19
Juni 2004 Informatie : www.leefmilieubrussel.be > ondernemingen > energie facilitator tertiaire sector: [email protected] 0800 85 775 Dienstensector > voor studiebureaus en architecten STANDAARDLASTENBOEK VERLICHTING

Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

  • Upload
    others

  • View
    4

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Juni 2004Juni 2004

Informatie :

www.leefmilieubrussel.be

> ondernemingen > energie

facilitator tertiaire sector:

[email protected]

0800 85 775

Dienstensector> voor studiebureaus en architecten

STANDAARDLASTENBOEK

VERLICHTING

Page 2: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.2

Waarschuwing

Gebruiksaanwijzing voor dit document

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wil bouwheren, studiebureaus en architecten een reeks instrumenten aanreiken in de vorm van checklists en referentiebestekken voor het "energieontwerp" van een nieuw of te renoveren gebouw:

de checklists dienen om de eisen met betrekking tot de energieprestaties te verduidelijken tussen een bouwheer en zijn operatoren,

de bestekken bepalen de technische criteria die moeten worden toegepast om deze prestaties te bereiken.

Op basis van de adviezen van het studiebureau en/of de installateur blijft elke bouwheer vrij om te beslissen of hij de interessantste en meest aangewezen aanbevelingen al dan niet in zijn project zal integreren.

Deze aanbevelingen zijn niet uitputtend en vormen geen vrijbrief om de geldende normen en reglementaire voorschriften niet toe te passen. Om energiebesparing te bevorderen, kan het nuttig zijn om deze tekst geheel of gedeeltelijk te kopiëren. De informatie ervan mag echter niet voor commerciële doeleinden gebruikt worden. Iedereen die dit document gebruikt, moet blijk geven van waakzaamheid en aanpassingsvermogen bij de opstelling van de definitieve bepalingen die hem aan zijn operator zullen binden. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of de ontwerper kan nooit aansprakelijk gesteld worden voor een verkeerd of oneigenlijk gebruik van de bepalingen van dit document. De gebruiker moet instaan voor de uiteindelijke controle.

!!! Opgelet: De rentabiliteit van de investeringen werd berekend op basis van de energieprijzen in 2002. De raadgevingen met betrekking tot de investeringen die van toepassing waren in

2002, zijn dit dus des te meer in 2005 !!!

Initiatief Realisatie Ministerie van het Waals Gewest Architecture et Climat – UCL DGTRE Place du Levant, 1 Direction Générale des Technologies, 1348 Louvain La Neuve de la Recherche et de l'Energie. Contact Avenue Prince de Liège, 7 Tel: 010/47.21.42 5100 Jambes Fax: 010/47.21.50

Courriel: [email protected] Website: www-climat.arch.ucl.ac.be

Page 3: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.3

Deze verzameling referentiedocumenten voor het ontwerpen en renoveren van een gebouw voor de tertiaire sector bestaat uit: ► Didactische synthese

Energieontwerp voor een tertiair gebouw

► Voor de bouwheer

Energie-checklists: - van de programmering tot de oplevering -

Verwarmingsinstallatie

Installatie voor sanitair warm water

Verlichtingsinstallatie

Installatie van hygiënische ventilatie

Koelinstallatie

Installatie van een groot systeem voor de productie van warm water met zonne-energie (in voorbereiding)

Warmtekrachtkoppelingsinstallatie (pre-haalbaarheidsstudie) (in voorbereiding)

► Voor studiebureaus en installateurs

Energiebestekken:

Verwarmingsinstallatie

Installatie voor sanitair warm water

Verlichtingsinstallatie HVAC-installatie (verwarming, koeling, ventilatie)

Installatie van een groot systeem voor de productie van warm water met zonne-energie (in voorbereiding)

Deze documenten kunnen worden gedownload op webstek van het BIM www.ibgebim.be

Page 4: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.4

Vandaag in energie investeren?

1. Wie een energiezuinig gebouw heeft, geeft blijk van burgerzin aangezien hij daardoor zorg draagt voor het milieu en de uitstoot van broeikasgassen vermindert. De eventuele “meerkost” voor een energiezuiniger gebouw is over het algemeen laag in verhouding tot de bouw- of renovatiekosten van een gebouw.

2. Het ontwerp van een gebouw en zijn installaties heeft invloed op de bedrijfskosten

tijdens heel de levensduur van het gebouw en installaties, d.w.z. gedurende 20, 30 of 40 jaar.

3. Het is een structurele trend dat de energiekosten de volgende 20 tot 30 jaar zullen

stijgen! In dit document werd de rendabiliteit berekend op basis van een brandstofprijs van 0,3 €/liter huisbrandolie of 0,3 €/m³ aardgas en een elektriciteitsprijs van 0,11 €/kWh tijdens de piekuren, 0,065 €/kWh tijdens de daluren en 0,087 € bij een continu bedrijf. Hoe meer de energieprijzen zullen stijgen, hoe waardevoller deze aanbevelingen zullen zijn voor de lezer.

4. Onder impuls van de Europese Unie zullen alle gebouwen binnen minder dan 10 jaar

moeten voldoen aan voorgeschreven eisen inzake energieprestaties. De energiezuinigheid van een gebouw kan het gemakkelijkst en het voordeligst verbeterd worden bij het bouwen of verbouwen zelf.

Page 5: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.5

Doel van het document

Dit document wil studiebureaus en installateurs een samenvatting geven van de prestatiecriteria inzake energie die men dient toe te passen bij het ontwerpen en bouwen van een verlichtingsinstallatie voor een tertiair gebouw.

Het is aan de ontwerper om in overleg met de bouwheer te beslissen of hij deze aanbevelingen al dan niet in acht zal nemen bij de uitvoering van het bouw- of renovatieproject of bij de opstelling van het bijzonder bestek.

Het document wordt aangevuld met een vereenvoudigde energiechecklist ten behoeve van de bouwheer.

Twee niveaus van voorschriften Om de klimaatveranderingen aan te pakken, zijn alle energiemaatregelen welkom en zouden deze in een bouwproject geïntegreerd moeten worden. Maar om te bepalen welke voorschriften voorrang hebben, bevat dit document twee soorten bepalingen:

"EIS" Eisen waaraan een verlichtingsinstallatie moet voldoen om een minimum aan energieprestaties te leveren. De ontwerper en bouwheer moeten erop toezien dat deze bijzonder doeltreffende maatregelen niet weggelaten worden om het investeringsbudget te beperken. De eventuele meerkost wordt over het algemeen in minder dan 5 jaar teruggewonnen dankzij de besparingen tijdens het gebruik.

"ADVIES" Aanbevelingen voor een maximale energiezuinigheid en dus voor

een minimale milieuhinder, bovenop de loutere “rendabiliteit”.

Rekening houdend met de speciale omstandigheden van het project moet het studiebureau of de installateur beoordelen in hoeverre deze energie-aanbevelingen nodig en wenselijk zijn en de bouwheer helpen bij het nemen van zijn beslissing.

Deze voorschriften worden toegelicht aan de hand van cursief gedrukte commentaren.

Page 6: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.6

INHOUD

1. DIMENSIONERING 7 2. SYSTEEM 11 3. COMPONENTEN 12

3.1. Lampen 12 3.2. Verlichtingstoestellen 13 3.3. Hulpapparatuur 14 3.4. Bediening en beheer 15

3.4.1. Algemene regels 15 3.4.2. Bijzondere gevallen van schoollokalen 18 3.4.3. Bijzondere gevallen van sporthallen 18 3.4.4. Buitenomgeving 18

Opmerking geldig voor alle artikels:

De ontwerper of installateur wordt verzocht elke mogelijke vernieuwende variant op te geven waarmee minstens de voorgestelde energieprestaties van dit bestek kunnen worden bereikt.

Page 7: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.7

1. DIMENSIONERING 1.1. EIS: De verlichtingsinstallatie moet worden gedimensioneerd volgens een methode met

punten. Het gekozen maassysteem moet aan de volgende eisen voldoen: - voor zones kleiner dan 10 m² is het nulpunt van het rooster van verlichtingspunten gelijk

aan het punt in de linker benedenhoek van de zone. Het rooster heeft een maasgrootte van 30 cm x 30 cm en de berekende punten vallen samen met de kruisingen van de lijnen van het rooster;

- voor zones met een grotere oppervlakte moeten de meetpunten volgens de voorschriften van de norm NBN L 14-002 – Addendum 1 gekozen worden om een nauwkeurigheid van 5% te bereiken. De oppervlakte moet bijgevolg opgedeeld worden in vierkanten met een zijde van ongeveer 1 m en de verlichtingssterkte moet in het midden van elk vierkant opgemeten worden ter hoogte van het werkvlak. De vierkanten worden zodanig getekend dat de middelpunten niet op minder dan 1 m van de wanden liggen;

- de gemiddelde verlichtingssterkte stemt overeen met het eenvoudige rekenkundige gemiddelde van de verlichtingssterkte die in elk berekeningspunt verkregen wordt.

1.2. EIS: De hypothesen voor de dimensionering zoals

- het aantal berekeningspunten en de plaats ervan, - berekeningszone (plaats in de ruimte, inclusief de hoogte van het werkvlak), - verlangde gemiddelde verlichtingssterkte en gelijkmatigheid, - depreciatiefactor van de verlichtingstoestellen, - reflectiefactor van de wanden, moeten door de ontwerper duidelijk vastgelegd en door de bouwheer goedgekeurd worden. Als de dimensionering van een project bepaald wordt door verschillende fabrikanten, moeten deze gegevens gemeenschappelijk gebruikt worden voor alle berekeningen.

Deze stap is de onmisbare stap die aan het ontwerpen voorafgaat. Hij mag niet weggelaten worden, zo niet dreigen de verschillende voorgestelde oplossingen niet met elkaar vergeleken te kunnen worden.

1.3. ADVIES: De verlichtingsinstallatie wordt gedimensioneerd met de software DIALUX. Als de

bouwheer akkoord gaat, kan in dat geval het maassysteem van de genoemde software gebruikt worden.

1.4. EIS: Aan de ontwerper en aan de bouwheer moet een berekeningsnota bezorgd worden,

waarin de bereikte resultaten en berekeningshypothesen (inclusief de flux) vermeld zijn. 1.5. EIS: de verlichtingsinstallatie moet worden gedimensioneerd op basis van:

- de in het ARAB opgelegde minimale verlichtingssterkte van het werkvlak, - de in de norm NBN EN 12464-1 voorgeschreven gemiddelde verlichtingssterkte die

moet worden gehandhaafd en de minimale gelijkmatigheid van de verlichtingssterkte op het werkvlak (inclusief op de verticale borden van leslokalen) en in de direct omgevende zones,

- de norm NBN EN 12193, voor de verlichting van sportinstallaties. 1.6. EIS: algemene regel: de gelijkmatigheid van de verlichtingssterkte (minimale

verlichtingssterkte / gemiddelde verlichtingssterkte), berekend ter hoogte van het werkvlak, mag niet kleiner zijn dan 0,5 in de werkruimtes, ongeacht het gebruikte verlichtingssysteem (ook als de werkzone duidelijk omschreven is en een lokale verlichting gebruikt wordt voor de uitvoering van de werken). Daarbij dient men van de totale oppervlakte van het betreffende lokaal een strook van 50 cm af te trekken langs muren zonder deuren, en een strook van 70 cm langs muren met deuren.

Page 8: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.8

1.7. EIS: Het rendement van de verlichtingstoestellen die bij de dimensionering in aanmerking genomen worden, moet overeenkomstig de normen CIE 121 en EN 13032 opgemeten worden, en moet worden gestaafd door middel van een meetcertificaat dat is opgesteld door een laboratorium dat in fotometrische metingen van verlichtingstoestellen gespecialiseerd is. In voorkomend geval behoudt de ontwerper of de bouwheer zich het recht voor om de resultaten van deze metingen te laten controleren door een laboratorium dat een EN/ISO 17025-erkenning heeft. De financiële modaliteiten met betrekking tot deze maatregel zullen in het bijzonder bestek bepaald worden.

1.8. ADVIES: Op aanvraag moet de fabrikant van de verlichtingstoestellen de fotometrische

matrices van de voorgestelde verlichtingstoestellen kunnen verstrekken in een door de bouwheer bepaald formaat.

1.9. ADVIES: Als de thermische omstandigheden waarin de verlichtingstoestellen moeten

werken, sterk verschillen van de in de normen voorgeschreven testomstandigheden, wordt er aangeraden om de lichtstroom van de bij de dimensionering beschouwde fluorescentielampen aan te passen om rekening te houden met schommelingen ervan volgens de temperatuur.

Gebeurt dat niet, dan dreigt de verlichting niet de gewenste sterkte te hebben eens het project voltooid is. Het verloop van de lichtstroom van de lampen afhankelijk van de temperatuur kan bij de lampfabrikanten opgevraagd worden.

1.10. EIS: Bij de dimensionering moet het totale vermogen van de in een lokaal te installeren

lampen zodanig gekozen worden dat de berekende gemiddelde verlichtingssterkte niet 20% groter of niet kleiner is dan de in punt 1.5 beschreven gemiddelde verlichtingssterkte die gehandhaafd moet worden.

Om aan deze bepaling te voldoen, dient men een combinatie van het aantal verlichtingstoestellen/vermogen van de lampen te kiezen waarmee de eisen zo dicht mogelijk benaderd kunnen worden zonder een overdreven overdimensionering (lees ‘overmatig verbruik’) of onderverlichting te bereiken.

1.11. EIS: De werkzone of het gedeelte van de werkplaats waar de visuele taken uitgevoerd worden, moet door de bouwheer zo nauwkeurig mogelijk bepaald worden. Als dat gebied niet echt gekend kan zijn, moet de zone waarin de taak mogelijk uitgevoerd wordt, zoveel mogelijk afgebakend worden.

Voorbeelden: - in kantoren waar de plaats van de werkposten niet gekend is, wordt de werkzone

gelijkgesteld aan de oppervlakte van het lokaal, verminderd met een strook van 50 cm langs muren zonder deuren en verminderd met een strook van 70 cm langs muren met deuren, op 85 cm van de grond.

- in klaslokalen wordt er rekening gehouden met de totale oppervlakte van het klaslokaal, verminderd met een strook van 50 cm achteraan de klas en van 100 cm langs wanden die door kasten ingenomen worden, op 85 cm van de grond. Voor het bord zal een speciale berekening van de verticale verlichting plaatsvinden. Bij de dimensionering van de algemene verlichting wordt dan ook een strook van 100 cm weggelaten langs de wand waarop het bord geplaatst wordt.

- voor verticale oppervlakken (borden b.v.) stemt de werkzone met het volledige oppervlak overeen, zonder randzone. In dat geval wordt er geen rekening gehouden met de voorschriften van de norm NBN EN 12464-1 met betrekking tot de omgevende zone.

- in doorgangsruimtes is de referentiezone gelijk aan de oppervlakte van het lokaal, op 10 cm van de grond.

In deze 4 gevallen moet de gelijkmatigheid van de verlichtingssterkte (minimale verlichtingssterkte / gemiddelde verlichtingssterkte) over de gehele zone aan de eisen van

Page 9: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.9

de norm NBN EN 12464-1 betreffende het werkgebied beantwoorden. Ze mag bijgevolg niet kleiner zijn dan 0,7. De in aanmerking te nemen referentiezones voor sportterreinen zijn deze die in de norm NBN EN 12193 beschreven zijn.

1.12. EIS: Voor courante omstandigheden in tertiaire gebouwen moet de depreciatiefactor die

voor de dimensionering van de installatie gebruikt wordt, gelijk zijn aan 0,8 voor installaties die met elektromagnetische voorschakelapparaten uitgerust zijn, en aan 0,9 voor installaties die met elektronische voorschakelapparaten uitgerust zijn.

1.13. EIS: De kenmerken van de wanden van het lokaal die worden gekozen om de nodige

reflectiecoëfficiënten te bepalen voor de dimensionering van de installatie, moeten zo dicht mogelijk de kenmerken van het werkelijke lokaal benaderen (rekening houdend met het meubilair). Als deze laatste niet gekend zijn, moeten de volgende reflectiecoëfficiënten gebruikt worden:

Wanden Reflectiecoëfficiënt Plafond 0,7 Muren 0,5 Vloer 0,3

1.14. EIS: het berekende elektrisch vermogen voor het geheel van verlichtingstoestellen die in

een lokaal geïnstalleerd worden (inclusief de gedecentraliseerde verlichtingstoestellen) moet zo klein mogelijk zijn, zonder echter afbreuk te doen aan de voorgeschreven criteria inzake comfort. Het mag niet groter zijn dan : - 2,5 W/m²/100 lux voor kantoorruimtes en leslokalen (aanbevolen: 2 W/m²/100 lux), - 3 W/m²/100 lux voor sportzalen en grote hallen, - 3,5 W/m²/100 lux voor een gang.

Het elektrisch vermogen moet het elektrisch vermogen van de hulptoestellen bevatten (is automatisch het geval bij gebruik van de software DIALUX). Als er bij de berekening van de dimensionering alleen rekening gehouden wordt met het elektrisch vermogen van de lampen en niet met het vermogen van het systeem (lampen + hulptoestellen), moet het vermogen van de hulptoestellen gelijkgesteld worden aan: - voor ontladingslampen met elektromagnetische voorschakelapparaten: 20% van het

vermogen van de lampen, - voor ontladingslampen met elektronische voorschakelapparaten: 0% van het vermogen

van de lampen, - voor fluorescentielampen met elektronische voorschakelapparaten: volgens de

classificatie van CELMA (in haar gids voor de toepassing van de Europese richtlijn 2000/55/CE).

- Bij wijze van voorbeeld volgen hieronder de waarden die gebruikt moeten worden voor fluorescentiebuizen afhankelijk van de EEI-energieklasse van het gekozen voorschakelapparaat:

Page 10: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.10

Verliespercentage van het voorschakelapparaat (in % van het

vermogen van de lamp) EEI-energieklasse van de elektronische voorschakelapparaten

volgens CELMA

Vermogen van de lampen

A3 en A1 A2 Buizen T5

14 W 29 % 21 % 24 W 17 % 8 % 28 W 21 % 14 % 35 W 20 % 11 % 39 W 18 % 10 % 49 W 18 % 12 % 54 W 17 % 11 % 80 W 15 % 10 %

Buizen T8 15 W 20 % 7 % 18 W 17 % 6 % 36 W 6 % 0 % 58 W 2 % -5 %

De voor de berekening gebruikte oppervlakte is de totale oppervlakte van het verlichte lokaal.

Page 11: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.11

2. SYSTEEM 2.1. ADVIES: Er wordt aangeraden om in kantoorruimtes de verlichtingssterkte te verzekeren

door middel van specifieke verlichtingstoestellen voor de werkzones, samen met een algemene verlichting met een kleiner vermogen. De lokale verlichtingstoestellen moeten dan met fluorescentielampen of fluocompacte lampen uitgerust worden. In een gebied van 50 cm rond de werkzone (de zogenaamde "directe omgevende zone") moet echter voor een verlichtingssterkte gezorgd worden die even groot is als bepaald in de norm NBN EN 12464-1 en weergegeven in de volgende tabel:

Gemiddelde verlichtingssterkte van

de werkzone (lux) Gemiddelde verlichtingssterkte van de directe

omgevende zone (lux) > 750 500 500 300 300 200

De eis van bepaling 1.6 betreffende de gelijkmatigheid van de verlichtingssterkte in het gehele lokaal blijft van toepassing.

De energiezuinigheid van de installatie en het comfort van de gebruikers zullen slechts gegarandeerd zijn als de installatie volledig ontworpen wordt vanaf het begin. Een dergelijk type van ontwerp wordt afgeraden in een promotiegericht gebouw waarin de individuele verlichting door de huurder geïnstalleerd moet worden.

2.2. EIS: In lokalen waar een indirecte verlichting gemist kan worden om verblinding te

vermijden, mag de opwaartse lichtstroom van de voorgestelde verlichtingstoestellen niet groter zijn dan 50 % van de totale lichtstroom.

2.3. ADVIES: in leslokalen moet het bord over een speciale verlichting beschikken. Deze

verlichtingstoestellen moeten voorzien zijn van een eigen bediening die zich in de buurt van het bord bevindt.

Zonder een speciale verlichting is een goede verticale verlichting van borden moeilijk tot stand te brengen.

Page 12: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.12

3. COMPONENTEN

3.1. Lampen

3.1.1. EIS: De zogenaamde lampen "voor huishoudelijk gebruik" (gloeilampen, fluocompacte

lampen met ingebouwd of afzonderlijk voorschakelapparaat en fluorescentiebuizen die minder dan 6500 lm uitstralen) die voor de functionele verlichting gebruikt worden, moeten een label "Energie A" overeenkomstig de richtlijn 98/11/CE bezitten.

Deze eis sluit het gebruik van de volgende lampen uit: gloeilampen met wolframdraad, halogeenlampen, fluorescentiebuizen met slechte prestaties en een bepaald aantal fluocompacte lampen (met of zonder ingebouwd voorschakelapparaat).

3.1.2. EIS: hogedrukkwiklampen mogen niet gebruikt worden. 3.1.3. ADVIES: Er wordt afgeraden lampen te gebruiken waarvan de volgens de norm NBN EN

50285 gemeten specifieke lichtstroom (verhouding tussen het vermogen en de lichtstroom van de lamp) kleiner is dan 85 lm/W.

Deze aanbeveling raadt met andere woorden verlichtingstoestellen van 2 x 36 W aan boven verlichtingstoestellen van 4 x 18 W. Deze laatste leveren immers 20% minder licht voor hetzelfde vermogen. Fluorescentiebuizen van 18 W staan op het punt het label "Energie A" toegekend te krijgen. Met dit energiecriterium moet er tevens rekening gehouden worden bij de keuze van het eventuele verlaagde plafond.

3.1.4. ADVIES: als sommige zones van het lokaal over een decoratieve verlichting of gerichte

accentverlichting moeten beschikken, wordt er aangeraden om daarvoor fluocompacte lampen (verlichtingstoestellen type "downlight") of metaaljodidelampen met keramische brander (in geval van een permanente verlichting) te gebruiken.

3.1.5. EIS: het gebruik van halogeenlampen moet worden beperkt tot de accentverlichting

(gerichte verlichting) in kleine ruimtes of tot verlichtingssystemen met een korte en onregelmatige ontstekingstijd. In die gevallen moeten de halogeenlampen een reflecterende infrarode laag hebben (IRC-technologie).

Voorbeelden: - inbraakdetectie en bediening door aanwezigheidsdetectie, progressieve herinschakeling van de verlichting in bioscoopzalen, handhaving van een minimale verlichting in de industrie tijdens de herinschakeling van ontladingslampen nadat deze per ongeluk uitgeschakeld werden, … - De verlichting van een lokaal met halogeenlampen is niet toegestaan.

3.1.6. EIS: de kleurweergave-index (Ra-index) van de gekozen lampen moet aan de eisen van de

normen NBN EN 12464-1 en NBN EN 12193 (verlichting van sportinstallaties) voldoen.

In kantoren, leslokalen en aanpalende doorgangszones bijvoorbeeld moet Ra minstens gelijk zijn aan 80.

Dat betekent dat het gebruik van fluorescentielampen van het type 8xx of gelijkwaardig verplicht is in kantoorruimtes en leslokalen. Ofschoon deze lampen duurder zijn, bieden ze een betere lichtkwaliteit, wordt hun lichtstroom op termijn beter behouden en is hun levensduur groter. Bovendien is hun rendement groter, wat toelaat het geïnstalleerde vermogen te verkleinen bij nieuwe projecten. Een fluorescentiebuis van het type 8xx levert 15% meer licht

Page 13: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.13

dan een standaard fluorescentiebuis voor hetzelfde vermogen. Bovendien bevatten lampen van het type 8xx veel minder kwik. Omgekeerd zullen bij ontladingslampen de natriumlampen met de grootste specifieke lichtstroom helaas de kleinste kleurweergave-index bezitten. Zodoende zal een onnodige schending van de eisen van de normen NBN EN 12464-1 en NBN EN 12193 inzake de kleurweergave-index vermeden moeten worden als men de energiezuinigheid in grote hallen wil verbeteren.

3.2. Verlichtingstoestellen

3.2.1. EIS: De genormaliseerde verblindingsgraad (UGR) van de geïnstalleerde

verlichtingstoestellen moet aan de eisen van de norm NBN EN 12464-1 voldoen, afhankelijk van het verlichte lokaaltype. De fabrikant moet de UGR-waarde van de gekozen verlichtingstoestellen opgeven voor de beoogde plaatsing.

3.2.2. ADVIES: De ontwerper moet de berekende UGR-waarde opgeven voor alle

verlichtingstoestellen in een representatief punt van de werkzone. Dit punt, dat met een typische werkpositie overeenstemt, wordt in overleg met de bouwheer gekozen.

3.2.3. EIS: Indien weergaveapparatuur aanwezig is, moet de gemiddelde luminantie van de

verlichtingstoestellen in alle radiale richtingen rond de verlichtingstoestellen aan de grenswaarden van de norm NBN EN 12464-1 beantwoorden.

Voor verticale schermen of schermen onder een hoek van 15° bijvoorbeeld, zullen de in acht te nemen luminantiegrenzen voor elevatiehoeken van 65° en meer gelijk zijn aan de waarden van de volgende tabel:

Schermklasse volgens ISO 9241-7 I II III

Schermkwaliteit goed matig slecht Gemiddelde luminantie van de verlichtingstoestellen die in het

scherm teruggekaatst wordt

< of = 1000 cd/m² < of = 200 cd/m²

3.2.4. ADVIES: Bij een langdurig gebruik van weergaveschermen raden we een maximale

luminantie van 200 cd/m² aan vanaf 60° voor de vlakken 0-180 en 90-270, en van 200 cd/m² vanaf 65° voor de andere vlakken.

3.2.5. EIS: de verlichtingstoestellen moeten een ENEC-label bezitten en moeten aan de eisen van

de norm EN 61000 voldoen inzake elektromagnetische compatibiliteit. Het bewijs dat het voorgestelde materieel aan deze eisen voldoet, moet worden geleverd via een attest dat opgesteld is door een controle-instelling die door het Ministerie van Economische Zaken erkend is.

3.2.6. ADVIES: in gebouwen waarin het interieur vaak heringericht kan worden, moeten de

apparaten aangesloten worden door middel van snelconnectoren van het type "Wieland" of "push in".

Dit is niet zozeer een bepaling met het oog op de energiezuinigheid. De aansluitmogelijkheden maken de installatie evenwel flexibeler en laten een snellere aanpassing van de bedieningselementen toe met het oog op de aanpassing aan een eventueel wisselende bezetting.

3.2.7. ADVIES: in geopende toestand moet het optisch gedeelte van het verlichtingstoestel

verbonden blijven met de behuizing door middel van een doeltreffend, duurzaam systeem; het moet evenwel gemakkelijk vervangen kunnen worden. Indien een verbindingsstuk gebruikt wordt om het optisch gedeelte met de behuizing van het verlichtingstoestel te

Page 14: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.14

verbinden, mag dit stuk geen hinder veroorzaken bij het sluiten. Het verlichtingstoestel moet ongehinderd en met één handeling gesloten kunnen worden.

De componenten van het verlichtingstoestel moeten gemakkelijk toegankelijk zijn in geval van vervanging. De aluminium optieken moeten met katoenen handschoenen behandeld worden.

3.2.8. ADVIES: Als de verlichtingstoestellen met een luchtafvoer uitgerust worden, moet deze

voorzien worden: - doorheen het verlichtingstoestel voor fluorescentiebuizen met een diameter van 26 mm, - in de wanden van het verlichtingstoestel voor fluorescentiebuizen met een diameter van

16 mm.

Fluorescentiebuizen van 26 mm (of T8) bereiken hun beste rendement bij een bedrijfstemperatuur van 25 °C, buizen van 16 mm (of T5) bij een temperatuur van 35 °C . Een te grote afkoeling van deze laatste moet bijgevolg vermeden worden.

3.3. Hulpapparatuur

3.3.1. EIS: Algemene regel: verlichtingstoestellen voor fluorescentielampen moeten met elektronische voorschakelapparaten uitgerust worden en het ingangsvermogen van de kringen ‘voorschakelapparaat-lamp’, gemeten volgens de norm NBN EN 50294, mag daarbij niet groter zijn dan de volgende waarden:

Vermogen van de lamp Maximale ingangsvermogen van de kringen

‘voorschakelapparaat-lamp’ 50 Hz HF 15 W 14 W 18 W 18 W 16 W 21 W 30 W 24 W 33 W 36 W 32 W 38 W 38 W 32 W 40 W 58 W 50 W 59 W 70 W 60 W 72 W

Als een voorschakelapparaat geschikt is voor een lamp waarvan het vermogen tussen 2 waarden in de bovenstaande tabel ligt, wordt het maximale ingangsvermogen van de kringen ‘voorschakelapparaat-lamp’ berekend door lineaire interpolatie tussen de 2 waarden van het maximale ingangsvermogen voor de 2 dichtstbijzijnde lampvermogens in de tabel. Een voorschakelapparaat mag bijgevolg niet behoren tot een lagere energieklasse (EEI Energy Efficiency Index) dan de door CELMA bepaalde categorie A3 (CELMA is de Federatie van Nationale Verenigingen van Armatuurfabrikanten en Elektrotechnische Componenten voor Armaturen van de Europese Gemeenschap). Afwijking op de algemene regel: Hermetische verlichtingstoestellen met 2 lampen van 58 W mogen uitgerust worden met een elektromagnetisch voorschakelapparaat met lage verliezen dat tot de klasse EEI B1 behoort. Hetzelfde geldt voor verlichtingstoestellen die minder dan 1000 u/jaar dienen te werken.

Het letterwoord EEI is meestal op het voorschakelapparaat aangeduid. Klasse B1 omvat de beste elektromagnetische voorschakelapparaten met lage verliezen.

Page 15: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.15

3.3.2. EIS: Voor andere ontladingslampen dan fluorescentielampen moeten de verlichtingstoestellen met elektronische voorschakelapparaten uitgerust worden als deze bestaan voor het gekozen lampvermogen.

3.3.3. EIS: De elektronische voorschakelapparaten voor fluorescentielampen moeten met een

frequentie van 30 kHz werken, moeten met een voorverwarming van de kathodes ("warme start") uitgerust zijn en moeten een minimale levensduur van 50 000 uur hebben.

Door een voorverwarming van de kathodes kan de afname van de levensduur van de fluorescentielampen beperkt worden als het aantal inschakelingen toeneemt.

3.3.4. EIS: De vermogensfactor van een verlichtingskring moet ten minste gelijk zijn aan: - 0,95 in aanwezigheid van elektronische voorschakelapparaten, - 0,9 in aanwezigheid van elektromagnetische voorschakelapparaten.

3.4. Bediening en beheer

3.4.1. Algemene regels

3.4.1.1. ADVIES: De ontwerper moet onderzoeken of een overdimensionering van de doorsnede

van de elektrische voedingskabels economisch gezien interessant is om de distributieverliezen door het Joule-effect te verminderen. Hiertoe moeten de aansluitklemmen van het verlichtingstoestel het eventueel mogelijk maken om kabels met een doorsnede van 2,5 mm² aan te sluiten.

3.4.1.2. ADVIES: Het elektrisch net van het gebouw moet echter vanaf het begin zodanig

ontworpen worden dat de installaties doeltreffend beheerd kunnen worden zoals beschreven in de onderstaande bepalingen.

Voorbeelden: - Het handmatig beheer van de verlichting afhankelijk van het natuurlijk licht is alleen

mogelijk als de rijen verlichtingstoestellen afzonderlijk afgezet kunnen worden naargelang hun afstand tot de vensters. Men kan bijvoorbeeld ook een op drie verlichtingstoestellen aansluiten in de gangen bij wijze van nacht- of onderhoudsverlichting. Of nog de bedieningen verdelen binnen een kantoorlandschap.

- Bij de uitvoering van afzonderlijke voedingskringen kan de bekabeling tot een minimum herleid worden door 4-draadse kabels (3 fasen en 1 aardgeleider) in plaats van 3-draadse kabels te gebruiken. Zodoende kunnen met dezelfde kabel en tegen een redelijke meerprijs 2 kringen gemaakt worden.

Page 16: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.16

- Men kan ook de vermogensbekabeling verdubbelen door middel van een communicatiebus, die het mogelijk maakt elke component van de installatie soepel en flexibel te beheren.

3.4.1.3. EIS: Elk lokaal moet minstens over één eigen in- en uitschakelbediening beschikken. 3.4.1.4. ADVIES: In elk lokaal moet de rij verlichtingstoestellen die zich het dichtst bij de vensters

bevindt, afzonderlijk van de andere verlichtingstoestellen bediend kunnen worden. Deze aanbeveling is ook van toepassing op lokalen die uitgerust zijn met 2 verlichtingstoestellen die zich op verschillende afstanden van de vensters bevinden.

Deze bepaling wordt geacht nagekomen te zijn als de verlichtingstoestellen automatisch beheerd worden afhankelijk van de natuurlijke verlichting. In dat geval is de toevoeging van bijkomende handmatige bedieningen niet nodig.

Als de verlichtingstoestellen door schakelaars of drukknoppen bediend worden, moeten de componenten die de verlichtingstoestellen dichtbij de vensters bedienen, een duidelijk kenmerk vertonen (een andere kleur bijvoorbeeld).

De meerkosten voor de installatie van een dubbele inschakeling worden in minder dan 5 jaar teruggewonnen als de werkduur van de verlichtingstoestellen dichtbij de vensters door deze installatie verminderd kan worden met ongeveer 200 u/jaar.

3.4.1.5. ADVIES: Iedere activiteitszone moet over een eigen bediening van de verlichting

beschikken. In lokalen waar ondanks de grote oppervlakte slechts één activiteit uitgeoefend wordt, wordt de bediening van de verlichting over verschillende zones verdeeld, zodat een gedifferentieerde inschakeling mogelijk is afhankelijk van de behoeften.

3.4.1.6. ADVIES: In lokalen waar afhankelijk van de activiteit en het tijdstip van de dag

verschillende verlichtingssterktes verlangd worden (voorbeeld: voor het gewone werk, de bewaking of het onderhoud), wordt de bediening van de verlichting zodanig verdeeld dat het aantal lampen in werking aangepast wordt.

De bediening van dit type van installatie moet bij voorkeur een centrale bediening zijn. De gebruikswijze van de bediening moet duidelijk zijn voor de gebruiker of moet geautomatiseerd zijn.

Voorbeeld: een aantal verschillende verlichtingstoestellen in de gangen overdag, voor het onderhoud ‘s avonds of voor de bewaking ‘s nachts. In sporthallen afhankelijk van het wedstrijdniveau.

Dubbeleschakelaar

4-draadse kabel

Page 17: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.17

3.4.1.7. ADVIES: Een centraal beheersysteem laat toe de installatie automatisch uit te schakelen op basis van een schakelprogramma, met lokale afwijkingsmogelijkheden en een terugkeer naar de automatische modus na een bepaalde periode.

Om veiligheidsredenen is een uitschakeling van de installatie zonder herstartmogelijkheid verboden.

3.4.1.8. EIS: Op private plaatsen (in tegenstelling tot openbare plaatsen of doorgangszones) moet

de bediening van de verlichtingstoestellen toegankelijk zijn voor de gebruikers. Op openbare plaatsen of in doorgangszones mag de handmatige bediening enkel toegankelijk zijn voor de beheerder.

Deze eisen zijn niet van toepassing als de in- en uitschakeling van de verlichtingstoestellen door de aanwezigheidsdetectie bediend worden.

3.4.1.9. ADVIES: In openbare ruimtes of doorgangsruimtes met een niet-programmeerbaar,

wisselend gebruik verdient het aanbeveling om de uitschakeling van de verlichtingstoestellen te bedienen door middel van een aanwezigheidsdetectie, die bij voorkeur met een dubbele detectietechnologie uitgerust is. Afhankelijk van het type gebruikers kan deze aanbeveling uitgebreid worden tot de werkruimtes, en zelfs tot de werkposten in geval van een verlichting die speciaal voor elk van deze posten bestemd is.

Indien nodig moet de aanwezigheidsdetectie gecombineerd worden met een schemersensor.

Deze bepaling is niet van toepassing op verlichtingstoestellen die met ontladingslampen uitgerust zijn.

Voorbeeld: - in een kantoorruimte met 6 lampen van 36 W zal een aanwezigheidsdetector rendabel worden na 5 jaar (ermee rekening houdend dat een handbediende schakelaar weggelaten wordt) als men er 5 tot 6 u verlichting per dag mee wint. Anders gezegd wordt een dergelijk rendement bereikt als men met deze aanwezigheidsdetector 1,3 kWh per dag kan besparen (dat stemt bijvoorbeeld overeen met de automatische uitschakeling van 216 W gedurende 6 u).

3.4.1.10. ADVIES: Indien grote werkzones opgedeeld worden in zones waarvan de verlichting door

aanwezigheidsdetectie bediend wordt (voor zover ieder verlichtingstoestel uiteraard met een aanwezigheidsdetector uitgerust is), zullen de lampen modulerend bediend worden om plotse en veelvuldige wijzigingen van de lichtsterkte in het gezichtsveld van de gebruikers te vermijden. In een individuele werkruimte mag de inwerking van de aanwezigheidsdetector op het verlichtingstoestel van het type ‘alles of niets’ zijn.

3.4.1.11. EIS: Indien een installatie bediend wordt via aanwezigheidsdetectie, moet deze uiteindelijk

inwerken op de vermogensvoeding van het voorschakelapparaat.

Deze eis is niet van toepassing als een klok de centrale uitschakeling van de installatie beheert.

3.4.1.12. ADVIES: In lokalen die van een natuurlijke verlichting genieten, wordt de lichtstroom van de

verlichtingstoestellen die zich het dichtst bij de vensters bevinden, geregeld op basis van de aanwezige hoeveelheid natuurlijk licht. Er wordt tevens aangeraden om de verlichtingstoestellen van de aangrenzende rij zodanig te beheren dat er geen "onderbrekingen" van de verlichting ontstaan over de oppervlakte van het lokaal.

Bovendien regelt een aanwezigheidsdetectie of tijdsprogrammering de uitschakeling van de verlichtingstoestellen tijdens periodes waarin de lokalen niet gebruikt worden. Als alternatief voor de aanwezigheidsdetectie of tijdsprogrammering kan een verklikkerlamp gebruikt worden die de uitschakeling van de verlichtingstoestellen aangeeft.

Page 18: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.18

In een standaard situatie (lokaal met vrij uitzicht, percentage openingen in gevel van 40 tot 60%), kan men op een energiebesparing van 30 tot 50% rekenen voor de rij verlichtingstoestellen die zich het dichtst bij de vensters bevindt, en van 15 tot 30% voor de aangrenzende rij.

De rendabiliteit van het beheersysteem zal sterk afhankelijk zijn van het elektrisch tarief dat op het gebouw van toepassing is: - als de betaalde kWh-prijs groter is dan 0,12 €/kWh (laagspanningstarief of

maximumprijs voor hoogspanningstarief), zal het beheersysteem zichzelf terugverdienen (meerkosten voor dimbare elektronische voorschakelapparaten en foto-elektrische cellen) in minder dan 5 jaar. Een dergelijk beheer is bijgevolg een must.

- als het toegepaste tarief een vermogenscomponent bevat (kwartierpiek voor hoogspanningstarief), zal de aangerekende kwartierpiek niet verkleind kunnen worden via de energiebesparing (meer dan waarschijnlijk zal de verlichting gedurende ten minste 15 minuten per maand met het volle vermogen ingeschakeld worden op een piekmoment voor het gebouw). In dat geval zal de bespaarde kWh-prijs om en bij de 0,06 €/kWh liggen. De tijd waarin het beheersysteem zichzelf terugverdient, zal dan groter dan 5 jaar zijn. Alles zal afhangen van de grootte van de vensters, hun lichttransmissie, oriëntatie, enz.

De combinatie met een systeem dat de elektrische voeding van de verlichtingstoestellen uitschakelt wanneer de lokalen niet gebruikt worden, is noodzakelijk om te vermijden dat ze heringeschakeld worden bij het vallen van de nacht.

3.4.2. Bijzondere gevallen van schoollokalen

3.4.2.1. EIS: In leslokalen moeten de verlichtingstoestellen die het bord verlichten over een eigen

bediening beschikken.

3.4.3. Bijzondere gevallen van sporthallen

3.4.3.1. EIS: In sporthallen moet de verlichting van de aan elkaar grenzende terreinen afzonderlijk

bediend kunnen worden. 3.4.3.2. ADVIES: In sporthallen moeten met het bedieningssysteem verschillende niveaus van de

verlichtingssterkte ingesteld kunnen worden afhankelijk van de verschillende niveaus van de beoefende sporten.

3.4.3.3. ADVIES: Het verdient aanbeveling om in sporthallen een systeem te voorzien dat toelaat

de verlichting uit te schakelen bij niet-gebruik.

Voorbeeld: terugleiding van de bedieningen naar een centraal bord met verklikkerlampen, inschakeling door drukknop en uitschakeling door aanwezigheidsdetectie, tijdschakelklok, systeem met jetons, klok, … .

3.4.4. Buitenomgeving

3.4.4.1. EIS: Alle verlichtingstoestellen buiten het gebouw moeten worden bediend door middel van schakelaars die met indicatoren uitgerust zijn. De bediening moet bovendien ondergeschikt zijn aan een schemercel, met mogelijkheid tot beperking door een klok.

3.4.4.2. ADVIES: De wanden van het lokaal en zijn meubilair moeten een lichte kleur hebben.

Page 19: Cahier des charges type URE pour une installation de chauffage

Bestek voor het studiebureau Verlichtingsinstallatie versie juni 2004 - p.19

Alle informatie over energie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op www.ibgebim.be (publicaties, facilitatoren, technische hulpmiddelen, actualiteit, studiedagen, financiële steun,

opleiding tot energieverantwoordelijke, …)

Toegang tot deze informatie via het luik “ondernemingen”, thema “energie” – “REG”