwinia amylovora (Burr.)

Winsl. et al. est immédiatement

enlevé. Les résultats de ces

inspections sont communiqués

annuellement à la Commission

et aux autres Etats membres,

avant le 1er mai, et

bb) ayant été officiellement

approuvé, de même que la "zone

tampon", avant le début de

l'avant-dernière période

complète de végétation, pour la

culture de végétaux

conformément aux exigences

fixées par le présent point, et

cc) qui, de même que la zone

l'entourant sur une largeur d'au

moins 500 m, s'est révélé

exempt de Erwinia amylovora

(Burr.) Winsl. et al. depuis le


complète de végétation, lors

d'inspections officielles

effectuées au moins :

- deux fois dans le champ aux

moments les plus opportuns,

c'est-à-dire une fois entre juin

et août et une fois entre août

et novembre, et que

- une fois dans la zone

environnante décrite, au

moment le plus opportun,

c'est-à-dire entre août et

novembre ;

AIV.DA.RI.202


autres objets


protégée(s)

dd) dont les végétaux ont fait

l'objet de tests officiels de

détection des infestations

latentes, effectués

conformément à des méthodes

de laboratoire appropriées sur

des échantillons prélevés

officiellement au moment le

plus opportun.

Entre le 1er avril 2004 et le 1er avril

2005, ces dispositions ne s'appliquent

pas aux végétaux transférés vers les

zones protégées énumérées dans la

colonne de droite et circulant dans

celles-ci, lorsqu'ils ont été produits et

maintenus dans des champs situés dans

des "zones tampons" officiellement

déclarées conformément aux exigences

prévues et applicables avant le 1er avril

2004.

21.1. Végétaux de Vitis L., à

l'exception des fruits et

des semences

Sans préjudice des interdictions de

l’annexe III, partie A, point 15, sur

l’introduction de végétaux de Vitis L.

autres que les fruits en provenance de

pays tiers (à l’exception de la Suisse)

dans la Communauté, constatation que

les végétaux:

a) proviennent d’une région

connue comme exempte de

Daktulosphaira vitifoliae

(Fitch),

ou

b) ont grandi sur un lieu de

production déclaré exempt de


(Fitch) lors d’inspections

officielles effectuées au cours

des deux dernières périodes

complètes de végétation,

ou

c) ont été soumis à une

fumigation ou à un traitement

adéquat contre Daktulosphaira

vitifoliae (Fitch)

CY

AIV.DA.RI.203

21.2. Fruits de Vitis L. Les fruits doivent être exempts de

feuilles

et

constatation officielle que les fruits :

CY

a) proviennent d'une région connue

comme exempte de Daktulosphaira

vitifoliae (Fitch) ;

b) ont grandi sur un lieu de

production déclaré exempt de

Daktulosphaira vitifoliae (Fitch)

lors d'inspections officielles

effectuées au cours des deux


végétation ; ou

c) ont été soumis à une fumigation ou

à un traitement adéquat contre

Daktulosphaira vitifoliae (Fitch)

21.3. Du 15 mars au 30 juin,

ruches

Des documents probants doivent être

fournis pour attester que les ruches :

(*)

a) proviennent de pays tiers reconnus

exempts d'Erwinia amylovora

(Burr.) Winsl. et al. par le Conseil

ou la Commission,

ou

b) proviennent du canton suisse de

Valais,

ou [10]

c) proviennent des zones protégées

énumérées dans la colonne de

droite,

ou

d) ont été soumises à des mesures de

quarantaine appropriées avant

d'être déplacées.

22. Végétaux de Allium

porrum L., Apium L.,

Beta L., autres que ceux

visés au point 25 de la

partie B de l'annexe IV et

que ceux destinés à

l'alimentation animale,

Brassica napus L.,

Brassica rapa L. et

Daucus L., autres que

ceux destinés à la

plantation

a) le lot ne doit pas contenir plus de 1

% en poids de terre

ou

b) les tubercules sont destinés à la

transformation industrielle dans des




propagation du virus de la

rhizomanie (BNYVV)

F (Bretagne), FI,

IRL, P (Açores), /

[4], UK (Irlande du

Nord)

AIV.DA.RI.204


autres objets


protégée(s)

23. Végétaux de Beta

vulgaris L., destinés à la

plantation, à l'exception

des semences

a) Sans préjudice des exigences

applicables aux végétaux visés aux

points 35.1 et 35.2 de la partie A,

chapitre I de l'annexe IV, au point 25

de la partie A, chapitre II de l'annexe

IV et au point 22 de la partie B de

l'annexe IV, constatation officielle

que les végétaux :

aa) ont subi des tests individuels

officiels et ont été déclarés

exempts du virus de la

rhizomanie (BNYVV), ou

F (Bretagne), FI,

IRL, P (Açores), /

[4], UK (Irlande du

Nord)

bb) proviennent de semences

répondant aux exigences visés

au point 27.1 et 27.2 de la

partie B de l'annexe IV, et

- ont grandi dans des régions

où l'existence du BNYVV


- ont grandi sur un terrain ou

dans un milieu de culture

officiellement testé selon des

méthodes adéquates et déclaré

exempt du BNYVV, et

- ont fait l'objet d'un

prélèvement d'échantillons qui

ont ensuite été testés et

déclarés exempts du BNYVV;

b) l'organisation ou l'organisme de

recherche qui détient le matériel doit

en informer le Service officiel de

protection des végétaux de l'Etat

membre

AIV.DA.RI.205


autres objets


protégée(s)

24.1 Boutures non racinées de

Euphorbia pulcherrima

Willd., destinées à la

plantation



45.1 de la partie A, chapitre Ier , de

l'annexe IV, le cas échéant,

constatation officielle que :

a) les boutures non racinées sont

originaires d'une zone connue

comme exempte de Bemisia tabaci

Genn. (populations européennes) ;

ou

b) aucun signe de la présence de


européennes) n'a été observé sur les

boutures ni sur les végétaux dont

elles proviennent détenus ou

produits sur le lieu de production


effectuées au moins toutes les trois

semaines durant toute la période de

production desdits végétaux sur

ledit lieu de production ;

ou

IRL, P [Açores,

Beira Interior,

Beira Litoral,

Entre Douro e

Minho, Ribatejo

e Oeste

(communes

d’Alcobaça,

d’Alenquer, de

Bombarral, de

Cadaval, de

Caldas da

Rainha, de

Lourinhã, de

Nazaré,

d’Obidos, de

Peniche et de

Torres Vedras) et

Trás-os-Montes],

FI, S, UK [19]

c) les boutures et les végétaux ont été

soumis à un traitement approprié

visant à garantir l'absence de


européennes) lorsqu'ils ont été

détenus ou produits sur un lieu de

production où Bemisia tabaci Genn.

(populations européennes), a été

détecté, ce lieu de production étant

déclaré, après la mise en œuvre de

procédures appropriées visant à

éradiquer Bemisia tabaci Genn.

(populations européennes), exempt

de Bemisia tabaci Genn.

(populations européennes) sur la

base, d'une part, d'inspections

officielles effectuées au moins une

fois par semaine durant les trois

semaines précédant le départ du lieu

de production et, d'autre part,

de procédures de surveillance

appliquées pendant toute la période

susvisée. La dernière de ces

inspections hebdomadaires doit

être effectuée immédiatement

avant le départ susvisé.

AIV.DA.RI.206


autres objets


protégée(s)

24.2. Végétaux de Euphorbia

pulcherrima Willd.

destinés à la plantation

autres que :

- semences,

- ceux pour lesquels il

doit être prouvé par

l'emballage, le stade

de développement

de la fleur (ou de la

bractée) ou un

quelconque autre

moyen qu'ils sont

destinés à la vente à

des consommateurs

finals qui ne

produisent pas de

végétaux à titre

professionnel,

- ceux visés au point

24.1




l'annexe IV, constatation officielle que:

a) les végétaux sont originaires d'une



européennes) ;

ou




végétaux sur le lieu de production



semaines durant les neuf semaines

précédant la commercialisation,

ou

IRL, P [Açores,

Beira Interior,

Beira Litoral, Entre

Douro e Minho,

Ribatejo e Oeste

(communes

d’Alcobaça,

d’Alenquer, de

Bombarral, de

Cadaval, de Caldas

da Rainha, de

Lourinhã, de

Nazaré, d’Obidos,

de Peniche et de

Torres Vedras) et

Trás-os-Montes],

FI, S, UK [19]

c) les végétaux ont été soumis à un

traitement approprié visant à

garantir l'absence de Bemisia

tabaci Genn. (populations



production où Bemisia tabaci

Genn. (populations européennes), a

été détecté, ce lieu de production

étant déclaré, après la mise en

œuvre de procédures appropriées

visant à éradiquer Bemisia tabaci

Genn. (populations européennes),






semaines précédant le départ du

lieu de production et, d'autre part,


appliquées pendant toute la période

susvisée.

La dernière de ces inspections

hebdomadaires doit être effectuée

immédiatement avant le départ

susvisé, et que,

AIV.DA.RI.207


autres objets


protégée(s)

d) il est prouvé que les végétaux

proviennent de boutures :

da) originaires d'une zone connue

comme exempte de Bemisia


européennes) ;

ou

db) cultivées sur un lieu de

production où aucun signe de

la présence de Bemisia tabaci

Genn. (populations

européennes) n'a été observé


effectuées au moins toutes les

trois semaines durant toute la

période de production desdits

végétaux ;

ou

dc) les végétaux ont été soumis à

un traitement approprié visant

à garantir l'absence de Bemisia



détenus ou produits sur un lieu

de production où Bemisia


européen-nes), a été détecté, ce

lieu de production étant

déclaré, après la mise en œuvre

de procédures appropriées

visant à éradiquer Bemisia


européennes), exempt de


(populations européennes) sur

la base, d'une part,

d'inspections officielles

effectuées au moins une fois

par semaine durant les trois

semaines précédant le départ

du lieu de production et,

d'autre part, de procédures de

surveillance appliquées

pendant toute la période

susvisée.

La dernière de ces inspections

doit être effectuée

immédiatement avant le départ

susvisé.

AIV.DA.RI.208


autres objets


protégée(s)

24.3 Végétaux de Begonia L.


l'exception des semences,

tubercules et cormes, et

végétaux de Ficus L. et

Hibiscus L., destinés à la

plantation, à l'exception

des semences et de ceux

pour lesquels il doit être

prouvé par l'emballage, le

stade de développement de

la fleur ou un quelconque

autre moyen qu'ils sont

destinés à la vente à des

consommateurs finals qui

ne produisent pas de

végétaux à titre

professionnel.




l'annexe IV, constatation officielle que:

a) les végétaux sont originaires d'une



européennes) ;

ou




végétaux sur le lieu de production



semaines durant les neuf semaines

précédant la commercialisation,

ou

IRL, P [Açores,

Beira Interior,

Beira Litoral, Entre

Douro e Minho,

Ribatejo e Oeste

(communes

d’Alcobaça,

d’Alenquer, de

Bombarral, de

Cadaval, de Caldas

da Rainha, de

Lourinhã, de

Nazaré, d’Obidos,

de Peniche et de

Torres Vedras) et

Trás-os-Montes],

FI, S, UK [19]

c) les végétaux ont été soumis à un

traitement approprié visant à

garantir l'absence de Bemisia




production où Bemisia tabaci


a été détecté, ce lieu de production

étant déclaré, après la mise en

œuvre de procédures appropriées

visant à éradiquer Bemisia tabaci







semaines précédant le départ du

lieu de production et, d'autre part,


appliquées pendant toute la

période susvisée. La dernière de

ces inspections hebdomadaires doit

être effectuée immédiatement

avant le départ susvisé.

25.1 / / /

AIV.DA.RI.209


autres objets


protégée(s)

25. Végétaux de Beta vulgaris

L. destinés à la

transformation industrielle

Constatation officielle que :

a) les végétaux sont transportés de

façon à éviter tout risque de

propagation du BNYVV et sont

destinés à être livrés à des




propagation du virus susvisé

ou

b) les végétaux ont été produits dans

une zone où la présence du BNYVV

n'est pas connue.

F (Bretagne), FI,

IRL, P (Açores), /

[4], UK (Irlande du

Nord)

26. Terres et déchets non

stérilisés provenant de

l'utilisation de betteraves

(Beta vulgaris L.)

Constatation officielle que les terres et

déchets :

a) ont été traités afin d'éliminer toute

contamination par le virus de la

rhizomanie (BNYVV)

ou

b) sont destinés à être acheminés

jusqu'à une installation agréée

d'élimination des déchets en vue de

leur destruction

ou

c) proviennent de végétaux de Beta

vulgaris produits dans une zone où la

présence du virus de la rhizomanie

n'est pas connue.

F (Bretagne), FI,

IRL, P (Açores), /

[4], UK (Irlande du

Nord)

27.1 Semences de betteraves

sucrières et fourragères de

l'espèce Beta vulgaris L.

Sans préjudice des dispositions de la

directive 66/400/CEE, le cas échéant,


a) que les semences des catégories

"semences de base" et "semences

certifiées" répondent aux conditions

énoncées à l'annexe I partie B 3 de la

directive 66/400/CEE

ou

b) dans le cas de "semences non

certifiées à titre définitif", que les

semences :

- répondent aux conditions

énoncées à l'article 15 para-graphe

2 de la directive 66/400/CEE

et

F (Bretagne), FI,

IRL, P (Açores), /

[4], UK (Irlande du

Nord)

AIV.DA.RI.210


autres objets


protégée(s)

- sont destinées à une

transformation répondant aux

conditions énoncées à l'annexe I

partie B de la directive

66/400/CEE et livrées à une

entreprise de transformation

disposant d'une installation

d'élimination contrôlée des

déchets officiellement agréée, de

manière à prévenir la diffusion

de la rhizomatose (BNYVV)

ou

c) que les semences proviennent d'une

région connue comme exempte de

BNYVV.

27.2 Semences de légumes de

l'espèce Beta vulgaris L.

Sans préjudice des dispositions de la

directive 70/458/CEE, le cas échéant,


a) que les semences transformées ne

contiennent pas plus de 0,5 % en

poids de matières inertes; dans le

cas de semences enrobées, cette

condition s'entend avant enrobage,

ou

b) dans le cas de semences non

transformées, que les semences :

- sont officiellement emballées de

manière à garantir l'absence de

risque de diffusion de la

rhizomatose (BNYVV)

et

F (Bretagne), FI,

IRL, P (Açores), /

[4], UK (Irlande du

Nord)

- sont destinées à une

transformation répondant aux

conditions énoncées au point a)

et livrées à une entreprise de

transformation disposant d'une

installation d'élimination

contrôlée des déchets officielle-

ment agréée, de manière à

prévenir la diffusion de la

rhizomatose (BNYVV)

ou

c) que les semences proviennent d'une

culture dans une région connue

comme exempte de BNYVV.

AIV.DA.RI.211


autres objets


protégée(s)

28. Semences de Gossypium

spp.

Constatation officielle : EL

a) que les semences ont été

engrainées par voie acide, et

b) qu'aucun symptôme de Glomerella

gossypii Edgerton n'a été observé

sur le lieu de production depuis le


complète de végétation et qu'un

échantillon représentatif a été

examiné et s'est révélé exempt de

ce même organisme

28.1 Semences de Gossypium

spp.

Constatation officielle que les semences

ont été engrainées par voie acide

EL, E (Andalousie,

Catalogne,

Extrémadure,

Murcie,

Valence)

29. Semences de Mangifera spp. Constatation officielle que les semences

proviennent de régions connues comme

exemptes de Sternochetus mangifera

Fabricius

E (Grenade et

Malaga), P

(Alentejo, Algarve

et Madère)

30. Machines agricoles

d'occasion

a) les machines doivent être nettoyées

et exemptes de terre et de débris

végétaux lorsqu'elles sont

introduites sur des lieux de

production de betteraves

ou

b) les machines doivent provenir d'une

zone où la présence du virus de la

rhizomanie n'est pas connue.

F (Bretagne), FI,

IRL, P (Açores), /

[4], UK (Irlande du

Nord)

31. Fruits de Citrus L.,

Fortunella Swingle,

Poncirus Raf., et leurs

hybrides, originaires de

Bulgarie, de Croatie, de

Slovénie, de Grèce (unités

régionales d’Argolide et de

La Canée), du Portugal

(Algarve et Madère),

d’Espagne, de France, de

Chypre et d’Italie [19]

Sans préjudice de l’exigence visée au

point 30.1 de l’annexe IV, partie A,

chapitre II, selon laquelle l’emballage

doit porter une marque d’origine,

a) les fruits seront exempts de feuilles

et de pédoncules, ou

b) dans le cas de fruits portant des

feuilles ou des pédoncules, constatation

officielle que les fruits sont

conditionnés dans des conteneurs

fermés qui ont été scellés

officiellement, resteront scellés pendant

leur transport à travers une zone

protégée, reconnue pour ces fruits, et

porteront une marque distinctive à

reproduire sur le passeport [19]

EL (à l’exception

des unités

régionales

d’Argolide et de

La Canée), M, P (à

l’exception de

l’Algarve et de

Madère) [19]

AIV.DA.RI.212

32. Végétaux de Vitis L., à

l’exception des fruits et des

semences [19]


applicables aux végétaux énumérés au

point 15 de l’annexe III, partie A, au

point 17 de l’annexe IV, partie A,

chapitre II, et au point 21.1 de l’annexe

IV, partie B, constatation officielle que:

a) les végétaux sont originaires d’un

lieu de production situé dans un

pays où la présence du mycoplasme

de la flavescence dorée n’est pas

connue et y ont grandi ou

b) les végétaux sont originaires d’un

lieu de production situé dans une

zone exempte du mycoplasme de la

flavescence dorée, établie par




internationales pertinentes, et y ont

grandi, ou

c) les végétaux sont originaires de

République tchèque, de France

[Alsace, Champagne-Ardenne,

Picardie (département de l’Aisne),

Île-de-France (communes de Citry,

Nanteuil-sur-Marne et Saâcy-sur-

Marne) et Lorraine] ou d’Italie

(Pouilles, Basilicate et Sardaigne),

et y ont grandi, ou

cc) les végétaux sont originaires de

Suisse (à l’exception du canton du

Tessin et de la Mesolcina), et y ont

grandi, ou

d) les végétaux sont originaires d’un

lieu de production et ont grandi

dans un lieu de production dans

lequel:

aa) aucun symptôme du

mycoplasme de la flavescence

dorée n’a été observé sur les

plantes mères depuis le début

des deux dernières périodes

complètes de végétation, et

bb) ou bien

i) aucun symptôme du

mycoplasme de la

flavescence dorée n’a été

observé sur les végétaux sur

le lieu de production, ou

ii) les végétaux ont subi un

traitement à l’eau chaude à une

CZ, FR [Alsace,

Champagne-

Ardenne, Picardie

(département de

l’Aisne), Île-de-

France (communes

de Citry, Nanteuil-

sur-Marne et

Saâcy-sur-Marne)

et Lorraine], I

(Pouilles,

Basilicate et

Sardaigne) [19]

AIV.DA.RI.213

température d’au moins 50 °C

pendant 45 minutes, dans le

but d’éliminer le mycoplasme

de la flavescence dorée [19]

33. Végétaux de Castanea Mill.,

à l’exception des végétaux

en culture tissulaire, des

fruits et des semences [19]


applicables aux végétaux énumérés au

point 2 de l’annexe III, partie A, et aux

points 11.1 et 11.2 de l’annexe IV,

partie A, chapitre I, constatation

officielle que:


permanence dans des lieux de

production situés dans des pays

connus comme exempts de

Dryocosmus kuriphilus Yasumatsu,

ou


permanence dans une zone exempte

de Dryocosmus kuriphilus

Yasumatsu, établie par





phytosanitaires pertinentes,

ou


permanence dans les zones

protégées énumérées dans la


IRL, P, UK [19]


Castille-et-Léon, d’Estrémadure, de Murcie, de Navarre et de La Rioja, et de la province

de Guipuscoa (Pays basque), des comarques d’Alt Vinalopó et de Vinalopó Mitjà dans la

province d’Alicante et des municipalités d’Alborache et de Turís dans la province de

Valence (communauté de Valence)], EE, F (Corse), IRL (à l’exception de la Ville de

Galway), I [Abruzzes, Pouilles, Basilicate, Calabre, Campanie, Émilie-Romagne

(provinces de Parme et de Plaisance), Latium, Ligurie, Lombardie (à l’exception des

provinces de Mantoue et de Sondrio), Marches, Molise, Piémont, Sardaigne, Sicile,

Toscane, Ombrie, Val d’Aoste, Vénétie (à l’exception des provinces de Rovigo et de

Venise, des communes de Barbona, de Boara Pisani, de Castelbaldo, de Masi, de

Piacenza d’Adige, de S. Urbano, de Vescovana dans la province de Padoue et de la

région située au sud de l’autoroute A4 dans la province de Vérone)], LV, LT [à

l’exception des municipalités de Babtai et de Kėdainiai (région de Kaunas)], P, SI [à

l’exception des régions de Gorenjska, de Koroška, de Maribor et de Notranjska, et des

communes de Lendava et de Renče-Vogrsko (au sud de l’autoroute H4)], SK [à

l’exception des communes de Blahová, de Čenkovce, de Horné Mýto, d’Okoč, de

Topoľníky et de Trhová Hradská (district de Dunajská Streda), de Hronovce et de

AIV.DA.RI.214

Hronské Kľačany (district de Levice), de Dvory nad Žitavou (district de Nové Zámky),

de Málinec (district de Poltár), de Hrhov (district de Rožňava), de Veľké Ripňany

(district de Topoľčany), de Kazimír, de Luhyňa, de Malý Horeš, de Svätuše et de Zatín

(district de Trebišov)], FI, UK (Irlande du Nord, île de Man et îles Anglo-Normandes)

[19]


ALBERT

Par le Roi:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

AIV.DA.RI.215

BIJLAGE IV

Deel A. Door de lidstaten vast te stellen bijzondere eisen ten aanzien van het

binnenbrengen en het in het verkeer brengen van planten, plantaardige

producten en andere materialen in de lidstaten

Rubriek I. Planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit derde

landen

Planten, plantaardige producten en andere

materialen

Bijzondere eisen

1.1. Al dan niet onder de GN-codes in bijlage

V, deel B, vermeld hout van naaldbomen

(Coniferales), exclusief hout van Thuja L.

en Taxus L., met uitzondering van hout in

de vorm van:

- plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel,

schaafsel, resten en afval, geheel of

gedeeltelijk verkregen van deze

naaldbomen,

- verpakkingsmateriaal voor hout in de

vorm van pakkisten, kratten, trommels en

dergelijke verpakkingsmiddelen,

kabelhaspels, laadborden, laadkisten en

andere laadplateaus, opzetranden voor

laadborden, stuwmateriaal (al dan niet

gebruikt voor het vervoer van allerhande

voorwerpen), met uitzondering van

stuwmateriaal ter ondersteuning van

zendingen hout dat van hetzelfde type

hout is gefabriceerd als dat van de

zending hout, dezelfde kwaliteit heeft, en

aan dezelfde fytosanitaire voorschriften

van de Unie voldoet als de zending hout,

- hout van Libocedrus decurrens Torr.

indien aangetoond kan worden dat het

hout door middel van een

warmtebehandeling met een temperatuur

van ten minste 82 °C gedurende een

periode van 7 tot 8 dagen bewerkt of tot

potloden verwerkt is,

doch met inbegrip van hout dat niet zijn

natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden,

van oorsprong uit Canada, China, Japan, de

Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de

Verenigde Staten, landen waarvan bekend is

dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et

Bührer) Nickle et al. er voorkomt [19]

Officiële verklaring dat het hout:

a) een adequate warmtebehandeling bij een

minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten

minste 30 aaneengesloten minuten door het hele

profiel van het hout (met inbegrip van de kern)

heeft ondergaan. Ten bewijze daarvan moet het

merkteken "HT" overeenkomstig de gangbare

handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of

op de verpakking ervan en op het fytosanitair

certificaat of het fytosanitair certificaat voor

wederuitvoer,

of

b) een adequate fumigatie heeft ondergaan

volgens een specificatie die door de Raad of de

Commissie is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan

moet op het fytosanitair certificaat of het

fytosanitair certificaat voor wederuitvoer

melding worden gemaakt van het werkzame

bestanddeel, de minimumtemperatuur van het

hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd

(uur),

of

c) op adequate wijze chemisch is

geïmpregneerd onder druk met een product dat

door de Raad of de Commissie is goedgekeurd.

Ten bewijze daarvan moet op het fytosanitair


wederuitvoer melding worden gemaakt van het

werkzame bestanddeel, de druk (psi of kPa) en

de concentratie (%),

en

officiële verklaring dat het hout na de

behandeling tot en met de uitvoer uit het land dat

de verklaring uitvaardigt, buiten het

vluchtseizoen van de vector Monochamus is

vervoerd, met inachtneming van een

veiligheidsmarge van vier extra weken aan het

begin en aan het einde van het verwachte

vluchtseizoen, of (met uitzondering van hout dat

AIV.DA.RI.216

schorsvrij is) met een beschermende afdekking is

vervoerd die ervoor zorgt dat geen besmetting

met Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et

Bührer) Nickle et al. of de vector kan

plaatsvinden. [19]



(Coniferales) in de vorm van:




naaldbomen,

van oorsprong uit Canada, China, Japan,

de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en

de Verenigde Staten, landen waarvan

bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus

(Steiner et Bührer) Nickle et al. er

voorkomt [19]


a) een adequate warmtebehandeling bij een




heeft ondergaan, waarvan melding moet worden

gemaakt op het fytosanitair certificaat of het

fytosanitair certificaat voor wederuitvoer,

of





fytosanitair certificaat voor wederuitvoer




(uur),

en

officiële verklaring dat het hout na de

behandeling tot en met de uitvoer uit het land dat

de verklaring uitvaardigt, buiten het





vluchtseizoen, of (met uitzondering van hout dat

schorsvrij is) met een beschermende afdekking is

vervoerd die ervoor zorgt dat geen besmetting

met Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et

Bührer) Nickle et al. of de vector kan

plaatsvinden. [19]


V, deel B, vermeld hout van Thuja L. en

Taxus L., met uitzondering van hout in de

vorm van:




naaldbomen,


vorm van pakkisten, kratten, trommels

en dergelijke verpakkingsmiddelen,




a) vrij van bast is,

of

b) volgens een passend tijden

temperatuurschema kunstmatig is gedroogd

tot een vochtgehalte van minder dan 20 %,

berekend op de droge stof. Ten bewijze

daarvan moet het merkteken “kiln-dried”,

“KD” of een ander internationaal erkend

merkteken overeenkomstig de gangbare

handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout

AIV.DA.RI.217











natuurlijke ronde oppervlak heeft

behouden, van oorsprong uit Canada,

China, Japan, de Republiek Korea,

Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten,

landen waarvan bekend is dat



of op de verpakking ervan,

of

c) een adequate warmtebehandeling bij een





merkteken “HT” overeenkomstig de gangbare




wederuitvoer,

of

d) een adequate fumigatie heeft ondergaan




fytosanitair certificaat voor wederuitvoer melding

worden gemaakt van het werkzame bestanddeel,

de minimumtemperatuur van het hout, de dosering

(g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

e) op adequate wijze chemisch is






werkzame bestanddeel, de druk (psi of kPa) en de

concentratie (%).[19]

1.4. / [19] / [19]

AIV.DA.RI.218


materialen

Bijzondere eisen

1.5. Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V,

deel B, vermeld hout van naaldbomen

(Coniferales), met uitzondering van hout in

de vorm van:




naaldbomen,








voorwerpen), behalve stuwmateriaal ter

ondersteuning van zendingen hout dat

van hetzelfde type hout is gefabriceerd

als dat van de zending hout, dezelfde

kwaliteit heeft, en aan dezelfde

fytosanitaire voorschriften van de Unie

voldoet als de zending hout,


natuurlijke ronde oppervlak heeft

behouden, van oorsprong uit Kazachstan,

Rusland en Turkije [19]


a) van oorsprong is uit gebieden waarvan bekend

is dat zij vrij zijn van:

- Monochamus spp. (niet-Europese)

- Pissodes spp. (niet-Europese)

- Scolytidae spp. (niet-Europese).

Het gebied moet worden vermeld op het

fytosanitair certificaat of het fytosanitair

certificaat voor wederuitvoer, in het vak “Plaats

van oorsprong”,

of

b) vrij van bast is en van boorgaten van larven

van het geslacht Monochamus spp. (niet-

Europese), in dit geval boorgaten met een

diameter van meer dan 3 mm,

of

c) volgens een passend tijden

temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot

een vochtgehalte van minder dan 20 %,







of

d) een adequate warmtebehandeling bij een









wederuitvoer,

of

e) een adequate fumigatie heeft ondergaan








AIV.DA.RI.219

of

f) op adequate wijze chemisch is







concentratie (%). [19]


deel B, vermeld hout van naaldbomen

(Coniferales), met uitzondering van hout in

de vorm van:




naaldbomen,

















van oorsprong uit andere derde landen dan:

- Kazachstan, Rusland en Turkije,

- Europese landen,

- Canada, China, Japan, de Republiek

Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde

Staten, landen waarvan bekend is dat




a) vrij van bast is en van boorgaten van larven

van het geslacht Monochamus spp. (niet-

Europese), in dit geval boorgaten met een

diameter van meer dan 3 mm,

of










of

c) een adequate fumigatie heeft ondergaan








of

d) op adequate wijze chemisch is







concentratie (%),

of

e) een adequate warmtebehandeling bij een





AIV.DA.RI.220





wederuitvoer. [19]



(Coniferales), in de vorm van plakjes, spanen,

kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval,

geheel of gedeeltelijk verkregen van naaldbomen

(Coniferales), van oorsprong uit

— Rusland, Kazachstan en Turkije,

— andere niet-Europese landen dan Canada,

China, Japan, de Republiek Korea, Mexico,

Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan

bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus

(Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt


a) van oorsprong is uit gebieden waarvan

bekend is dat zij vrij zijn van:

— Monochamus spp. (niet-Europese)

— Pissodes spp. (niet-Europese)

— Scolytidae spp. (niet-Europese).

Het gebied moet worden vermeld op het

fytosanitair certificaat of het fytosanitair certificaat

voor wederuitvoer, in het vak “plaats van

oorsprong”,

of

b) is vervaardigd van rondhout dat van bast

ontdaan is,

of

c) volgens een passend tijden

temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een

vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de

droge stof,

of

d) een adequate fumigatie heeft ondergaan








of

e) een adequate warmtebehandeling bij een




heeft ondergaan, waarvan melding moet worden

gemaakt op het fytosanitair certificaat of het

fytosanitair certificaat voor wederuitvoer. [19]

2. Verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm

van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke

verpakkingsmiddelen, kabelhaspels,

laadborden, laadkisten en andere laadplateaus,

opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal

(al dan niet gebruikt voor het vervoer van

allerhande voorwerpen), met uitzondering van

ruw hout met een dikte van ten hoogste 6 mm,

verwerkt hout bij de productie waarvan

gebruik is gemaakt van lijm, warmte en druk,

Het verpakkingsmateriaal van hout moet:

- onderworpen zijn aan één van de

goedgekeurde maatregelen die zijn vermeld in

bijlage I bij Internationale Norm nr. 15 van de

FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake

“Guidelines for regulating wood packaging

material in international trade” (Richtsnoeren

voor de reglementering inzake

verpakkingsmateriaal van hout in het

AIV.DA.RI.221

of een combinatie daarvan, en stuwmateriaal

ter ondersteuning van zendingen hout dat van

hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van

de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft en

aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de

Unie voldoet als de zending hout, afkomstig

uit derde landen, behalve Zwitserland [19]

internationale handelsverkeer), en

- voorzien zijn van een merkteken dat is

vastgesteld in bijlage II bij die Internationale

Norm, ten bewijze dat het

verpakkingsmateriaal een

goedgekeurde fytosanitaire behandeling

overeenkomstig de norm heeft ondergaan. [19]

2.1. Hout van Acer saccharum Marsh., ook

wanneer het hout niet zijn natuurlijke ronde

oppervlak heeft behouden, met uitzondering van

hout in de vorm van:

- - hout dat bestemd is voor de productie van

fineerplaten,

- - plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel,

schaafsel, resten en afval,

- - verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van

pakkisten, kratten, trommels en dergelijke

verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden,

laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden

voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet


voorwerpen), met uitzondering van stuwmateriaal


hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de

zending hout, dezelfde kwaliteit heeft, en aan

dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie


van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten

[19]

Officiële verklaring dat het hout volgens een

passend tijden temperatuurschema kunstmatig is

gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan

20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze

daarvan moet het merkteken “kiln-dried”, “KD” of

een ander internationaal erkend merkteken

overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken

zijn aangebracht op het hout of op de verpakking

ervan.

2.2. Hout van Acer saccharum Marsh dat

bestemd is voor de productie van fineerplaten,

van oorsprong uit de Verenigde Staten en

Canada

Officiële verklaring dat het hout afkomstig is uit

gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van

Ceratocystis virescens (Davidson) Moreau en het

bedoeld is voor de productie van fineerplaten.


deel B, vermeld hout van Fraxinus L.,

Juglans ailantifolia Carr., Juglans

mandshurica Maxim., Ulmus davidiana

Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold &

Zucc., met uitzondering van hout in de

vorm van:



gedeeltelijk verkregen van deze bomen,






Officiële verklaring dat:

a) het hout van oorsprong is uit een gebied dat

door de Raad of de Commissie erkend is als

zijnde vrij van Agrilus planipennis Fairmaire.

De naam van het gebied moet worden vermeld

op het fytosanitair certificaat of het fytosanitair

certificaat voor wederuitvoer,

of

b) de bast en ten minste 2,5 cm van het buitenste

deel van het spint zijn verwijderd in een

voorziening die een vergunning heeft en onder

toezicht staat van de nationale

plantenziektekundige dienst,

of

AIV.DA.RI.222










maar met inbegrip van hout dat niet zijn


en meubilair en andere voorwerpen van

onbehandeld hout,

van oorsprong uit Canada, China, de

Democratische Volksrepubliek Korea,

Japan, Mongolië, de Republiek Korea,

Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten

[19]

c) het hout ioniserende straling heeft ondergaan

om in het gehele hout een minimum

geabsorbeerde stralingsdosis van 1 kGy te

bereiken. [19]


deel B, vermeld hout in de vorm van

plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel,


gedeeltelijk verkregen uit Fraxinus L.,

Juglans ailantifolia Carr., Juglans

mandshurica Maxim., Ulmus davidiana

Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold &

Zucc.

van oorsprong uit Canada, China, de




[19]

Officiële verklaring dat het hout van oorsprong is

uit een gebied dat door de Raad of de Commissie

erkend is als zijnde vrij van Agrilus planipennis

Fairmaire. De naam van het gebied moet worden

vermeld op het fytosanitair certificaat of het



deel B, vermelde bast, zonder andere

delen, en voorwerpen gemaakt van bast

van Fraxinus L., Juglans ailantifolia

Carr., Juglans mandshurica Maxim.,

Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya

rhoifolia Siebold & Zucc. van oorsprong

uit Canada, China, de Democratische

Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië,

de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en

de Verenigde Staten [19]

Officiële verklaring dat de bast van oorsprong is

uit een gebied dat door de Raad of de Commissie

erkend is als zijnde vrij van Agrilus planipennis

Fairmaire. De naam van het gebied moet worden

vermeld op het fytosanitair certificaat of het


3. Hout van Quercus L., met uitzondering

van hout in de vorm van:



- - vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk,

alsmede delen daarvan, duigwerk daaronder

begrepen, voorzover kan worden aangetoond dat


a) zodanig is gekantrecht dat het ronde

oppervlak is verdwenen,

of

b) vrij van bast is en een vochtgehalte heeft

van minder dan 20 %, berekend op de droge stof,

AIV.DA.RI.223

het hout is verwerkt of vervaardigd met

gebruikmaking van een warmtebehandeling

waarbij een temperatuur van ten minste 176 °C is

gehandhaafd gedurende 20 minuten,














natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van

oorsprong uit de Verenigde Staten [19]

of

c) vrij van bast is en gedesinfecteerd is door

middel van een passende behandeling met warme

lucht of warm water,

of

d) wanneer het gezaagd hout met of zonder

bastresten betreft, volgens een passend tijden

temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een

vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de

droge stof. Ten bewijze daarvan moet het

merkteken “kiln-dried”, “KD” of een ander

internationaal erkend merkteken overeenkomstig

de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op

het hout of op de verpakking ervan.

4. / /


V, deel B, vermeld hout van Betula L., met

uitzondering van hout in de vorm van:



gedeeltelijk verkregen van deze bomen,
















natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden

en meubilair en andere voorwerpen van

onbehandeld hout, van oorsprong uit

Canada en de Verenigde Staten, waarvan

bekend is dat Agrilus anxius Gory er

voorkomt [19]


a) de bast en ten minste 2,5 cm van het

buitenste deel van het spint zijn verwijderd

in een voorziening die een vergunning heeft

en onder toezicht staat van de nationale

plantenziektekundige dienst,

of

b) het hout ioniserende straling heeft

ondergaan om in het gehele hout een minimum

geabsorbeerde stralingsdosis van 1 kGy te

bereiken [19]


V, deel B, vermelde houtplakjes, spanen, kleine

Officiële verklaring dat het hout van oorsprong

is uit een land dat bekend staat als zijnde vrij

AIV.DA.RI.224

stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel

of gedeeltelijk verkregen van Betula L. [19]

van Agrilus anxius Gory [19]


V, deel B, vermelde bast en voorwerpen gemaakt

van bast van Betula L., van oorsprong uit Canada

en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend

is dat Agrilus anxius Gory er voorkomt [19]

Officiële verklaring dat de bast vrij is van hout

[19]

5. Hout van Platanus L., met uitzondering van




















oorsprong uit Armenië, de Verenigde Staten of

Zwitserland [19]

Officiële verklaring dat het hout volgens een

passend tijden temperatuurschema kunstmatig

is gedroogd tot een vochtgehalte van minder

dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten

bewijze daarvan moet het merkteken “kiln-

dried”, “KD” of een ander internationaal erkend



of op de verpakking ervan. [19]

6. Hout van Populus L., met uitzondering van



















— vrij van bast is

of

— volgens een passend tijden



berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan

moet het merkteken “kiln-dried”, “KD” of een

ander internationaal erkend merkteken

overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken

zijn aangebracht op het hout of op de

verpakking ervan.

AIV.DA.RI.225

oorsprong uit landen van het Amerikaanse

vasteland [19]

7.1. / [19] / [19]

7.1.1. Al dan niet onder de GN-codes in

bijlage V, deel B, vermeld hout in de vorm

van plakjes, spanen, kleine stukjes,

zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel

of gedeeltelijk verkregen van:

- Acer saccharum Marsh., van oorsprong uit

Canada en de Verenigde Staten,

- Populus L., van oorsprong van het

Amerikaanse vasteland [19]


a) is vervaardigd van rondhout dat van bast is

ontdaan,

of


temperatuurschema kunstmatig is

gedroogd tot een vochtgehalte van minder

dan 20 %, berekend op de droge stof,

of

c) een adequate fumigatie heeft ondergaan


Commissie is goedgekeurd. Ten bewijze

daarvan moet op het fytosanitair certificaat of

het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer




(uur),

of

d) een adequate warmtebehandeling bij een




heeft ondergaan, waarvan melding moet

worden gemaakt op het fytosanitair certificaat

of het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer

[19]

7.1.2. Al dan niet onder de GN-codes in

bijlage V, deel B, vermeld hout in de vorm

van plakjes, spanen, kleine stukjes,

zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel

of gedeeltelijk verkregen van:

- Platanus L. van oorsprong uit Armenië,

de Verenigde Staten of Zwitserland [19]


a) volgens een passend tijden


gedroogd tot een vochtgehalte van minder

dan 20 %, berekend op de droge stof,

of









(uur),

of


AIV.DA.RI.226






of het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer

[19]


V, deel B, vermeld hout in de vorm van

plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel,


gedeeltelijk verkregen uit Quercus L., van

oorsprong uit de Verenigde Staten


a) volgens een passend tijden



berekend op de droge stof,

of









(uur),

of







of het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer.

[19]

7.3. Bast, zonder andere delen, van

naaldbomen (Coniferales), van oorsprong uit


Officiële verklaring dat de bast, zonder andere

delen:

a) a) een adequate fumigatie heeft ondergaan






bestanddeel, de minimumtemperatuur van de

bast, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd

(uur), [20]

of

b) b) een adequate warmtebehandeling bij een



profiel van de bast (met inbegrip van de kern)



AIV.DA.RI.227

of het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer,

en

een officiële verklaring dat de bast na de

behandeling tot en met de uitvoer uit het land

dat de verklaring uitvaardigt, buiten het





vluchtseizoen, of met een beschermende

afdekking is vervoerd die ervoor zorgt dat geen

besmetting met Bursaphelenchus xylophilus

(Steiner et Bührer) Nickle et al. of de vector

kan plaatsvinden. [19][20]

8. / [19] / [19]

8.1 Planten van Coniferae, met uitzondering



Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden

voor de in bijlage III, deel A, punt 1, bedoelde

planten, een officiële verklaring dat, in voor-

komend geval, de planten in boomkwekerijen

zijn gekweekt en dat de plaats van productie vrij

is van Pissodes spp. (niet-Europese)

8.2 Planten van Coniferae, meer dan 3m hoog,

met uitzondering van vruchten en zaden,


Onverminderd de bepalingen die gelden voor de

in bijlage III, deel A, punt 1, en punt 8.1 van deze

rubriek bedoelde planten een officiële verklaring

dat, in voorkomend geval, de planten in

boomkwekerijen zijn gekweekt en dat de plaats

van productie vrij is van Scolytidae spp. (niet-

Europese)

9. Planten van Pinus L., bestemd voor opplant,



in bijlage III, deel A, punt 1, en de punten 8.1 en

8.2 van deze rubriek bedoelde planten, een

officiële verklaring dat sedert het begin van de

laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van

productie of in de onmiddellijke omgeving

daarvan geen symptomen van Scirrhia acicola

(Dearn.) Siggers of Scirrhia pini Funk et Parker

zijn waargenomen

10. Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea

A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en

Tsuga Carr., bestemd voor opplant, met



in bijlage III, deel A, punt 1, en de punten 8.1, 8.2

en 9 van deze rubriek bedoelde planten, een

officiële verklaring dat, in voorkomend geval,

sedert het begin van de laatste volledige

vegetatiecyclus op de plaats van productie of in

de onmiddellijke omgeving daarvan geen

symptomen van Melampsora medusae Thümen

zijn waargenomen

AIV.DA.RI.228

11.01. Planten van Quercus L., met


oorsprong uit de Verenigde Staten


in bijlage III, deel A, rubriek 2, bedoelde planten:

een officiële verklaring dat de planten van

oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is

dat ze vrij zijn van Ceratocystis fagacearum

(Bretz) Hunt.

11.1. Planten van Castanea Mill. en Quercus

L., met uitzondering van vruchten en zaden,



voor de in de bijlagen III, deel A, rubriek 2, en

IV, deel A, rubriek I, punt 11.01 bedoelde

planten: een officiële verklaring dat sedert het

begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op

de plaats van productie of in de onmiddellijke

omgeving daarvan geen symptomen van

Cronartium spp. (niet-Europese) zijn

waargenomen.

AIV.DA.RI.229


materialen

Bijzondere eisen

11.2 Planten van Castanea Mill. en Quercus L.,


van zaden


in bijlage III, deel A, punt 2, en punt 11.1 van

deze rubriek bedoelde planten, een officiële

verklaring dat :

a) de planten van oorsprong zijn uit gebieden

die bekend staan als zijnde vrij van

Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr, of

b) sedert het begin van de laatste volledige

vegetatiecyclus op de plaats van productie of

in de onmiddellijke omgeving daarvan geen

symptomen van Cryphonectria parasitica

(Murrill) Barr zijn waargenomen

11.3 Planten van Corylus L., bestemd voor

opplant, met uitzondering van zaden, van

oorsprong uit Canada en de Verenigde

Staten van Amerika

Officiële verklaring dat de planten in een

kwekerij verkregen zijn en :

a) van oorsprong zijn uit een gebied dat in het

land van uitvoer door de officiële organisatie

ter bescherming van planten van dat land

over-eenkomstig de desbetreffende

internationale normen voor fytosanitaire

maatregelen vrij is bevonden van

Anisogramma anomala (Peck) E. Müller, en

dat vermeld is op de in artikel 18, §§ 1 en 2,

van dit besluit bedoelde certificaten onder de

rubriek "Aanvullende verklaring"

of

b) van oorsprong zijn uit een plaats van

productie die in het land van uitvoer door de

officiële organisatie ter bescherming van

planten van dat land overeenkomstig de

desbetreffende internationale normen voor

fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden

van en vrij is verklaard van Anisogramma

anomala (Peck) E. Müller, na officiële

controles die in de laatste drie volledige

vegetatiecycli op de plaats van productie of in

de onmiddellijke nabijheid daarvan zijn

verricht, en die vermeld is op de in artikel 18,

§§ 1 en 2, van dit besluit bedoelde

certificaten onder de rubriek "Aanvullende

verklaring" en vrij is verklaard van

Anisogramma anomala (Peck) E. Müller

11.4. Planten van Fraxinus L., Juglans


Maxim., Ulmus davidiana Planch. en

Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., met

uitzondering van vruchten en zaden maar

inclusief afgesneden takken met of zonder

loof, van oorsprong uit Canada, China, de

Officiële verklaring dat de planten van oorsprong

zijn uit een gebied dat door de Raad of de

Commissie erkend is als zijnde vrij van Agrilus

planipennis Fairmaire. De naam van het gebied

moet worden vermeld op het fytosanitair


wederuitvoer [19]

AIV.DA.RI.230




[19]

11.5. Planten van Betula L., met uitzondering

van vruchten en zaden, maar inclusief

afgesneden takken van Betula L, met of

zonder loof [19]

Officiële verklaring dat de planten van oorsprong

zijn uit een land dat bekend staat als zijnde vrij

van Agrilus anxius Gory [19]

AIV.DA.RI.231


materialen

Bijzondere eisen

12. Planten van Platanus L., bestemd voor


oorsprong uit Armenië, de Verenigde

Staten of Zwitserland [19]

Officiële verklaring dat er sinds het begin van de

laatste volledige vegetatiecyclus geen

symptomen van Ceratocystis platani (J.M.

Walter) Engelbr. & T.C. Harr. zijn waargenomen

op de plaats van productie en in de onmiddellijke

nabijheid daarvan [19]

13.1 Planten van Populus L., bestemd voor


oorsprong uit derde landen



planten, een officiële verklaring dat sedert het




Melampsora medusae Thümen zijn

waargenomen

13.2 Planten van Populus L., met uitzondering


landen van het Amerikaanse vasteland


in bijlage III, deel A, punt 3, en punt 13.1 van


verklaring dat sedert het begin van de laatste

volledige vegetatiecyclus op de plaats van

productie of in de onmiddellijke omgeving

daarvan geen symptomen van Mycosphaerella

populorum G. E. Thompson zijn waargenomen

14. Planten van Ulmus L., bestemd voor


oorsprong uit Noord-Amerikaanse landen


in punt 11.4 van de onderhavige rubriek bedoelde

planten, een officiële verklaring dat sedert het




mycoplasma van floëemnecrose van Ulmus L.

zijn waargenomen [8]

15. / [19] / [19]

AIV.DA.RI.232


materialen

Bijzondere eisen

16. / [19] / [19]

16.1. Vruchten van Citrus L., Fortunella

Swingle, Poncirus Raf, en de hybriden

daarvan, van oorsprong uit derde landen

De vruchten moeten zijn ontdaan van bladeren en

steeltjes, en op de verpakking moet op adequate

wijze de oorsprong zijn vermeld

16.2 Vruchten van Citrus L., Fortunella




in de punten 16.1, 16.3, 16.4 en 16.5 van deze

rubriek bedoelde vruchten, een officiële

verklaring dat :

a) de vruchten van oorsprong zijn uit een land

dat door de Raad of de Commissie erkend is

als zijnde vrij van Xanthomonas campestris

(alle voor Citrus pathogene stammen) :

- alle derde landen in Europa waar

citrusvruchten worden geproduceerd,

Algerije, Egypte, Israël, Libië, Marokko,

Tunesië en Turkije;

- Afrika: Gambia, Ghana, Guinee, Kenia,

Sudan, Swaziland, Zimbabwe, Zuid-

Afrika en Zuid-Sudan; [17]

- Midden- en Zuid-Amerika en het

Caribisch gebied: Bahama's, Belize,

Chili, Colombia, Costa Rica, Cuba,

Dominicaanse Republiek, Ecuador, El

Salvador, Honduras, Jamaica, Mexico,

Nicaragua, Peru, Saint Lucia, Suriname,

Venezuela;

- Oceanië: Nieuw-Zeeland [5]

of

AIV.DA.RI.233


materialen

Bijzondere eisen

b) de vruchten van oorsprong zijn uit een gebied


als zijnde vrij van Xanthomonas campestris

(alle voor Citrus pathogene stammen), en dit

vermeld is op de in artikel 18, §§ 1 en 2, van

dit besluit bedoelde certificaten :

- Australië: New South Wales, de Northern

Territory, Queensland, South Australia,

Victoria en Western Australia; [17]

- Brazilië, met uitzondering van de staten

Maranhão, Mato Grosso, Mato Grosso do

Sul, Minas Gerais, Paraná, Rio Grande

do Sul, Roraima, Santa Catarina en São

Paulo; [17]

- Verenigde Staten van Amerika: Arizona,

Californië, Guam, Hawaii, Louisiana, de

Noordelijke Marianen, Puerto Rico,

Amerikaans Samoa, Texas en de

Amerikaanse Maagdeneilanden;

- Uruguay, met uitzondering van de

departementen Salto, Rivera en Paysandu

– benoorden de rivier Chapicuy [5]

c) hetzij

- in het kader van een officiële keurings- en

controleregeling sedert het begin van de

laatste volledige vegetatiecyclus op het

productieperceel en in de onmiddellijke


Xanthomonas campestris (alle voor Citrus

pathogene stammen) zijn waargenomen,

en

- geen van de op het productieperceel

geoogste vruchten symptomen heeft

vertoond van Xanthomonas campestris

(alle voor Citrus pathogene stammen),

en

AIV.DA.RI.234


materialen

Bijzondere eisen

- de vruchten zijn behandeld met producten

zoals natriumorthofenylfenolaat, en dit op

de in artikel 18, §§ 1 en 2, van dit besluit

bedoelde certificaten is aangegeven,

en

- de vruchten zijn verpakt in gebouwen of

verzendcentra die met het oog daarop zijn

geregistreerd,

hetzij :

- is voldaan aan een certificeringsregeling

die door de Raad of de Commissie is

erkend als gelijkwaardig aan

bovenstaande bepalingen





in de punten 16.1, 16.2, 16.3,16.4 en 16.5 van

deze rubriek bedoelde vruchten, een officiële

verklaring dat :

a) de vruchten van oorspong zijn uit een land


als zijnde vrij van Cercospora angolensis

Carv. et Mendes :

- alle derde landen in Noord-, Midden- of

Zuid-Amerika en in het Caribisch gebied,

Azië (met uitzondering van Bangladesh

en Jemen), Europa en Oceanië, waar

citrusvruchten worden geproduceerd;

[17] - alle derde landen in Afrika, waar

citrusvruchten worden geproduceerd, met

uitzondering van Angola, Centraal-

Afrikaanse Republiek, Democratische

Repubiek Congo, Gabon, Ghana, Guinee,

Kameroen, Kenia, Mozambique, Nigeria,

Uganda, Zambia en Zimbabwe [5] [17]

of

b) de vruchten van oorsprong zijn uit een gebied

dat erkend is als zijnde vrij van Cercospora

angolensis Carv. et Mendes, en dit vermeld

is op de in artikel 18, §§ 1 en 2, van dit

besluit bedoelde certificaten ;

of

AIV.DA.RI.235


materialen

Bijzondere eisen

c) sedert het begin van de laatste volledige

vegetatiecyclus op het productieperceel en in


symptomen van Cercospora angolensis Carv.

et Mendes zijn waargenomen,

en bij adequaat officieel onderzoek geen van

de op het productieperceel geoogste vruchten

symptomen van dit organisme heeft vertoond



daarvan, andere dan vruchten van

Citrus aurantium L., van oorsprong uit

derde landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor

de in de punten 16.1, 16.2, 16.3 en 16.5 van

deze rubriek bedoelde vruchten, een officiële

verklaring dat :

a) de vruchten van oorsprong zijn uit een land


als zijnde vrij van Guignardia citricarpa

Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen) :

- alle derde landen in Noord-, Midden- of

Zuid-Amerika (met uitzondering van

Argentinië, Brazilië en de Verenigde

Staten), het Caribisch gebied en Europa,

waar citrusvruchten worden

geproduceerd; [17]

- alle derde landen in Azië, waar


uitzondering van Bangladesh, Bhutan,

China, Filipijnen, Indonesië en Taiwan;

[17] - alle derde landen in Afrika, waar


uitzondering van Ghana, Kenia,

Mozambique, Swaziland, Zambia,

Zimbabwe en Zuid-Afrika; [17]

- alle derde landen in Oceanië, waar


uitzondering van Australië en Vanuatu [5]

of

b) de vruchten van oorsprong zijn uit een

gebied dat door de Raad of de Commissie

erkend is als zijnde vrij van Guignardia

citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene

stammen), en dit vermeld is op de in artikel

18, §§ 1 en 2, van dit besluit bedoelde

certificaten:

AIV.DA.RI.236


materialen

Bijzondere eisen

- Zuid-Afrika: Western Cape; Northern

Cape: de administratieve districten

Gordonia, Hartswater en Warrenton; [20]

- Australië: South Australia, Western

Australia en Northern Territory;

- China: alle gebieden, met uitzondering

van Sichuan, Yunnan, Guangdong,

Fujian en Zhejiang;

- Brazilië: alle gebieden, met uitzondering

van de staten Amazonas, Bahia, Espírito

Santo, Mato Grosso, Mato Grosso do

Sul, Minas Gerais, Paraná, Rio de

Janeiro, Rio Grande do Sul, Santa

Catarina en São Paulo; [5] [17]

- de Verenigde Staten: alle gebieden, met

uitzondering van Collier County, Hendry

County en Polk County in de staat

Florida; [17]

of

c) sedert het begin van de laatste volledige

vegetatiecyclus op het productieperceel en in


symptomen van Guignardia citricarpa Kiely

(alle voor Citrus pathogene stammen) zijn

waargenomen, en bij adequaat officieel

onderzoek geen van de op het

productieperceel geoogste vruchten

symptomen van dit organisme heeft vertoond;

of

d) de vruchten afkomstig zijn van een

productieperceel dat adequaat is behandeld

tegen Guignardia citricarpa Kiely (alle voor

Citrus pathogene stammen), en

bij adequaat officieel onderzoek geen van de

op het productieperceel geoogste vruchten

symptomen van dit organisme heeft vertoond



daarvan, van oorsprong uit niet-Europese

derde landen waar, naar bekend is,

Tephritidae (niet-Europese) op deze

vruchten voorkomen


in / [9] de punten 16.1, 16.2 en 16.3 van deze

rubriek bedoelde vruchten, een officiële

verklaring dat :

a) de vruchten van oorsprong zijn uit gebieden

die bekend staan als zijnde vrij van die

organismen, of, indien niet kan worden

voldaan aan deze eis,


vegetatiecyclus, bij officiële controles die

drie maanden vóór de oogst ten minste om de

maand zijn verricht, op de plaats van

productie en in de onmiddellijke omgeving

AIV.DA.RI.237

daarvan geen symptomen van die

organismen zijn waargenomen, en bij een

officieel onderzoek van de op de plaats van

productie geoogste vruchten op die vruchten

geen symptomen van die organismen zijn

aangetroffen, of, indien ook niet kan worden


AIV.DA.RI.238


materialen

Bijzondere eisen

c) bij een officieel onderzoek op representatieve

monsters is gebleken dat de vruchten vrij zijn

van die organismen, in alle stadia van hun

ontwikkeling, of, indien ook niet kan worden


d) de vruchten op een adequate wijze zijn

behandeld, dit is een acceptabele

warmtebehandeling met stoom, een koude-

behandeling of een snelvriesbehandeling

hebben ondergaan waarvan is aangetoond dat

zij doeltreffend is tegen deze organismen

zonder dat de vrucht wordt beschadigd, en,

wanneer dergelijke behandeling niet kan

worden toegepast, de vruchten chemisch zijn

behandeld, voor zover de communautaire

voorschriften dergelijke behandeling toestaan

17. Planten van Amelanchier Med.,





Roem., Pyrus L. en Sorbus L., bestemd voor



in bijlage III, deel A, de punten 9, 9.1 en 18, deel

B, punt 1, of bijlage IV, deel A, rubriek 1, punt

15, genoemde planten, een officiële verklaring

dat, in voorkomend geval :

a) de planten van oorsprong zijn uit landen die

door de Raad of de Commissie, als vrij van

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al., zijn

erkend

of

b) de planten van oorsprong zijn uit gebieden

die overeenkomstig de internationale norm

voor fytosanitaire maatregelen (International

Standard for Phytosanitary Measures) als

ziektevrij zijn aangemerkt ten aanzien van

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. en als

dusdanig zijn erkend door de Raad of de

Commissie,

of

c) de planten op het perceel van productie en in

de onmiddellijke nabijheid daarvan die

symptomen van Erwinia amylovora (Burr.)

Winsl. et al. vertoonden, zijn uitgewied

AIV.DA.RI.239


materialen

Bijzondere eisen



uitzondering van vruchten en zaden, en

planten van Araceae, Marantaceae,

Musaceae, Persea spp. en Strelitziaceae,

beworteld of met aanhangend of met

bijgevoegd groeimedium


in bijlage III, deel A, punt 16, bedoelde planten,

een officiële verklaring dat, in voorkomend geval

:

a) de planten van oorsprong zijn uit landen die

bekend staan als zijnde vrij van Radopholus

citrophilus Huettel et al. en Radopholus

similis (Cobb) Thorne, of


vegetatiecyclus representatieve monsters van

grond en wortels, afkomstig van de plaats van

productie, officieel nematologisch zijn

onderzocht op de aanwezigheid van ten minste

Radopholus citrophilus Huettel et al. en

Radopholus similis (Cobb) Thorne, en daarbij

vrij zijn bevonden van die schadelijke

organismen

18.1. Planten van Aegle Corrêa, Aeglopsis

Swingle, Afraegle Engl, Atalantia Corrêa,

Balsamocitrus Stapf, Burkillanthus

Swingle, Calodendrum Thunb., Choisya

Kunth, Clausena Burm. f., Limonia L.,

Microcitrus Swingle., Murraya J. Koenig

ex L., Pamburus Swingle, Severinia Ten.,

Swinglea Merr., Triphasia Lour. en Vepris

Comm., met uitzondering van vruchten

(maar inclusief zaden); en zaden van

Citrus L., Fortunella Swingle en Poncirus

Raf., en de hybriden daarvan, van

oorsprong uit derde landen [19]


planten in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten

18.2 en 18.3, een officiële verklaring dat de

planten van oorsprong zijn uit een land dat door

de Raad of de Commissie erkend is als zijnde vrij

van Candidatus Liberibacter spp., de veroorzaker

van Huanglongbing-ziekte bij

citrusvruchten/citrus greening [19]

18.2. Planten van Casimiroa La Llave, Clausena

Burm. f., Vepris Comm, Zanthoxylum L.,

met uitzondering van vruchten en zaden,

van oorsprong uit derde landen [19]


in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 18.1 en

18.3, vermelde planten, een officiële verklaring

dat:

a) de planten van oorsprong zijn uit een land

waarvan bekend is dat Trioza erytreae Del

Guercio er niet voorkomt,

of

b) de planten van oorsprong zijn uit een gebied

dat door de nationale plantenziektekundige dienst

overeenkomstig de desbetreffende internationale

normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is

bevonden van Trioza erytreae Del Guercio, en

dat is vermeld op het fytosanitair certificaat of


AIV.DA.RI.240

onder de rubriek “Aanvullende verklaring” [19]

18.3. Planten van Aegle Corrêa, Aeglopsis

Swingle, Afraegle Engl., Amyris P.

Browne, Atalantia Corrêa, Balsamocitrus

Stapf, Choisya Kunth, Citropsis Swingle &

Kellerman, Clausena Burm. f.,

Eremocitrus Swingle, Esenbeckia Kunth.,

Glycosmis Corrêa, Limonia L., Merrillia

Swingle, Microcitrus Swingle, Murraya J.

Koenig ex L., Naringi Adans., Pamburus

Swingle, Severinia Ten., Swinglea Merr.,

Tetradium Lour., Toddalia Juss., Triphasia

Lour., Vepris Comm., Zanthoxylum L., met


oorsprong uit derde landen [19]


in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 18.1 en

18.2, vermelde planten, een officiële verklaring

dat:


waarvan bekend is dat Diaphorina citri

Kuway er niet voorkomt,

of

b) de planten van oorsprong zijn uit een

gebied dat door de nationale

plantenziektekundige dienst overeenkomstig de


fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van

Diaphorina citri Kuway en dat is vermeld op het

fytosanitair certificaat of het fytosanitair

certificaat voor wederuitvoer onder de rubriek

“Aanvullende verklaring” [19]

19.1. Planten van Crataegus L., bestemd voor


oorsprong uit landen waar, naar bekend is,

Phyllosticta solitaria Ell. et Ev. voorkomt


in bijlage III, deel A, punt 9, en in de punten 15

en 17 van deze rubriek bedoelde planten, een

officiële verklaring dat sedert het begin van de

laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op

de plaats van productie geen symptomen van

Phyllosticta solitaria Ell. et Ev. zijn

waargenomen

19.2 Planten van Cydonia Mill., Fragaria L.,

Malus Mill., Prunus L., Pyrus L., Ribes L.,

Rubus L., bestemd voor opplant, met

uitzondering van zaden, van oorsprong uit

landen waar, naar bekend is, de voor deze

planten schadelijke organismen op de

betrokken geslachten voorkomen

Het betreft :

- op Fragaria L.:

Phytophthora fragariae Hickman var.

fragariae

Arabis mosaic virus

Raspberry ringspot virus

Strawberry crinkle virus


Strawberry mild yellow edge virus



King


in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en de in

punten 15 en 17 van deze rubriek bedoelde

planten, een officiële verklaring dat, in

voorkomend geval, sedert het begin van de

laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op

de plaats van productie geen symptomen van die

schadelijke organismen zijn waargenomen

http://en.wikipedia.org/wiki/Diaphorina_citri

http://en.wikipedia.org/wiki/Diaphorina_citri

AIV.DA.RI.241


materialen

Bijzondere eisen

- op Malus Mill.:

Phyllosticta solitaria Ell. et Ev.

- op Prunus L.:

Apricot chlorotic leafroll mycoplasm


(Smith) Dye

- op Prunus persica (L.) Batsch:



- op Pyrus L.:

Phyllosticta solitaria Ell. et Ev.

op Rubus L.:

Arabis mosaic virus




- op alle soorten :

niet-Europese virussen en virusachtige

organismen

20. Planten van Cydonia Mill. en Pyrus L.,


van zaden, van oorsprong uit landen waar,

naar bekend is, Pear decline mycoplasm

voorkomt


in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en de

punten 15, 17 en 19.2 van deze rubriek bedoelde

planten, een officiële verklaring dat de planten op

de plaats van productie en in de onmiddellijke

omgeving daarvan, die symptomen hebben

vertoond waardoor wordt vermoed dat zij zijn

besmet met Pear decline mycoplasm, gedurende

de laatste drie volledige vegetatiecycli op die

plaats zijn uitgewied

21.1 Planten van Fragaria L., bestemd voor



voor deze planten schadelijke organismen

voorkomen.


in bijlage III, deel A, punt 18, en in punt 19.2 van


verklaring dat :

a) de planten, met uitzondering van zaailingen,

Het betreft :

- Strawberry latent 'C' virus

- Strawberry vein banding virus

- Strawberry witches' broom mycoplasm

- ofwel officieel zijn gecertificeerd in het

kader van een certificeringsregeling

waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn

voortkomen uit materiaal dat onder

adequate omstandigheden in stand is

gehouden en dat officieel is getoetst op ten

minste de genoemde schadelijke

organismen, waarbij adequate indicatoren

of daaraan gelijkwaar-dige methoden zijn

gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn

bevonden van deze schadelijke

organismen,

AIV.DA.RI.242


materialen

Bijzondere eisen

- ofwel in rechte lijn voortkomen uit

materiaal dat onder adequate

omstandigheden in stand is gehouden en

dat gedurende de laatste drie volledige

vegetatiecycli ten minste éénmaal officieel

is getoetst op ten minste de genoemde

schadelijke organismen, waarbij adequate

indicatoren of daaraan gelijk-waardige

methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing

vrij zijn bevonden van deze schadelijke

organismen,


vegetatiecyclus op de planten op de plaats van

productie of op vatbare planten in de

onmiddellijke omgeving daarvan, geen

symptomen van de genoemde schadelijke

organismen zijn waargenomen




Aphelenchoides besseyi Christie voorkomt


in bijlage III, deel A, punt 18, en in de punten

19.2 en 21.1 van deze rubriek bedoelde planten,

een officiële verklaring dat :

a) ofwel sedert het begin van de laatste volledige


productie geen symptomen van

Aphelenchoides besseyi Christie zijn

waargenomen

b) ofwel, wat betreft planten in weefselcultuur,

de planten verkregen zijn van planten die

voldoen aan de onder a) genoemde eisen of

door middel van adequate nematologische

methoden officieel zijn getoetst en vrij zijn

bevonden van Aphelenchoides besseyi

Christie





19.2, 21.1 en 21.2 van deze rubriek bedoelde

planten, een officiële verklaring dat de planten

van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend

staat als zijnde vrij van Anthonomus signatus Say

en Anthonomus bisignifer (Schenkling)

22.1 Planten van Malus Mill., bestemd voor



de voor deze planten schadelijke

organismen voorkomen op Malus Mill.


in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, bijlage III,

deel B, punt 1, en in de punten 15, 17 en 19.2 van


verklaring dat :

AIV.DA.RI.243


materialen

Bijzondere eisen

Het betreft :

- Cherry rasp leaf virus (Amerikaans)

- Tomato ringspot virus

a) de planten :






gehouden en dat officieel is getoetst op

ten minste de genoemde schadelijke


of daaraan gelijkwaardige methoden zijn


bevonden van deze schadelijke

organismen

- ofwel in rechte lijn voort komen uit




vegetatiecycli ten minste éénmaal

officieel is getoetst op ten minste de

genoemde schadelijke organismen,

waarbij adequate indicatoren of daaraan

gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en

bij die toetsing vrij zijn bevonden van

deze schadelijke organismen,

b) sedert het begin van de laatste drie volledige

vegetatiecycli op de planten op de plaats van



symptomen van de genoemde schadelijke


22.2 Planten van Malus Mill., bestemd voor



Apple proliferation mycoplasm voorkomt


in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, bijlage III,

deel B, punt 1, en in de punten 15, 17, 19.2 en

22.1 van deze bijlage bedoelde planten, een

officiële verklaring dat :


die bekend staan als zijnde vrij van Apple

proliferation mycoplasm, of

AIV.DA.RI.244


materialen

Bijzondere eisen

b) aa) de planten, met uitzondering van

zaailingen,

- ofwel officieel zijn gecertificeerd in

het kader van een

certificeringsregeling waarbij wordt

geëist dat zij in rechte lijn voortkomen

uit materiaal dat onder adequate

omstandigheden in stand is gehouden

en dat officieel is getoetst op ten

minste Apple proliferation

mycoplasm, waarbij adequate indica-

toren of daaraan gelijkwaardige

methoden zijn gebruikt, en bij die

toetsing vrij zijn bevonden van dat

schadelijk organisme,




en dat gedurende de laatste zes

volledige vegetatiecycli ten minste

éénmaal officieel is getoetst op ten

minste Apple proliferation

mycoplasm, waarbij adequate

indicatoren of daaraan gelijkwaardige



schadelijk organisme

bb) sedert het begin van de laatste drie

volledige vegetatiecycli op de planten op

de plaats van productie of op vatbare

planten in de onmiddellijke omgeving

daarvan, geen symptonen van door Apple

proliferation mycoplasm veroorzaakte

ziekten zijn waargenomen

23.1 Planten van de volgende soorten van

Prunus L., bestemd voor opplant, met


landen waar, naar bekend is, Plum pox

virus voorkomt :


in bijlage III, deel A, de punten 9 en 18, en in de

punten 15 en 19.2 van deze rubriek bedoelde

planten, een officiële verklaring dat :

AIV.DA.RI.245


materialen

Bijzondere eisen

- Prunus amygdalus Batsch

- Prunus armeniaca L.

- Prunus blireiana Andre

- Prunus brigantina Vill.

- Prunus cerasifera Ehrh.

- Prunus cistena Hansen

- Prunus curdica Fenzl et Fritsch.



C.K. Schneid.

- Prunus domestica ssp. italica

(Borkh.)

a) de planten, met uitzondering van zaailingen,


kader van een certificeringsregeling,





minste Plum pox virus, waarbij adequate



vrij zijn bevonden van dat schadelijk

organisme

Hegi

- Prunus glandulosa Thunb.

- Prunus holosericea Batal.

- Prunus hortulana Bailey

- Prunus japonica Thunb.


Koehne

- Prunus maritima Marsh.

- Prunus mume Sieb. et Zucc.

- Prunus nigra Ait.

- Prunus persica (L.) Batsch

- Prunus salicina L.

- Prunus sibirica L.

- Prunus simonii Carr.

- Prunus spinosa L.

- Prunus tomentosa Thunb.

- Prunus triloba Lindl.

- andere voor het Plum pox virus

vatbare soorten van Prunus L.

- ofwel in rechte lijn voorkomen uit





is getoetst op ten minste Plum pox virus,

waarbij adequate indicatoren of daaraan

gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en

bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat

schadelijke organisme





ziektesymptomen van Plum pox virus zijn

waargenomen

c) de planten op de plaats van productie, die

ziektesymptomen van andere virussen of

virusachtige pathogenen hebben vertoond,

zijn uitgewied

23.2 Planten van Prunus L., bestemd voor

opplant :

a) van oorsprong in landen waar, naar

bekend is, de onderstaande schadelijke

organismen voorkomen op Prunus L.

b) met uitzondering van zaden, van

oorsprong uit landen waar, naar


organismen voorkomen

c) met uitzondering van zaden, van


waar, naar bekend is, de onderstaande

schadelijke organismen voorkomen

Het betreft :

- in geval a) :

- Tomato ringspot virus


in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en in de

punten 15, 19.2 en 23.1 van deze rubriek

bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in

voorkomend geval :

a) de planten :









of daaraan gelijkwaar-dige methoden zijn


bevonden van die schadelijke organismen

AIV.DA.RI.246


materialen

Bijzondere eisen

- in geval b) :

- Cherry rasp leaf virus (Amerikaans)

- Peach mosaic virus (Amerikaans)

- Peach phony rickettsia

- Peach rosette mycoplasm

- Peach yellows mycoplasm

- Plum line pattern virus (Amerikaans)

- Peach X-disease mycoplasm

-in geval c) :

- Little cherry pathogen






is getoetst op ten minste de genoemde

schadelijke organismen, waarbij adequate



vrij zijn bevonden van die schadelijke

organismen





symptomen van door de genoemde

schadelijke organismen veroorzaakte ziekten

zijn waargenomen

24. Planten van Rubus L., bestemd voor opplant,

a) van oorsprong uit landen waar, naar


organismen voorkomen op Rubus L.

b) met uitzondering van zaden, van

oorsprong uit landen waar, naar bekend

is, de onderstaande schadelijke

organismen voorkomen

Het betreft:

- in geval a) :


Black raspberry latent virus

Cherry leafroll virus

Prunus necrotic ringspot virus

- in geval b) :

Raspberry leaf curl virus

(Amerikaans)

Cherry rasp leaf virus (Amerikaans)

Onverminderd de eisen die gelden voor de in

punt 19.2 bedoelde planten :

a) de planten moeten vrij zijn van aphididae

(bladluizen), inclusief eieren daarvan

b) een officiële verklaring dat :

aa) de planten :

- ofwel officieel zijn gecertificeerd in

het kader van een





en dat officieel is getoetst op ten


organismen, waarbij adequate



toetsing vrij zijn bevonden van die

schadelijke organismen

AIV.DA.RI.247


materialen

Bijzondere eisen




en dat gedurende de laatste drie

volledige vegetatiecycli ten minste

éénmaal officieel is getoetst op ten


organismen, waarbij adequate



toetsing vrij zijn bevonden van die

schadelijke organismen,


volledige vegetatiecycli op de planten op

de plaats van productie of op vatbare

planten in de onmiddellijke omgeving

daarvan, geen symptomen van door de

genoemde schadelijke organismen

veroorzaakte ziekten zijn waargenomen

25.1 Knollen van Solanum tuberosum L., van


is, Synchytrium endobioticum

(Schilbersky) Percival voorkomt


voor de in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en

12, bedoelde planten, een officiële verklaring dat

:

a) de knollen van oorsprong zijn uit gebieden



Percival (alle rassen behalve ras 1, het

gewone Europese ras), en sedert het begin

van een adequate periode geen symptomen

van Synchytrium endobioticum (Schilbersky)

Percival zijn waargenomen op de plaats van

productie noch in de onmiddellijke omgeving

daarvan, of

b) in het land van oorsprong de hand is

gehouden aan bepalingen die door de Raad of

de Commissie als gelijkwaardig zijn erkend

aan de communautaire bepalingen inzake de

bestrijding van Synchytrium endobioticum

(Schilbersky) Percival

25.2 Knollen van Solanum tuberosum L., Onverminderd de in bijlage III, deel A, punten

10, 11 en 12 en de in punt 25.1 van deze rubriek

bedoelde bepalingen, een officiële verklaring dat

:

AIV.DA.RI.248


materialen

Bijzondere eisen

a) de knollen van oorsprong zijn uit landen die

bekend staan als zijnde vrij van Clavibacter


(Spieckermann en Kotthoff) Davis et al., of

b) in het land van oorsprong de hand is

gehouden aan bepalingen die door de Raad of

de Commissie als gelijkwaardig zijn erkend

aan de communautaire bepalingen inzake de

bestrijding van Clavibacter michiganensis

ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff)

Davis et al.

25.3 Knollen van Solanum tuberosum L., met

uitzondering van nieuwe aardappelen, van


Potato spindle tuber viroid voorkomt


in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en 12, en in

de punten 25.1 en 25.2 van deze rubriek bedoelde

knollen moet kieming onmogelijk zijn gemaakt

25.4 Knollen van Solanum tuberosum L.,



in bijlage III, deel A, de punten 10, 11 en 12, en

in de punten 25.1, 25.2 en 25.3 van deze rubriek

bedoelde knollen, een officiële verklaring dat de

knollen van oorsprong zijn van een veld dat

bekend staat als zijnde vrij van Globodera

rostochiensis (Wollenweber) Behrens en

Globodera pallida (Stone) Behrens

en

aa) de knollen van oorsprong zijn uit gebieden


Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi

et al., of

bb) uit gebieden waarvan bekend is dat er


et al.voorkomt, maar de knollen van

oorsprong zijn van een plaats van productie

die vrij van Ralstonia solanacearum

(Smith) Yabuuchi et al. bevonden is, of

geacht wordt ervan vrij te zijn omdat een,

door de Raad of de Commissie vast te

stellen, adequate behandeling voor de

uitroeiing van Ralstonia solanacearum

(Smith) Yabuuchi et al. is toegepast [19]

en :

cc) de knollen van oorsprong zijn uit gebieden

waarvan bekend is dat Meloidogyne

chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en

Meloidogyne fallax Karssen er niet

voorkomen, of

AIV.DA.RI.249


materialen

Bijzondere eisen

dd) in gebieden waarvan bekend is dat

Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle

populaties) en Meloidogyne fallax Karssen

er voorkomen:

- de knollen afkomstig zijn van een

productieplaats die bij een jaarlijks

onderzoek op grond van een visuele

controle, op daartoe geschikte

tijdstippen, van gastheerplanten, alsmede

een visuele controle, onmiddellijk na de

oogst van de op die productieplaats

geteelde aardappelen, van zowel hele als

doorgesneden knollen, vrij is bevonden

van Meloidogyne chitwoodi Golden et

al. (alle populaties) en Meloidogyne

fallax Karssen, of

- onmiddellijk na de oogst van de knollen

een aselect monster is genomen dat door

middel van een daartoe geschikte

inductiemethode op symptomen is

onderzocht dan wel in een laboratorium

is getest, alsmede zowel hele als

doorgesneden knollen visueel zijn

gecontroleerd op daartoe geschikte

tijdstippen maar in ieder geval op het

ogenblik dat de colli of de containers,

voordat zij in de handel worden

gebracht, zijn gesloten overeenkomstig

de in Richtlijn 66/403/EEG van de Raad

terzake vastgestelde voorschriften, en

geen symptomen van Meloidogyne

chitwoodi Golden et al. (alle populaties)

en Meloidogyne fallax Karssen zijn

waargenomen.

25.4.1. Knollen van Solanum tuberosum L.,

andere dan bestemd voor opplant [8]



25.1, 25.2 en 25.3 van de onderhavige rubriek

vermelde knollen, een officiële verklaring dat de

knollen van oorsprong zijn uit gebieden waarvan

bekend is dat Ralstonia solanacearum (Smith)

Yabuuchi et al. er niet voorkomt [8] [19]

25.4.2. Knollen van Solanum tuberosum L. [8] Onverminderd de bepalingen die gelden voor de

in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en 12, en in

de punten 25.1, 25.2, 25.3, 25.4 en 25.4.1 van de

onderhavige rubriek vermelde knollen, een

officiële verklaring dat de knollen:

a) van oorsprong zijn uit een land waarvan

AIV.DA.RI.250

bekend is dat Scrobipalpopsis solanivora

Povolny er niet voorkomt, of

b) van oorsprong zijn uit een gebied dat door de

nationale plantenziektekundige dienst




Scrobipalpopsis solanivora Povolny [8]

25.5. Planten van Solanaceae, bestemd voor



Potato stolbur mycoplasm voorkomt


voor de in bijlage III, deel A, punten 10, 11, 12

en 13, en in de punten 25.1, 25.2, 25.3 en 25.4

van deze rubriek bedoelde knollen, een officiële

verklaring dat sedert het begin van de laatste

volledige vegetatiecyclus op de planten op de

plaats van productie geen symptomen van Potato

stolbur mycoplasm zijn waargenomen

AIV.DA.RI.251


materialen

Bijzondere eisen


opplant, met uitzondering van knollen van

Solanum tuberosum L. en zaden van

Solanum lycopersicum L., van oorsprong

uit landen waar, naar bekend is, Potato

spindle tuber viroid voorkomt [19]


in bijlage III, deel A, punten 11 en 13, en in punt

25.5 van deze rubriek bedoelde planten, een

officiële verklaring dat, in voorkomend geval,



productie geen symptomen van Potato spindle

tuber viroid zijn waargenomen

25.7. Planten van Capsicum annuum L., Solanum

lycopersicum L., Musa L., Nicotiana L. en

Solanum melongena L.., bestemd voor


oorsprong uit landen waarvan bekend is dat


et al. er voorkomt [19]


in bijlage III, deel A, punten 11 en 13, en in de

punten 25.5 en 25.6 van de onderhavige rubriek

vermelde planten, een officiële verklaring dat, in

voorkomend geval:


die bekend staan als zijnde vrij van Ralstonia


of


vegetatiecyclus op de planten op de plaats

van productie geen symptomen van

Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et

al. zijn waargenomen [19]

25.8. / [8] / [8]

26. Planten van Humulus lupulus L., bestemd


Officiële verklaring dat sedert het begin van de

laatste volledige vegetatiecyclus op hopplanten

op de plaats van productie geen symptomen van

Verticillium albo-atrum Reinke en Berthold en

Verticillium dahliae Klebahn zijn waargenomen

27.1. Planten van Dendranthema (DC.) Des

Moul., Dianthus L. en Pelargonium l'Hérit.

ex Ait, bestemd voor opplant, met



aa) de planten van oorsprong zijn uit een gebied

dat door de nationale plantenziektekundige

dienst overeenkomstig de desbetreffende



Helicoverpa armigera (Hübner) en

Spodoptera littoralis (Boisd.),

of

a) sedert de laatste volledige vegetatiecyclus op

de plaats van productie geen tekenen van

Helicoverpa armigera (Hübner) of

Spodoptera littoralis (Boisd.) zijn

AIV.DA.RI.252

waargenomen,

of

b) de planten adequaat zijn behandeld om ze

tegen vorengenoemde organismen te

beschermen [19]

AIV.DA.RI.253


materialen

Bijzondere eisen

27.2. Planten van Dendranthema (DC.) Des

Moul, Dianthus L. en Pelargonium l'Hérit.

ex Ait., met uitzondering van zaden [19]


bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 27.1, vermelde

planten, een officiële verklaring dat:

aa) de planten van oorsprong zijn uit een gebied

dat door de nationale plantenziektekundige



maatregelen vrij is bevonden van Spodoptera

eridania (Cramer), Spodoptera frugiperda

Smith en Spodoptera litura (Fabricius),

of

a) sedert het begin van de laatste volledige

vegetatiecyclus op de plaats van productie

geen tekenen van Spodoptera eridania

(Cramer), Spodoptera frugiperda Smith, of

Spodoptera litura (Fabricius) zijn

waargenomen,

of

b) de planten adequaat zijn behandeld om ze

tegen vorengenoemde organismen te

beschermen [19]

28. Planten van Dendranthema (DC.) Des

Moul., bestemd voor opplant, met


Onverminderd de eisen die gelden voor de in de

punten 27.1 en 27.2 bedoelde planten, een


a) de planten ten hoogste van de derde generatie

zijn en voortkomen uit materiaal dat bij

virologische tests vrij is bevonden van

Chrysanthemum stunt viroid, of in rechte lijn

voortkomen uit materiaal waarvan een

representatief monster van ten minste 10 %

bij een officiële controle tijdens de bloeitijd

vrij is bevonden van Chrysanthemum stunt

viroid

b) de planten of stekken :

- afkomstig zijn van bedrijven die in de

laatste drie maanden vóór het verzenden

ten minste éénmaal per maand officieel

zijn gecontroleerd en op deze bedrijven in

deze periode geen symptomen van

Puccinia horiana Hennings zijn

waargenomen en in de onmiddellijke

omgeving waarvan, voor zover bekend,

geen symptomen van Puccinia horiana

Hennings zijn opgetreden in de laatste drie

maanden vóór de uitvoer, of

- adequaat zijn behandeld tegen Puccinia

AIV.DA.RI.254

horiana Hennings

c) bij stekken zonder wortels geen symptomen

van Didymella ligulicola (Baker, Dimock et

Davis) v. Arx zijn waargenomen op de

stekken of planten waarvan de stekken

afkomstig zijn, of dat, bij stekken met

wortels, geen symptomen van Didymella

ligulicola (Baker, Dimock et Davis) v. Arx

zijn waargenomen op de stekken of op het

kweekbed

AIV.DA.RI.255


materialen

Bijzondere eisen

28.1. Voor opplant bestemde planten van

Dendranthema (DC.) Des Moul. en Solanum

lycopersicum L., met uitzondering van

zaden [8] [19]


bijlage III, deel A, punt 13, en in de punten 25.5,

25.6, 25.7, 27.1, 27.2 en 28 van de onderhavige

rubriek vermelde planten, een officiële

verklaring dat de planten:

a) permanent zijn geteeld in een land dat vrij

is van het chrysantenstengelnecrosevirus,

of

b) permanent zijn geteeld in een gebied dat

door de nationale plantenziektekundige

dienst van het land van uitvoer



maatregelen vrij is bevonden van het

chrysantenstengelnecrosevirus, of

c) permanent zijn geteeld op een plaats van

productie die vrij is bevonden van het

chrysantenstengelnecrosevirus en die in

dat verband aan officiële controles en,

waar nodig, tests wordt onderworpen [8]

29. Planten van Dianthus L., bestemd voor



punten 27.1 en 27.2 bedoelde planten, een


- de planten voortkomen uit moederplanten die

bij ten minste éénmaal in de voorgaande twee

jaar uitgevoerde officieel erkende tests vrij

zijn bevonden van Erwinia chrysanthemi pv.

dianthicola (Hellmers) Dickey, Pseudomonas

caryophylli (Burkholder) Starr et Burkholder

en Phialophora cinerescens (Wollenw.) Van

Beyma

- op de planten geen symptomen van boven-

genoemde schadelijke organismen zijn

waargenomen

30. Bollen van Tulipa L. en Narcissus L., met

uitzondering van die waarvan uit de

verpakking of op enige andere wijze blijkt

dat zij bestemd zijn voor directe verkoop

aan eindverbruikers die zich niet

beroepshalve bezighouden met de productie

van snijbloemen


laatste volledige vegatiecyclus op de planten

geen symptomen van Ditylenchus dipsaci (Kühn)

Filipjev zijn waargenomen

31. Planten van Pelargonium L'Hérit. ex Ait.,


zaden, van oorsprong uit landen waar, naar

bekend is, Tomato ringspot virus voorkomt


punten 27.1 en 27.2 bedoelde planten,

a) waar Xiphinema americanum Cobb Een officiële verklaring dat de planten :

AIV.DA.RI.256

sensu lato (niet-Europese populaties) of

andere vectoren van Tomato ringspot

virus voor zover bekend niet voorkomen

a) rechtstreeks afkomstig zijn uit productie-

plaatsen die bekend staan als zijnde vrij van

Tomato ringspot virus, of

b) ten hoogste van de vierde generatie zijn en

voortkomen uit moederplanten die bij

officieel erkende virologische tests vrij zijn

bevonden van Tomato ringspot virus

b) waar, naar bekend is,

Xiphinema americanum Cobb sensu lato

(niet-Europese populaties) of andere

vectoren van Tomato ringspot virus voor

zover bekend voorkomen

Een officiële verklaring dat de planten :

a) rechtstreeks afkomstig zijn van productie-

plaatsen waarvan de grond of de planten

bekend staan als zijnde vrij van Tomato

ringspot virus, of

b) ten hoogste van de tweede generatie zijn en

voortkomen uit moederplanten die bij

officieel erkende virologische tests vrij zijn

bevonden van Tomato ringspot virus

AIV.DA.RI.257


materialen

Bijzondere eisen

32.1 Planten van kruidachtige soorten, bestemd

voor opplant, met uitzondering van :

- bollen,

- stengelknollen,

- planten van de famillie Gramineae,

- wortelstokken,

- zaden,

- knollen,

van oorsprong uit derde landen, waar, voor

zover bekend is, Liriomyza sativae

(Blanchard) en Amauromyza maculosa

(Malloch) voorkomen [17]

Onverminderd de eisen die gelden voor de

planten in bijlage IV, deel A, rubriek I , punten

27.1, 27.2, 28 en 29, in voorkomend geval, een

officiële verklaring dat de planten in kwekerijen

zijn verkregen en :




overeenkomstig de desbetreffende interna-

tionale normen voor fytosanitaire

maatregelen vrij is bevonden van Liriomyza

sativae (Blanchard) en Amauromyza

maculosa (Malloch), en dat vermeld is op de

in artikel 18, §§ 1 en 2, van dit besluit

bedoelde certificaten onder de rubriek

"Aanvullende verklaring"

of


productie die door de nationale officiële

organisatie ter bescherming van planten van

dat land overeenkomstig de desbetreffende


maatregelen vrij is bevonden van Liriomyza


maculosa (Malloch), en die vermeld is op de

in artikel 18, §§ 1 en 2, van dit besluit


"Aanvullende verklaring", en bij officiële

controles die in de laatste drie maanden

vóór de uitvoer ten minste eens in de maand

zijn verricht, vrij is verklaard van Liriomyza


maculosa (Malloch)

of

c) vlak voor de uitvoer adequaat zijn

behandeld tegen Liriomyza sativae


(Malloch) en officieel zijn gecontroleerd

en vrij zijn bevonden van Liriomyza


maculosa (Malloch). Nadere gegevens

over de behandeling moeten worden

vermeld op de in artikel 18, §§ 1 en 2,

van dit besluit bedoelde certificaten

of

d) van oorsprong zijn van teeltmateriaal

(explantaat) dat vrij is van Liriomyza


maculosa (Malloch); in vitro in een

steriel medium zijn gekweekt, onder

AIV.DA.RI.258

steriele omstandigheden die de

mogelijkheid van besmetting met

Liriomyza sativae (Blanchard) en

Amauromyza maculosa (Malloch)

uitsluiten; en onder steriele

omstandigheden in doorzichtige

containers zijn vervoerd [19]

AIV.DA.RI.259


materialen

Bijzondere eisen

32.2 Snijbloemen van Dendranthema (DC) Des.

Moul., Dianthus L., Gypsophila L. en

Solidago L., en bladgroenten van Apium

graveolens L. en Ocimum

Officiële verklaring dat de snijbloemen en de

bladgroenten :

- van oorsprong zijn uit een land dat vrij is van

Liriomyza sativae (Blanchard) en

Amauromyza maculosa (Malloch),

of

- vlak vóór de uitvoer zijn gecontroleerd en

vrij zijn bevonden van Liriomyza sativae


(Malloch)

32.3 Planten van kruidachtige soorten, bestemd


- bollen,

- stengelknollen,


- wortelstokken,

- zaden,

- knollen,

van oorsprong uit derde landen,



27.1, 27.2, 28, 29 en 32.1,een officiële verklaring

dat :

a) de planten van oorsprong zijn uit een gebied

dat bekend staat als zijnde vrij van Liriomyza

huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza

trifolii (Burgess)

of

b) op de plaats van productie bij officiële

controles die in de laatste drie maanden vóór

de oogst ten minste eens in de maand zijn

verricht, geen tekenen zijn waargenomen die

wijzen op aanwezigheid van Liriomyza

huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii

(Burgess)

of

c) de planten vlak vóór de uitvoer zijn

gecontroleerd en vrij zijn bevonden van

Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en

Liriomyza trifolii (Burgess) en adequaat

behandeld zijn tegen Liriomyza

huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza

trifolii (Burgess)

of

d) de planten van oorsprong zijn uit

teeltmateriaal (explantaat) dat vrij is van


Liriomyza trifolii (Burgess); in vitro zijn

geteeld in een steriel medium, onder




Liriomyza trifolii (Burgess) uitsluiten; en

onder steriele omstandigheden in

doorzichtige containers zijn vervoerd

[19]

33. Bewortelde planten, opgeplant of bestemd Officiële verklaring dat:

AIV.DA.RI.260

voor opplant, geteeld in de koude grond [19] a) de plaats van productie bekend staat als

zijnde vrij van Clavibacter michiganensis

ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff)

Davis et al. en Synchytrium endobioticum

(Schilbersky) Percival,

en

b) de planten van oorsprong zijn van een perceel

dat bekend staat als zijnde vrij van Globodera

pallida (Stone) Behrens en Globodera

rostochiensis (Wollenweber) Behrens [19]

AIV.DA.RI.261


materialen

Bijzondere eisen

34. Aan planten aanhangende, of daarbij

gevoegde grond en groeimedium, geheel of

gedeeltelijk bestaande uit grond of vaste

organische stoffen zoals plantendelen,

humus met turf of schors, of vaste

anorganische stof bestemd om de

levenskracht van de planten te handhaven,

van oosprong uit :

- Turkije,

- Wit-Rusland, Georgië, Moldavië,

Rusland, Oekraïne,

- andere niet- Europese landen dan

Algerije, Egypte, Israël, Libië, Marokko,

Tunesië

Officiële verklaring dat :

a) het groeimedium op het tijdstip van het

planten :

- ofwel vrij was van grond of organische

bestanddelen,

- ofwel vrij was van insecten en schadelijke

nematoden, en op adequate wijze was

onderzocht of met warmte behandeld of

gefumigeerd zodat het vrij was van

andere schadelijke organismen,

- ofwel een adequate warmtebehandeling

of fumigatie had ondergaan zodat het

vrij was schadelijke organismen, en

b) sedert het planten :

- ofwel passende maatregelen zijn

genomen om te garanderen dat het

groeimedium vrij is gebleven van

schadelijke organismen,

- ofwel de planten in de laatste twee weken

vóór de verzending van het groeimedium

zijn losgeschud, waarbij alleen nog een

minimumhoeveelheid bleef aanhangen,

nodig voor het behoud van de

levenskracht tijdens het vervoer, en,

indien heraangeplant, het daartoe

gebruikte groeimedium voldeed aan de

onder a) gestelde eisen

35.1 Planten van Beta vulgaris L., bestemd



laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van

productie geen symptomen van Beet curly top

virus (niet-Europese isolaten) zijn waargenomen

35.2 Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor



Beet leaf curl virus voorkomt


punt 35.1 bedoelde planten, een officiële

verklaring dat:

a) voor zover bekend, in het productiegebied

geen Beet leaf curl virus voorkomt, en




symptomen van Beet leaf curl virus zijn

waargenomen

AIV.DA.RI.262


materialen

Bijzondere eisen

36.1 Planten, bestemd voor opplant, met uitzon-

dering van :

- bollen,

- stengelknollen,

- wortelstokken,

- zaden,

- knollen,

van oorsprong uit derde landen



27.1, 27.2, 28, 29, 31, 32.1 en 32.3, een officiële

verklaring dat de planten in kwekerijen zijn

verkregen en :






maatregelen vrij is bevonden van Thrips

palmi Karny, en dat vermeld is op de in

artikel 18, §§ 1 en 2, van dit besluit


"Aanvullende verklaring"

of







van Thrips palmi Karny, en die vermeld is

op de in artikel 18, §§ 1 en 2, van dit besluit


"Aanvullende verklaring", en bij officiële


vóór de uitvoer ten minste eens in de maand

zijn verricht, vrij is verklaard van Thrips

palmi Karny

of

c) vlak vóór de uitvoer adequaat zijn behandeld

tegen Thrips palmi Karny en officieel zijn

gecontroleerd en vrij zijn bevonden van

Thrips palmi Karny. Nadere gegevens over

de behandeling moeten worden vermeld op

de in artikel 18, §§ 1 en 2, van dit besluit

bedoelde certificaten

of


(explantaat) dat vrij is van Thrips palmi Karny;

in vitro in een steriel medium zijn geteeld, onder

steriele omstandigheden die de mogelijkheid van

besmetting met Thrips palmi Karny uitsluiten;

en onder steriele omstandigheden in

doorzichtige containers zijn vervoerd [19]

36.2 Planten van Orchidaceae, fruit van

Momordica L. en Solanum melongena L.,

van oorsprong uit derde landen


vruchten :

- van oorsprong zijn uit een land dat vrij is van

AIV.DA.RI.263

Thrips palmi Karny,

of


vrij zijn bevonden van Thrips palmi Karny

36.3. Vruchten van Capsicum L. van oorsprong

uit Belize, Costa Rica, de Dominicaanse

Republiek, El Salvador, Guatemala,

Honduras, Jamaica, Mexico, Nicaragua,

Panama, Puerto Rico, de Verenigde Staten

en Frans Polynesië, waarvan bekend is dat

Anthonomus eugenii Cano er voorkomt [19]

Officiële verklaring dat de vruchten:

a) van oorsprong zijn uit een gebied dat

door de nationale plantenziektekundige dienst



bevonden van Anthonomus eugenii Cano, en dat

is vermeld op het fytosanitair certificaat of het

fytosanitair certificaat voor wederuitvoer onder

de rubriek “Aanvullende verklaring”,

of






bevonden van Anthonomus eugenii Cano, en die

vermeld is op het fytosanitair certificaat of het

fytosanitair certificaat voor wederuitvoer onder

de rubriek “Aanvullende verklaring”, en bij

officiële controles die op de plaats van productie

en in de onmiddellijke nabijheid daarvan in de

laatste twee maanden vóór de uitvoer ten minste

eens in de maand zijn verricht, vrij is verklaard

van Anthonomus eugenii Cano [19]

AIV.DA.RI.264


materialen

Bijzondere eisen

37. Planten van Palmae, bestemd voor opplant,

met uitzondering van zaden, van oorsprong

uit niet-Europese landen



planten, een officiële verklaring dat :


dat bekend staat als zijnde vrij van Palm

lethal yellowing mycoplasm en Cadang-

Cadang viroid, en sedert het begin van de

laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats

van productie of in de onmiddellijke

omgeving daarvan geen symptomen daarvan

zijn waargenomen, of



van productie geen symptomen van Palm

lethal yellowing mycoplasm en Cadang-

Cadang viroid zijn waargenomen, en de

planten op de plaats van productie die

symptomen hebben vertoond waardoor wordt

vermoed dat zij met die organismen zijn

besmet, op die plaats zijn uitgewied en de

planten adequaat zijn behandeld tegen

Myndus crudus Van Duzee

c) wat betreft planten in weefselcultuur, de

planten verkregen zijn van planten die

voldoen aan de onder a) of b) genoemde

eisen

37.1. Voor opplant bestemde planten van Palmae

met een stamdiameter aan de voet van meer

dan 5 cm en behorend tot de volgende

genera: Brahea Mart., Butia Becc.,

Chamaerops L., Jubaea Kunth, Livistona

R. Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus

Mart., Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax

Mart., Washingtonia Raf. [8]


voor de in bijlage III, deel A, punt 17, vermelde

planten, en de eisen van punt 37 van de

onderhavige rubriek, een officiële verklaring dat

de planten:

a) permanent zijn geteeld in een land

waarvan bekend is dat Paysandisia

archon (Burmeister) er niet voorkomt, of

b) permanent zijn geteeld in een gebied dat

door de nationale plantenziektekundige




Paysandisia archon (Burmeister), of

c) gedurende een periode van ten minste

twee jaar vóór de uitvoer zijn geteeld op

een plaats van productie:

- die door de nationale

plantenziektekundige dienst van het

land van oorsprong wordt

geregistreerd en gecontroleerd, en

AIV.DA.RI.265

- waar de planten op een terrein

stonden dat volledig natuurlijk is

beschermd tegen het binnenbrengen

van Paysandisia archon (Burmeister)

of waar passende preventieve

behandelingen worden toegepast, en

- waar bij drie officiële controles per

jaar die zijn uitgevoerd op passende

tijdstippen, o.a. onmiddellijk vóór de

uitvoer, geen symptomen van

Paysandisia archon (Burmeister) zijn

waargenomen [8]

38.1. / [19] / [19]

38.2. Planten van Fuchsia L., bestemd voor


oorsprong uit de VSA of uit Brazilië

Officiële verklaring dat op de plaats van

productie geen symptomen van Aculops fuchsiae

Keifer zijn waargenomen en dat de planten

onmiddellijk vóór de uitvoer zijn gecontroleerd

en daarbij vrij zijn bevonden van Aculops

fuchsiae Keifer

AIV.DA.RI.266


materialen

Bijzondere eisen

39. Bomen en struiken, bestemd voor opplant,

met uitzondering van zaden en van planten

in weefselcultuur, van oorsprong uit andere

derde landen dan Europese en mediterrane

landen


in bijlage III, deel A, punten 1, 2, 3, 9, 13, 15,

16, 17 en 18, bijlage III, deel B, punt 1, en de

punten 8.1, 8.2, 9, 10, 11.1, 11.2, 12, 13.1, 13.2,

14, 15, 17, 18, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1,

23.2, 24, 25.5, 25.6, 26, 27.1, 27.2, 28, 29, 32.1,

32.2, 33, 34, 36.1, 36.2, 37, 38.1 en 38.2 van


verklaring dat, in voorkomend geval, de planten

:

- schoon zijn (d.i. vrij zijn van plantenresten)

en vrij zijn van bloemen en vruchten,

- zijn geteeld in kwekerijen,

- vóór uitvoer, op daarvoor geschikte

tijdstippen, zijn gecontroleerd en vrij zijn

bevonden van symptomen van schadelijke

bacteriën, virussen en virusachtige

organismen, alsmede ofwel vrij zijn

bevonden van schadelijke nematoden,

insecten, mijten en schimmels, ofwel

adequaat zijn behandeld tegen dergelijke

organismen

40. Loofverliezende bomen en struiken,


van zaden en planten in weefselcultuur,

van oorsprong uit andere derde landen dan

Europese en mediterrane landen

Onverminderd de voorschriften die gelden voor

de in bijlage III, deel A, punten 2, 3, 9, 15, 16,

17 en 18, in bijlage III, deel B, punt 1, en in

bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 11.1, 11.2,

11.3, 12, 13.1, 13.2, 14, 15, 17, 18, 19.1, 19.2,

20, 22.1, 22.2, 23.1, 23.2, 24, 33, 36.1, 38.1,

38.2, 39 en 45.1 vermelde planten in

voorkomend geval een officiële verklaring dat de

planten in rusttoestand verkeren en bladerloos

zijn

41. Eenjarige en tweejarige planten, andere dan

Gramineae, bestemd voor opplant, met


andere landen dan Europese en

mediterrane landen


in bijlage III, deel A, punten 11 en 13, en de

punten 25.5, 25.6, 32.1, 32.2, 32.3, 33, 34, 35.1

en 35.2 van deze rubriek bedoelde planten, een

officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de

planten:


- vrij zijn van plantenresten, bloemen en

vruchten,

- vóór uitvoer en op daarvoor geschikte

tijdstippen zijn gecontroleerd en daarbij :

vrij zijn bevonden van symptomen van

schadelijke bacteriën, virussen en

virusachtige organismen,

AIV.DA.RI.267


materialen

Bijzondere eisen

ofwel vrij zijn bevonden van tekenen die

duiden op de aanwezigheid van of

symptomen van schadelijke nematoden,


adequaat zijn behandeld met het oog op

de uitroeiing van dergelijke organismen

42. Planten van overblijvende siergrassen

(Gramineae) van de onderfamilies

Bambusoideae en Panicoideae, en van de

geslachten Buchloe, Bouteloua Lag.,

Calamagrostis, Cortaderia Stapf., Glyceria

R. Br., Hakonechloa Mak. ex Honda,

Hystrix, Molinia, Phalaris L., Shibataea,

Spartina Schreb., Stipa L. en Uniola L.,


van zaden, van oorsprong uit andere landen

dan Europese en mediterrane landen


punten 33 en 34 bedoelde planten, een officiële

verklaring dat, in voorkomend geval, de planten :

- zijn geteeld in kwekerijen, en


vruchten, en

- vóór uitvoer op daarvoor geschikte tijdstippen

zijn gecontroleerd, en daarbij



virusachtige organismen, en

vrij zijn bevonden van tekenen die duiden

op de aanwezigheid van of symptomen

van schadelijke nematoden, insecten,

mijten en schimmels, ofwel adequaat zijn

behandeld met het oog op de uitroeiing

van dergelijke organismen. [7]

43. Op natuurlijke of kunstmatige wijze

gekweekte miniatuurplanten bestemd voor




in bijlage III, deel A, punten 1, 2, 3, 9, 13, 15,

16, 17 en 18, bijlage III, deel B, punt 1, en de in

de punten 8.1, 9, 10, 11.1., 11.2, 12, 13.1, 13.2,

14, 15, 17, 18, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1,

23.2, 24, 25.5, 25.6, 26, 27.1, 27.2, 28, 32.1,

32.2, 33, 34, 36.1, 36.2, 37, 38.1, 38.2, 39, 40 en

42 van deze rubriek genoemde planten, naar

gelang van het geval, een officiële verklaring dat

:

a) de planten, met inbegrip van die welke

rechtstreeks zijn verzameld in hun natuurlijke

habitat, gedurende ten minste twee opeen-

volgende jaren vóór de verzending ervan zijn

opgekweekt, verzorgd en geleid in officieel

erkende kwekerijen die onder officieel

toezicht worden gecontroleerd;

b) de planten in de onder a) bedoelde kwekerijen

aa) gedurende ten minste de onder a)

bedoelde periode :

AIV.DA.RI.268


materialen

Bijzondere eisen

- zijn geteeld in potten die op plateaus

zijn geplaatst die zich ten minste 50

cm boven de grond bevinden,

- adequate behandelingen hebben onder-

gaan om te garanderen dat zij vrij zijn

van niet-Europese roestsoorten; het

werkzame bestanddeel, de concentratie

en de datum waarop deze behande-

lingen zijn toegepast, moeten worden

vermeld in de rubriek “Bestrijdings-

en/of ontsmettings-behandeling" van

het in artikel 18, § 1, bedoelde

fytosanitaire certificaat,

- ten minste zesmaal per jaar met

adequate tussenpozen officieel zijn

gecontroleerd op de aanwezigheid van

de betrokken schadelijke organismen,

namelijk die welke in de bijlagen zijn

vermeld. Deze controles, die eveneens

moeten worden uitgevoerd op planten

in de onmiddellijke nabijheid van de

onder a) bedoelde kwekerijen,

omvatten ten minste een visueel

onderzoek van iedere rij op het veld of

in de kwekerij, en een visueel

onderzoek van alle boven het

groeimedium uitstekende plantendelen

bij een aselect monster van ten minste

300 planten van een geslacht waarvan

niet meer dan 3.000 planten worden

geteeld, of 10 % van de planten

wanneer van dat geslacht meer dan

3.000 planten worden geteeld,

- bij deze controles vrij zijn bevonden

van de betrokken schadelijke

organismen als bedoeld in

bovenstaand streepje. Aangetaste

planten moeten worden verwijderd.

De resterende planten moeten

voorzover nodig doeltreffend worden

behandeld en bovendien voor een

adequate periode worden verzorgd en

gecontroleerd om zeker te zijn dat zij

vrij zijn van dergelijke schadelijke

organismen,

AIV.DA.RI.269


materialen

Bijzondere eisen

- zijn geteeld in hetzij een nog niet

eerder gebruikt kunstmatig

groeimedium of in een natuurlijk

groeimedium, dat is gefumigeerd of

dat een geschikte warmtebehandeling

heeft ondergaan en bij de

daaropvolgende controle vrij is

bevonden van schadelijke organismen

- zijn verzorgd onder voorwaarden die

moeten garanderen dat het

groeimedium vrij van schadelijke

organismen is gebleven, en binnen

twee weken vóór de verzending :

- van het originele groeimedium zijn

losgeschud en in schoon water zijn

gewassen, en met naakte wortels

zijn bewaard,

of

- van het originele groeimedium zijn

losgeschud en in schoon water zijn

gewassen, en opnieuw zijn uitgezet

in een groeimedium dat voldoet aan

de onder aa), vijfde streepje,

vastgestelde eisen,

of

- adequate behandelingen hebben

ondergaan om te garanderen dat het

groeimedium vrij is van schadelijke

organismen; het werkzame

bestanddeel, de concentratie en de

datum waarop deze behandelingen

zijn toegepast, moeten worden

vermeld in de rubriek

“Bestrijdings- en/of ontsmettings-

behandeling” van het in artikel 18,

§ 1, bedoelde fytosanitaire

certificaat;

bb) zijn verpakt in gesloten laadkisten die

officieel zijn verzegeld en waarop het

registratienummer van de erkende

kwekerij is aangebracht; dit nummer moet

eveneens worden vermeld in de rubriek

“Aanvullende verklaring” van het in

artikel 18, § 1, bedoelde fytosanitaire

certificaat, zodat de zendingen kunnen

worden geïdentificeerd

AIV.DA.RI.270


materialen

Bijzondere eisen

44. Meerjarige kruidachtige planten, bestemd

voor opplant, met uitzondering van zaden,

van de families Caryophyllaceae (met

uitzondering van Dianthus L.), Compositae

(met uitzondering van Dendranthema (DC.)

Des Moul.), Cruciferae, Leguminosae en

Rosaceae (met uitzondering van Fragaria

L.), van oorsprong uit andere derde landen

dan Europese en mediterrane


punten 32.1, 32.2, 32.3, 33 en 34 bedoelde


voorkomend geval, de planten :



vruchten

- vóór uitvoer op daarvoor geschikte

tijdstippen zijn gekeurd en :



virusachtige organismen,

ofwel vrij zijn bevonden van tekenen die

duiden op de aanwezigheid van of

symptomen van schadelijke nematoden,


adequaat zijn behandeld met het oog op de

uitroeiing van dergelijke organismen

45.1 Planten van kruidachtige soorten en planten

van Ficus L. en Hibiscus L., bestemd voor

opplant, met uitzondering van bollen,

stengelknollen, wortelstokken, zaden en

knollen, van oorsprong uit niet-Europese

landen


planten in bijlage IV, deel A rubriek I, punten

27.1, 27.2, 28, 29, 32.1, 32.3 en 36.1, een

officiële verklaring dat de planten :




overeenkomstig de desbetreffende interna-

tionale normen voor fytosanitaire

maatregelen vrij is bevonden van Bemisia

tabaci Genn. (niet-Europese populaties), en

dat vermeld is op de in artikel 18, § 1 en 2,

van dit besluit bedoelde certificaten onder de

rubriek "Aanvullende verklaring", of







van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese

populaties), en die vermeld is op de in artikel

18, §§ 1 en 2, van dit besluit bedoelde

certificaten onder de rubriek "Aanvullende

verklaring", en bij officiële controles die in

de laatste negen weken vóór de uitvoer ten

minste eens in de drie weken zijn verricht,

vrij is verklaard van Bemisia tabaci Genn.

(niet-Europese populaties), of

AIV.DA.RI.271


materialen

Bijzondere eisen

c) in gevallen waarin Bemisia tabaci Genn.

(niet-Europese populaties) op de plaats van

productie is aangetroffen op deze plaats van

productie gehouden of geteeld zijn en

adequaat zijn behandeld om te garanderen

dat ze vrij zijn van Bemisia tabaci Genn.

(niet-Europese populaties) en deze plaats

van productie bijgevolg, na passende

maatregelen voor de uitroeiing van Bemisia

tabaci Genn. (niet-Europese populaties), ook

vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn.

(niet-Europese populaties), zowel bij

officiële controles die gedurende de negen

weken vóór de uitvoer wekelijks zijn

verricht, als bij bewakingsprocedures

gedurende heel die periode. Nadere

gegevens over de behandeling moeten

worden vermeld op de in artikel 18, §§ 1 en

2, van dit besluit bedoelde certificaten, of


(explantaat) dat vrij is van Bemisia tabaci

Genn. (niet-Europese populaties); in vitro

zijn gekweekt in een steriel medium, onder

steriele omstandigheden die de mogelijkheid

van besmetting met Bemisia tabaci Genn.

uitsluiten (niet-Europese populaties); en



45.2. Snijbloemen van Aster spp., Eryngium L.,

Gypsophila L., Hypericum L., Lisianthus

L., Rosa L., Solidago L., Trachelium L., en

bladgroenten van Ocimum L., van



bladgroenten :

- van oorsprong zijn uit een land dat vrij is

van, Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese

populaties)

of


vrij zijn bevonden van Bemisia tabaci Genn

(niet-Europese populaties)

45.3. Planten van Solanum lycopersicum L.,


zaden, van oorsprong uit landen waarvan

bekend is dat Tomato yellow leaf curl virus

(TYLCV) er voorkomt [19]


bijlage III, deel A, punt 13, en de punten 25.5,

25.6 en 25.7 van deze bijlage genoemde planten.

naar gelang van het geval :

a) waarvan niet bekend is of Bemisia

tabaci Genn. er voorkomt;

een officiële verklaring dat geen symptomen van

TYLCV op de planten zijn waargenomen ;

b) waarvan bekend is dat Bemisia tabaci

Genn. er voorkomt

een officiële verklaring dat :

a) geen symptomen van TYLCV op de planten

AIV.DA.RI.272

zijn waargenomen en :

aa) de planten van oorsprong zijn uit

gebieden die bekend staan als zijnde vrij

van Bemisia tabaci Genn.,

of

AIV.DA.RI.273


materialen

Bijzondere eisen

bb) de productieplaats bij officiële controles

die gedurende de drie maanden die aan de

uitvoer zijn voorafgegaan ten minste om

de maand zijn verricht, vrij is bevonden

van Bemisia tabaci Genn. ;

of

b) geen symptomen van TYLCV zijn

waargenomen op de productieplaats en de

productieplaats adequaat is behandeld en

adequaat wordt gecontroleerd om ervoor te

zorgen dat deze plaats vrij is van Bemisia

tabaci Genn.

46. Planten, bestemd voor opplant, met

uitzondering van zaden, knollen, bollen en

wortelstokken, van oorsprong uit landen

waar, naar bekend is, de voor die planten

schadelijke organismen voorkomen.


bijlage III, deel A, punt 13, en de punten 25.5,

25.6, 32.1, 32.2, 32.3, 35.1, 35.2, 36, 44, / [9],

45.1, 45.2 en 45.3 van de in deze rubriek

bedoelde planten, in voorkomend geval :

Het betreft :

- Bean golden mosaic virus

- Cowpea mild mottle virus

- Lettuce infectious yellows virus

- Pepper mild tigré virus

- Squash leaf curl virus

- andere door Bemisia tabaci Genn.

overgedragen virussen

a) waar voor zover bekend Bemisia tabaci

Genn. (niet-Europese populaties) of

andere vectoren van de genoemde

schadelijke organismen niet voorkomen

officiële verklaring dat gedurende de volledige

vegetatiecyclus van de planten op de planten

geen symptomen van de betrokken schadelijke

organismen zijn waargenomen,

b) waar, naar bekend is, Bemisia tabaci

Genn. (niet-Europese populaties) of

andere vectoren van de genoemde

schadelijke organismen voorkomen

officiële verklaring dat gedurende een adequate

periode geen symptomen van de betrokken

schadelijke organismen op de planten zijn

waargenomen, en :


die bekend staan als zijnde vrij van Bemisia

tabaci Genn. en andere vectoren van de

betrokken schadelijke organismen, of

b) de plaats van productie bij op daarvoor

geschikte tijdstippen verrichte controles vrij

is bevonden van Bemisia tabaci Genn. en

andere vectoren van de betrokken

schadelijke organismen, of

AIV.DA.RI.274


materialen

Bijzondere eisen

c) de planten adequaat zijn behandeld met het

oog op de uitroeiing van Bemisia tabaci

Genn., of

d) de planten afkomstig zijn van teeltmateriaal

(explantaat) dat vrij is van Bemisia tabaci

Genn. (niet-Europese populaties) en geen

symptomen vertoonde van de betrokken

schadelijke organismen; in vitro zijn

gekweekt in een steriel medium, onder

steriele omstandigheden die de mogelijkheid

van besmetting met Bemisia tabaci Genn.

uitsluiten (niet-Europese populaties); en



47. Zaden van Helianthus annuus L. Officiële verklaring dat :

a) de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die

bekend staan als zijnde vrij van Plasmopara

halstedii (Farlow) Berl. et de Toni, of

b) de zaden, andere dan zaden die zijn

geproduceerd op rassen die resistent zijn

tegen alle in het productiegebied aanwezige

rassen van Plasmopara halstedii (Farlow)

Berl. et de Toni, adequaat zijn behandeld

tegen Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et

de Toni

48. Zaden van Solanum lycopersicum L. [19] Officiële verklaring dat de zaden zijn verkregen

via een geschikte zuurextractiemethode of een

door de Raad of de Commissie vastgestelde

gelijkwaardige methode, en :

a) ofwel de zaden van oorsprong zijn uit

gebieden waar, voor zover bekend,


michiganensis (Smith) Davis et al.,

Xanthomonas campestris pv. vesicatoria

(Doidge) Dye en Potato spindle tuber viroid

niet voorkomen,

b) ofwel gedurende hun volledige


van productie geen ziektesymptomen van die

schadelijke organismen zijn waargenomen,

c) ofwel de zaden op een representatief

monster en via daartoe geschikte methoden

op ten minste die schadelijke organismen

officieel zijn getoetst en daarbij vrij zijn

bevonden van die schadelijke organismen

49.1 Zaden van Medicago sativa L. Officiële verklaring dat :


AIV.DA.RI.275


geen symptomen van Ditylenchus dipsaci

(Kühn) Filipjev zijn waargenomen en dat bij

laboratoriumproeven met een representatief

monster geen Ditylenchus dipsaci (Kühn)

Filipjev is vastgesteld, of

b) vóór uitvoer fumigatie heeft plaatsgevonden

of

c) de zaden een adequate fysieke behandeling

tegen Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev

hebben ondergaan en bij

laboratoriumproeven met een representatief

monster vrij zijn bevonden van het

bovenbedoelde schadelijke organisme [19]

AIV.DA.RI.276


materialen

Bijzondere eisen

49.2 Zaden van Medicago sativa L., van


is, Clavibacter michiganensis ssp.

insidiosus Davis et al. voorkomt



verklaring dat:

a) Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus

Davis et al. voor zover bekend de laatste

tien jaar niet is voorgekomen op het bedrijf

of in de onmiddellijke omgeving daarvan

b) - het gewas behoort tot een ras dat als

sterk resistent tegen Clavibacter


al. is erkend, of

- het gewas zich op het tijdstip waarop het

zaad werd geoogst, nog niet in de vierde

volledige vegetatiecyclus na de inzaaiing

bevond en dat voordien ten hoogste één

keer zaad van het gewas is geoogst, of

- het gehalte aan inerte stoffen in het zaad,

bepaald aan de hand van de voorschriften

die gelden voor certificering van zaad dat

in de Gemeenschap in de handel wordt

gebracht, ten hoogste 0,1

gewichtspercent bedraagt

c) gedurende de laatste volledige

vegetatiecyclus of, in voorkomend geval,

gedurende de laatste twee volledige

vegetatiecycli noch op de plaats van

productie noch op een aangrenzend veld

met Medicago sativa L., symptomen van

Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus

Davis et al. zijn waargenomen

d) het gewas verbouwd is op een perceel

waarop gedurende de laatste drie jaar vóór

de inzaaiing geen Medicago sativa L. is

verbouwd

50. Zaden van Oryza sativa L. Officiële verklaring dat :

a) de zaden door middel van adequaat

nematologisch onderzoek officieel zijn

getoetst en daarbij vrij zijn bevonden van

Aphelenchoïdes besseyi Christie, of

b) het zaad een adequate warmwater-

behandeling of een andere adequate

behandeling heeft ondergaan tegen

Aphelenchoïdes besseyi Christie

AIV.DA.RI.277


materialen

Bijzondere eisen

51. Zaden van Phaseolus L. Officiële verklaring dat :


bekend staan als zijnde vrij van


(Smith) Dye, of

b) een representatief monster van de zaden is

getoetst en daarbij vrij is bevonden van


(Smith) Dye

52. Zaden van Zea mais L. Officiële verklaring dat :


bekend staan als zijnde vrij van Erwinia

stewartii (Smith) Dye, of

b) een representatief monster van de zaden is

getoetst en daarbij vrij is bevonden van

Erwinia stewartii (Smith) Dye

53. Zaden van de genera Triticum, Secale en

X Triticosecale uit Afghanistan, India,

Irak, Iran , Mexico, Nepal, Pakistan, Zuid-

Afrika en de Verenigde Staten van

Amerika, landen waarvan bekend is dat

Tilletia indica Mitra daar voorkomt

Officiële verklaring dat de zaden van oorsprong

zijn uit een gebied waarvan bekend is dat Tilletia

indica Mitra daar niet voorkomt. De naam van

het gebied moet worden vermeld op het in

artikel 18, § 1, bedoelde fytosanitair certificaat

54. Graan van de genera Triticum, Secale en

X Triticosecale uit Afghanistan, India,

Irak, Iran , Mexico, Nepal, Pakistan, Zuid-

Afrika en de Verenigde Staten van

Amerika, landen waarvan bekend is dat

Tilletia indica Mitra daar voorkomt


i) het graan van oorsprong is uit een gebied

waarvan bekend is dat Tilletia indica Mitra

daar niet voorkomt. De naam van het gebied

of de gebieden moet, onder de rubriek "plaats

van oorsprong" worden vermeld op het in

artikel 18, § 1, bedoelde fytosanitair

certificaat, of

ii) gedurende de laatste volledige vegetatie-

periode op de planten op de plaats van

productie geen symptomen van Tilletia

indica Mitra zijn waargenomen, en zowel op

het ogenblik van de oogst als vóór

verzending representatieve graanmonsters

zijn genomen en onderzocht, en deze

monsters daarbij vrij zijn bevonden van

Tilletia indica Mitra ; dit laatste moet worden

vermeld op het in artikel 18, § 1, bedoelde

fytosanitair certificaat, onder de rubriek

"naam van het product" door toevoeging van

"onderzocht en vrij van Tilletia indica Mitra

bevonden."

AIV.DA.RII.278

Rubriek II. Planten, plantaardige producten en andere voorwerpen van oorsprong uit de

Gemeenschap


materialen

Bijzondere eisen

1. / /

2. Hout van Platanus L., ook wanneer het hout

niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak

heeft [19]


a) het hout afkomstig is uit gebieden die


Ceratocystis platani (J.M. Walter)

Engelbr. & T.C. Harr.,

of

b) uit het merkteken “kiln-dried”, “KD”

of een ander internationaal erkend

merkteken dat overeenkomstig de

gangbare handelsgebruiken op het

hout of de verpakking ervan is

aangebracht, moet blijken dat het

hout volgens een passend tijden


gedroogd tot een vochtgehalte van

minder dan 20 %, berekend op de

droge stof, op het tijdstip van

bewerking [19]

3. / /

4. Planten van Pinus L., bestemd voor opplant,


Officiële verklaring dat sedert het begin van

de laatste volledige vegetatiecyclus op de

plaats van productie of in de onmiddellijke


Scirrhia pini Funk et Parker zijn

waargenomen

AIV.DA.RII.279


materialen

Bijzondere eisen

5. Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea

A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en

Tsuga Carr., bestemd voor opplant, met



punt 4 bedoelde planten, een officiële

verklaring dat, in voorkomend geval, sedert

het begin van de laatste volledige



symptomen van Melampsora medusae

Thümen zijn waargenomen

6. Planten van Populus L., bestemd voor




plaats van productie of in de onmiddellijke


Melampsora medusae Thümen zijn

waargenomen

7. Planten van Castanea Mill. en Quercus L.,


zaden


a) de planten van oorsprong zijn uit


van Cryphonectria parasitica (Murrill)

Barr, of




geen symptomen van Cryphonectria

parasitica (Murrill) Barr zijn

waargenomen

8. Planten van Platanus L., bestemd voor

opplant, met uitzondering van zaden [19]


a) de planten van oorsprong zijn uit een

gebied dat bekend staat als zijnde vrij

van Ceratocystis platani (J.M.

Walter) Engelbr. & T.C. Harr.,

of

b) er sinds het begin van de laatste volledige

vegetatiecyclus geen symptomen van

Ceratocystis platani (J.M. Walter)

Engelbr. & T.C. Harr. zijn

waargenomen op de plaats van

productie en in de onmiddellijke

nabijheid daarvan [19]

9. Planten van Amelanchier Med.,





Roem., Pyrus L. en Sorbus L., bestemd voor



a) de planten van oorsprong zijn uit zones

die door de Raad of de Commissie

erkend zijn als zijnde vrij van Erwinia

amylovora (Burr.) Winsl. et al., of

AIV.DA.RII.280


materialen

Bijzondere eisen

b) de planten op het perceel van productie of

in de onmiddellijke omgeving daarvan,

die symptomen van Erwinia amylovora

(Burr.) Winsl. et al. vertoonden, zijn

uitgewied







van Spiroplasma citri Saglio et al.,

Phoma tracheiphila (Petri), Kanchaveli

et Gikashvili en citrus tristeza-virus

(Europese stammen),

of

b) de planten officieel zijn gecertificeerd in

het kader van een certificeringsregeling




gehouden en dat telkens officieel is

getoetst op tenminste citrus tristeza-virus

(Europese stammen), waarbij adequate

proeven of methoden overeenkomstig

internationale normen zijn gebruikt en

die tijdens de groei steeds in een

insectvrije kas of een geïsoleerde kooi

hebben gestaan waarop geen symptomen

van Spiroplasma citri Saglio et al.,

Phoma tracheiphila (Petri) Kanchaveli

et Gikashvili en citrus tristeza-virus

(Europese stammen) zijn waargenomen,

of

AIV.DA.RII.281


materialen

Bijzondere eisen

c) de planten :

- zijn verkregen in het kader van een





en dat officieel is getoetst op

tenminste citrus tristeza-virus

(Europese stammen), waarbij

adequate proeven overeenkomstig

internationale normen zijn gebruikt en

daarbij vrij zijn bevonden van citrus

tristeza-virus (Europese stammen) en

op grond van officiële toetsingen die

overeenkomstig de in dit streepje

genoemde methoden zijn verricht, vrij

zijn verklaard van citrus tristeza-virus

(Europese stammen),

en

- zijn gecontroleerd en sedert het begin

van de laatste volledige

vegetatiecyclus geen symptomen van

Spiroplasma citri Saglio et al., Phoma

tracheiphila (Petri) Kanchaveli et

Gikashvili en citrus tristeza-virus zijn

waargenomen [19]

10.1. Planten van Citrus L., Fortunella Swingle,

Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, en

Casimiroa La Llave, Clausena Burm f.,

Vepris Comm., Zanthoxylum L., met


Officiële verklaring dat de planten van

oorsprong zijn uit een gebied dat door de




maatregelen vrij is bevonden van Trioza

erytreae Del Guercio [19]

11. Planten van Araceae, Marantaceae,

Musaceae, Persea spp. en Strelitziaceae,

beworteld of met aanhangend of met

bijgevoegd groeimedium




geen besmetting met Radopholus similis

(Cobb) Thorne is waargenomen, of


vegetatiecyclus grond en wortels van

verdachte planten officieel nematologisch

zijn getoetst op de aanwezigheid van ten

minste Radopholus similis (Cobb)

Thorne, en daarbij vrij zijn bevonden van

dat schadelijke organisme

12. Planten van Fragaria L., Prunus L. en

Rubus L., bestemd voor opplant, met



AIV.DA.RII.282

uitzondering van zaden gebieden die bekend staan als zijnde vrij

van de voor die planten schadelijke

organismen, of

AIV.DA.RII.283


materialen

Bijzondere eisen


vegetatiecyclus op de planten op de

plaats van productie geen

ziektesymptomen van de dergelijke

schadelijke organismen zijn

waargenomen

Het betreft :

- op Fragaria L. :

Phytophthora fragariae Hickman

var. fragariae

Arabis mosaic virus


Strawberry crinkle virus


Strawberry mild yellow edgevirus


Xanthomonas fragariae Kennedy

et King

- op Prunus L. :

Apricot chlorotic leafroll

mycoplasm


(Smith) Dye

- op Prunus persica (L.) Batsch :

Pseudomonas syringae pv.

persicae (Prunier et al.) Young et

al.

- op Rubus L. :

Arabis mosaic virus




13. Planten van Cydonia Mill. en Pyrus L.,


van zaden



verklaring dat :


die bekend staan als zijnde vrij van Pear

decline mycoplasm, of

b) de planten op de plaats van productie en in

de onmiddellijke omgeving daarvan, die

symptomen hebben vertoond waardoor

wordt vermoed dat ze zijn besmet met

Pear decline mycoplasm, gedurende de

laatste drie volledige vegetatiecycli op de

plaats van productie en de onmiddellijke

omgeving daarvan zijn uitgewied

AIV.DA.RII.284


materialen

Bijzondere eisen

14. Planten van Fragaria L., bestemd voor




verklaring dat :

a) de planten afkomstig zijn uit gebieden die


Aphelenchoides besseyi Christie, of




Aphelenchoides besseyi Christie zijn

waargenomen of

c) wat betreft planten in weefselcultuur, de

planten verkregen zijn van planten die

voldoen aan de onder b) genoemde eisen

of door middel van adequate

nematologische methoden officieel zijn

getoetst en vrij zijn bevonden van

Aphelenchoides besseyi Christie

15. Planten van Malus Mill., bestemd voor


Onverminderd de eisen die gelden voor

planten als bedoeld in punt 9, een officiële

verklaring dat :


die bekend staan als zijnde vrij van Apple

proliferation mycoplasm, of


zaailingen,

- ofwel officieel zijn gecertificeerd

in het kader van een

certificeringsregeling waarbij

wordt geëist dat zij in rechte lijn


adequate omstandigheden in stand

is gehouden en dat officieel is

getoetst op ten minste Apple

proliferation mycoplasm, waarbij

adequate indicatoren of daaraan

gelijkwaardige methoden zijn

gebruikt, en bij die toetsing vrij

zijn bevonden van dat schadelijke

organisme,

AIV.DA.RII.285


materialen

Bijzondere eisen



omstandigheden in stand is

gehouden en dat gedurende de

laatste zes volledige vegetatiecycli

ten minste éénmaal officieel is

getoetst op ten minste Apple

proliferation mycoplasm, waarbij

adequate indicatoren of daaraan

gelijkwaardige methoden zijn

gebruikt, en bij die toetsing vrij

zijn bevonden van dat schadelijke

organisme


volledige vegetatiecycli op de planten

op de plaats van productie of op

vatbare planten in de onmiddellijke

omgeving daarvan, geen ziekte-

symptomen van Apple proliferation

mycoplasm zijn waargenomen

16. Planten van de volgende soorten van Prunus

L., bestemd voor opplant, met uitzondering

van zaden :

- Prunus amygdalus Batsch

- Prunus armeniaca L.

- Prunus blireiana Andre

- Prunus brigantina Vill.

- Prunus cerasifera Ehrh.

- Prunus cistena Hansen

- Prunus curdica Fenzl et Fritsch.


- Prunus domestica ssp. insititia (L.) C.K.

Schneid.

- Prunus domestica ssp. italica (Borkh.)

Hegi.

- Prunus glandulosa Thunb.

- Prunus holosericea Batal.

- Prunus hortulana Bailey

- Prunus japonica Thunb.



verklaring dat :


die bekend staan als zijnde vrij van Plum

pox virus, of


zaailingen

- ofwel officieel zijn gecertificeerd

in het kader van een

certificeringsre-geling waarbij

wordt geëist dat zij in rechte lijn


adequate omstandigheden in stand

is gehouden en dat officieel is

getoetst op ten minste Plum pox

virus, waarbij adequate indicatoren

of daaraan gelijkwaardige




AIV.DA.RII.286


materialen

Bijzondere eisen

- Prunus mandshurica (Maxim.) Koehne

- Prunus maritima Marsh.

- Prunus mume Sieb. et Zucc.

- Prunus nigra Ait.

- Prunus persica (L.) Batsch

- Prunus salicina L.

- Prunus sibirica L.

- Prunus simonii Carr.

- Prunus spinosa L.

- Prunus tomentosa Thunb.

- Prunus triloba Lindl.

- andere voor Plum pox virus vatbare

soorten van Prunus L.



omstandigheden in stand is

gehouden en dat gedurende de

laatste drie volledige vegetatiecycli

ten minste éénmaal officieel is

getoetst op ten minste Plum pox

virus, waarbij adequate indicatoren

of daaraan gelijkwaardige





volledige vegetatiecycli op de planten

op de plaats van productie of op

vatbare planten in de onmiddellijke

omgeving daarvan, geen

ziektesymptomen van Plum pox virus

zijn waargenomen

cc) de planten op de plaats van productie,

die ziektesymptomen van andere

virussen of virusachtige pathogenen

hebben vertoond, zijn uitgewied

17. Planten van Vitis L., met uitzondering van

vruchten en zaden


de laatste twee volledige vegetatiecycli op de

moederplanten op de plaats van productie

geen symptomen van Grapevine Flavescence

dorée MLO en Xylophilus ampelinus

(Panagopoulos) Willems et al. zijn

waargenomen

18.1. Knollen van Solanum tuberosum L.,

bestemd voor opplant [19]


a) aan de eisen van de Unie inzake de


(Schilbersky) Percival is voldaan,

en

b) ofwel de knollen afkomstig zijn van een

gebied dat bekend staat als zijnde vrij van



Davis et al., ofwel aan de eisen van de

Unie inzake de bestrijding van



Davis et al. is voldaan,

en

AIV.DA.RII.287

d) aa) de knollen van oorsprong zijn uit

gebieden die bekend staan als zijnde

vrij van Ralstonia solanacearum

(Smith) Yabuuchi et al., of

bb) uit gebieden waarvan bekend is dat

er Ralstonia solanacearum (Smith)

Yabuuchi et al. voorkomt, maar de

knollen van oorsprong zijn van een

plaats van productie die vrij van


Yabuuchi et al. bevonden is of

geacht wordt ervan vrij te zijn omdat

een adequate behandeling voor de

uitroeiing van Ralstonia

solanacearum (Smith) Yabuuchi et

al. is toegepast,

en

e) de knollen van oorsprong zijn uit

gebieden waarvan bekend is dat


populaties) en Meloidogyne fallax

Karssen er niet voorkomen, of gebieden

waarvan bekend is dat Meloidogyne

chitwoodi Golden et al. (alle populaties)

en Meloidogyne fallax Karssen er

voorkomen:

- ofwel, de knollen van oorsprong zijn

van een productieplaats die bij een

jaarlijks onderzoek op grond van een

visuele controle, op daartoe geschikte

tijdstippen, van gastheerplanten,

alsmede een visuele controle,

onmiddellijk na de oogst van de op die

productieplaats geteelde aardappelen,

van zowel hele als doorgesneden

knollen, vrij is bevonden van


(alle populaties) en Meloidogyne fallax

Karssen, of

- onmiddellijk na de oogst van de knollen

een aselect monster is genomen dat door

middel van een daartoe geschikte

inductiemethode op symptomen is

onderzocht dan wel in een laboratorium is

getest, alsmede zowel hele als

doorgesneden knollen visueel zijn

gecontroleerd op daartoe geschikte

tijdstippen maar in ieder geval op het

ogenblik dat de colli of de containers,

voordat zij in de handel worden gebracht,

zijn gesloten overeenkomstig de in

AIV.DA.RII.288

Richtlijn 66/403/EEG terzake vastgestelde

voorschriften, en geen symptomen van


populaties) en Meloidogyne fallax Karssen

zijn waargenomen [19]

18.1.1. Knollen van Solanum tuberosum L.,


van de overeenkomstig artikel 4, lid 4,

onder b), van Richtlijn 2007/33/EG van de

Raad te planten knollen van Solanum

tuberosum L. [19]

Onverminderd de eisen van bijlage IV, deel

A, rubriek II, punt 18.1, die gelden voor de

knollen van Solanum tuberosum L., bestemd

voor opplant, een officiële verklaring dat is

voldaan aan de bepalingen van de Unie ter

bestrijding van Globodera pallida (Stone)

Behrens en Globodera rostochiensis

(Wollenweber) Behrens [19]

AIV.DA.RII.289


materialen

Bijzondere eisen

18.2 Knollen van Solanum tuberosum L.,


van rassen die krachtens Richtlijn

70/457/EEG officieel zijn toegelaten in

één of meer lidstaten

Onverminderd de bijzondere eisen die gelden

voor de in punt 18.1 bedoelde knollen, een

officiële verklaring dat de knollen :

- voorbeproevingsmateriaal zijn, hetgeen op

een adequate wijze op de begeleidende

documenten bij de betrokken knollen moet

zijn vermeld

- in de Gemeenschap zijn geteeld, en

- in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat

onder passende omstandigheden in stand

is gehouden en dat in de Gemeenschap is

onderworpen aan officiële quarantaine-

toetsingen waarbij passende methoden

worden gebruikt, en dat bij die toetsingen

vrij is bevonden van schadelijke

organismen

18.3. Planten van stolonen- of knollenvormende

soorten van Solanum L., of hybriden


uitzondering van knollen van Solanum

tuberosum L. als bedoeld in punt 18.1 of

18.2, en van instandhoudingsmateriaal dat

is opgeslagen in genenbanken of in

collecties van genetisch materiaal

a) De planten moeten onder quarantaine-

omstandingheden zijn gehouden en

moeten bij quarantainetoetsingen vrij zij

bevonden van schadelijke organismen

b) De in a) bedoelde quarantainetoetsing :

AIV.DA.RII.290

aa) moet worden uitgevoerd onder

toezicht van de officiële

gewasbeschermings-dienst van de

betrokken lidstaat en door

wetenschappelijk opgeleid personeel

van die dienst of een officieel erkend

orgaan

bb) moet worden verricht op een plaats

waar de nodige voorzieningen

aanwezig zijn om de verspreiding van

schadelijke organismen te voorkomen

en het materiaal inclusief de

indicatorplanten zo te behandelen dat

er voor de verspreiding van

schadelijke organismen geen gevaar

bestaat

cc) omvat voor ieder individueel stuk van

het materiaal :

een visueel onderzoek op door

schadelijke organismen veroor-

zaakte symptomen, dit op gezette

tijden gedurende, afhankelijk van

de aard van het materiaal en het

ontwikkelingsstadium ervan tijdens

het toetsingsprogramma, ten

minste één volledige

vegetatiecyclus.

een onderzoek volgens het aan de

Commissie medegedeelde

methoden, welk betrekking moet

hebben :

- voor alle aardappelmateriaal, ten minste

op

- Andean potato latent virus

- Arracacha virus B, oca strain

- Potato black ringspot virus

- Potato spindle tuber viroid

- Aardappel-virus T

- Andean potato mottle virus

- de veel voorkomende aardappel-

virussen A, M, S, V, X, en Y

(inclusief Yo, Yn en Yc) en Potato leaf

roll virus

- Clavibacter michiganensis spp.

sepedonicus (Spieckermann et


- Ralstonia solanacearum (Smith)

Yabuuchi et al. [19]

- voor aardappelzaad, ten minste op de

hierboven genoemde virussen en

viroiden

AIV.DA.RII.291


materialen

Bijzondere eisen

dd) omvat adequate tests met betrekking

tot de bij het visueel onderzoek waar-

genomen symptomen om uit te maken

welke schadelijke organismen deze

symptomen hebben veroorzaakt

c) Al het materiaal dat bij de onder b)

bedoelde tests niet vrij is gebleken van de

onder b) genoemde schadelijke

organismen, moet onmiddellijk worden

vernietigd of zodanig worden behandeld

met het oog op de uitroeiing van het (de)

schadelijke organisme (n)

d) Elke dienst of onderzoekcentrum dat

dergelijk materiaal in zijn bezit heeft,

moet de officiële plantenziektekundige

dienst van de lidstaat daarvan in kennis

stellen.

18.4. Planten van stolonen- of knollenvormende

soorten van Solanum L. of van hybriden

daarvan, bestemd voor opplant, die worden

opgeslagen in genenbanken of collecties

van genetisch materiaal

Elke dienst of onderzoekcentrum dat dergelijk

materiaal in zijn bezit heeft, moet de officiële

plantenziektekundige dienst van de lidstaat

daarvan in kennis stellen

18.5. Knollen van Solanum tuberosum L., andere

dan die bedoeld in bijlage IV, deel A,

rubriek II, punten 18.1, 18.1.1, 18.2, 18.3

of 18.4 [19]

Uit een op de verpakking of, wanneer de

aardappelen in bulk worden vervoerd, op het

voertuig dat de aardappelen vervoert

aangebracht registratienummer moet blijken

dat de aardappelen door een officieel

geregistreerde producent zijn geteeld of

afkomstig zijn van officieel geregistreerde

collectieve opslag- of verzendingscentra in

het productiegebied, met de vermelding dat

de knollen vrij zijn van Ralstonia

solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. en dat

voldaan is aan:

a) de voorschriften van de Unie inzake de


(Schilbersky) Percival,

en

b) in voorkomend geval, de voorschriften

van de Unie ter bestrijding van



Davis et al.,

en

c) de bepalingen van de Unie ter bestrijding

AIV.DA.RII.292

van Globodera pallida (Stone) Behrens en


Behrens [19]

AIV.DA.RII.293


materialen

Bijzondere eisen


opplant, met uitzondering van zaden en

van planten als bedoeld in punten 18.4 of

18.5


de punten 18.1, 18.2 en 18.3 bedoelde


voorkomend geval :


die bekend staan als zijnde vrij van Potato

stolbur mycoplasm, of



van productie geen symptomen van Potato

stolbur mycoplasm zijn waargenomen

18.6.1. Planten met wortels, bestemd voor

opplant, van Capsicum spp., Solanum

lycopersicum L. en Solanum melongena

L., andere dan deze bestemd voor

opplant overeenkomstig artikel 4, lid 4,

onder a), van Richtlijn 2007/33/EG van

de Raad [19]


de in bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.6,

bedoelde planten, een officiële verklaring dat

is voldaan aan de bepalingen van de Unie ter




18.7. Planten van Capsicum annuum L.,


Nicotiana L., en Solanum melongena L.,


van zaden [19]


de in bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.6,

bedoelde planten, een officiële verklaring dat,

in voorkomend geval:



van Ralstonia solanacearum (Smith)

Yabuuchi et al.,

of





Yabuuchi et al. zijn waargenomen [19]

19. Planten van Humulus lupulus L., bestemd



de laatste volledige vegetatiecyclus op

hopplanten op de plaats van productie geen

symptomen van Verticillium albo-atrum

Reinke et Berthold en Verticillium dahliae

Klebahn zijn waargenomen

19.1. Voor opplant bestemde planten van Palmae

met een stamdiameter aan de voet van

meer dan 5 cm en behorend tot de

volgende genera: Brahea Mart., Butia

Becc., Chamaerops L., Jubaea Kunth,

Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal

Officiële verklaring dat de planten:

a) permanent zijn geteeld in een gebied

dat door de nationale

plantenziektekundige dienst


internationale normen voor

AIV.DA.RII.294

Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H.

Wendl., Trithrinax Mart., Washingtonia

Raf. [8]

fytosanitaire maatregelen vrij is

bevonden van Paysandisia archon

(Burmeister), of

b) gedurende een periode van ten minste

twee jaar vóór het in het verkeer

brengen zijn geteeld op een plaats van

productie:

- die door de bevoegde officiële

dienst van de lidstaat van

oorsprong wordt geregistreerd en

gecontroleerd, en

- waar de planten op een terrein

stonden dat volledig natuurlijk is

beschermd tegen het

binnenbrengen van Paysandisia

archon (Burmeister) of waar

passende preventieve

behandelingen worden toegepast,

en

- waar bij drie officiële controles per

jaar die op passende tijdstippen

zijn uitgevoerd, geen symptomen

van Paysandisia archon

(Burmeister) zijn waargenomen

[8]

20. Planten van Dendranthema (DC.) Des

Moul., Dianthus L. en Pelargonium l'Hérit.

ex Ait, bestemd voor opplant, met



aa) de planten van oorsprong zijn uit een






Helicoverpa armigera (Hübner) en

Spodoptera littoralis (Boisd.),

of



geen tekenen van Helicoverpa armigera

(Hübner) of Spodoptera littoralis (Boisd.)

zijn waargenomen,

of

b) de planten een adequate behandeling

hebben ondergaan om ze tegen

vorengenoemde organismen te

beschermen [19]

21.1. Planten van Dentranthema (DC.) Des

Moul., bestemd voor opplant, met


Onverminderd de eisen die gelden voor

planten als bedoeld in punt 20 een officiële

verklaring dat :

AIV.DA.RII.295


materialen

Bijzondere eisen

a) de planten ten hoogste van de derde

generatie zijn en voortkomen uit materiaal

dat bij virologische tests vrij is bevonden

van Chrysanthemum stunt viroid of

rechtstreeks voortkomen uit materiaal

waarvan een representatief monster van

ten minste 10 % bij een officiële controle

tijdens de bloeitijd vrij is bevonden van

Chrysanthemum stunt viroid

b) de planten en stekken afkomstig zijn van

bedrijven :

- die in de laatste drie maanden vóór de

verzending ten minste éénmaal per

maand officieel zijn gecontroleerd en

waar in deze periode geen symptomen

van Puccinia horiana Hennings zijn

waargenomen, en in de onmiddellijke

omgeving waarvan, voor zover bekend,

geen symptomen van Puccinia horiana

Hennings zijn voorgekomen in de

laatste drie maanden voordat de planten

op de markt zijn gebracht, of

- de zending adequaat is behandeld tegen

Puccinia horiana Hennings

c) bij stekken zonder wortels geen

symptomen van Didymella ligulicola

(Baker, Dimock et Davis) v. Arx zijn

waargenomen op de stekken of op de

planten waarvan de stekken afkomstig

zijn, of dat bij stekken met wortels, geen

symptomen van Didymella ligulicola

(Baker, Dimock et Davis) v. Arx zijn

waargenomen op de stekken of op het

kweekbed

21.2. Planten van Dianthus L., bestemd voor




verklaring dat :

- de planten in rechte lijn voortkomen uit

moederplanten die bij officieel erkende

tests die ten minste éénmaal binnen de

voorgaande twee jaar zijn verricht, vrij

zijn bevonden van Erwinia chrysanthemi

pv. dianthicola (Hellmers) Dickey,

Pseudomonas caryophylli (Burkholder)

Starr et Burkholder en Phialophora

cinerescens (Wollenw.) van Beyma

- op de planten geen symptomen van

vorengenoemde organismen zijn

waargenomen

AIV.DA.RII.296


materialen

Bijzondere eisen

22. Bollen van Tulipa L. en Narcissus L., met

uitzondering van die waarvan uit de

verpakking of op enige andere wijze blijkt

dat ze bestemd zijn voor directe verkoop

aan eindverbruikers die zich niet

beroepshalve bezighouden met de productie

van snijbloemen



planten geen symptomen van Ditylenchus

dipsaci (Kühn) Filipjev zijn waargenomen

23. Planten van kruidachtige soorten, bestemd


- bollen,

- stengelknollen,


- wortelstokken,

- zaden,

- knollen


planten in bijlage IV, deel A, rubriek II,

punten 20, 21.1 of 21.2,een officiële

verklaring dat :

a) de planten van oorsprong zijn uit een

gebied dat bekend staat als zijnde vrij van


Liriomyza trifolii (Burgess)

of

b) op de plaats van productie bij officiële


vóór de oogst ten minste eens in de maand

zijn verricht, geen tekenen zijn

waargenomen die wijzen op aanwezigheid

van Liriomyza huidobrensis (Blanchard)

en Liriomyza trifolii (Burgess)

of

c) de planten vlak vóór het op de markt

brengen zijn gecontroleerd en vrij zijn

bevonden van Liriomyza huidobrensis

(Blanchard) en Liriomyza trifolii

(Burgess) en adequaat behandeld zijn

tegen Liriomyza huidobrensis (Blanchard)

en Liriomyza trifolii (Burgess)

of


teeltmateriaal (explantaat) dat vrij is van


Liriomyza trifolii (Burgess), in vitro zijn

gekweekt in een steriel medium, onder




Liriomyza trifolii (Burgess) uitsluiten; en



24. Planten met wortels, opgeplant of

bestemd voor opplant, geteeld in de koude

grond [19]

Er wordt aangetoond dat de plaats van

productie bekend staat als zijnde vrij van

Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus

(Spieckermann et Kotthoff) Davis et al. en


AIV.DA.RII.297

Percival [19]

AIV.DA.RII.298


materialen

Bijzondere eisen

24.1. Planten met wortels, bestemd voor

opplant, geteeld in de koude grond, van

Allium porrum L., Asparagus officinalis

L., Beta vulgaris L., Brassica spp. en

Fragaria L.

en

bollen, knollen en wortelstokken,

geteeld in de koude grond, van Allium

ascalonicum L., Allium cepa L., Dahlia

spp., Gladiolus Tourn. ex L.,

Hyacinthus spp., Iris spp., Lilium spp.,

Narcissus L. en Tulipa L., met

uitzondering van planten, bollen,

knollen en wortelstokken voor opplant

overeenkomstig artikel 4, lid 4, onder a)

of c), van Richtlijn 2007/33/EG van de

Raad [19]


de in bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 24

bedoelde planten, wordt aangetoond dat is

voldaan aan de bepalingen van de Unie ter




25. Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor




die bekend staan als zijnde vrij van Beet

leaf curl virus, of

b) Beet leaf curl virus voor zover bekend niet

in het gebied van productie voorkomt, en




geen symptomen van Beet leaf curl virus

zijn waargenomen

26. Zaden van Helianthus annuus L. Officiële verklaring dat :

a) de zaden van oorsprong zijn uit gebieden


Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de

Toni, of

b) de zaden, andere dan die welke zijn

verkregen op variëteiten die resistent zijn

tegen alle rassen van Plasmopara

halstedii (Farlow) Berl. et de Toni die in

het productiegebied voorkomen, adequaat

zijn behandeld tegen Plasmopara

halstedii (Farlow) Berl. et de Toni

26.1. Planten van Solanum lycopersicum L.,


zaden [19]


de punten 18.6 en 23 van deze rubriek

genoemde planten, een officiële verklaring

dat:


AIV.DA.RII.299


Tomato yellow leaf curl virus (TYLCV);

of

b) geen symptomen van TYLCV op de

planten zijn waargenomen en :

aa) de planten van oorsprong zijn uit

gebieden die bekendstaan als zijnde

vrij van Bemisia tabaci Genn.,

of

bb) de productieplaats bij officiële

controles die gedurende de drie

maanden die aan de uitvoer zijn

voorafgegaan ten minste om de

maand zijn verricht, vrij is bevonden

van Bemisia tabaci Genn. ;

of

AIV.DA.RII.300


materialen

Bijzondere eisen

c) geen symptomen van TYLCV op de

productieplaats zijn waargenomen en de

productieplaats adequaat is behandeld en

adequaat wordt gecontroleerd om ervoor

te zorgen dat deze plaats vrij is van


27. Zaden van Solanum lycopersicum L. [19] Officiële verklaring dat de zaden zijn

verkregen met behulp van een geschikte

zuurextractiemethode of een door de Raad of

de Commissie vastgestelde gelijkwaardige

methode en

a) ofwel de zaden van oorsprong zijn uit

gebieden waar, voor zover bekend,


michiganensis (Smith) Davis et al., of

Xanthomonas campestris pv. vesicatoria

(Doidge) Dye niet voorkomen,

b) ofwel gedurende de laatste volledige

vegetatiecyclus op de planten op de


ziektesymptomen van deze schadelijke


c) ofwel de zaden zijn onderworpen aan een

officiële toetsing op ten minste de

bovenbedoelde schadelijke organismen,

uitgevoerd op een representatief monster

met gebruikmaking van passende

methoden, en bij die toetsing vrij zijn

bevonden van die schadelijke

organismen

28.1. Zaden van Medicago sativa L. Officiële verklaring dat :


vegetatiecyclus op de plaats van

productie geen symptomen van

Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev zijn

waargenomen en bij

laboratoriumproeven met een representa-

tief monster geen Ditylenchus dipsaci

(Kühn) Filipjev is vastgesteld, of

b) vóór het op de markt brengen fumigatie

heeft plaatsgevonden, of

c) de zaden een adequate fysieke

behandeling tegen Ditylenchus dipsaci

(Kühn) Filipjev hebben ondergaan en bij

laboratoriumproeven met een

representatief monster vrij zijn bevonden

van het bovenbedoelde schadelijke

organisme [19]

AIV.DA.RII.301


materialen

Bijzondere eisen

28.2. Zaden van Medicago sativa L. Onverminderd de eisen die gelden voor de in


verklaring dat :




insidiosus Davis et al., of

b) - Clavibacter michiganensis ssp.

insidiosus Davis et al. voor zover

bekend in de laatste tien jaar niet is

voorgekomen op het bedrijf of in de

onmiddellijke omgeving daarvan, en :

het gewas behoort tot een ras dat

als sterk resistent tegen Clavibacter

michiganensis ssp. insidiosus

Davis et al. is erkend, of

het gewas zich op het tijdstip waar-

op het zaad werd geoogst, niet in

de vierde volledige vegetatiecyclus

na de inzaaiing bevond en dat

voordien ten hoogste één keer zaad

van het gewas is geoogst, of

het gehalte aan inerte stoffen in de

zaden, bepaald aan de hand van de

voorschriften die gelden voor

certificering van zaad dat in de

Gemeenschap in de handel wordt

gebracht, ten hoogste 0,1

gewichtsper-cent bedraagt

- gedurende de laatste volledige

vegetatiecyclus of, in voorkomend

geval, de laatste twee volledige

vegetatiecycli noch op de plaats van

de productie noch in een naast de

Medicago sativa L. groeiend gewas

symptomen van Clavibacter


al. zijn waargenomen

- het gewas is verbouwd op een perceel

waarop gedurende de laatste drie jaar

voor de inzaaiing geen Medicago

sativa L. is verbouwd

AIV.DA.RII.302


materialen

Bijzondere eisen

29. Zaden van Phaseolus L. Officiële verklaring dat :




(Smith) Dye, of

b) een representatief monster van de zaden

is getoetst en daarbij vrij is bevonden

van Xanthomonas campestris pv.

phaseoli (Smith) Dye


Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan,

De oorsprong moet op adequate wijze op de

verpakking worden vermeld

AIV.DB.303

Deel B. Door de lidstaten vast te stellen bijzondere eisen ten aanzien van het

binnenbrengen en het in het verkeer brengen van planten, plantaardige

producten en andere materialen in bepaalde beschermde gebieden

Planten, plantaardige producten

en andere materialen

Bijzondere eisen Beschermd(e) gebied(en)

1. Hout van Coniferae Onverminderd de eisen die gelden

voor in deel A, rubriek I, punten 1.1,

1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7 [9], van

deze bijlage bedoeld hout, in

voorkomend geval :

a) het hout moet van de bast zijn

ontdaan, of

b) een officiële verklaring dat het

hout van oorsprong is uit

gebieden die bekend staan als

zijnde vrij van Dendroctonus

micans Kugelan, of

c) uit het merkteken "Kiln-dried",

"KD" of een ander internationaal

erkend merkteken dat overeen-

komstig de gangbare handels-

gebruiken op het hout of de

verpakking ervan is aangebracht,

moet blijken dat het hout volgens

een passend tijden temperatuur-

schema kunstmatig is gedroogd

tot een vochtgehalte van minder

dan 20%, berekend op de droge

stof, op het tijdstip van bewerking

EL, IRL, UK (Noord-

Ierland, Eiland Man en

Jersey)



1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7 [9], en

deel B punt 1 van deze bijlage

bedoeld hout, in voorkomend geval:


ontdaan, of




zijnde vrij van Ips duplicatus

Sahlberg, of

EL, IRL, UK

AIV.DB.304







komstig de gangbare handelsge-

bruiken op het hout of de










1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7 [9], en

deel B punten 1 en 2 van deze bijlage

bedoeld hout, in voorkomend geval :


ontdaan, of


hout van oorsprong is uit gebie-

den die bekend staan als zijnde

vrij van Ips typographus Heer, of












stof, op het tijdstip van

bewerking

IRL, UK



1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7 [9], en

deel B, punten 1, 2 en 3 van deze

bijlage bedoeld hout, in voorkomend

geval :


ontdaan, of

EL, IRL, UK [19]

AIV.DB.305







zijnde vrij van Ips amitinus

Eichhof, of













bewerking



1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7 [9], en

deel B, punten 1, 2, 3 en 4 van deze

bijlage bedoeld hout, in voorkomend

geval :


ontdaan,of




zijnde vrij van Ips cembrae Heer,

of













bewerking

EL, IRL, UK (N-IRL,

eiland

Man)



1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7 [9], en

IRL, CY, UK (N-IRL,

eiland Man)

AIV.DB.306

deel B, punten 1, 2, 3, 4 en 5 van

deze bijlage bedoeld hout, in

voorkomend geval :

AIV.DB.307





ontdaan, of




zijnde vrij van Ips sexdentatus

Boerner, of




komstig de gangbare handels-

gebruiken op het hout of de








6.1. / / /

6.2. / / /

6.3. Hout van Castanea

Mill.

a) Het hout is vrij van bast

of

b) officiële verklaring dat het

hout:

i) afkomstig is uit gebieden

waarvan bekend is dat zij vrij zijn

van Cryphonectria parasitica

(Murrill.) Barr.

of

ii) volgens een passend tijden


gedroogd tot een vochtgehalte van

minder dan 20 %, berekend op de

droge stof. Ten bewijze daarvan

moet het merkteken “kiln-dried”,

“KD” of een ander internationaal

erkend merkteken overeenkomstig de

gangbare handelsgebruiken zijn

aangebracht op het hout of op de

verpakking ervan

CZ, IRL, S, UK [19]

6.4. Hout van Platanus L., ook

wanneer het hout zijn

natuurlijke ronde

oppervlak niet heeft

Onverminderd de bepalingen die

gelden voor het in bijlage IV, deel A,

rubriek I, punten 5 en 7.1.2, en

UK [19]

AIV.DB.308

behouden, van oorsprong

uit de Unie of uit Armenië,

de Verenigde Staten of

Zwitserland [19]

rubriek II, punt 2, vermelde hout,

voor zover van toepassing, een

officiële verklaring dat:

a) het hout van oorsprong is uit

een gebied dat overeenkomstig

de desbetreffende internationale

normen voor fytosanitaire

maatregelen vrij is bevonden



of

b) uit het merkteken “kiln-dried”,

“KD” of een ander

internationaal erkend

merkteken dat overeenkomstig

de gangbare handelsgebruiken

op het hout of de verpakking

ervan is aangebracht, moet

blijken dat het hout volgens een

passend tijden

temperatuurschema kunstmatig

is gedroogd tot een

vochtgehalte van minder dan

20 %, berekend op de droge


bewerking, of

c) het hout van oorsprong is uit

een in de rechterkolom vermeld

beschermd gebied [19]

7. Planten van Abies Mill.,


Dietr., Pinus L. en

Pseudotsuga Carr., meer

dan 3m hoog, met

uitzondering van vruchten

en zaden


gelden voor de in bijlage III, deel A,

punt 1, en in deze bijlage deel A,

rubriek I, de punten 8.1, 8.2, 9 en 10,

en deel A, rubriek II, punten 4 en 5,

bedoelde planten, een officiële

verklaring dat, in voorkomend geval,

de plaats van productie vrij is van

Dendroctonus micans Kugelan

EL, IRL, UK (Noord-


Jersey)



Dietr. en Pinus L., meer

dan 3 m hoog, met


en zaden



punt 1, en in deze bijlage, deel A,

rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, en

deel A, rubriek II, de punten 4 en 5,

en deel B, punt 7 bedoelde planten,

een officiële verklaring dat, in

voorkomend geval, de plaats van

productie vrij is van Ips duplicatus

Sahlberg

EL, IRL, UK


Larix Mill., Picea A. Dietr.,

Pinus L. en Pseudotsuga



punt 1, en in deze bijlage deel A,

IRL, UK

AIV.DB.309

Carr., meer dan 3 m hoog,

met uitzondering van

vruchten en zaden

rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, en

deel A, rubriek II, de punten 4 en 5,

en deel B, punten 7 en 8, bedoelde

planten, een officiële verklaring dat,

in voorkomend geval, dat de plaats

van productie vrij is van Ips

typographus Heer



Dietr., en Pinus L., meer

dan 3 m hoog, met


en zaden




rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10,

deel A, rubriek II, punten 4 en 5, en

deel B, punten 7, 8 en 9, bedoelde


in voorkomend geval, de plaats van

productie vrij is van Ips amitinus

Eichhof

EL, IRL, UK [19]



Dietr., Pinus L. en

Pseudotsuga Carr., meer

dan 3 m hoog, met


en zaden






deel B, punten 7, 8, 9 en 10,



de plaats van productie vrij is van Ips

cembrae Heer

EL, IRL, UK (N-IRL,

eiland Man)



Dietr. en Pinus L., meer

dan 3 m hoog, met

uitzondering van vruch-ten

en zaden






deel B, punten 7, 8, 9, 10 en 11,



de plaats van productie vrij is van Ips

sexdentatus Boerner

IRL, CY, UK, (N-IRL,

eiland Man)

12.1. Planten van Platanus L.,

bestemd voor opplant,


zaden, van oorsprong uit

de Unie of uit Armenië,

de Verenigde Staten of

Zwitserland [19]


gelden voor het in bijlage IV, deel A,

rubriek I, punt 12, en rubriek II,

punt 8, vermelde hout, voor zover

van toepassing, een officiële

verklaring dat:

a) de planten permanent zijn

geteeld in een gebied dat

overeenkomstig de

desbetreffende internationale


maatregelen vrij is bevonden


UK [19]

AIV.DB.310


of

b) de planten permanent zijn geteeld

in een in de rechterkolom vermeld


13. / / /

14.1. Bast, zonder andere


Een officiële verklaring dat de

zending :

EL, IRL, UK (Noord-


Jersey)

a) is gefumigeerd of op een andere

adequate wijze is behandeld

tegen bastkevers, of

b) van oorsprong is uit gebieden die


Dendroctonus micans Kugelan




gelden voor de in punt 14.1. van deel

B van deze bijlage bedoelde bast, een

officiële verklaring dat de zending:


adequate wijze is behandeld tegen

bastkevers, of



Ips amitinus Eichhof

EL, IRL, UK [19]




gelden voor in de punten 14.1. en

14.2. van deel B van deze bijlage

bedoelde bast, een officiële

verklaring dat de zending :



bastkevers, of



Ips cembrae Heer

EL, IRL, UK (N-IRL,

eiland Man)




gelden voor in de punten 14.1., 14.2.

en 14.3. van deel B van deze bijlage

bedoelde bast, een officiële

verklaring dat de zending :



bastkevers, of



Ips duplicatus Sahlberg

EL, IRL, UK

AIV.DB.311




14.5. Bast zonder andere delen,

van Coniferae


gelden voor in de punten 14.1.,

14.2., 14.3. en 14.4. van deel B

van deze bijlage bedoelde bast,

een officiële verklaring dat de

zending :

IRL, CY, UK (N-IRL,

eiland Man)






Ips sexdentatus Boerner




gelden voor in de punten 14.1., 14.2.,

14.3., 14.4. en 14.5. van deel B van

deze bijlage bedoelde bast, een

officiële verklaring dat de zending:






Ips typographus Heer

IRL, UK

14.7. / / /

14.8. / / /

14.9. Bast zonder andere

delen van Castanea Mill.

Officiële verklaring dat de bast,

zonder andere delen:

a) afkomstig is uit gebieden

waarvan bekend is dat zij vrij zijn

van Cryphonectria parasitica

(Murrill.) Barr.

of

b) een adequate fumigatie of

andere passende behandeling heeft

ondergaan tegen Cryphonectria

parasitica (Murrill.) Barr. volgens

een specificatie die door de Raad of

de Commissie is goedgekeurd. Ten

bewijze daarvan moet op het

fytosanitair certificaat of het

fytosanitair certificaat voor

wederuitvoer melding worden

gemaakt van het werkzame

bestanddeel, de

minimumtemperatuur van het hout,

CZ, IRL, S, UK [19]

AIV.DB.312

de dosering (g/m3) en de

blootstellingstijd (uur)

15. Planten van Larix Mill.,



zaden




rubriek I, punten 8.1, 8.2 en 10, deel

A, rubriek II, punt 5 en deel B,

punten 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13,


verklaring dat de planten zijn geteeld

in kwekerijen en dat de plaats van

productie vrij is van Cephalcia

lariciphila (Klug.)

IRL, UK (N-IRL, eiland

Man en Jersey)

16. Planten van Pinus L.,

Picea A. Dietr., Larix

Mill., Abies Mill. en

Pseudotsuga Carr.,







A, rubriek II, punt 4, en deel B

punten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 15,



de planten zijn geteeld in kwekerijen

en dat de plaats van productie vrij is

van Gremmeniella abietina (Lag.)

Morelet

IRL, UK (N-IRL)

17. / [6] / [6] / [6]

18. Planten van Picea A.

Dietr., bestemd voor

opplant, met uitzondering

van zaden





A, rubriek II, punt 5, en deel B,

punten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 16,


verklaring dat de planten zijn geteeld

in kwekerijen en dat de plaats van

productie vrij is van Gilpinia

hercyniae (Hartig)

EL, IRL, UK (N-IRL,

eiland Man en Jersey)

19. Planten van Eucalyptus

l'Herit, met uitzondering

van vruchten en zaden


a) de planten vrij zijn van grond en

zijn behandeld tegen Gonipterus

scutellatus Gyll., of

b) de planten van oorsprong zijn uit


zijnde vrij van Gonipterus

scutellatus Gyll.

EL, P (Azoren)

19.1. Planten van Castanea

Mill., bestemd voor

opplant [19]



punt 2, en bijlage IV, deel A, rubriek

CZ, IRL, S, UK [19]

AIV.DB.313

I, punten 11.1 en 11.2, vermelde

planten, een officiële verklaring dat

de planten:

a) permanent zijn geteeld op

plaatsen van productie in landen

waarvan bekend is dat

Cryphonectria parasitica

(Murrill) Barr er niet voorkomt,

of

b) permanent zijn geteeld in een



overeenkomstig de




Cryphonectria parasitica

(Murrill) Barr,

of

c) van oorsprong zijn uit de in de

rechterkolom genoemde beschermde

gebieden [19]

20.1. Knollen van Solanum

tuberosum L., bestemd

voor opplant


gelden voor in bijlage III, deel A,

punten 10 en 11, en in deze bijlage,

deel A, rubriek I, punten 25.1, 25.2,

25.3, 25.4, 25.5 en 25.6, en deel A,

rubriek II, punten 18.1, 18.2, 18.3,

18.4 en 18.6, bedoelde planten, een

officiële verklaring dat de knollen :

a) zijn geteeld in een gebied waar

voor zover bekend Beet necrotic

yellow vein virus (BNYVV) niet

voorkomt, of

b) zijn geteeld op grond, of in een

groeimedium dat uit grond

bestaat, die voor zover bekend

vrij is van BNYVV, of die

volgens adequate methoden

getoetst is en vrij is bevonden van

BNYVV, of

c) zijn gewassen zodat zij vrij zijn

van grond

F (Bretagne), FI, IRL, P

(Azoren), / [4], UK

(Noord-Ierland)

20.2. Knollen van Solanum

tuberosum L, ander dan

die in bijlage IV, deel B,

punt 20.1

a) het gewicht van de zending of

partij bestaat voor niet meer dan 1

% uit grond,

of

b) de knollen bestemd voor verwer-

king in bedrijven met officieel

goedgekeurde afvalverwerkings-


(Azoren), / [4], UK

(Noord-Ierland)

AIV.DB.314

installaties zodat gegarandeerd

wordt dat er geen risico op

verspreiding van BNYVV bestaat

20.3. Planten met wortels,

opgeplant of bestemd

voor opplant, geteeld in

de koude grond [19]

Er wordt aangetoond dat de planten

van oorsprong zijn van een perceel

dat bekend staat als zijnde vrij van

Globodera pallida (Stone) Behrens

[19]

FI, LV, SI, SK [19]

AIV.DB.315




21. Planten en levende pollen

voor bestuiving van

Amelanchier Med.,

Chaenomeles Lindl.,

Cotoneaster Ehrh.,

Crataegus L., Cydonia

Mill., Eriobotrya Lindl.,

Malus Mill., Mespilus L.,

Photinia davidiana

(Dcne.) Cardot,

Pyracantha Roem., Pyrus

L. en Sorbus L., met


en zaden

Onverminderd de verbodsbepalingen

die gelden voor de in bijlage III, deel

A, punten 9, 9.1 en 18, en bijlage III,

deel B, punten 1 en 2, genoemde


in voorkomend geval :


derde landen die door de Raad of

de Commissie, als vrij van

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl.

et al. zijn erkend,

of

b) de planten van oorsprong zijn uit,

wat Erwinia amylovora (Burr.)

Winsl. et al. betreft, overeen-

komstig de internationale norm

voor fytosanitaire maatregelen

(International Standard for

Phytosanitary Measures) als

ziektevrij aangemerkte en door de

Raad of de Commissie als zodanig

erkende gebieden in derde landen,

of

c) de planten van oorsprong zijn uit

het kanton Valais in Zwitserland,

of [10]


de in de rechterkolom genoemde

beschermde gebieden,

of

e) de planten zijn geteeld of, indien

overgebracht naar een “buffer-

zone”, gedurende ten minste de

periode die loopt van 1 april tot

en met 31 oktober van de laatste

volledige vegetatiecyclus, in

stand zijn gehouden op een

perceel:

(*)

AIV.DB.316




aa) dat gelegen is in een officieel

erkende "bufferzone" met een

oppervlakte van ten minste

50 km2, en op ten minste 1

km van de grens daarvan,

waar voor de waardplanten

een officieel goedgekeurde en

gecontroleerde bestrijdings-

regeling geldt die vóór het

begin van de aan de laatste

volledige vegetatiecyclus

voorafgaande volledige vege-

tatiecyclus is ingesteld om

het risico dat de daar geteelde

planten oorzaak zijn van de

verspreiding van Erwinia

amylovora (Burr.) Winsl. et

al., zoveel mogelijk te beper-

ken. De details betreffende de

omschrijving van deze

“bufferzone” worden ter

beschikking gehouden van de

Commissie en de andere lid-

staten. Zodra de “bufferzone”

is ingesteld, worden in die

zone, met uitzondering van

het perceel en een strook rond

het perceel van ten minste

500 m breed, ten minste

eenmaal na het begin van de

laatste volledige

vegetatiecyclus en op het

daarvoor meest geschikte

moment, officiële inspecties

verricht, en worden alle

waardplanten met

symptomen van Erwinia

amylovora (Burr.) Winsl. et

al. onmiddellijk uitgewied.

De resultaten van deze

inspecties worden vóór 1 mei

van elk jaar meegedeeld aan

de Commissie en andere

lidstaten, en

AIV.DB.317




bb) dat, evenals de “bufferzone”,

vóór het begin van de aan de

laatste volledige vegetatie-

cyclus voorafgaande

volledige vegetatiecyclus

officieel is goedgekeurd voor

de teelt van planten onder de

in dit punt bedoelde

voorwaarden, en

cc) dat, na het begin van de laatste

volledige vegetatiecyclus en

in een strook rond het perceel

van ten minste 500 m breed,

vrij van Erwinia amylovora

(Burr.) Winsl. et al. is

bevonden bij officiële

keuringen die zijn verricht:

- ten minste tweemaal op

het perceel op het


moment, namelijk eenmaal

in juni-augustus en

eenmaal in augustus-

november, en

- ten minste eenmaal in de

bovengenoemde strook

rond het perceel, op het


moment, namelijk in de

periode augustus tot en

met november, en

dd) van welk planten officieel op

latente besmettingen zijn

getest met gebruikmaking

van daarvoor geschikte

labora-toriumtechnieken op

basis van monsters die

officieel zijn genomen in de


periode

Tussen 1 april 2004 en 1 april 2005

zijn deze bepalingen niet van

toepassing op in de linkerkolom

opgenomen planten die naar

beschermde gebieden worden over-

gebracht of daarbinnen worden

vervoerd en die geteeld en in stand

gehouden zijn op percelen die liggen

in officieel als “bufferzones” aange-

AIV.DB.318

wezen gebieden overeenkomstig de

vóór 1 april 2004 terzake geldende

eisen

AIV.DB.319




21.1. Planten van Vitis L., met

uitzondering van

vruchten en zaden

Onverminderd het verbod in bijlage

III, deel A, punt 15, op het

binnenbrengen van planten van Vitis

L., met uitzondering van vruchten,

uit derde landen (behalve

Zwitserland) in de Gemeenschap, een

officiële verklaring dat de planten:

a) afkomstig zijn uit een

gebied dat bekend staat als

zijnde vrij van


(Fitch);

of

b) zijn geteeld in een plaats

van productie die vrij van


(Fitch) is bevonden tijdens

officiële inspecties die

tijdens de laatste twee

volledige vegetatiecycli zijn

uitgevoerd;

of

c) zijn gefumigeerd of op een

andere adequate wijze zijn

behandeld tegen Daktulosphaira

vitifoliae (Fitch).

CY

21.2. Vruchten van Vitis L. De vruchten zijn vrij van bladeren

en

er is een officiële verklaring dat :

a) de vruchten van oorsprong zijn

uit een gebied dat bekend staat

als zijnde vrij van


(Fitch);

of

b) de vruchten geteeld zijn op een

teeltplaats die tijdens officiële

inspecties gedurende de laatste

twee volledige vegetatiecycli vrij

bevonden is van Daktulosphaira

vitifoliae (Fitch);

of

c) de vruchten gefumigeerd zijn of

op een andere adequate manier

zijn behandeld tegen Daktulos-

phaira vitifoliae (Fitch);

CY

AIV.DB.320

21.3. Van 15 maart tot en met

30 juni, bijenkorven en

-kasten

Aan de hand van bewijsstukken moet

worden aangetoond dat de bijen-

korven en -kasten :

a) van oorsprong zijn uit derde

landen die door de Raad of de

Commissie als vrij van Erwinia

amylovora (Burr.) Winsl. et al.

zijn erkend,

of

b) van oorsprong zijn uit het kanton

Valais in Zwitserland,

of [10]

c) van oorsprong zijn uit de in de

rechterkolom genoemde be-

schermde gebieden,

of

d) vóór te zijn overgebracht een

passende quarantainemaatregel

hebben ondergaan

(*)

22. Planten van Allium

porrum L., Apium L., Beta

L., andere dan die in

bijlage IV, deel B, punt

25, en die welke bestemd

zijn voor diervoeder,

Brassica napus L.,

Brassica rapa L., Daucus

L., andere dan voor

opplant bestemde planten

a) het gewicht van de zending of

partij bestaat voor niet meer dan 1

% uit grond,

of

b) de planten zijn bestemd voor

verwerking in bedrijven met

officieel goedgekeurde afval-

verwerkingsinstallaties zodat ge-

garandeerd wordt dat er geen

risico op verspreiding van

BNYVV bestaat.


(Azoren), / [4], UK

(Noord-Ierland)

23. Planten van Beta vulgaris

L., bestemd voor opplant,


a) Onverminderd de eisen die gelden

voor de in deel A, rubriek I,

punten 35.1 en 35.2, deel A,

rubriek II, punt 25, en deel B,

punt 22 van deze bijlage bedoelde

planten, een officiële verklaring

dat de planten :


(Azoren), / [4], UK

(Noord-Ierland)

AIV.DB.321




aa) individueel officieel zijn

getoetst en vrij zijn bevonden

van Beet necrotic yellow vein

virus (BNYVV), of

bb) zijn verkregen uit zaad dat

voldoet aan de in punt 27.1 en

punt 27.2 van deel B van deze

bijlage genoemde eisen, en

- zijn geteeld in gebieden

waar voor zover bekend

geen BNYVV voorkomt, of

- zijn geteeld op grond, of in

groeimedia, die volgens

adequate methoden

officieel zijn getoetst en

vrij zijn bevonden van

BNYVV, en

- zijn bemonsterd, en de

monsters zijn getoetst en

vrij zijn bevonden van

BNYVV

b) De dienst of het onderzoek-

centrum dat dergelijk

materiaal in zijn bezit heeft,

moet de officiële

Plantenziektenkundige Dienst

daarvan in kennis stellen

24.1 Stekken zonder wortels

van Euphorbia

pulcherrima Willd.,


Onverminderd de eisen die gelden

voor de in bijlage IV, deel A, rubriek

I, punt 45.1, vermelde planten, in

voorkomend geval een officiële

verklaring dat :

a) de stekken zonder wortels van

oorsprong zijn uit een gebied dat

bekend staat als zijnde vrij van

Bemisia tabaci Genn. (Europese

populaties),

of

b) op de plaats van productie bij

officiële controles die in de negen

weken voordat de planten in de

handel zijn gebracht ten minste

eens in de drie weken zijn

verricht, geen tekenen zijn

waargenomen die wijzen op


populaties),

of

IRL, P (Açores, Beira

Interior, Beira Litoral,

Entre Douro e Minho,

Ribatejo e Oeste

(gemeenten Alcobaça,

Alenquer, Bombarral,

Cadaval, Caldas da

Rainha, Lourinhã,

Nazaré, Óbidos, Peniche

en Torres Vedras) en

Trás-os-Montes ), FI, S,

UK [19]

AIV.DB.322

AIV.DB.323




c) in gevallen waarin Bemisia tabaci

Genn. (Europese populaties) op

de plaats van productie is

aangetroffen, de stekken en de

planten waarvan de stekken

afkomstig zijn en die op deze

plaats van productie verkregen en

gehouden of geteeld zijn,

adequaat zijn behandeld om te

garanderen dat ze vrij zijn van


populaties) en deze plaats van

productie bijge-volg, na passende

maatregelen voor de uitroeiing

van Bemisia tabaci Genn.

(Europese populaties), vrij is

bevonden van Bemisia tabaci

Genn. (Europese populaties),

zowel bij officiële controles die

gedurende de drie weken voordat

de planten die plaats van

productie hebben verlaten,

wekelijks zijn verricht, als bij

bewakingsprocedures gedurende

heel die periode. De laatste

controle van bovenbedoelde

wekelijkse controles moet worden

verricht vlak voordat de planten

worden overgebracht naar een

andere plaats

24.2 Planten van Euphorbia

pulcherrima Willd.,


met uitzondering van :

- zaden,

- planten waarvoor uit

de verpakking of uit de

ontwikkeling van de

bloem (of het

schutblad) of op enige

andere wijze blijkt dat

ze bestemd zijn voor

verkoop aan eindver-

bruikers die zich niet

beroepshalve bezig-

houden met de teelt

van deze palnten,

- de in punt 24.1

gespe-cifieerde planten





verklaring dat :


een gebied dat bekend staat als

zijnde vrij van Bemisia tabaci

Genn. (Europese populaties)

of


officiële controles die in de

negen weken voordat de planten

in de handel zijn gebracht ten

minste eens in de drie weken zijn




populaties),




Ribatejo e Oeste



Cadaval, Caldas da

Rainha, Lourinhã,




UK [19]

AIV.DB.324

AIV.DB.325




of

c) in gevallen waarin Bemisia

tabaci Genn. (Europese

populaties) op de plaats van

productie is aange-troffen, de op

de plaats van productie gehouden

of geteelde planten adequaat zijn

behandeld om te garanderen dat

ze vrij zijn van Bemisia tabaci

Genn. (Europese populaties) en

deze plaats van productie

bijgevolg, na passende











bewakings-procedures gedurende

heel drie periode. De laatste


wekelijkse contro-les moet

worden verricht vlak voordat de

planten worden overgebracht

naar een andere plaats,

of

d) kan worden aangetoond dat de

planten afkomstig zijn van

stekken die :

da) van oorsprong zijn uit een

gebied dat bekend staat als

zijnde vrij van Bemisia


populaties),

of

db) geteeld zijn op een plaats

van productie waar bij

officiële controles die tijdens

de hele teeltperiode van deze

planten ten minste eens in de

drie weken zijn verricht,

geen tekenen zijn


de aanwezig-heid van


(Europese populaties),

AIV.DB.326

of

AIV.DB.327




dc) in gevallen waarin Bemisia



productie is aangetroffen,

verkregen zijn van op de

plaats van productie gehou-

den of geteelde planten die

adequaat zijn behandeld om

te garanderen dat ze vrij zijn


(Europese populaties) en


bijge-volg, na passende

maatrege-len voor de

uitroeiing van Bemisia tabaci


vrij is bevonden van Bemisia


populaties), zowel bij

officiële controles die

gedurende de drie weken

voordat de planten die plaats

van productie hebben ver-

laten, wekelijks zijn verricht,

als bij bewakings-procedures

gedurende heel die periode.

De laatste controle van

bovenbedoelde wekelijkse

controles moet worden

verricht vlak voordat de


naar een andere plaats

24.3 Planten van Begonia L.,



zaden, knollen en

stengelknollen, en planten

van Ficus L. en Hibiscus

L. bestemd voor opplant,


zaden en planten

waarvoor uit hun verpak-

king of uit de

ontwikkeling van de

bloem of op enige andere

wijze blijkt dat ze be-

stemd zijn voor verkoop

aan eindverbrui-kers die

zich niet beroepshalve





verklaring dat :


een gebied dat bekend staat als

zijnde vrij van Bemisia tabaci

Genn. (Europese populaties)

of




Ribatejo e Oeste



Cadaval, Caldas da

Rainha, Lourinhã,




UK [19]

AIV.DB.328

bezighouden met de teelt

van planten

AIV.DB.329





officiële controles die in de

negen weken voordat de planten

in de handel zijn gebracht ten

minste eens in de drie weken zijn




populaties),

of

c) in gevallen waarin Bemisia



productie is aangetroffen, de op

de plaats van productie gehouden

of geteelde planten adequaat zijn

behandeld om te garanderen dat

ze vrij zijn van Bemisia tabaci

Genn. (Europese populaties) en


bijgevolg, na passende











bewakings-procedures gedurende

heel die periode. De laatste


wekelijkse con-troles moet

worden verricht vlak voordat de


naar een andere plaats

25.1 / / /

AIV.DB.330

Planten, plantaardige

producten en andere

materialen


25. Planten van Beta vulgaris

L., bestemd voor

industriële verwerking


a) bij het vervoer van de planten

ervoor is gezorgd dat er geen

gevaar bestaat voor verspreiding

van BNYVV, en dat de planten

zullen worden geleverd aan een

verwerkend bedrijf met officieel

goedgekeurde

afvalverwerkingsinstallaties

zodat elk risico op verspreiding

van BNYVV wordt uitgesloten,

of

b) de planten geteeld zijn in een

gebied waarvan bekend is dat

BNYVV er niet voorkomt


(Azoren), / [4], UK

(Noord-Ierland)

26. Grond van bieten en niet-

gesteriliseerd afval van

bieten (Beta vulgaris L.)

Officiële verklaring dat de grond en

het afval :

a) behandeld zijn om elke

besmetting met BNYVV uit te

sluiten,

of

b) bestemd is om te worden

vervoerd om op een officieel

erkende manier te worden

verwijderd,

of

c) afkomstig is van planten van

Beta vulgaris die geteeld zijn in

een gebied waarvan bekend is dat

BNYVV er niet voorkomt


(Azoren), / [4], UK

(Noord-Ierland)

27.1 Zaden van suiker- en

voederbieten van de

soort Beta vulgaris L.

Onverminderd de bepalingen van

Richtlijn 66/400/EEG, in

voorkomend geval, een officiële

verklaring dat :

a) het zaad van categorieën

"basiszaad" en "gecertificeerd

zaad" voldoet aan de

voorwaarden die zijn vastgesteld

in bijlage I, deel B, punt 3, van

Richtlijn 66/400/EEG, of

b) in het geval van "niet definitief

gecertificeerd zaad", het zaad :


(Azoren), / [4], UK

(Noord-Ierland)

AIV.DB.331




- voldoet aan de voorwaarden

die zijn vastgesteld in artikel

15, lid 2, van Richtlijn

66/400/EEG, en

- bestemd is voor een

verwerking die voldoet aan de

voorwaarden die zijn vastge-

steld in bijlage I, deel B, van

Richtlijn 66/400/EEG en

wordt geleverd aan

verwerkende bedrijven met

officieel goedgekeurde

adequate installaties voor

afval-verwijdering, zodat

versprei-ding van BNYVV

wordt voorkomen, of

c) het zaad is verkregen van

gewassen die zijn geteeld in een


BNYVV er niet voorkomt.

27.2 Zaden van snijbiet van de

soort Beta vulgaris L.

Onverminderd de bepalingen van

Richtlijn 70/458/EEG, in

voorkomend geval, een officiële

verklaring dat :

a) het verwerkte zaad ten hoogste

0,5 gewichtspercent inerte stof

bevat; in het geval van zaad in

pellets geldt deze norm vóór het

pellettiseren, of

b) in het geval van niet-verwerkt

zaad, het zaad

- zo wordt verpakt dat er geen

gevaar bestaat voor

verspreiding van BNYVV en

- bestemd is voor een

verwerking die voldoet aan de

voorwaarden die zijn

vastgesteld onder a) en wordt

geleverd aan verwerkende

bedrijven met officieel

goedgekeurde adequate

installaties voor

afvalverwijdering, zodat

verspreiding van BNYVV

wordt voorkomen,


(Azoren), / [4], UK

(Noord-Ierland)

AIV.DB.332




of

c) het zaad is verkregen van

gewassen die zijn geteeld in een


BNYVV er niet voorkomt.

28. Zaden van Gossypium

spp.


a) de zaden met zuur werden

gepluisd, en

b) sedert het begin van de laatste

volledige vegetatiecyclus op de


symptomen van Glomerella

gossypii Edgerton zijn

waargenomen, en dat een

representatief monster is

onderzocht en bij dit onderzoek

vrij is bevonden van Glomerella

gossypii Edgerton

EL

28.1 Zaden van Gossypium

spp.

Officiële verklaring dat de zaden met

zuur werden gepluisd

EL, E (Andalucia,

Cataluña, Extremadura,

Murcia, Valencia)

29. Zaden van Mangifera spp. Officiële verklaring dat de zaden van

oorsprong zijn uit gebieden die


Sternochetus mangiferae Fabricius

E (Granada en Málaga), P

(Alentejo, Algarve en

Madeira)

30. Gebruikte landbouw-

machines

a) De machines moeten zijn

schoongemaakt en vrij zijn van

grond en plantenresten wanneer

ze op een plaats van productie

waar bieten worden geteeld,

worden gebracht,

of

b) de machines moeten afkomstig

zijn van een gebied waarvan

bekend is dat BNYVV er niet

voorkomt.


(Azoren), / [4], UK

(Noord-Ierland)

31. Vruchten van Citrus L.,

Fortunella Swingle,

Poncirus Raf. en de

hybriden daarvan, van

oorsprong uit BG, HR,

SI, EL (regionale

eenheden Argolida en

Chania), P (Algarve en

Madeira), E, F, CY en I

Onverminderd de bepaling in bijlage

IV, deel A, rubriek II, punt 30.1, dat

de oorsprong op de verpakking moet

worden vermeld, moeten:

a) de vruchten vrij zijn van bladeren

en steeltjes, of

b) wanneer het vruchten met

bladeren en steeltjes betreft, zij

vergezeld gaan van een officiële

EL (met uitzondering van

de regionale eenheden

Argolida en Chania), M,

P (met uitzondering van

Algarve en Madeira) [19]

AIV.DB.333

[19] verklaring dat de vruchten verpakt

zijn in gesloten containers die

onder officieel toezicht zijn

gesloten en die gedurende het

transport door een voor deze

vruchten erkend beschermd

gebied gesloten blijven, en

waarop een speciaal merkteken is

aangebracht dat ook op het

plantenpaspoort is aangegeven

[19]

32. Planten van Vitis L., met

uitzondering van

vruchten en zaden [19]



punt 15, bijlage IV, deel A, rubriek

II, punt 17, en bijlage IV, deel B,

punt 21.1, vermelde planten, een

officiële verklaring dat:


en geteeld zijn op een plaats van

productie in een land waar

Grapevine flavescence dorée

MLO voor zover bekend niet

voorkomt, of

b) de planten van oorsprong zijn uit


productie in een gebied dat vrij is

van Grapevine flavescence dorée

MLO, zoals door de nationale

plantenziektekundige dienst is

vastgesteld overeenkomstig de


normen, of

c) de planten van oorsprong zijn uit

en geteeld zijn in Tsjechië,

Frankrijk (Alsace, Champagne-

Ardenne, Picardie (departement

Aisne), Ile de France (gemeenten

Citry, Nanteuil-sur-Marne en

Saâcy-sur-Marne) en Lorraine),

of Italië (Basilicata, Puglia en

Sardinia), of

cc) de planten van oorsprong zijn uit

en geteeld zijn in Zwitserland

(met uitzondering van het kanton

Ticino en het Mesolcina-dal), of



productie waar:

aa) sedert het begin van de laatste

twee volledige vegetatiecycli

op de moederplanten geen

symptomen van Grapevine

flavescence dorée MLO zijn

CZ, FR (Alsace,

Champagne-Ardenne,

Picardie (departement

Aisne), Ile de France

(gemeenten Citry,

Nanteuil-sur-Marne en

Saâcy-sur-Marne) en

Lorraine), I (Basilicata,

Puglia en Sardinia) [19]

AIV.DB.334

waargenomen, en

bb) ofwel

i) geen symptomen van

Grapevine flavescence

dorée MLO zijn

waargenomen op de

planten op de plaats van

productie, of

ii) de planten een

heetwaterbehandeling

hebben ondergaan bij ten

minste 50 °C gedurende 45

minuten om de aanwezigheid

van Grapevine flavescence

dorée MLO te elimineren

[19]

33. Planten van Castanea Mill.,


planten in

weefselcultuur, vruchten

en zaden [19]



punt 2, en bijlage IV, deel A, rubriek

I, punten 11.1 en 11.2, vermelde

planten, een officiële verklaring dat:

a) de planten permanent zijn geteeld

op een plaats van productie in een

land waar Dryocosmus kuriphilus

Yasumatsu niet voorkomt,

of

b) de planten permanent zijn geteeld

in een gebied dat door de

nationale plantenziektekundige

dienst overeenkomstig de




Dryocosmus kuriphilus

Yasumatsu,

of

c) de planten permanent zijn geteeld

in een in de rechterkolom vermeld


IRL, P, UK [19]

AV.PA.CI.335

(*) E (met uitzondering van de autonome gemeenschappen Aragon, Castilla la Mancha,

Castilla y León, Extremadura, Murcia, Navarra en La Rioja en de provincie Guipuzcoa

(Baskenland), de comarcas L'Alt Vinalopó en El Vinalopó Mitjà in de provincie

Alicante en de gemeenten Alborache en Turís in de provincie Valencia (Comunidad

Valenciana)), EE, F (Corsica), IRL (met uitzondering van de stad Galway), I (Abruzzo,

Basilicata, Calabria, Campania, Emilia-Romagna (de provincies Parma en Piacenza),

Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincies Mantova en Sondrio),

Marche, Molise, Piemonte, Puglia, Sardinia, Sicilia, Toscana, Umbria, Valle d'Aosta,

Veneto (met uitzondering van de provincies Rovigo en Venezia, de gemeenten Barbona,

Boara Pisani, Castelbaldo, Masi, Piacenza d'Adige, S. Urbano, Vescovana in de

provincie Padova en het gebied ten zuiden van autoweg A4 in de provincie Verona)),

LV, LT (met uitzondering van de gemeenten Babtai en Kėdainiai (district Kaunas)), P,

SI (met uitzondering van de regio's Gorenjska, Koroška, Maribor en Notranjska, en de

gemeenten Lendava en Renče-Vogrsko (ten zuiden van autoweg H4)), SK (met

uitzondering van de gemeenten Blahová, Čenkovce, Horné Mýto, Okoč, Topoľníky en

Trhová Hradská (district Dunajská Streda), Hronovce en Hronské Kľačany (district

Levice), Dvory nad Žitavou (district Nové Zámky), Málinec (district Poltár), Hrhov

(district Rožňava), Veľké Ripňany (district Topoľčany), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš,

Svätuše en Zatín (district Trebišov)), FI, UK (Noord-Ierland, eiland Man en

Kanaaleilanden) [19]


ALBERT

Van Koningswege:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

AV.PA.CI.336

ANNEXE V

Végétaux, produits végétaux et autres objets devant être soumis à une inspection

phytosanitaire sur le lieu de production, s'ils sont originaires de la Communauté, avant de

circuler dans la Communauté ou dans le pays d'origine ou le pays d'expédition, s'ils sont

originaires d'un pays tiers, avant de pouvoir entrer dans la Communauté

Partie A Végétaux, produits végétaux et autres objets originaires de la Communauté

Chapitre I Végétaux, produits végétaux et autres objets qui sont potentiellement porteurs

d’organismes nuisibles pour la Communauté entière, et qui doivent être

accompagnés d’un passeport phytosanitaire

1. Végétaux et produits végétaux

1.1. Végétaux, destinés à la plantation, autres que les semences, des genres Amelanchier Med.,

Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl.,

Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Prunus L., autres que Prunus

laurocerasus L. et Prunus lusitanica L., Pyracantha Roem., Pyrus L. et Sorbus L.

1.2. Végétaux de Beta vulgaris L. et Humulus lupulus L., destinés à la plantation, à l'exception des

semences.

1.3. Végétaux d'espèces stolonifères ou tubéreuses de Solanum L., ou leurs hybrides, destinés à la

plantation.

1.4. Végétaux de Fortunella Swingle, Poncirus Raf., et leurs hybrides, et de Casimiroa La Llave,

Clausena Burm. f., Vepris Comm., Zanthoxylum L. et Vitis L., à l’exception des fruits et des

semences. [19]

1.5. Sans préjudice du point 1.6 ci-après, végétaux de Citrus L. et ses hybrides, autres que les

fruits et les semences.

1.6. Fruits de Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., et leurs hybrides, avec feuilles et

pédoncules.

1.7. Le bois au sens de l'article 1er, 26°:

a) lorsqu'il a été obtenu, en tout ou en partie, à partir de Platanus L., y compris le bois qui n'a

pas gardé sa surface ronde naturelle,

et

b) lorsqu'il correspond à l'une des désignations ci-dessous telle qu'elle figure à l'annexe I,

deuxième partie, du règlement (CEE) no 2658/87 du Conseil du 23 juillet 1987

relatif à la nomenclature tarifaire et statistique et au tarif douanier commun:

AV.PA.CI.337

Code NC

Désignation 4401 10 00

Bois de chauffage en rondins, bûches, ramilles, fagots ou sous formes

similaires 4401 22 00

Bois en plaquettes ou en particules autres que de conifères

ex 4401 30 80 [9]

Déchets et débris de bois (à l'exception des sciures), non agglomérés

sous forme de bûches, briquettes, boulettes ou sous formes similaires

4403 10 00

Bois bruts, enduits de peinture, de teinture, de créosote ou d'autres

agents de conservation, même écorcés, désaubiérés ou grossièrement

équarris

ex 4403 99 Bois autres que de conifères [à l'exception des bois tropicaux spécifiés

à la note de sous-position 1 du chapitre 44 et des autres bois tropicaux,

des bois de chêne (Quercus spp.) ou des bois de hêtre (Fagus spp.)],

bruts, même écorcés, désaubiérés ou grossièrement équarris, non

enduits de peinture, de teinture, de créosote ou d'autres agents de

conservation

ex 4404 20 00 Échalas fendus autres que de conifères; pieux et piquets en bois autres

que de conifères, appointés, non sciés longitudinalement

ex 4407 99 Bois autres que de conifères [à l'exception des bois tropicaux spécifiés

à la note de sous-position 1 du chapitre 44 et des autres bois tropicaux,

des bois de chêne (Quercus spp.) ou des bois de hêtre (Fagus spp.)],

sciés ou dédossés longitudinalement, tranchés ou déroulés, rabotés ou

non, poncés ou collés par jointure digitale, d'une épaisseur n'excédant

pas 6 mm.

1.8. /

2. Végétaux, produits végétaux et autres objets produits par des producteurs autorisés à produire

pour vendre à des professionnels de la production végétale, autres que les végétaux, produits

végétaux et autres objets qui sont préparés et prêts pour la vente au consommateur final, et pour

lesquels les organismes officiels responsables des Etats membres garantissent que leur

production est nettement séparée de celle d'autres produits.

2.1. Végétaux destinés à la plantation (à l’exception des semences) du genre Abies Mill. et

d’Apium graveolens L., Argyranthemum spp., Asparagus officinalis L., Aster spp., Brassica

spp., Castanea Mill., Cucumis spp., Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L. et hybrides,

Exacum spp., Fragaria L., Gerbera Cass., Gypsophila L., Impatiens L. (toutes variétés

d’hybrides de Nouvelle-Guinée), Lactuca spp., Larix Mill., Leucanthemum L., Lupinus L.,

Pelargonium l’Hérit. ex Ait., Picea A. Dietr., Pinus L., Platanus L., Populus L., Prunus

laurocerasus L., Prunus lusitanica L., Pseudotsuga Carr., Quercus L., Rubus L., Spinacia L.,

Tanacetum L., Tsuga Carr., Verbena L. et autres végétaux d’espèces herbacées (à l’exception

de ceux de la famille Gramineae) destinés à la plantation (à l’exception des bulbes, cormes,

rhizomes, semences et tubercules). [19]

2.2. Végétaux de solanacées, autres que ceux visés au point 1.3, destinés à la plantation, autres que

des semences.

2.3. Végétaux d'Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp. et Strelitziaceae, racinés ou avec

un milieu de culture adhérent ou associé.

AV.PA.CI.338

2.3.1. Végétaux de Palmae, destinés à la plantation, ayant un diamètre à la base du tronc de plus

de 5 cm et appartenant aux genres suivants: Brahea Mart., Butia Becc., Chamaerops L., Jubaea

Kunth., Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H. Wendl.,

Trithrinax Mart., Washingtonia Raf. [8]

2.4. - Semences et bulbes de Allium ascalonicum L., Allium cepa L. et Allium schoenoprasum L.

destinés à la plantation et végétaux de Allium porrum L. destinés à la plantation,

- semences de Medicago sativa L.,

- Semences de Helianthus annuus L., Solanum lycopersicum L.et Phaseolus L. [1] [19]

3. Bulbes, cormes, tubercules et rhizomes de Camassia Lindl., Chionodoxa Boiss., Crocus flavus

Weston “Golden Yellow”, Dahlia spp., Galanthus L., Galtonia candicans (Baker) Decne.,

Gladiolus Tourn. ex L. (cultivars miniaturisés et leurs hybrides tels que Gladiolus callianthus

Marais, Gladiolus colvillei Sweet, Gladiolus nanus hort., Gladiolus ramosus hort. et Gladiolus

tubergenii hort.), Hyacinthus L., Iris L., Ismene Herbert, Lilium spp., Muscari Miller, Narcissus

L., Ornithogalum L., Puschkinia Adams, Scilla L., Tigridia Juss. et Tulipa L., destinés à la

plantation, produits par des producteurs autorisés à produire pour vendre à des professionnels de

la production végétale, à l’exception des végétaux, produits végétaux et autres objets qui sont

préparés et prêts pour la vente au consommateur final, et pour lesquels les organismes officiels

responsables des États membres garantissent que leur production est nettement séparée de celle

d’autres produits. [19]

AV.PA.CII.339

Chapitre II Végétaux, produits végétaux et autres objets qui sont potentiellement

porteurs d'organismes nuisibles pouvant affecter certaines zones protégées et

qui doivent être accompagnées d'un passeport phytosanitaire pour la zone

appropriée lors de l'entrée ou de la circulation dans ladite zone

Sans préjudice des végétaux, produits végétaux et autres objets énumérés dans la section I.

1. Végétaux, produits végétaux et autres objets.

1.1. Végétaux de Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. et Pseudotsuga Carr.

1.2. Végétaux destinés à la plantation, à l’exception des semences, de Platanus L., de Populus L.,

de Beta vulgaris L. et de Quercus spp. (à l’exception de Quercus suber). [19]

1.3. Végétaux, à l'exception des fruits et semences, des genres Amelanchier Med., Castanea Mill.,


Eucalyptus L'Herit., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot,

Pyracantha Roem., Pyrus L., Sorbus L. et Vitis L. [5] [19]

1.4. Pollen vivant destiné à la pollinisation des genres Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl.,

Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L.,

Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. et Sorbus L.

1.5. Racines tubéreuses de Solanum tuberosum L. destinées à la plantation.

1.6. Végétaux de Beta vulgaris L. destinés à la transformation industrielle.

1.7. Terres et déchets non stérilisés provenant de l'utilisation de betteraves (Beta vulgaris L.)

1.8. Semences de Beta vulgaris L., Castanea Mill., Dolichos Jacq., Gossypium spp. et Phaseolus

vulgaris L. [19]

1.9. Semences et fruits (boules) de Gossypium spp. et coton non égrené, fruits de Vitis L.

1.10. Le bois au sens de l'article 1er, 26°:

a) lorsqu'il est issu en tout ou en partie de :

— conifères (Coniferales), à l'exception du bois écorcé,

— Castanea Mill., à l'exception du bois écorcé,

— Platanus L., y compris le bois qui n’a pas conservé l’aspect naturellement

rond de sa surface, [19]

et

b) lorsqu'il correspond à l'une des désignations ci-dessous telle qu'elle figure à

l'annexe I, deuxième partie, du règlement (CEE) no 2658/87:

AV.PA.CII.340

Code NC

Désignation

4401 11 00 Bois de chauffage en rondins, bûches, ramilles, fagots ou sous formes

similaires

4401 21 00 Bois de conifères en plaquettes ou en particules

4401 22 00 Bois en plaquettes ou en particules autres que de conifères

ex 4401 30 Déchets et débris de bois (à l'exception des sciures), non agglomérés sous

forme de bûches, briquettes, boulettes ou sous formes similaires

ex 4403 10 00 Bois bruts, enduits de peinture, de teinture, de créosote ou d'autres agents

de conservation, qui ne sont pas écorcés, désaubiérés ou grossièrement

équarris

ex 4403 20 Bois de conifères, bruts, qui ne sont pas écorcés, désaubiérés ou

grossièrement équarris, non enduits de peinture, de teinture, de créosote

ou d'autres agents de conservation

ex 4403 99 Bois autres que de conifères [à l'exception des bois tropicaux spécifiés à

la note de sous-position 1 du chapitre 44 et des autres bois tropicaux, des

bois de chêne (Quercus spp.) ou des bois de hêtre (Fagus spp.)], bruts,

même écorcés, désaubiérés ou grossièrement équarris, non enduits de

peinture, de teinture, de créosote ou d'autres agents de conservation

ex 44 04 Échalas fendus, pieux, piquets et poteaux en bois, appointés, non sciés

longitudinalement

44 06 Traverses en bois pour voies ferrées ou similaires

4407 10 Bois de conifères, sciés ou dédossés longitudinalement, tranchés ou

déroulés, rabotés ou non, poncés ou collés par jointure digitale, d'une

épaisseur n'excédant pas 6 mm



bois de chêne (Quercus spp.) ou des bois de hêtre (Fagus spp.)], sciés

ou dédossés longitudinalement, tranchés ou déroulés, rabotés ou non,

poncés ou collés par jointure digitale, d'une épaisseur n'excédant pas

6 mm.

1.11 Écorce isolée de Castanea Mill. et de conifères (Coniferales).

2. Végétaux, produits végétaux et autres objets produits par des producteurs autorisés à produire

pour vendre à des professionnels de la production végétale, autres que les végétaux, produits

végétaux et autres objets qui sont préparés et prêts pour la vente au consommateur final, et pour

lesquels les organismes officiels responsables des Etats membres garantissent que leur

production est nettement séparée de celle d'autres produits

2.1 . Végétaux de Begonia L., destinés à la plantation, autres que les cormes, semences,

tubercules et végétaux de Euphorbia pulcherrima Willd., Ficus L. et Hibiscus L., destinés à

la plantation, autres que les semences.

AV.PB.CI.341

Partie B Végétaux, produits végétaux et autres objets originaires de territoires,

autres que ceux mentionnés dans la partie A

Chapitre I. Végétaux, produits végétaux et autres objets qui sont potentiellement

porteurs d'organismes nuisibles pour la Communauté entière.

1. Végétaux destinés à la plantation, à l’exception des semences mais y compris les semences de

Cruciferae, Gramineae et Trifolium spp., originaires d’Argentine, d’Australie, de Bolivie, du

Chili, de Nouvelle-Zélande et d’Uruguay, des genres Triticum, Secale et X Triticosecale,

originaires d’Afghanistan, d’Afrique du Sud, des États-Unis d’Amérique, d’Inde, d’Iran, d’Irak,

du Mexique, du Népal et du Pakistan, de Citrus L., Fortunella Swingle et Poncirus Raf., et leurs

hybrides, de Capsicum spp., Helianthus annuus L., Solanum lycopersicum L., Medicago sativa

L., Prunus L., Rubus L., Oryza spp., Zea mais L., Allium ascalonicum L., Allium cepa L., Allium

porrum L., Allium schoenoprasum L. et Phaseolus L. [19]

2. Parties de végétaux (à l’exception des fruits et des semences) de: [19]

Castanea Mill., Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L., Gypsophila L., Pelargonium l’Hérit.

ex Ait, Phoenix spp., Populus L., Quercus L., Solidago L., et des fleurs coupées

d’Orchidaceae

conifères (Coniferales)

Acer saccharum Marsh. originaire du Canada et des États-Unis d’Amérique

Prunus L. originaire de pays non européens

fleurs coupées d’Aster spp., Eryngium L., Hypericum L., Lisianthus L., Rosa L. et Trachelium L.,


légumes-feuilles d’Apium graveolens L., Ocimum L., Limnophila L. et Eryngium L.

feuilles de Manihot esculenta Crantz

branches coupées de Betula L. avec ou sans feuillage

branches coupées de Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus

davidiana Planch. et Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., avec ou sans feuillage,

originaires du Canada, de Chine, des États-Unis d’Amérique, du Japon, de Mongolie, de la

République de Corée, de la République populaire démocratique de Corée, de Russie et de

Taïwan

Amiris P. Browne, Casimiroa La Llave, Citropsis Swingle & Kellerman, Eremocitrus Swingle,

Esenbeckia Kunth., Glycosmis Corrêa, Merrillia Swingle, Naringi Adans., Tetradium

Lour., Toddalia Juss. et Zanthoxylum L.”.

2.1. Parties de végétaux (à l’exception des fruits, mais y compris les semences) d’Aegle Corrêa,

Aeglopsis Swingle, Afraegle Engl., Atalantia Corrêa, Balsamocitrus Stapf, Burkillanthus Swingle,

Calodendrum Thunb., Choisya Kunth, Clausena Burm. f., Limonia L., Microcitrus Swingle,

Murraya J. Koenig ex L., Pamburus Swingle, Severinia Ten., Swinglea Merr., Triphasia Lour. et

Vepris Comm. [19]

3. Fruits de :

- Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. et leurs hybrides, Momordica L. et Solanum

AV.PB.CI.342

melongena L.

- Annona L., Cydonia Mill., Diospyros L., Malus Mill., Mangifera L., Passiflora L., Prunus L.,

Psidium L., Pyrus L., Ribes L., Syzygium Gaertn. et Vaccinium L., originaires de pays non

européens

- Capsicum L. [19]

4. Tubercules de Solanum tuberosum L.

5. Ecorce isolée de :

– conifères (Coniferales) originaires de pays non européens

– Acer saccharum Marsh., Populus L. et Quercus L. à l’exception de Quercus suber L.

– Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus

davidiana Planch. et Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., originaires du Canada, de Chine,

des États-Unis d’Amérique, du Japon, de Mongolie, de la République de Corée, de la

République populaire démocratique de Corée, de Russie et de Taïwan

– Betula L. originaire du Canada et des États-Unis d’Amérique. [19]

6. Bois, au sens de l'article 1er, 26° : [19]

a) lorsqu'il a été obtenu en totalité ou en partie de l'un des ordres, genres ou espèces

désignés ci-après, à l'exception du matériel d'emballage en bois défini à l'annexe IV,

partie A, chapitre I, point 2:

Quercus L., y compris le bois qui n’a pas gardé sa surface ronde naturelle, originaire des États-Unis d’Amérique, à l’exception du bois répondant à la désignation visée au point b) du code NC 4416 00 00 et lorsqu’il est accompagné de pièces justificatives certifiant qu’il a subi un traitement thermique permettant d’atteindre une température minimale de 176 °C pendant vingt minutes,

Platanus L., y compris le bois qui n’a pas gardé sa surface ronde naturelle, originaire d’Arménie, des États-Unis d’Amérique ou de Suisse,

Populus L., y compris le bois qui n’a pas gardé sa surface ronde naturelle, originaire de pays du continent américain,

Acer saccharum Marsh., y compris le bois qui n’a pas gardé sa surface ronde naturelle, originaire du Canada et des États-Unis d’Amérique,

Conifères (Coniferales), y compris le bois qui n’a pas gardé sa surface ronde naturelle, originaire de pays non européens, du Kazakhstan, de Russie et de Turquie,

Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. et Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., y compris le bois qui n’a pas gardé sa surface ronde naturelle, originaire du Canada, de Chine, des États-Unis d’Amérique, du Japon, de Mongolie, de la République de Corée, de la République populaire démocratique de Corée, de Russie et de Taïwan,

Betula L., y compris le bois qui n’a pas gardé sa surface ronde naturelle, originaire du Canada et des États-Unis d’Amérique

et


deuxième partie, du règlement (CEE) no 2658/87:

AV.PB.CI.343

Code NC

Désignation

4401 10 00



Bois de conifères, en plaquettes ou en particules

4401 22 00

Bois autres que de conifères, en plaquettes ou en particules

ex 4401 30 40

Sciures, non agglomérées sous forme de bûches, briquettes, boulettes ou

sous formes similaires

ex 4401 30 80 Autres déchets et débris de bois, non agglomérés, sous forme de bûches,

briquettes, boulettes ou sous formes similaires 4403 10 00

Bois bruts, traités avec une peinture, de la créosote ou d’autres agents de

conservation, même écorcés, désaubiérés ou équarris 4403 20

Bois de conifères, bruts, même écorcés, désaubiérés ou équarris, non

traités avec une peinture, de la créosote ou d’autres agents de conservation

4403 91 Bois de chêne (Quercus spp.), bruts, même écorcés, désaubiérés ou

équarris, non traités avec une peinture, de la créosote ou d’autres agents de

conservation ex 4403 99

Bois autres que de conifères [à l’exception des bois tropicaux visés à la

note no 1 de sous-positions du chapitre 44 et des autres bois tropicaux, des

bois de chêne (Quercus spp.), de hêtre (Fagus spp.) ou de bouleau (Betula

L.)], bruts, même écorcés, désaubiérés ou équarris, non traités avec une

peinture, de la créosote ou d’autres agents de conservation

4403 99 51 Grumes de sciage de bouleau (Betula L.), brutes, même écorcées,

désaubiérées ou équarries

4403 99 59 Bois de bouleau (Betula L.), bruts, même écorcés, désaubiérés ou équarris,

autres que les grumes de sciage

ex 44 04 Échalas fendus; pieux et piquets en bois, appointés, non sciés

longitudinalement


AV.PB.CI.344

Code NC

Désignation des marchandises


déroulés, même rabotés, poncés ou collés par assemblage en bout, d’une

épaisseur excédant 6 mm

4407 91 Bois de chêne (Quercus spp.), sciés ou dédossés longitudinalement,

tranchés ou déroulés, même rabotés, poncés ou collés par assemblage en

bout, d’une épaisseur excédant 6 mm

ex 4407 93 Bois d’Acer saccharum Marsh., sciés ou dédossés longitudinalement,



4407 95 Bois de frêne (Fraxinus spp.), sciés ou dédossés longitudinalement,



ex 4407 99 Bois autres que de conifères [à l’exception des bois tropicaux visés à la

note no 1 de sous-positions du chapitre 44 et des autres bois tropicaux, des

bois de chêne (Quercus spp.), de hêtre (Fagus spp.), d’érable (Acer spp.),

de cerisier (Prunus spp.) et de frêne (Fraxinus spp.)], sciés ou dédossés

longitudinalement, tranchés ou déroulés, même rabotés, poncés ou collés

par assemblage en bout, d’une épaisseur excédant 6 mm

4408 10 Feuilles de conifères pour placage (y compris celles obtenues par

tranchage de bois stratifié), feuilles pour contre-plaqués ou pour bois

stratifiés similaires et autres bois, sciés longitudinalement, tranchés ou

déroulés, même rabotés, poncés, assemblés bord à bord ou en bout, d’une

épaisseur n’excédant pas 6 mm

4416 00 00 Futailles, cuves, baquets et autres ouvrages de tonnellerie et leurs parties,

en bois, y compris les merrains

9406 00 20 Constructions préfabriquées en bois.

7. a) Terre et milieu de culture en tant que tel, constitué en tout ou partie de terre ou de matières

organiques telles que parties de végétaux, humus comprenant de la tourbe ou des écorces,

autre que celui constitué en totalité de tourbe

b) Terre et milieu de culture adhérant ou associés à des végétaux constitués en tout ou en partie

de matières visées au point a) ou constitués en partie de toute matière inorganique solide,

destinés à entretenir la vitalité des végétaux originaires :

- de Turquie,

- du Belarus, de Géorgie, de Moldova, de Russie et d'Ukraine,

- de pays non européens autres que l'Algérie, l'Egypte, Israël, la Libye, le Maroc et la

Tunisie.

8. Céréales des genera Triticum, Secale et X Triticosecale originaires d'Afghanistan, d'Inde, d'Iran,

d'Irak, du Mexique, du Népal, du Pakistan, d'Afrique du Sud et des Etats-Unis d'Amérique.

BV.DA.RI.345

Chapitre II. Végétaux, produits végétaux et autres objets qui sont potentiellement porteurs

d'organismes nuisibles pour certaines zones protégées

Sans préjudice des dispositions applicables aux végétaux, produits végétaux et autres objets

énumérés dans la section I.

1. Végétaux de Beta vulgaris L. destinés à la transformation industrielle.

2. Terres et déchets non stérilisés provenant de l'utilisation de betteraves (Beta vulgaris L.).

3. Pollen vivant destiné à la pollinisation des genres Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl.,

Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L.,

Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. et Sorbus L.

4. Parties de végétaux, à l'exception des fruits et semences, des genres Amelanchier Med.,

Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus

Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. et Sorbus L.

5. Semences de Castanea Mill., Dolichos Jacq., Mangifera spp., Beta vulgaris L. et Phaseolus

vulgaris. [19]

6. Semences et fruits (boules) de Gossypium spp. et coton non égrené

6.bis. Fruits de Vitis L.

7. Le bois, au sens de l'article 1er, 26° :

a) lorsqu'il est issu en tout ou en partie de conifères (Coniferales), à l'exception du bois

écorcé originaire de pays tiers européens, et de Castanea Mill., à l'exception du bois

écorcé,

et


deuxième partie, du règlement (CEE) no 2658/87:

BV.DA.RI.346

Code NC

Désignation

4401 10 00



Bois de conifères en plaquettes ou en particules

4401 22 00

Bois en plaquettes ou en particules autres que de conifères

ex 4401 30 Déchets et débris de bois (à l'exception des sciures), non agglomérés sous

forme de bûches, briquettes, boulettes ou sous formes similaires

ex 4403 10 00 Bois bruts, enduits de peinture, de teinture, de créosote ou d'autres agents

de conservation, qui ne sont pas écorcés, désaubiérés ou grossièrement

équarris

ex 4403 20 Bois de conifères, bruts, non enduits de peinture, de teinture, de créosote

ou d'autres agents de conservation, qui ne sont pas écorcés, désaubiérés

ou grossièrement équarris



bois de chêne (Quercus spp.) ou des bois de hêtre (Fagus spp.)], bruts,

même écorcés, désaubiérés ou grossièrement équarris, non enduits de

peinture, de teinture, de créosote ou d'autres agents de conservation

ex 44 04 Échalas fendus; pieux et piquets en bois, appointés, non sciés

longitudinalement



déroulés, rabotés ou non, poncés ou collés par jointure digitale, d'une

épaisseur n'excédant pas 6 mm



bois de chêne (Quercus spp.) ou des bois de hêtre (Fagus spp.)], sciés

ou dédossés longitudinalement, tranchés ou déroulés, rabotés ou non,

poncés ou collés par jointure digitale, d'une épaisseur n'excédant pas

6 mm

44 15 Caisses, caissettes, cageots, cylindres et emballages similaires, en bois;

tambours (tourets) pour câbles, en bois; palettes simples, palettes-caisses

et autres plateaux de chargement, en bois; rehausses de palettes en bois

9406 00 20 Constructions préfabriquées en bois.

BV.DA.RI.347

8. Parties de végétaux d'Eucalyptus l'Hérit..

9. Écorce isolée de conifères (Coniferales), originaire de pays tiers européens.


ALBERT

Par le Roi:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

BV.DA.RI.348

BIJLAGE V

Planten, plantaardige producten en ander materiaal die, wanneer zij van oorsprong zijn uit

de Gemeenschap, op de plaats van productie aan een plantenziektekundig onderzoek moeten

worden onderworpen voordat zij binnen de Gemeenschap worden verzonden of die, wanneer

zij van oorsprong zijn uit gebieden buiten de Gemeenschap, in het land van oorsprong of van

verzending aan een plantenziektekundig onderzoek moeten worden onderworpen voordat zij

in de Gemeenschap mogen worden binnengebracht

Deel A. Planten, plantaardige producten en ander materiaal van oorsprong uit de

Gemeenschap

Rubriek I. Planten, plantaardige producten en ander materiaal die potentieel drager

zijn van schadelijke organismen die risico's opleveren voor het gehele

grondgebied van de Gemeenschap en die vergezeld moeten zijn van een

plantenpaspoort

1. Planten en plantaardige producten

1.1. Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van Amelanchier Med.,


Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Prunus L., andere dan Prunus

lauroccerasus L. en Prunus lusitanica L., Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

1.2. Planten van Beta vulgaris L. en Humulus lupulus L., bestemd voor opplant, met uitzondering

van zaden.

1.3. Planten van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L., of hybriden daarvan,

bestemd voor opplant.

1.4. Planten van Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en hybriden daarvan, Casimiroa La Llave,

Clausena Burm. f., Vepris Comm., Zanthoxylum L. en Vitis L, met uitzondering van vruchten

en zaden. [19]

1.5. Onverminderd punt 1.6, planten van Citrus L., en hybriden daarvan, met uitzondering van

vruchten en zaden.

1.6. Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, met

bladeren en steeltjes .

1.7. Hout in de zin van artikel 1, 26°, dat :

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen van Platanus L., met inbegrip van hout dat niet

zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden

en

b) beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn opgenomen in

bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987

met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk

douanetarief :

BV.DA.RI.349

GN-code

Omschrijving

4401 10 00 Brandhout, in de vorm van ronde en andere blokken, rijshout, takkenbossen en

dergelijke

4401 22 00 Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

ex 4401 30 80

[9]

Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst tot

blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

4403 10 00 Onbewerkt hout, behandeld met verf, met creosoot of andere

conserveringsmiddelen, al dan niet ontschorst of ontdaan van spint, of vierkant

behakt of bezaagd

ex 4403 99 Ander hout dan naaldhout [ander hout dan het in aanvullende aantekening 1 bij

hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik (Quercus

spp.) of beuk (Fagus spp.)], onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het

spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, ander hout dan behandeld

met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex 4404 20 00 Gekloofde staken van ander hout dan naaldhout; palen en stokken van ander

hout dan naaldhout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

ex 4407 99 Ander hout dan naaldhout [ander hout dan het in aanvullende aantekening 1 bij

hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik (Quercus

spp.) of beuk (Fagus spp.)], overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel

gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met

vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm.

1.8. /

2. Planten, plantaardige producten en ander materiaal, geproduceerd door producenten die hun

productie mogen verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie

van planten met uitzondering van de planten, plantaardige producten en ander materiaal die

klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de

bevoegde overheidsinstantie is verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die

van andere producten :

2.1. Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van de geslachten Abies Mill.,

Apium graveolens L., Argyranthemum spp., Asparagus officinalis L., Aster spp., Brassica

spp., Castanea Mill., Cucumis spp., Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L. en

hybriden daarvan, Exacum spp., Fragaria L., Gerbera Cass., Gypsophila L., alle rassen

Nieuw-Guinea-hybriden van Impatiens L., Lactuca spp., Larix Mill., Leucanthemum L.,

Lupinus L., Pelargonium l'Hérit. ex Ait., Picea A. Dietr., Pinus L., Platanus L., Populus L.,

Prunus laurocerasus L., Prunus lusitanica L., Pseudotsuga Carr., Quercus L., Rubus L.,

Spinacia L., Tanacetum L., Tsuga Carr., Verbena L. en andere planten van kruidachtige

soorten, met uitzondering van planten van de familie Gramineae, bestemd voor opplant, en

met uitzondering van bollen, stengelknollen, wortelstokken, zaden en knollen. [19]

2.2. Planten van Solanaceae, andere dan die bedoeld in punt 1.3., bestemd voor opplant, met

uitzondering van zaden.

BV.DA.RI.350

2.3. Planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp. en Strelitziaceae, beworteld of

met aanhangend of bijgevoegd groeimedium.

2.3.1. Voor opplant bestemde planten van Palmae met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5

cm en behorend tot de volgende genera: Brahea Mart., Butia Becc., Chamaerops L., Jubaea

Kunth, Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H. Wendl.,

Trithrinax Mart., Washingtonia Raf. [8]

2.4. - Zaden en bollen van Allium ascalonicum L., Allium cepa L. en Allium schoenoprasum L.,

bestemd voor opplant, en planten van Allium porrum L., bestemd voor opplant,

- Zaden van Medicago sativa L.,

- Zaden van Helianthus annuus L., Solanum lycopersicum L. en Phaseolus L. [1] [19]

3. Bollen, stengelknollen, knollen en wortelstokken van Camassia Lindl., Chionodoxa Boiss.,

Crocus flavus Weston ‘Golden Yellow’, Dahlia spp., Galanthus L., Galtonia candicans (Baker)

Decne., minicultivars en de hybriden daarvan, van het geslacht Gladiolus Tourn. ex L., zoals

Gladiolus callianthus Marais, Gladiolus colvillei Sweet, Gladiolus nanus hort., Gladiolus

ramosus hort. en Gladiolus tubergenii hort., Hyacinthus L., Iris L., Ismene Herbert, Lilium spp.,

Muscari Miller, Narcissus L., Ornithogalum L., Puschkinia Adams, Scilla L., Tigridia Juss. en

Tulipa L., bestemd voor opplant, geproduceerd door producenten die hun productie mogen

verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie van planten, met

uitzondering van planten, plantaardige producten en ander materiaal die klaargemaakt zijn en

gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de bevoegde overheidsinstantie

is verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die van andere producten. [19]

BV.DA.RII.351

Rubriek II. Planten, plantaardige producten en ander materiaal die potentieel drager zijn

van schadelijke organismen die risico's opleveren voor bepaalde beschermde

gebieden en die, wanneer zij in een bepaald gebied worden binnengebracht of

verzonden, vergezeld moeten zijn van een geldig plantenpaspoort

Onverminderd de planten, plantaardige producten en ander materiaal vermeld in rubriek I

1. Planten, plantaardige producten en ander materiaal.

1.1. Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr.

1.2. Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van Platanus L., Populus L.,

Beta vulgaris L. en Quercus spp., met uitzondering van Quercus suber. [19]

1.3. Planten, met uitzondering van vruchten en zaden, van Amelanchier Med., Castanea Mill.,


Eucalyptus L'Herit., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot,

Pyracantha Roem., Pyrus L., Sorbus L. en Vitis L. [5] [19]

1.4. Levende pollen voor bestuiving van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster

Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia

davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

1.5. Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant.

1.6. Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor industriële verwerking.

1.7. Grond van bieten en niet-gesteriliseerd afval van bieten (Beta vulgaris L.).

1.8. Zaden van Beta vulgaris L., Castanea Mill., Dolichos Jacq., Gossypium spp. en Phaseolus

vulgaris L. [19]

1.9. Vruchten (kapsels) van Gossypium spp. en niet-geëgreneerde katoen, vruchten van Vitis L.

1.10. Hout in de zin van artikel 1, 26°, dat :

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen uit:

— naaldbomen (Coniferae), met uitzondering van hout dat vrij van bast is,

— Castanea Mill., met uitzondering van hout dat vrij van bast is,

— Platanus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft

behouden, [19]

en


bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87:

BV.DA.RII.352

GN-code

Omschrijving

4401 10 00 Brandhout, in de vorm van ronde en andere blokken, rijshout, takkenbossen

en dergelijke

4401 21 00 Naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes


ex 4401 30 Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst tot


ex 4403 10 00 Onbewerkt hout, behandeld met verf, met creosoot of andere

conserveringsmiddelen, niet ontschorst of ontdaan van spint, of vierkant

behakt of bezaagd

ex 4403 20 Onbewerkt naaldhout, niet ontschorst of ontdaan van spint, of vierkant

behakt of bezaagd, niet behandeld met verf, met creosoot of andere

conserveringsmiddelen

ex 4403 99 Ander hout dan naaldhout [ander hout dan het in aanvullende aantekening 1

bij hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik

(Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)], onbewerkt, ook indien ontschorst,

ontdaan van spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, ander hout

dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex 44 04 Gekloofde staken; palen en stokken van hout, aangepunt doch niet overlangs

gezaagd

44 06 Houten dwarsliggers en wisselhouten

4407 10 Naaldhout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild,

ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte

van meer dan 6 mm



(Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)], overlangs gezaagd of afgestoken, dan

wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met

vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm.

1.11 Bast zonder andere delen van Castanea Mill. en naaldbomen (Coniferales).

2. Planten, plantaardige producten en ander materiaal, geproduceerd door producenten die hun

productie mogen verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie

van planten, met uitzondering van planten, plantaardige producten en ander materiaal die

klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de

bevoegde overheidsinstantie is verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die

van andere producten.

2.1. Planten van Begonia L., bestemd voor opplant, met uitzondering van

stengelknollen, zaden, knollen en planten van Euphorbia pulcherrima Willd., Ficus L. en

Hibiscus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden.

BV.DB.RI.353

Deel B. Planten, plantaardige producten en ander materiaal van oorsprong uit andere

dan de in deel A bedoelde gebieden

Rubriek I. Planten, plantaardige producten en ander materiaal die potentieel drager zijn

van schadelijke organismen die risico's opleveren voor het gehele grondgebied

van de Gemeenschap

1. Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden maar inclusief zaden van

Cruciferae, Gramineae, Trifolium spp., van oorsprong uit Argentinië, Australië, Bolivia,

Chili, Nieuw-Zeeland en Uruguay, de geslachten Triticum, Secale en X Triticosecale uit

Afghanistan, India, Iran, Irak, Mexico, Nepal, Pakistan, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten,

Citrus L., Fortunella Swingle en Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, Capsicum spp.,

Helianthus annuus L., Solanum lycopersicum L., Medicago sativa L., Prunus L., Rubus L.,

Oryza spp., Zea mais L., Allium ascalonicum L., Allium cepa L., Allium porrum L., Allium

schoenoprasum L. en Phaseolus L. [19]

2. Delen van planten, met uitzondering van vruchten en zaden van : [19]

Castanea Mill., Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L., Gypsophila L.,

Pelargonium l'Herit. ex Ait, Phoenix spp., Populus L., Quercus L., Solidago L. en

snijbloemen van Orchidaceae,

– naaldbomen (Coniferales),

– Acer saccharum Marsh., van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada,

– Prunus L., van oorsprong uit niet-Europese landen,

– Snijbloemen van Aster spp., Eryngium L., Hypericum L., Lisianthus L., Rosa L. en

Trachelium L., van oorsprong uit niet-Europese landen,

– bladgroenten van Apium graveolens L., Ocimum L., Limnophila L. en Eryngium L.,

– bladeren van Manihot esculenta Crantz,

– afgesneden takken van Betula L., met of zonder loof,

– afgesneden takken van Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica

Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., met of zonder

loof, van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan,

Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten,

- Amiris P. Browne, Casimiroa La Llave, Citropsis Swingle & Kellerman, Eremocitrus

Swingle, Esenbeckia Kunth., Glycosmis Corrêa, Merrillia Swingle, Naringi Adans.,

Tetradium Lour., Toddalia Juss. en Zanthoxylum L.

2.1. Delen van planten van Aegle Corrêa, Aeglopsis Swingle, Afraegle Engl, Atalantia Corrêa,

Balsamocitrus Stapf, Burkillanthus Swingle, Calodendrum Thunb., Choisya Kunth,

Clausena Burm. f., Limonia L., Microcitrus Swingle., Murraya J. Koenig ex L., Pamburus

Swingle, Severinia Ten., Swinglea Merr., Triphasia Lour. en Vepris Comm., met

uitzondering van vruchten (maar inclusief zaden) [19]

3. Vruchten van :

- Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en hybriden daarvan, Momordica L. en

Solanum melongena L.

- Annona L., Cydonia Mill., Diospyros L., Malus Mill., Mangifera L., Passiflora L., Prunus

L., Psidium L., Pyrus L., Ribes L., Syzygium Gaertn., en Vaccinium L., van oorsprong uit


- Capsicum L. [19]

4. Knollen van Solanum tuberosum L.

BV.DB.RI.354

5. Bast, zonder andere delen, van :

- naaldbomen (Coniferales), van oorsprong uit niet-Europese landen,

- Acer saccharum Marsh., Populus L. en Quercus L. andere dan Quercus suber L.,

- Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana

Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc. van oorsprong uit Canada, China, de

Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland,

Taiwan en de Verenigde Staten,

- Betula L., van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten. [19]

6. Hout in de zin van artikel 1, 26°, dat : [19]

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen uit één van de hieronder genoemde families,

geslachten of soorten, met uitzondering van verpakkingsmateriaal van hout als

omschreven in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2:

— Quercus L., ook wanneer het hout niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft

behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten, met uitzondering van hout dat

voldoet aan de omschrijving die is opgenomen in GN-code 4416 00 00 onder b), voor

zover kan worden aangetoond dat het hout is verwerkt of vervaardigd met

gebruikmaking van een warmtebehandeling waarbij een temperatuur van ten minste

176 °C is gehandhaafd gedurende 20 minuten,

— Platanus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft

behouden, van oorsprong uit Armenië, de Verenigde Staten en Zwitserland,

— Populus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft

behouden, van oorsprong uit landen van het Amerikaanse vasteland,

— Acer saccharum Marsh., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet

heeft behouden, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten,

— naaldbomen (Coniferales), ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet

heeft behouden, van oorsprong uit niet-Europese landen, Kazachstan, Rusland en

Turkije

— Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana

Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., met inbegrip van hout dat niet zijn

natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit Canada, China, de

Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland,

Taiwan en de Verenigde Staten,

— Betula L., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft

behouden, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten,

en



BV.DB.RI.355

GN-code

Omschrijving


en dergelijke



ex 4401 30 40 Zaagsel, niet geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

ex 4401 30 80 Andere resten en afval, van hout, niet geperst tot blokken, briketten, pellets

of dergelijke vormen

4403 10 00 Hout, onbewerkt, behandeld met verf, met creosoot of andere


behakt of bezaagd

4403 20 Naaldhout, onbewerkt, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met

andere conserveringsmiddelen, ook indien ontschorst, ontdaan van spint of

enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

4403 91 Eikenhout (Quercus spp.), onbewerkt, anders dan behandeld met verf, met

creosoot of met andere conserveringsmiddelen, ook indien ontschorst,

ontdaan van spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

ex 4403 99 Ander hout dan naaldhout (ander hout dan het in aanvullende aantekening 1


(Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.) of berk (Betula L.)), onbewerkt, ook

indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of

vierkant bezaagd, ander hout dan behandeld met verf, met creosoot of met

andere conserveringsmiddelen

4403 99 51 Zaaghout van berken (Betula L.), onbewerkt, ook indien ontschorst,

ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

4403 99 59 Berkenhout (Betula L.), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het

spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, ander dan zaaghout

BV.DB.RI.356

GN-code

Omschrijving

ex 44 04 Gekloofde staken, palen en stokken van hout, aangepunt doch niet overlangs

gezaagd




van meer dan 6 mm

4407 91 Eikenhout (Quercus spp.), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel


vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

ex 4407 93 Hout van Acer saccharum Marsh, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel



4407 95 Hout van es (Fraxinus spp.), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel



ex 4407 99 Ander hout dan naaldhout (ander hout dan het in aanvullende aantekening 1

bij hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik (Quercus

spp.), beuk (Fagus spp.), esdoorn (Acer spp.), kers (Prunus spp.) of es

(Fraxinus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of

geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met

een dikte van meer dan 6 mm

4408 10 Fineerplaten van naaldhout (die verkregen door het snijden van gelaagd hout

daaronder begrepen), platen voor de vervaardiging van triplex- en

multiplexhout of voor ander op dergelijke wijze gelaagd hout, alsmede ander

hout, overlangs gezaagd, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd,

geschuurd, met verbinding aan de randen of in de lengte verbonden, met een

dikte van niet meer dan 6 mm

4416 00 00 Vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, van hout,

duighout daaronder begrepen

9406 00 20 Geprefabriceerde bouwwerken van hout.

7. a) Grond en groeimedium als zodanig, geheel of gedeeltelijk bestaande uit grond of vaste

organische stoffen zoals plantedelen, humus met turf of schors, doch niet uitsluitend

bestaande uit turf.

b) Aan planten aanhangende of daarbij gevoegde grond en groeimedium, geheel of gedeeltelijk

bestaande uit onder a) genoemd materiaal, of geheel of gedeeltelijk bestaande uit turf of

vaste anorganische stof bestemd om de levenskracht van de planten te handhaven, van

oorsprong uit :

- Turkije,

- Wit-Rusland, Georgië, Moldavië, Rusland, Oekraïne,

- andere niet-Europese landen dan Algerije, Egypte, Israël, Libië, Marokko, Tunesië.

8. Graan van de genera Triticum, Secale en X Triticosecale van oorsprong uit Afghanistan, India,

Irak, Iran , Mexico, Nepal, Pakistan, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten van Amerika.

30/11/2016 357

Rubriek II. Planten, plantaardige producten en andere materialen die potentieel drager

zijn van schadelijke organismen die risico's opleveren voor bepaalde

beschermde gebieden

Onverminderd de planten, plantaardige producten en andere materialen vermeld in rubriek I

1. Planten van Beta vulgaris L. bestemd voor industriële verwerking.

2. Grond van bieten en niet-gesteriliseerd afval van bieten (Beta vulgaris L.).

3. Levende pollen voor bestuiving van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster

Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia

davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

4. Delen van planten, met uitzondering van vruchten en zaden van Amelanchier Med.,


Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L.

en Sorbus L.

5. Zaden van Castanea Mill., Dolichos Jacq., Magnifera spp., Beta vulgaris L. en Phaseolus

vulgaris L. [19]

6. Zaden en vruchten (kapsels) van Gossypium spp. en niet-geëgreneerde katoen

6.a) vruchten van Vitis L.

7. Hout in de zin van artikel 1, 26°, dat :

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen uit naaldbomen (Coniferales), met uitzondering van

hout dat vrij van bast is, van oorsprong uit Europese derde landen, en Castanea Mill.,

met uitzondering van hout dat vrij van bast is

en



30/11/2016 358

GN-code

Omschrijving


en dergelijke



ex 4401 30 Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst tot


ex 4403 10 00 Onbewerkt hout, behandeld met verf, met creosoot of andere


behakt of bezaagd

ex 4403 20 Onbewerkt naaldhout, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met

andere conserveringsmiddelen, niet ontschorst, ontdaan van spint of enkel

vierkant behakt of vierkant bezaagd



(Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)], onbewerkt, ook indien ontschorst,

ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, niet

behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex 44 04 Gekloofde staken; palen en stokken van hout, aangepunt doch niet

overlangs gezaagd




van meer dan 6 mm



(Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)], overlangs gezaagd of afgestoken, dan

wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met


44 15 Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen van hout;

kabelhaspels van hout; laadborden, laadkisten en andere laadplateaus van

hout; opzetranden voor laadborden, van hout

9406 00 20 Geprefabriceerde bouwwerken van hout.

30/11/2016 359

8. Delen van planten van Eucalyptus l'Hérit.

9. Bast zonder andere delen van naaldbomen (Coniferales), van oorsprong uit Europese derde

landen.


ALBERT

Van Koningswege:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

30/11/2016 360

ANNEXE VI: Modèle de certificat phytosanitaire

1. Nom et adresse de l'exportateur 2.

CERTIFICAT PHYTOSANITAIRE

11 N° CE/*BE/

3. Nom et adresse déclarés du destinataire 4. Organisation de la protection des végétaux de

B E L G I Q U E à Organisation(s) de la protection des végétaux de

5. Lieu d'origine

6. Moyen de transport déclaré

ROYAUME DE BELGIQUE

Agence Fédérale

pour la Sécurité

de la Chaîne Alimentaire

7. Point d'entrée déclaré

8. Marques des colis; nombre et nature des colis; nom du produit;

nom botanique des plantes

9. Quantité déclarée

10. Il est certifié que les végétaux ou produits végétaux décrits ci-dessus

- ont été inspectés suivant des procédures adaptées, et

- estimés indemnes d'ennemis visés par la réglementation phytosanitaire et pratiquement indemnes d'autres ennemis dangereux, et

- sont jugés conformes à la réglementation phytosanitaire en vigueur dans le pays importateur.

11. Déclaration supplémentaire

TRAITEMENT DE DÉSINFESTATION ET/OU DE DÉSINFECTION Lieu de délivrance

12. Traitement

Date Nom et signature du fonctionnaire autorisé

Cachet de l'Organisation

13. Produit chimique (matière active) 14 Durée et température

15. Concentration 16. Date

17. Renseignements complémentaires

30/11/2016 361


ALBERT

Par le Roi:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

30/11/2016 362

BIJLAGE VI : Model van fytosanitair certificaat

1. Naam en adres van de exporteur 2.

FYTOSANITAIR CERTIFICAAT

11 Nr. EG/*BE/

3. Opgegeven naam en adres van de ontvanger 4. Plantenziektekundige Dienst van

B E L G I Ë aan Plantenziektekundige Dienst(en) van

5. Plaats van oorsprong

6. Opgegeven vervoermiddel

KONINKRIJK BELGIË

Federaal Agentschap

voor de Veiligheid

van de Voedselketen

7. Opgegeven plaats van binnenkomst

8. Merktekens; aantal en omschrijving der colli; naam van het product;

botanische naam van de planten

9. Opgegeven hoeveelheid

10. Hierbij wordt verklaard dat de hierboven omschreven planten of plantaardige producten:

- volgens de vereiste procedures zijn geïnspecteerd, en

- geacht worden vrij te zijn van quarantaine-organismen en praktisch vrij te zijn van andere schadelijke organismen en

- geacht worden in overeenstemming te zijn met de fytosanitaire bepalingen die in het land van invoer gelden.

11. Aanvullende verklaring

BESTRIJDINGS- EN/OF ONTSMETTINGSBEHANDELING Plaats van afgifte

12. Behandeling

Datum Naam en handtekening van de bevoegde functionaris

Dienststempel

13. Chemisch product (actieve stof) 14 Duur en temperatuur

15. Concentratie 16. Datum

17. Nadere inlichtingen

30/11/2016 363


ALBERT

Van Koningswege:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

30/11/2016 364

ANNEXE VII: Modèle de certificat phytosanitaire de réexportation [16]

1. Nom et adresse de l'exportateur 2.

CERTIFICAT PHYTOSANITAIRE

DE RÉEXPORTATION

N°

BE EX

3. Nom et adresse déclarés du destinataire 4. Organisation de la protection des végétaux de

B E L G I Q U E à Organisation(s) de la protection des végétaux de

5. Lieu d'origine

6. Moyen de transport déclaré

ROYAUME DE BELGIQUE

Agence Fédérale

pour la Sécurité

de la Chaîne Alimentaire

7. Point d'entrée déclaré

8. Marques des colis, nombre et nature des colis; nom du produit;

nom botanique des végétaux

9. Quantité déclarée

10. Il est certifié

- que les végétaux, produits végétaux ou autres articles réglementés décrits ci-dessus ont été importés en …………………….. (pays de réexportation)

en provenance de …………………………… (pays d'origine) et ont fait l'objet du certificat phytosanitaire n° …………….

dont (*) l'original la copie authentifiée est joint(e) au présent certificat,

- qu'ils sont

(*) emballés réemballés dans les emballages initiaux dans de nouveaux emballages,

- que d'après

(*) le certificat phytosanitaire original et une inspection supplémentaire, ils sont jugés conformes aux exigences phytosanitaires

en vigueur dans le pays importateur, et

- qu'au cours de l'emmagasinage en ………………………. (pays de réexportation) l’envoi n'a pas été exposé au risque d'infestation ou d'infection.

(*) Mettre une croix dans la case appropriée

11. Déclaration supplémentaire

TRAITEMENT DE DÉSINFESTATION ET/OU DE DÉSINFECTION Lieu de délivrance

12. Traitement

Date

Nom et signature du

fonctionnaire autorisé

Cachet de l'Organisation

13. Produit chimique (matière active) 14 Durée et température

15. Concentration 16. Date

17. Renseignements complémentaires

30/11/2016 365


ALBERT

Par le Roi:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

30/11/2016 366

Bijlage VII: Model van fytosanitair certificaat voor wederuitvoer [16]

1. Naam en adres van de exporteur 2.

FYTOSANITAIR CERTIFICAAT

VOOR WEDERUITVOER

Nr.

BE EX

3. Opgegeven naam en adres van de ontvanger 4. Plantenziektekundige Dienst van

B E L G I Ë aan Plantenziektekundige Dienst(en) van

5. Plaats van oorsprong

6. Opgegeven vervoermiddel

KONINKRIJK BELGIË

Federaal Agentschap

voor de Veiligheid

van de Voedselketen

7. Opgegeven plaats van binnenkomst

8. Merktekens, aantal en omschrijving van de colli; naam van het product;

botanische naam van de planten

9. Opgegeven hoeveelheid

10. Hiermee wordt verklaard

- dat de hierboven omschreven planten, plantaardige producten of andere gereglementeerde artikelen zijn ingevoerd in …………………… (land van

wederuitvoer) uit ……………………… (land van oorsprong) met het fytosanitair certificaat nr. ………………………..

waarvan (*) het origineel een als eensluidend gewaarmerkt afschrift bij dit certificaat is gevoegd;

- dat zij zijn

(*) verpakt herverpakt in de initiële verpakking in een nieuwe verpakking;

- dat zij op grond van het

(*) originele fytosanitair certificaat en een aanvullend onderzoek, worden geacht te voldoen aan de geldende fytosanitaire

v voorschriften van het land van invoer; en

- dat tijdens de opslag in ………………………... (land van wederuitvoer) de zending niet is blootgesteld aan het gevaar van aantasting of besmetting.

(*) Aankruisen wat van toepassing is

11. Aanvullende verklaring

BESTRIJDINGS- EN/OF ONTSMETTINGSBEHANDELING Plaats van afgifte

12. Behandeling

Datum

Naam en handtekening van

de bevoegde functionaris

Dienststempel 13. Chemisch product (actieve stof) 14 Duur en temperatuur

15. Concentratie 16. Datum

17. Aanvullende inlichtingen

30/11/2016 367


ALBERT

Van Koningswege:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

30/11/2016 368

ANNEXE VIII

Informations requises sur le passeport phytosanitaire

1. "Passeport phytosanitaire CE" (pendant une période transitoire expirant le 1er janvier 2006,

l’expression "passeport phytosanitaire CEE" pourra être utilisée).

2. Mention du code l'Etat membre de la Communauté.

3. Mention de l'organisme officiel responsable ou de son code particulier.

4. Numéro d'enregistrement.

5. Numéro de série, de semaine ou de lot individuel.

6. Nom botanique.

7. Quantité.

8. La marque distinctive "ZP" indiquant la validité territoriale du passeport et, le cas échéant, le

nom des zones dans lesquelles le produit est autorisé.

9. La marque distinctive "RP" en cas de remplacement d'un passeport phytosanitaire et, le cas

échéant, le code du producteur ou de l'importateur enregistré initialement.

10. Le cas échéant, le nom du pays d'origine ou du pays d'expédition pour des produits provenant

de pays tiers.


ALBERT

Par le Roi:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

30/11/2016 369

BIJLAGE VIII

Voorgeschreven gegevens op het plantenpaspoort

1. "EG-plantenpaspoort" (in een overgangsperiode die op 1 januari 2006 afloopt, mag ook

"EEG-plantenpaspoort" worden gebruikt).

2. EG-code van de Lid-Staat.

3. Naam of code van de verantwoordelijke officiële instantie.

4. Registratienummer.

5. Individueel volgnummer, weeknummer of serienummer.

6. Botanische benaming.

7. Hoeveelheid.

8. Het merkteken "ZP" voor het gebied waarvoor het paspoort geldt en, in voorkomend geval, de

naam van de beschermde gebieden waartoe het product wordt toegelaten.

9. Het merkteken "RP" wanneer het plantenpaspoort wordt vervangen en, in voorkomend geval,

de code van de oorspronkelijk geregistreerde producent of importeur.

10. In voorkomend geval, voor producten uit derde landen, naam van het land van oorsprong of

van verzending.


ALBERT

Van Koningswege:


R. DEMOTTE


D. REYNDERS

Documents

ROYAUME DE BELGIQUE