Upload
bramlefevre
View
213
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
1/16
Keuzewerken
Inhoudstafel
1. Arnold Schönberg – Ode to Napoleon Buonaparte op. 41 ............................................................. 2
2. Maurice Ravel – Concerto pour piano en Sol .................................................................................. 3
3. Erik Satie – Parade ........................................................................................................................... 4
4. Igor Stravinski – Petrouchka ............................................................................................................ 5
5. Henry Cowell – Tides of Manaunan ................................................................................................ 6
6. Zoltán Kodály – Háry János (-suite) ................................................................................................. 7
7. Paul Hindemith – Kammermusik N° 1 op. 24 .................................................................................. 8
8. Harry Partch – Barstow ................................................................................................................... 9
9. Karel Goeyvaerts – Nummer 4 met dode tonen ........................................................................... 10
10. Gavin Bryars – Jesus’ Blood ....................................................................................................... 11
11. Tristan Murail – La barque mystique......................................................................................... 12
12. Luciano Berio – Chemins II ........................................................................................................ 13
13. Brian Ferneyhough – La chute d’Icare ....................................................................................... 14
14. György Ligeti – Artikulation ....................................................................................................... 1515. Helmut Lachenmann – Consolation II ....................................................................................... 16
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
2/16
1.
Arnold Schönberg – Ode to Napoleon Buonaparte op. 41
Schönberg heeft zijn ‘Ode to Napoleon Buonaparte’ geschreven in 1942. The League of Composers
heeft hem de opdracht gegeven om een kort kamermuziekstuk te schrijven voor hun concert dat ze
organiseerden omdat het hun 20ste verjaardag was. Hij heeft deze opdracht aangenomen maar hij
was niet blij toen zijn compositie een adequate performance kreeg en hij weigerde van zijn werk op
te sturen. Voor zijn Ode heeft hij een gedicht van Lord Byron als basis, en als titel, genomen. In het
gedicht zag Schönberg het afgrijzen dat Lord Byron had voor Napoleon en hij trok dit voort naar
eigentijdse tirannen, meer bepaald Hitler. “I knew it was the moral duty of intelligentsia to take a
stand against tyranny.” Een citaat van Schönberg ter verduidelijking waarom hij dit stuk schreef. Het
stuk is geschreven voor strijkkwartet, reciter en piano. Schönberg zijn intentie was om de recitatie in
Pierrot Lunaire in contrast te stellen met de recitatie in ‘Ode to Napoleon Buonaparte’, de recitatie in
Pierrot Lunaire werd beschouwd als een instrument juist zoals de vijf andere instrumenten. Maar de
recitatie in de Ode moest zo realistisch en natuurlijk mogelijk zijn alsof er helemaal geen muziek
aanwezig was. ‘Ode to Napoleon Buonaparte’ is volledig dodecafonsich geschreven. De ode is
verdeeld in vier delen. Het eerste deel, gevolgd door de intrede van de reciter, bestaat voornamelijk
uit het aanbrengen van de tiran. Het tweede deel, gevolgd op een instrumentale interlude, behandelt
drie historische figuren wiens lot het tegengestelde is van dat van Napoleon. Het derde deel
verschijnt ten tonele na een tweede interlude, dat gebruikt maakt van elementen uit de introductie,
het derde deel wordt onderbroken door regelmatige recitatieve passages. Het laatste deel volgt een
korte interlude en ontwikkelt bijna alle hoofaspecten van het gedicht, leidend naar de referentie naar
Washington, de heroïsche tegenpartij van de tiran. Deze passage leidt dan ook naar een definitieve
tonaiteit (Es majeur) waar gedurende het hele stuk naar werd verwezen en is mogelijk gemaakt door
de ontwikkeling van de logische gevolgen van de twaalftonenreeks zelf.
Ikzelf moest enorm aan dit stuk wennen aangezien het één van de eerste dodecafonische werken
was die ik hoorde. Nu ik de achtergrond van dit werk ken en ook aandachtiger er naar geluisterd heb,
vind ik het wel veel mooier dan de eerste keren dat ik er naar luisterde.
De linken die ik heb gebruikt zijn:
Een programmaboekje van Schönberg:
http://www.musicsalesclassical.com/composer/work/32490
Informatie over het stuk op de site van Schönberg:
http://www.musicsalesclassical.com/composer/work/32490
Een notatie van Leonard Bernstein over het stuk:
http://www.laphil.com/philpedia/music/ode-to-napoleon-arnold-schoenberg
http://www.laphil.com/philpedia/music/ode-to-napoleon-arnold-schoenberghttp://www.musicsalesclassical.com/composer/work/32490http://www.musicsalesclassical.com/composer/work/32490
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
3/16
2.
Maurice Ravel – Concerto pour piano en Sol
Maurice Ravel is gestart met dit concerto te schrijven in 1929 en heeft dit afgewerkt in 1931. Hij
stopte even met schrijven om het concerto voor de linkerhand te schijven en nam het weer op in
1930. Ravel zei dat het concerto geschreven werd zoals in de geest van Mozart en Saint-Saëns. Ook is
het in contrast met de zware, klassieke concerti zoals die bijvoorbeeld van Brahms. “Een concerto
moet lichtvoetig en briljant zijn in plaats van zich te focussen op diepte en dramatische effecten.” Er
wordt gezegd over bepaalde componisten dat hun concerto’s geschreven zijn ‘tegen’ de piano in
plaats van ‘met’ de piano. Ravel gaat hier helemaal mee akkoord. Hij had de intentie om dit concerto
‘Divertissement’ te noemen maar dan kwam het in hem op dat de titel ‘concerto’ zal volstaan, het zal
voldoende duidelijk zijn. Het concerto bestaat uit de tradionele concerto vorm namelijk drie delen:
1. Allegramente
2. Adagio Assai
3.
Presto
Het openingsthema kwam in hem op terwijl hij in een trein zat van Oxford naar Londen. In het eerste
deel zitten er verschillende blue twists, waarvan sommigen ons doen denken aan Gershwin’s
Raphsody in Blue. Ravel zei tegen Marguerite Long, de pianiste die het stuk op de première zou
spelen, dat het concerto zacht zou eindigen met trillingen. Hij heeft het uiteindelijk niet zo laten
eindigen maar in het tweede deel vinden we nog veel trillingen terug en is het ook zacht gespeeld. In
het derde deel doet het einde ons terugdenken aan het openingsthema. Oorspronkelijk wou Ravel
het concerto zelf spelen op de première, maar zijn gezondheid liet dit niet toe, naar het schijnt
vertelde hij dat zowel hij als het concerto ‘bijna af’ waren. Daarom heeft Marguerite Long de
première gespeeld.
Het concerto is een voorbeeld van impressionisme. Bij het impressionisme is de sfeer belangrijk. En
als we luisteren naar het concerto dan horen we duidelijjk dat het om de sfeer gaat en niet om een
gedetailleerd notenbeeld. De noten zijn uiteraard ook belangrijk maar wat belangrijker is, is om met
die noten een sfeer te creëren.
De linken die ik heb gebruikt zijn:
De site over Maurice Ravel :
http://www.maurice-ravel.net/concerto2.htm Een artikel van Michael Steinberg :
http://www.sfsymphony.org/Watch-Listen-Learn/Read-Program-Notes/Program-
Notes/RAVEL-Piano-Concerto-in-G-major.aspx
Een artikel over het werk en Ravel van The Editors:
http://nyphil.org/~/media/pdfs/program-notes/1415/Ravel-
Piano%20Concerto%20in%20G%20major.pdf
http://www.sfsymphony.org/Watch-Listen-Learn/Read-Program-Notes/Program-Notes/RAVEL-Piano-Concerto-in-G-major.aspxhttp://www.sfsymphony.org/Watch-Listen-Learn/Read-Program-Notes/Program-Notes/RAVEL-Piano-Concerto-in-G-major.aspxhttp://www.sfsymphony.org/Watch-Listen-Learn/Read-Program-Notes/Program-Notes/RAVEL-Piano-Concerto-in-G-major.aspxhttp://nyphil.org/~/media/pdfs/program-notes/1415/Ravel-Piano%20Concerto%20in%20G%20major.pdfhttp://nyphil.org/~/media/pdfs/program-notes/1415/Ravel-Piano%20Concerto%20in%20G%20major.pdfhttp://nyphil.org/~/media/pdfs/program-notes/1415/Ravel-Piano%20Concerto%20in%20G%20major.pdfhttp://nyphil.org/~/media/pdfs/program-notes/1415/Ravel-Piano%20Concerto%20in%20G%20major.pdfhttp://nyphil.org/~/media/pdfs/program-notes/1415/Ravel-Piano%20Concerto%20in%20G%20major.pdfhttp://www.sfsymphony.org/Watch-Listen-Learn/Read-Program-Notes/Program-Notes/RAVEL-Piano-Concerto-in-G-major.aspxhttp://www.sfsymphony.org/Watch-Listen-Learn/Read-Program-Notes/Program-Notes/RAVEL-Piano-Concerto-in-G-major.aspxhttp://www.maurice-ravel.net/concerto2.htm
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
4/16
3.
Erik Satie – Parade
De ‘Parade’, geschreven in 1916, van Jean Cocteau is ontstaan door een samenwerking tussen Jean
Cocteau, die het scenario van het ballet ontworp; Erik Satie, die de muziek schreef; Pablo Picasso, die
de kostuums, het decor en het theaterdoek ontwierpen en Leonide Massine die de choreografie
voor zijn rekening nam. (Cocteau had eerst aan Igor Stravinski gevraagd om de muziek op zich te
nemen, maar Stravinski weigerde.) Sergei Diaghilev vroeg aan Cocteau om een ballet te schrijven
voor zijn balletgezelschap ‘Ballet Russes’. ‘Parade’ neemt elementen uit de populaire entertainment
en gebruikt ongewone muzikale geluiden zoals een schrijfmachine, glazen instrumenten, een pistool,
sirenes,... gecombineerd met ballet. Cocteau had namelijk aan Satie gezegd van ongewone
instrumenten te gebruiken. ‘Parade’ overtrad de grenzen van zowel high- en lowbrow. Het bracht
een groot schandaal voort in de Parijse muziek, het werd gezien als een overduidelijke zelf-parodie.
Op dat moment werd het gezien als een voorsmaakje van het modernisme. Satie heeft de partituur
eerst uitgeschreven voor een piano, voor vier handen, later een ge-orkestreerde versie. Satie mengt
ragtimeritmes, cabareteffecten, concertzaal orkestratie en fugale contrapunt in zijn partituur.
Apollinaire, een dichter, schreef de programmaboekjes. Hij beschreef de ‘Parade’ als ‘surrealistisch’.
Zo creeërde hij een term die later zou ontwikkelen in een belangrijke artistieke school. Het verhaal
heeft drie protagonisten: een Chinese goochelaar, een Amerikaans meisje en acrobaten. De drie
protagonisten hebben geen onderling contact met elkaar. De scène betreft een zondagse markt in
Parijs. Er is een rondreizend theater en een parade van drie variètenummers: een Chinese
goochelaar, een Amerikaans meisje en een acrobatennummer. Drie managers probeerden het
publiek binnen te praten, maar tevergeefs, ze kwamen niet. Na het laatste nummer doen de drie nog
een laatste poging om volk binnen te krijgen maar ook deze poging mislukt. Ze zijn diep bedroefd. De
Chinese goochelaar, het Amerikaanse meisje en de acrobaten zien dat de managers er het hart van inzijn en alledrie doen ze nog een laatste poging om toch nog publiek binnen te halen maar het is al te
laat.
Ik vind de ‘Parade’ een prachtig werk. Ik heb eens op YouTube gekeken naar alleen de muziek van
Satie en dan nog eens de totale versie van ‘Parade’ ( muziek, acteurs, decor,...) en die laatste versie
vond ik ook mooi maar het was wel wennen voor mij dat het een heel drukke bedoening was.
Persoonlijk vind ik zo’n beelden minder mooi waarin het volk, de acteurs en actrices, allemaal door
elkaar lopen. Maar zoals ik al zei, het was mooi.
De linken die ik heb gebruikt zijn:
Een artikel van Susan Calkins:
http://tranb300.ulb.ac.be/2013-
2014/groupe317/archive/files/c5488e9b7a9ded599b81919ff2ddd9a3.pdf
Een artikel van Trace A. Doyle :
http://etd.lsu.edu/docs/available/etd-07112005-201540/unrestricted/Doyle_dis.pdf
Een artikel op een website dat onder andere het scenario vertelt :
http://www.pbs.org/wnet/americanmasters/episodes/joffrey/film-excerpt-the-parade-
revival/2398/
http://tranb300.ulb.ac.be/2013-2014/groupe317/archive/files/c5488e9b7a9ded599b81919ff2ddd9a3.pdfhttp://tranb300.ulb.ac.be/2013-2014/groupe317/archive/files/c5488e9b7a9ded599b81919ff2ddd9a3.pdfhttp://tranb300.ulb.ac.be/2013-2014/groupe317/archive/files/c5488e9b7a9ded599b81919ff2ddd9a3.pdfhttp://etd.lsu.edu/docs/available/etd-07112005-201540/unrestricted/Doyle_dis.pdfhttp://etd.lsu.edu/docs/available/etd-07112005-201540/unrestricted/Doyle_dis.pdfhttp://www.pbs.org/wnet/americanmasters/episodes/joffrey/film-excerpt-the-parade-revival/2398/http://www.pbs.org/wnet/americanmasters/episodes/joffrey/film-excerpt-the-parade-revival/2398/http://www.pbs.org/wnet/americanmasters/episodes/joffrey/film-excerpt-the-parade-revival/2398/http://www.pbs.org/wnet/americanmasters/episodes/joffrey/film-excerpt-the-parade-revival/2398/http://www.pbs.org/wnet/americanmasters/episodes/joffrey/film-excerpt-the-parade-revival/2398/http://etd.lsu.edu/docs/available/etd-07112005-201540/unrestricted/Doyle_dis.pdfhttp://tranb300.ulb.ac.be/2013-2014/groupe317/archive/files/c5488e9b7a9ded599b81919ff2ddd9a3.pdfhttp://tranb300.ulb.ac.be/2013-2014/groupe317/archive/files/c5488e9b7a9ded599b81919ff2ddd9a3.pdf
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
5/16
4.
Igor Stravinski – Petrouchka
‘Petrouchka’ is een ballet van Igor Stravinski, geschreven in 1910. Stravinski heeft voor dit ballet de
muziek geschreven op aanvraag van Serge Diaghilev, voor zijn Ballet Russes. Het is gecomponeerd
voor orkest. Alexandre Benois zorgde voor het libretto, de set en de kostuums en Michel Fokine wasde choreograaf van het ballet. Voor ik begin over de muziek van het ballet zal ik eerst even kort het
verhaal schetsen:
Het verhaal gaat over de pop Petrouchka, gemaakt van stro en een zak zaagsel als lichaam, die tot
leven komt en emoties ontwikkelt. Het begint allemaal op het Paleisplein in Sint-Petersburg. Daar
speelt zich de Shrovetide markt af, een Russisch carnaval voor de vastentijd. Op die markt verschijnt
de Charlatan die het publiek tot bij hem roept met de betoverende klanken op zijn fluit. Hij opent zijn
gordijnen en zijn drie levenloze poppen komen tevoorschijn. Petrouchka, een ballerina en een Moor.
De Charlatan voert een magische spreuk uit en de drie poppen komen tot leven en voeren een
Russische dans uit. Achter de gordijnen wordt Petrouchka altijd opgesloten in een cel door de
Charlatan. In die cel ontwikkelt ze emoties: bitterheid jegens de Charlatan omdat hij Petrouchka altijd
opsluit en verliefdheid jegens de ballerina. Maar hij wordt afgewezen door de beeldschone ballerina.De Moor is in veel betere toestand dan Petrouchka. Hij leeft in een mooie kamer dat gedecoreerd is
met mooie kleuren. Wat in de loop van het verhaal gebeurt is een strijd tuusen de Moor en
Petrouchka om de ballerina.
Terwijl Stravinski Petrouchka aan het componeren was had hij het duidelijke ‘beeld van een pop,
plotseling begiftigd met leven, dat het orkest ergert met duivelse cascades van arpeggio’s.’ Het
originele idee was en concertstuk voor piano en orkest, maar Diaghilev overtuigde Stravinski om zijn
idee te verbreden naar een ballet, een werk dat het signaal gaf van Stravinski’s ultieme breuk met de
strakke gewoontes en het einde van zijn ‘directe interesse van de Russische academische traditie.’
Eén van de meest opvallende kenmeren in Petrouchka is het gebruik van de piano. Niet als
soloinstrument maar als een integraal deel van het orkest. Het gaf een onderscheidende klaur aan
het ensemble. Dit toonde aan dat Stravinski aan de piano componeerde en dat het grootste deel vanPetrouchka voortkwam van direct contact met de vingers aan het keyboard. Petrouchka’s motief
vertegenwoordigt een aandrang waar ‘voor de eerste keer een polytonale passage gebruikt wordt,
niet als een eigenaardig iets maar met een structurele betekenis. Stravinski’s experimenten met
polytonaliteit zijn briljant en succesvol en vanaf dan werd dit een geaccepteerde en veel gebruikte
techniek gebruikt bij vele 20ste eeuwse componisten. Stravinski maakt in ‘Petrouchka’ ook gebruik
van volksliederen. Stravinski’s lenen van materialen produceert de combinatie van zijn stijl: volkse
melodieën met hedendaagse compositorische benaderingen, juist zoals de set van het verhaal:
traditionele poppen met de magische, dramatische verhaallijn en een tragisch einde. Stravinski heeft
in dit ballet zijn befaamde ‘Petrouchka-akkoord’ ontworpen. Het betreft twee grote drieklanken,
respectievelijk do groot en fa kruis groot, apart gespeeld vormen ze een tritonus, samen gespeeld
creeëren ze een dissonant akkoord.
Linken die ik heb gebruikt zijn:
De Wikipedia-pagina van het Petrouchka-akkoord:
http://en.wikipedia.org/wiki/Petrushka_chord
Een pdf-document dat het verhaal vertelt van Petrouchka:
www.tpo.org.sg/admin/.../Petrushka%20Notes.pdf
De Wikipedia-pagina van Petrouchka:
http://en.wikipedia.org/wiki/Petrushka
http://en.wikipedia.org/wiki/Petrushka_chordhttp://en.wikipedia.org/wiki/Petrushka_chordhttp://www.tpo.org.sg/admin/.../Petrushka%20Notes.pdfhttp://www.tpo.org.sg/admin/.../Petrushka%20Notes.pdfhttp://en.wikipedia.org/wiki/Petrushkahttp://en.wikipedia.org/wiki/Petrushkahttp://en.wikipedia.org/wiki/Petrushkahttp://www.tpo.org.sg/admin/.../Petrushka%20Notes.pdfhttp://en.wikipedia.org/wiki/Petrushka_chord
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
6/16
5.
Henry Cowell – Tides of Manaunan
Henry Cowell componeerde zijn pianostuk ‘Tides of Manaunan’ in 1912 bedoelt als prelude voor een
theatrale productie, ‘The Building of Banba’ geschreven door John Osborne Varian. Cowell was
vijftien jaar oud toen hem werd gevraagd om een stuk te schrijven voor de Ierse productie. Het stuk
moest het thuis en de getijden van Manaunan de god van de zee, voorstellen. Het stuk moest je in de
stemming van de getijden brengen. Hij vond dit zeer moeilijk, eerst probeerde hij enkele lage
octaven in een bepaald ritme te spelen, maar dit gaf niet het gewenste resultaat, ze klonken iets te
definitief, dus probeerde hij enkele akkoorden te spelen, ze waren beter dan het lage getijden ritme
maar het was nog steeds niet goed genoeg. Dan had hij het idee om de dertien laagste tonen van de
piano tegelijkertijd te spelen. Het moeilijke hieraan was om ze gelijktijdig te spelen en ze allemaal
evenveel waarde te geven. Hij had uiteraard geen dertien vingers aan zijn linkerhand dus speelde hij
dit met de handpalm. Hij moest ervoor zorgen dat ze allemaal hoorbaar waren en dat ze een –voor
hem- redelijke toonkwaliteit hadden. Voor hij het wist had hij een neuwe techniek uitgevonden
namelijk de clusters. Michael Hicks, auteur van ‘Cowell’s Clusters’ en ‘Henry Cowell: Bohemian’, zei
dat Cowell waarschijnlijk met de clusters begon te experimenteren dankzij zijn spierbewegingen die
veroorzaakt werden door het Chorea van Sydenham(=zeldzaam neurologisch ziektebeeld.
Symptomen zijn onder andere schokkende/dansende bewegingen van het gelaat en de ledematen.)
Cowell weerlegde deze bewering en zei dat hij de clusters in zijn hoofd hoorde voor hij ze
reproduceerde op de piano. Cowell onderzocht zowel de diatonische en chromatische clusters en
bedacht voor elk een methode van notatie. Cowell wordt gezien als de ‘uitvinder’ van de clusters. De
componist Béla Bártok vroeg aan Cowell of hij de clusters mocht gebruiken in zijn eigen werken.
‘Tides of Manaunan’ was het eerste werk van Cowell dat gepuliceerd werd. In 1913 had hij ook nog
een werk geschreven met clusters in genaamd ‘Adventures in Harmony’. ‘Tides’ is gepubliceerd ineen set genaamd ‘Three Irish Legends’ voor solopiano. Alledrie bevatten ze clusters. De twee andere
zijn ‘Hero Sun’ en ‘The Voice of Lir’. Cowell heeft in 1921 in een essay uitgelegd wat een cluster is:
De cluster is simpelweg een groep van twee of meerdere kleine secundes, het is een cluster van drie
of meer tonen, elk een halve step verwijderd van hun gebuur, gelijkertijd gespeeld. Als we een boek
plat laten vallen op de pianotoetsen verkrijgen we een cluster, althans, ze vormen niet een deel van
de muzikale structuur, het resultaat zal niets anders zijn dan lawaai. In het begin schreef hij enkel
clusters voor de piano, later ook vooor kamermuziek en orkest. Daarover schreef hij het volgende:
Er is minder mogelijkheid op de piano dan met een orkest, waar clusters het beste voorkomen;niettemin is er meer mogelijkheid dan er op het eerste zicht is, mogelijk gemaakt door de lengte van
de clusters te veranderen, zoals ook bij hun ontelbare relaties tot de akkoorden in andere systemen.
Zijn clusters zijn wel bedacht en niet willekeurig. Clusters hebben twee functies: ze voegen kleur toe
aan een stuk zoals het decoreren van een melodie of ze zijn de hoofdklanken gebruikt in een stuk.
Ik vind het enorm interessant wat ik hier allemaal te weten ben gekomen. Ook als ik naar versies op
YouTube kijk zie ik dat de uitvoerders echt zeer specifiek naar op voorhand gekozen toetsen gaan
met hun handpalm en ze niet at random kiezen.
De link die ik hierbij heb gebruikt is: een gids bij het spelen van de pianowerken van Cowell:acumen.lib.ua.edu/.../u0015_0000001_0001221.pdf
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
7/16
6.
Zoltán Kodály – Háry János (-suite)
Háry János is een opera geschreven door de Hongaarse componist Zoltán Kodály in 1926, en is
gebaseerd op een libretto van Béla Paulini en Zsolt Harsány. Het bestaat uit vier delen en is
gebaseerd op een gedicht van János Garay. Háry János is een oude man die verhalen uitvond over
avonturen die hij vroeger zou hebben meegemaakt. Kodály wou dat zijn muziek even serieus
genomen werd als de verhalen van Háry János. In dit document ga ik het hebben over de suite die
afgeleidt is van de opera Háry János.
De suite start met een muzikale imitatie van een niesbui en vanaf dan is het vol van de opwinding en
spanning. Na de Prélude bevindt Háry zich bij de keizer van Oostenrijk die hem op talrijke avonruren
stuurt. Háry hoort de klok slaan op middag. Uiteraard is er dan in de muziek enorm veel percussie te
horen. Het derde deel begint met een solo van de viola. Later vervoegt de cimbalom zich bij de viola.
Een cimbalom is een Hongaarse citer bespeeld met mallets en heeft een heel onderscheidende klank.
Ook is er in dit deel een Hongaars volkslied gebruikt. Het vierde deel, ‘The Battle and Defeat of
Napoleon’, bevat het belachelijkste verhaal van Háry namelijk dat hij op zijn ééntje het hele leger van
Napoleon verslagen zou hebben. Het begint met een drummars en de verschillende brassfanfares
lijken er eigenlijk mee te lachen in plaats van zich het verhaal te verbeelden. Het deel eindigt met een
triomferende climax, en eindigt met trage trombones die de luisteraars achterlaten met geen twijfel
over de authenciteit van het verhaal van de oude man. Een solosaxofoon speelt het concluderende
thema van het deel. In het laatste deel is nogmaals de cimbalom te horen maar nu speelt hij
doorheen het volledige gedeelte. Het voorlaatste deel, ‘Intermezzo’, bevat de climax van de suite en
is zonder twijfel de meest catchy tune van de suite. De stijl die we hierin terugvinden is die van de
traditionele Hongaarse dansen. In het laatste deel, ‘Entrance of the Emperor and His Court’, horenwe een mars, vergelijkbaar met de mars van in het begin. Deze snelle finale, geeft ons hints naar
eerder gehoorde thema’s. Vooral naar het tweede deel, met de klokken die slaan in Vienna.
Omdat het een klein deel is van een groter geheel, is het moeilijk om elke betekenis van elk deel te
begrijpen, omdat de elementen die de muziek vormen weggelaten zijn. Dit is vooral het geval in de
Háry János suite. Met zijn Hongaarse natuur en zijn op folk-gebaseerde idiomen maken het een
gespecialiseerder werk, en als we die elementen gaan verwijderen, gaan we eigenlijk de originele
identiteit ervan verminderen. Niettemin is het een schoolvoorbeeld van een stuk dat de luisteraar
iets leert over de gewoonten en onderscheidende kenmerken van de Hongaarse muziek.
Ikzelf vind de suite zeer mooi om naar te luisteren. Ergens hoor ik wel het Hongaarse, wat zeker is, is
dat het anders klinkt dan de 20ste eeuwse composities die ik tot nu toe beluisterd heb. De suite klonk
merendeels zeer vrolijk en ik kon me echt inleven in het verhaal dat Kodály wou vertellen.
De links die ik heb gebruikt zijn:
De Wikipediapagina over Háry János:
http://nl.wikipedia.org/wiki/H%C3%A1ry_J%C3%A1nos-suite
Een thesis over het gebruik van de Hongaarse volksmuziek in de werken van Kodály:
https://kuscholarworks.ku.edu/handle/1808/8029
Een artikel over de suite:
http://arts.ucdavis.edu/post/kodaly-suite-hary-janos
http://arts.ucdavis.edu/post/kodaly-suite-hary-janoshttp://arts.ucdavis.edu/post/kodaly-suite-hary-janoshttp://arts.ucdavis.edu/post/kodaly-suite-hary-janoshttps://kuscholarworks.ku.edu/handle/1808/8029http://nl.wikipedia.org/wiki/H%C3%A1ry_J%C3%A1nos-suite
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
8/16
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
9/16
8.
Harry Partch – Barstow
Harry Partch heeft ‘Barstow’ geschreven in 1941. Het maakt deel uit van ‘The Wayward’, ‘Barstow’ is
het laatste deel hieruit. De volledige titel is als volgt : ‘Barstow, Eight Hitchhiker Inscriptions’. ‘The
Wayward’ bestaat uit vier delen. ‘Barstow’ is één van Partch’s vroegste, nog bestaande werken. De
meeste van zijn werken zijn vernietigd. Ook is het stuk één van de meest geaccepteerde en meest
gespeelde werken van hem. Het is ontstaan in de tijd dat hij als hobo(=zwerver) via de trein van het
ene werk en/of huis naar het andere ging. In ongeveer eind 1939 ging hij op rondreis om foto’s te
nemen in het zuidwesten van Californië en Arizona. In de zware, kleine Mojave woestijn verbonden
aan de stad Barstow, Californië 1941, was hij aan het liften. Op de snelweg zag hij volgende inscriptie
staan op een bord:
It's January 26. I'm freezing.
Ed Fitzgerald. Age 19. Five feet, ten inches.
Black hair, brown eyes.
Going home to Boston, Massachusetts.
It's 4:00, and I'm hungry and broke.
I wish I was dead.
But today I am a man.
Hij was stomverbaasd over deze ‘menselijke, onuitgegeven expressie’ en schreef het neer samen met
zeven andere leesbare zinnen die er op stonden. In de herfst zat hij in Anderson Creek, een
veroordeelden kamp en maakte hij zijn eerste khitara, een lang snaarinstrument. In het begin van
1941 maakte hij de acht rondreizende inscripties, nauwelijks uitgegeven, voor solo stem en
aangepaste gitaar. Met het idee dat hij het als een solowerk kon uitvoeren. ‘Barstow’, dat ongeveer
10 minuten duurt vertelt het verhaal van de personages die een inscriptie hebben geschreven, zo
heb je bijvoorbeeld Ed, en brown-eyed Marie die haar adressen achterlaat zodat ze gevonden kan
worden,... ‘Elke inscriptie is voorafgegaan door een kleine ritornello.’ Een ritornello is een
terugkerende passage. Dan wordt het verteld in een min of meer gesproken versie, en om te
eindigen zijn er dan meerdere denkbeeldige gezongen passages. Meer in de stijl van Amerikaanse
volksmuziek dan klassiek vocalisme.
Ik vind ‘Barstow’ een zeer mooie compositie, vooral als je het verhaal erachter weet, dat maakt het
dan nog veel beter. Je moet er maar opkomen om muziek te maken die volledig gebaseerd is op iets
uit je directe omgeving.
De link die ik heb gebruikt is:
http://www.allmusic.com/composition/barstow-from-the-wayward-for-two-voices-
surrogate-kithara-chromelodeon-diamond-marimba-boo-mc0002413541
http://www.allmusic.com/composition/barstow-from-the-wayward-for-two-voices-surrogate-kithara-chromelodeon-diamond-marimba-boo-mc0002413541http://www.allmusic.com/composition/barstow-from-the-wayward-for-two-voices-surrogate-kithara-chromelodeon-diamond-marimba-boo-mc0002413541http://www.allmusic.com/composition/barstow-from-the-wayward-for-two-voices-surrogate-kithara-chromelodeon-diamond-marimba-boo-mc0002413541http://www.allmusic.com/composition/barstow-from-the-wayward-for-two-voices-surrogate-kithara-chromelodeon-diamond-marimba-boo-mc0002413541http://www.allmusic.com/composition/barstow-from-the-wayward-for-two-voices-surrogate-kithara-chromelodeon-diamond-marimba-boo-mc0002413541
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
10/16
9.
Karel Goeyvaerts – Nummer 4 met dode tonen
Karel Goeyvaerts heeft ‘Nummer 4’ geschreven in 1952. Hij was één van de eersten die de stap zette
naar elektronische muziek waardoor hij zowel de compositie als de “uitvoering” (via toonband) nog
sterker kon disciplineren. ‘Nummer 4’ is de eerste compositie, samen met Cage’s Williams Mix, de
eerste elektronische partituur. ‘Nummer 4’ is niet alleen de eerste partituur in Vlaanderen die voor
elektronische muziek bestemd is, maar ook internationaal. In die tijd was Goeyvaerts zijn esthetische
doel ‘statische muziek’ te schrijven, als een afbeelding van een onbeweeglijk, puur absoluut iets.
Volgens Goeyvaerts zou muziek ‘een projectie in tijd en ruimt moeten zijn van een muzikaal idee wat
structuur genereert’. Ook was Goeyvaerts één van de eersten die serële muziek scheef. We kijken
hierbij naar zijn N° 1 Sonata voor twee piano’s en nog meer in zijn N°2 voor dertien instrumenten.
Abstractie, constructivisme en rationalisme zijn de hoofdkarakteristieken van Goeyvaerts zijn seriële
outputs van 1950, en allen dragen ze enorm veel bij tot het esthetische idee van statische muziek
waardoor Goeyvaerts zo bezeten was. Maar doordat hij deze stukken zag gespeeld worden door echt
muziekinstrumenten, bespeeld door muzikanten, was dit echt een doorn in het oog van Karel
Goeyvaerts. Oncontroleerbaar, onnauwkeurig en vooral dynamisch, een live performance van
muzikanten,... dit botste met zijn idee van statische muziek. Dit is ook de reden voor zijn heftige
afkeer van Musique Concrète: geen statische afbeelding van een absoluut iets kan gecreërd worden
door onpuur, ongecontroleerd muzikaal materiaal. In 1952 werd het voor hem duidelijk:
elektronische muziek is de enige echt seriële muziek, en denkbeeld dat indruiste tegen zijn andere
seriële collega’s. Met zijn obsessie voor het statische muziek idee, wou hij zelfs in zijn nummer 4 een
onbeweegbare taperecorder gebruiken. In een biref naar zijn collega Karlheinz Stockhausen staat dat
hij enkel gebruik maakt van homogene geluiden, met een onveranderlijk spectrum, die niets met
elkaar te maken hebben. Hij maakte de vergelijking met lijken die naast elkaar liggen, ook zei hebbengeen enige interne relatie met elkaar. Bijgevolg is het enige materiaal dat ze gebruiken tijd. De
partituur van ‘Nummer 4 met dode tonen’ toont enkel een tijdsstructuur. Het stuk bevat vier even
lange geluiden die herhaald worden gedurende het hele stuk op dezelfde toonhoogte, met dezelfde
duur, timbre en geluidssterkte (‘dode tonen’, met geen enkele interne ontwikkeling). Het enige
veranderlijke in dit hele stuk zijn de tijdsintervallen tussen de tonen die geproduceerd worden.
Hierdoor is er al snel een faseverschuiving merkbaar tussen de vier geluiden. Op exact het midden
zijn de vier geluiden aaneenvolgend te horen zonder overlappingen. Na dit moment wordt het hele
proces omgekeerd gedaan tot het terugkomt naar het punt waar het stuk is begonnen. Dat is dan
uiteraard het einde van het stuk.
De linken die ik heb gebruikt zijn:
Een biografisch artikel over Karel Goeyvaerts:
http://www.cebedem.be/nl/componisten/g/29-goeyvaerts-karel
Een document dat onder andere over Karel Goeyvaerts verteld:
http://www.matrix-new-
music.be/sites/default/files/attachments/Flemish_Tape_Music_since_1950.pdf .
http://www.matrix-new-music.be/sites/default/files/attachments/Flemish_Tape_Music_since_1950.pdfhttp://www.matrix-new-music.be/sites/default/files/attachments/Flemish_Tape_Music_since_1950.pdfhttp://www.matrix-new-music.be/sites/default/files/attachments/Flemish_Tape_Music_since_1950.pdfhttp://www.matrix-new-music.be/sites/default/files/attachments/Flemish_Tape_Music_since_1950.pdfhttp://www.matrix-new-music.be/sites/default/files/attachments/Flemish_Tape_Music_since_1950.pdfhttp://www.cebedem.be/nl/componisten/g/29-goeyvaerts-karel
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
11/16
10.
Gavin Bryars – Jesus’ Blood
Gavin Bryars heeft ‘Jesus’ Blood’ geschreven in 1971. In die tijd leefde hij in Londen en was hij samen
met een vriend van hem, Alan Power, aan het werken aan een film over zwervers in Elephant, Castle
en Waterloo station. Als de mensen zagen dat ze gefilmd werden dan zongen ze vaak dronken een
lied. Soms kleine deeltjes van opera’s, dan weer sentimentele ballades,... Eén van hen zong een
religieus lied genaamd ‘Jesus’ Blood Never Failed Me Yet’. Dit werd niet gebruikt in de film en ik
mocht alle ongebruikte tapes hebben waaronder ook dan deze tape. Toen hij dit religiieuze liedje
thuis speelde op de piano, merkte hij op dat de man die dit liedje zong volledig juist zat met de piano,
Bryars improviseerde een simpele begeleiding erbij. Bryars merkte op dat het eerste gedeelte van
het lied, 13 maten, een effectieve loop vormde dat herhaald werd in een licht onvoorspelbare
manier. Hij nam de tape mee naar Leicester waar hij de loop kopieerde aan een onafgebroken
haspel. Toen begon hij ook te denken om er een orkestrale begeleiding bij te schrijven. Hij liet de
deur van zijn studio open terwijl de tape nog aan het kopiëren was op de haspel. Hij ging even weg
en bij zijn terugkomst zag hij een groep mensen rond de tape zitten, waarvan sommige zelfs aan het
huilen waren. Allen waren ze erg aangedaan van het zingen van de oude man. Dit overtuigde van de
emotionele kracht van muziek en van de mogelijkheden die gebracht worden door er een simpele
maar, sterk evoluerende begeleiding onder te plaatsen dat de waardigheid en het eenwoudige geloof
van de man respecteerde. De man stierf voor hij het resultaat kon horen, wat Bryars met zijn stem
heeft gedaan. Maar het stuk blijft een welsprekende, maar ingetogen getuigenis van zijn geest en zijn
optimisme. ‘Jesus’ Blood’ is een voorbeeld van minimalisme. Het is zelfs één van Bryars’ meet
minimalistisch gecomponeerde werken. Het is één van de langste minimalistische werken ooit: een
welbepaalde versie van het stuk duurt maar liefst 75 minuten. Minimalistische muziek wordt vaak
gezien als een slordige associatie van de emotionele neutralisatie van herhaalde materialen, maar‘Jesus’ Blood’ is juist het omgekeerde hiervan: in plaats van de gevoeligheden van de luisteraars te
doen af stompen, verhoogt het juist de gevoeligheden, in plaats van een postmoderne
onverschilligheid tegenover het onderwerp op te leggen, forceert het een confrontatie tot de
luisteraars.
Ik vind ‘Jesus Blood’ zeer mooi. Enerzijds voor het verhaal achter het stuk, wat eigenlijk toch wel
ontroerend is, en anderzijds voor de wonderschone opbouw tijdens het stuk. Ik vind het fantastisch
Hoe Gavin Bryars hierop is gekozen om dit zo te doen. Het is zoals hij het zelf zegt: een zeer
eenvoudige begeleiding. En toch slaagt hij erin om de gevoelens bij de meeste luisteraars los te
maken. Ik zeg de meeste omdat ik denk dat er sowieso mensen gaan zijn die dit stuk niet gaanappreciëren.
De linken die ik heb gebruikt zijn:
Een uiteg van Gavin Bryars zelf:
http://www.gavinbryars.com/Pages/jesus_blood_never_failed_m.html
Informatie over het stuk:
http://www.allmusic.com/composition/jesus-blood-never-failed-me-yet-mc0002394369
http://www.gavinbryars.com/Pages/jesus_blood_never_failed_m.htmlhttp://www.allmusic.com/composition/jesus-blood-never-failed-me-yet-mc0002394369http://www.allmusic.com/composition/jesus-blood-never-failed-me-yet-mc0002394369http://www.allmusic.com/composition/jesus-blood-never-failed-me-yet-mc0002394369http://www.gavinbryars.com/Pages/jesus_blood_never_failed_m.html
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
12/16
11.
Tristan Murail – La barque mystique
Tristan Murail heeft ‘La barque mystique’ geschreven in 1993. Het is een privéopdracht voor de
herdenking van een verjaardag. Een vertaling voor de titel is ‘de mystieke boot’. De titel is
overgenomen van een serie van pasteltekeningen van Odilon Redon. De verwijzing hiernaar is niet
toevallig ondanks de anekdotische redenen die gelinkt zijn aan de omstandigheden omtrent de
compositie van ‘La barque mystique’. De complexiteit en evidentie inde relatie tussen de kleuren die
ondeanks hun verschillen toch samensmelten, evenals de ritmische vormen of de wazige stranden en
nevelachtige kleuren die contrasteren met de scherpe lijnen en levendig gekleurde vlekken, vinden
hun weerspiegeling in de opbouw en het harmonische palet van de muziek.
‘La Barque mystique’ is gelimiteerd qua instrumentatie, maar toch is het georkestreerd. Het is een
verkleinde orkestratie dat helemaal perfect samen functioneert. De instrumenten veranderen
constant van rollen en de groeperingen variëren onophoudelijk. De totaliteit draagt bij tot de
stichting van globale vormen. Het finale effect hangt af van, zoals in alle perfect functionerende
muziek, de extreme precisie in de executie van de microtonale toonhoogtes, de ritmes met hun
zwaaiende tempo en de timbres.
‘La Barque mystique’ is een voorbeeld van spectrale muziek. Er is geen echt melodie en de texturen
veranderen voortdurend, maar er is geen echt moment waarop we zeggen dat er melodie aanwezig
is met begeleiding of homofonie. De instrumenten spelen vaak niet hetzelfde ten opzicht van elkaar,
sommigen ervan zijn lineair, maar het is niet contrapuntisch in de zin van relatief verweven,
onafhankelijke melodische lijnen.
De link die ik heb gebruikt is:
Een tekst op de website van Tristan Murail:
http://www.tristanmurail.com/en/oeuvre-fiche.php?cotage=27530
Een artikel over spectralisme:
https://musicakaleidoscope.wordpress.com/2014/01/28/spectral-music/
http://www.tristanmurail.com/en/oeuvre-fiche.php?cotage=27530https://musicakaleidoscope.wordpress.com/2014/01/28/spectral-music/https://musicakaleidoscope.wordpress.com/2014/01/28/spectral-music/https://musicakaleidoscope.wordpress.com/2014/01/28/spectral-music/http://www.tristanmurail.com/en/oeuvre-fiche.php?cotage=27530
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
13/16
12.
Luciano Berio – Chemins II
Luciano Berio heeft in 1967 ‘Chemins II’ gecomponeerd. Hij heeft dit geschreven voor Walter
Trampler, een Duitse muzikant waardoor Luciano Berio geïnsprireerd werd. Luciano Berio is vooral
bekend van zijn aanpassingen en transformaties van de muziek van anderen, maar ook bij zijn eigen
muziek heeft hij dit gedaan. Zijn ‘Sequenzas’ leidden tot de ’Chemins’, en elk van die ‘Chemins’ was
gebaseerd op een ‘Sequenza’. En zijn ‘Chemins II’ is gebaseerd op de ‘Sequenza VI’ voor viola, Berio
paste dit aan voor solo viola en negen andere instrumenten. ‘Chemins II’ is op zijn beurt dan ook nog
eens getransformeerd naar ‘Chemins III’ waar een orkest bij toegevoegd is. Ook is er nog ‘Chemins
IIb’ dat zonder de solo viola is, en ‘Chemins IIc’ waar bij ‘Chemins IIb’ een solo basklarinet aan
toegevoegd is.
Het is typisch voor Luciano Berio om zo’n strategie toe te passen: schrijven boven schrijven, laag
boven laag van betekenissen schrijven, en weigeren te geloven dat één stuk de mogelijkheden van
zijn muzikaal materiaal kan uitputten. Berio zegt zelf dat de drie ‘Chemins’ (II, IIb, IIc) gerelateerd zijn
aan elkaar, precies zoals de lagen van een ajuin: afzonderlijk, apart en toch intiem omhult met elkaar.
En elke laag krijgt een nieuwe maar gerelateerde oppervlakte, en elke oude laag eigent zich een
nieuwe functie toe van zodra het bedekt wordt. ‘Chemins IIc’ is de verste laag van het originele
model. Hij ontwikkelde het in een nieuwe melodie die duidt op ‘Chemins II’, integrerend en plaatsen
bovenop de basklarinet als de nieuwe solist.
In de ‘Sequenza VI’ wou hij de indruk van een polyfoon klankweb te bereiken op een instrument dat
daar niet bepaald voor weggelegd was. Door middel van zeer nerveuze doch brede tremolo figuren
wist hij dit dan toch te bereiken. De graduele harmonische transformatie wordt die de altviool dan
op deze manier beschrijft wordt in ‘Chemins II’ dan verder ingekleurd en geëchood door de
toevoeging van het ensemble. Maar na een tijdje stoppen de muzikanten in het ensemble met het
voorzien van een begeleiding van de altviool en ontpoppen ze zich tot zelfstandige solisten die elk
een eigen bijdrage leveren tot de redevoering van de vorige solist. Tegen het einde van het stuk lost
de altviool dan ook op in de texturen van het ensemble en zijn de rollen dan ook omgedraaid.
De linken die ik heb gebruikt zijn:
Een introductie van ‘Chemins II’ geschreven door Luciano Berio:
http://www.universaledition.com/Luciano-Berio/composers-and-works/composer/54/work/1562
De Wikipedia pagina van Luciano Berio:
http://en.wikipedia.org/wiki/Luciano_Berio
Informatie van het programmaboekje waar onder andere ‘Chemins II’ werd opgevoerd:
https://www.desingel.be/nl/programma/muziek/10101/spectra-ensemble-filip-rathe-
palimpsest
http://www.universaledition.com/Luciano-Berio/composers-and-works/composer/54/work/1562http://www.universaledition.com/Luciano-Berio/composers-and-works/composer/54/work/1562http://en.wikipedia.org/wiki/Luciano_Beriohttps://www.desingel.be/nl/programma/muziek/10101/spectra-ensemble-filip-rathe-palimpsesthttps://www.desingel.be/nl/programma/muziek/10101/spectra-ensemble-filip-rathe-palimpsesthttps://www.desingel.be/nl/programma/muziek/10101/spectra-ensemble-filip-rathe-palimpsesthttps://www.desingel.be/nl/programma/muziek/10101/spectra-ensemble-filip-rathe-palimpsesthttps://www.desingel.be/nl/programma/muziek/10101/spectra-ensemble-filip-rathe-palimpsesthttp://en.wikipedia.org/wiki/Luciano_Beriohttp://www.universaledition.com/Luciano-Berio/composers-and-works/composer/54/work/1562http://www.universaledition.com/Luciano-Berio/composers-and-works/composer/54/work/1562
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
14/16
13.
Brian Ferneyhough – La chute d’Icare
Brian Ferneyhough heeft ‘La Chute d’Icare’ geschreven in 1988. Het heeft als ondertitel: ‘Little
Serenade of Disappearance’ Het is geschreven voor solo klarinet en kamermuziek ensemble. Het stuk
is gebaseerd op een schilderij van Pieter Bruegel, geschilderd in 1588, genaamd: ‘Landscape with the
Fall of Icarus’. In het schilderij van Bruegel én in de partituur van ‘La Chute d’Icare’ zien we dat het
individu in zijn groei belemmert wordt door het landschap. En de dromer (=Icarus) zijn mislukking om
boven de wetten van de natuur te staan en de daaropvolgende crash die door de omstaanders
genegeerd wordt. In de partituur van Ferneyhough wordt de rol van Icarus ingenomen door de solo
klarinet, en de val van Icarus wordt ingenomen door de uitdagende cadenza van de solo klarinet.
Ferneyhough zijn muziek wordt gekarakteriseerd door zijn gecompliceerde onderstructuren
waartegen relatief, vrij muzikaal materiaal is geplaatst. Ferneyhough denkt soms over deze
overlappende ritmische en stijve lagen als gevangenissen waarin de muziek leeft.
‘La Chute d’Icare’ is een werk dat we kunnen onderbrengen in de new complexity.
De linken die ik heb gebruikt is:
Een programmaboekje geschreven door Brian Ferneyhough:
www.editionpeters.com/.../pdf/la_chute _d_'icare.pdf
http://www.editionpeters.com/.../pdf/la_chute_d_'icare.pdf
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
15/16
14.
György Ligeti – Artikulation
‘Artikulation’ is geschreven in 1958 en maakt deel uit van drie tape composities. Het werk heeft een
grafische partituur en is voor elektronische muziek. Rainer Wehinger zorgde voor het visuele aspect
van het stuk. Hij heeft ze eraan toegevoegd nadat het auditieve gedeelte is ontstaan met de
bedoeling om met die partituur een zichtbare ‘lezing’ van die klanken waar te maken. Het einddoel
was om een visuele tegenhanger te creëren dat ons toelaat om (waarschijnlijk) het stuk anders te
beluisteren. Het was dus niet de bedoeling om de visuele partituur te gebruiken als een handleiding
over hoe je het stuk moet spelen. Het is een kritisch werk in zijn stilistische ontwikkeling. Volgens
Ligeti is zijn ‘Artikulation’ het meest grondig uitgewerkte van zijn drie tape stukken. Ogenschijnlijk
onder de voogdij van Stockhausen, werkte Ligeti samen met Godfried Michael Koenig en Cornelius
Cardew in de realistie van ‘Artikulation’. Ligeti gebruikte onzekere handelingen bij de kleinste
niveau’s van sonische constructies, terwijl hij steeds de controle behoudt over de vorm van het
gehele stuk. Tijdens het componeren van dit stuk was Ligeti zich waarschijnlijk aan het verdiepen in
de klankleer, meer specifiek ‘de analyses van het akoestische spectrum en de proportie van klanken;
het tijdelijke en het verdwijnende proces in plofklanken, en de tijd proporties van de klinkers en
medeklinkers in gesproken talen. Hij startte de compostie door het genereren van een groot aantal
natuurlijke geluiden, die fonemen imiteerden, verschillende medeklinkers, klinkers en hun
combinaties. Ligeti wijkt af van de seriële technieken van Stockhausen, zijn methode is componeren
met magnetische tape. Wat zeer opvalt is zijn gebruik van serieel geïnspireerde methoden als een
rationele manier om potentieel sonisch materiaal voort te brengen. Uiteindelijk brengt Ligeti in
‘Artikulation’ een balans tussen serieel en onzeker denken via types van statistische verspreiding die,
terwijl vorm gegeven met betrekking tot het het voortbregen van materiaal, meer flexibel was dan
het inzetten.
De linken die ik heb gebruikt zijn:
Een artikel over ‘Artikulation’:
http://createdigitalmusic.com/2008/08/ligetis-artikulation-what-might-future-digital-
notation-look-like-plus-twitter-finds/
Een paper over de elektronische werken van Ligeti:
vis.berkeley.edu/courses/.../YotamFinalPaper.pdf
http://createdigitalmusic.com/2008/08/ligetis-artikulation-what-might-future-digital-notation-look-like-plus-twitter-finds/http://createdigitalmusic.com/2008/08/ligetis-artikulation-what-might-future-digital-notation-look-like-plus-twitter-finds/http://createdigitalmusic.com/2008/08/ligetis-artikulation-what-might-future-digital-notation-look-like-plus-twitter-finds/http://createdigitalmusic.com/2008/08/ligetis-artikulation-what-might-future-digital-notation-look-like-plus-twitter-finds/
8/15/2019 MG20ste Lefèvre Bram
16/16
15.
Helmut Lachenmann – Consolation II
Helmut Lachenmann heeft ‘Consolation II’ geschreven in 1968. Het is geschreven voor zestien
stemmen. In de late jaren ’60 ging Lachenmann zijn focus vooral naar het schrijven voor de stem,
enkele voorbeelden hiervan zijn: ‘Consolation I en II’ en ‘’temA’. Deze tijd markeerde het volwassen
worden van Lachenmann als componist en de ontwikkeling van de beginfase van zijn mature stijl, hij
begon te exploreren met zijn nieuw bedacht idee van de ‘musique concrète instrumentale’ met hulp
van zangers.
‘Consolation II’ gaat over een gebed uit de achtste eeuw namelijk het Wessobrunner Gebet en, in
een trend die vaak voorkwam in de jaren ’60, het in stukken delen van het semantische materiaal,
waardoor enkel nog het fonetische materiaal overblijft als de essentie van de tekst. De meditatie van
het gebed over het vinden van God in het niets voor de tijd is ontbonden in een bibberend landschap
van letters, sissend met een inhoudsloze wind, trillend met rollende ‘r’-en, stotterend in het niets
waar God misschien gevonden kan worden, eindigt op de ‘t’ van’Gott’, niet gezongen maar getroffen:
twee vingers komen samen in een zachte klap.
De link die ik heb gebruikt is:
Een artikel over Helmut Lachenmann ter ere van zijn 75ste verjaardag:
http://www.chrisswithinbank.net/2010/11/the-inward-beauty-of-helmut-lachenmann/
http://www.chrisswithinbank.net/2010/11/the-inward-beauty-of-helmut-lachenmann/