60
CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS 0133 DOC 51 0103/003 DOC 51 0103/003 KAMER 1e ZITTING VAN DE 51e ZITTINGSPERIODE CHAMBRE 1e SESSION DE LA 51e LÉGISLATURE 2003 28 juli 2003 28 juillet 2003 PROJET DE LOI WETSONTWERP betreffende ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht relative aux violations graves du droit international humanitaire VERSLAG NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR DE HEER Stef GORIS RAPPORT FAIT AU NOM DE LA COMMISSION DE LA JUSTICE PAR M. Stef GORIS Documents précédents : Doc 51 0103/ (S.E. 2003) : 001 : Projet de loi. 002 : Amendements. Doc 51 0026/ (S.E. 2003) : 001 : Proposition de loi de M. De Crem. Doc 51 0056/ (S.E. 2003) : 001 : Proposition de loi de M. Bourgeois. Doc 51 0087/ (S.E. 2003) : 001 : Prpoposition de loi de MM. Annemans, Laeremans et Mme Van Steenberge. Voir aussi : 004 : Texte adopté par la commission. Voorgaande documenten : Doc 51 0103/ (B.Z. 2003) : 001 : Wetsontwerp. 002 : Amendementen. Doc 51 0026/ (B.Z. 2003) : 001 : Wetsvoorstel van de heer De Crem. Doc 51 0056/ (B.Z. 2003) : 001 : Wetsvoorstel van de heer Bourgeois. Doc 51 0087 (B.Z. 2003) : 001 : Wetsvoorstel van de heren Annemans, Laeremans en mevrouw Van Steenberge. Zie ook : 004 : Tekst aangenomen door de commissie. SESSION EXTRAORDINAIRE 2003 BUITENGEWONE ZITTING 2003 PROPOSITION DE LOI WETSVOORSTEL tot wijziging van de wet van 16 juni 1993 betref- fende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht modifiant la loi du 16 juin 1993 relative à la répression des violations graves du droit interna- tional humanitaire PROPOSITION DE LOI WETSVOORSTEL tot wijziging van de wet van 16 juni 1993 betref- fende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht modifiant la loi du 16 juin 1993 relative à la répression des violations graves du droit international humanitaire PROPOSITION DE LOI WETSVOORSTEL tot afschaffing van de wet van 16 juni 1993 be- treffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht abrogeant la loi du 16 juin 1993 relative à la répression des violations graves du droit international humanitaire

PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

  • Upload
    others

  • View
    5

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS

DE BELGIQUE

BELGISCHE KAMER VAN

VOLKSVERTEGENWOORDIGERS

0133

DOC 51 0103/003DOC 51 0103/003

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

28 juli 200328 juillet 2003

PROJET DE LOI WETSONTWERP betreffende ernstige schendingen van het

internationaal humanitair rechtrelative aux violations graves du droit

international humanitaire

VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIEVOOR DE JUSTITIE

UITGEBRACHT DOOR DE HEER Stef GORIS

RAPPORT

FAIT AU NOM DE LA COMMISSIONDE LA JUSTICE

PAR M. Stef GORIS

Documents précédents :

Doc 51 0103/ (S.E. 2003) :001 : Projet de loi.002 : Amendements.

Doc 51 0026/ (S.E. 2003) :001 : Proposition de loi de M. De Crem.

Doc 51 0056/ (S.E. 2003) :001 : Proposition de loi de M. Bourgeois.

Doc 51 0087/ (S.E. 2003) :001 : Prpoposition de loi de MM. Annemans, Laeremans et Mme Van

Steenberge.

Voir aussi :004 : Texte adopté par la commission.

Voorgaande documenten :

Doc 51 0103/ (B.Z. 2003) :001 : Wetsontwerp.002 : Amendementen.

Doc 51 0026/ (B.Z. 2003) :001 : Wetsvoorstel van de heer De Crem.

Doc 51 0056/ (B.Z. 2003) :001 : Wetsvoorstel van de heer Bourgeois.

Doc 51 0087 (B.Z. 2003) :001 : Wetsvoorstel van de heren Annemans, Laeremans en mevrouw Van

Steenberge.

Zie ook :004 : Tekst aangenomen door de commissie.

SESSION EXTRAORDINAIRE 2003 BUITENGEWONE ZITTING 2003

PROPOSITION DE LOI WETSVOORSTEL tot wijziging van de wet van 16 juni 1993 betref-fende de bestraffing van ernstige schendingen van

het internationaal humanitair recht

modifiant la loi du 16 juin 1993 relative à larépression des violations graves du droit interna-

tional humanitaire

PROPOSITION DE LOI WETSVOORSTELtot wijziging van de wet van 16 juni 1993 betref-fende de bestraffing van ernstige schendingen van

het internationaal humanitair recht

modifiant la loi du 16 juin 1993 relativeà la répression des violations gravesdu droit international humanitaire

PROPOSITION DE LOI WETSVOORSTELtot afschaffing van de wet van 16 juni 1993 be-

treffende de bestraffing van ernstige schendingenvan het internationaal humanitair recht

abrogeant la loi du 16 juin 1993 relativeà la répression des violations gravesdu droit international humanitaire

Page 2: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

2 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Abréviations dans la numérotation des publications :

DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e législature,suivi du n° de base et du n° consécutif

QRVA : Questions et Réponses écritesCRIV : Compte Rendu Intégral, avec à gauche, le

compte rendu intégral et, à droite, le compterendu analytique traduit des interventions (surpapier blanc, avec les annexes)

CRIV : Version Provisoire du Compte Rendu intégral(sur papier vert)

CRABV : Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)PLEN : Séance plénière (couverture blanche)COM : Réunion de commission (couverture beige)

Publications officielles éditées par la Chambre des représentantsCommandes :

Place de la Nation 21008 Bruxelles

Tél. : 02/ 549 81 60Fax : 02/549 82 74

www.laChambre.bee-mail : [email protected]

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigersBestellingen :Natieplein 21008 BrusselTel. : 02/ 549 81 60Fax : 02/549 82 74www.deKamer.bee-mail : [email protected]

cdH : Centre démocrate HumanisteCD&V : Christen-Democratisch en VlaamsECOLO : Ecologistes Confédérés pour l’organisation de luttes originalesFN : Front NationalMR : Mouvement RéformateurN-VA : Nieuw - Vlaamse AlliantiePS : Parti socialisteSP.a - SPIRIT : Socialistische Partij Anders - Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht.VLAAMS BLOK : Vlaams BlokVLD : Vlaamse Liberalen en Democraten

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

DOC 50 0000/000 : Parlementair document van de 50e zittingsperiode +basisnummer en volgnummer

QRVA : Schriftelijke Vragen en AntwoordenCRIV : Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag

en rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken(op wit papier, bevat ook de bijlagen)

CRIV : Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groenpapier)

CRABV : Beknopt Verslag (op blauw papier)PLEN : Plenum (witte kaft)COM : Commissievergadering (beige kaft)

Composition de la commission à la date du dépôt du rapport /Samenstelling van de commissie op datum van indiening van het verslag:

Président/Voorzitter : Alfons Borginon

A. — Vaste leden / Membres titulaires :

VLD Karel De Gucht, Alfons Borginon, Martine TaelmanPS Valérie Déom, André Perpète, Annick SaudoyerMR Alain Courtois, Olivier Maingain, Jean-Pierre

MalmendierSP.A-SPIRIT Hilde Claes, Walter Muls, Guy Swennen

CD&V Jo Vandeurzen, Tony Van ParysVlaams Blok Bart Laeremans, Gerda Van SteenbergecdH Melchior Wathelet

B. — Plaatsvervangers / Membres suppléants :

Guy Hove, Guido De Padt, Stef Goris, Claude MarinowerAlisson De Clercq, Claude Eerdekens, Thierry Giet, Karine LalieuxAnne Barzin, Pierre-Yves Jeholet, Eric Libert, Marie-ChristineMarghemAnne-Marie Baeke, Saïd El Khadraoui, Annelies Storms, Greetvan GoolLiesbeth Van der Auwera, Servais VerherstraetenNancy Caslo, Alexandra Colen, Bert SchoofsJoëlle Milquet, Jean-Jacques Viseur

Page 3: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

30103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

DAMES EN HEREN,

Uw commissie heeft dit wetsontwerp besproken inhaar vergaderingen van 23, 24 en 28 juli 2003.

I. — INLEIDENDE UITEENZETTING VANMEVROUW LAURETTE ONKELINX,

MINISTER VAN JUSTITIE

De toepassing van de «wet betreffende de bestraf-fing van ernstige schendingen van het internationaalhumanitair recht» (16 juni 1993, gewijzigd op 10 februari1999 en op 23 april 2003) heeft voor tal van problemengezorgd, inzonderheid door het verkeerde en soms ab-surde gebruik dat ervan is gemaakt.

Derhalve heeft de regering enerzijds in haar strevende grondbeginselen ter ondersteuning van deeenparigheid van stemmen van de leden van deze Ver-gadering van de wet op 16 juni 1993 te handhaven, enanderzijds in haar streven België de mogelijkheid te bie-den een actief en dynamisch buitenlands beleid te ont-wikkelen, beslist aan de commissie een wet voor te leg-gen tot opheffing van de wet van 16 juni 1993, door deoverdracht van de sleutelbepalingen naar het gemeenrecht:

– de bepalingen van het materieel strafrecht wordenovergedragen naar het Strafwetboek: de bestraffing vanernstige schendingen van het internationaal humanitairrecht, te weten de misdrijven van genocide, de misda-den tegen de menselijkheid en de oorlogsmisdaden;

– de bepalingen betreffende de extraterritoriale rechts-macht van de Belgische rechtbanken om kennis te ne-men van de misdrijven bedoeld in de wet van 1993, wor-den overgedragen naar de voorafgaande titel van hetWetboek van strafvordering.

In het wetsontwerp wordt ruimschoots rekening ge-houden met het advies nr. 35.697/2/V van de Raad vanState van 18 juli 2003. Telkens wanneer dit noodzakelijkgeacht werd, werd geantwoord op de opmerking van deRaad van State en de tekst van het wetsontwerp zelf isaangepast om op passende wijze tegemoet te komenaan verschillende van deze opmerkingen.

Het ontwerp van wet dat thans voor ligt, is gebaseerdop een vergelijkende studie van de wetgeving in eenaantal landen die een zeer vergelijkbaar juridisch sys-teem hebben. Uit deze studie bleek dat de meeste vandie landen een beperkte universele bevoegdheid heb-ben ingevoerd, met behoud van de immuniteitsregels vanhet internationaal en het gewoonterecht en met een dui-

MESDAMES, MESSIEURS,

Votre commission a examiné le présent projet de loilors de ses réunions des 23, 24 et 28 juillet 2003.

I. — EXPOSÉ INTRODUCTIF DEMME LAURETTE ONKELINX,MINISTRE DE LA JUSTICE

L’application de la «loi relative à la répression des vio-lations graves du droit international humanitaire» (16 juin1993, modifiée le 10 février 1999 et le 23 avril 2003) aposé nombre de problèmes, notamment par l’utilisationabusive et parfois absurde qui en a été faite.

Dès lors, le gouvernement, soucieux, d’une part, demaintenir les principes fondamentaux qui ont sous-tendule vote à l’unanimité des membres de cette Assembléede la loi du 16 juin 1993 et, d’autre part, de permettre àla Belgique de développer une politique étrangère ac-tive et dynamique, a décidé de proposer une loi abro-geant la loi du 16 juin 1993, tout en en transférant lesdispositions clés dans le doit commun :

– les dispositions de droit pénal matériel sont transfé-rées au Code pénal : la répression des violations gravesdu droit international humanitaire que sont les crimes degénocide, les crimes contre l’humanité et les crimes deguerre ;

– les dispositions relatives à la compétence extrater-ritoriale des tribunaux belges pour connaître des infrac-tions visées par la loi de 1993 sont transférées au Titrepréliminaire du Code de procédure pénale.

Le projet de loi tient grandement compte de l’avis duConseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il aété répondu aux remarques soulevées par celui-ci cha-que fois qu’il a été jugé nécessaire et le texte du projetde loi lui-même a été adapté pour répondreadéquatement à plusieurs de ces remarques.

Il convient également de préciser que le présent pro-jet de loi est basé sur une étude comparative de la légis-lation en vigueur dans une série de pays ayant un sys-tème juridique largement comparable au nôtre. Cetteétude a révélé que la plupart de ces pays avaient ins-tauré une compétence universelle limitée, tout en con-servant les règles d’immunité du droit international et du

Page 4: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

4 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

delijk persoonlijk (dader en/of slachtoffer) of territoriaalaanknopingspunt naar het eigen land toe.

** *

Aldus wordt voorgesteld in Boek II van het Strafwet-boek een nieuwe titel in te voegen -Titel Ibis -met alsopschrift «Ernstige schendingen van het internationaalhumanitair recht». Deze Titel moet alle misdrijven om-vatten, vermeld in de wet van 16 juni 1993, gewijzigd bijde wetten van 10 februari 1999 en van 23 april 2003.Het gaat om de nieuwe artikelen 136bis tot 136octiesvan het Strafwetboek.

Krachtens de wet van 1993 waren de Belgische recht-banken in alle gevallen bevoegd, ook indien er geen en-kele band is tussen de betrokken zaak en België. Dedader moest zich zelfs niet op het grondgebied van hetRijk bevinden (de zogenaamde uitgebreide universelerechtsmacht of de universele rechtsmacht bij verstek).

In dit wetsontwerp worden de regels inzake de rechts-macht beperkt; zij blijven evenwel zeer ruim dankzij eenaanpassing van het gemeen recht van de extraterritorialerechtsmacht van de Belgische rechtbanken aan de rea-liteit van de moderne internationale criminaliteit.

De minister verstrekt een meer gedetailleerde toelich-ting over deze nieuwe regels inzake de begrippen actiefen passief personaliteitsbeginsel, alsook over de regelsbetreffende onze internationale verplichtingen ter zake.

1. Het actief personaliteitsbeginsel, te weten deverdachte is een Belg of heeft zijn hoofdverblijfplaats inBelgië.

Dit alternatieve dubbel aanknopingspunt (ofwel heeftde dader de Belgische nationaliteit, ofwel heeft de daderzijn hoofdverblijfplaats in België) -ingevoerd in de artike-len 6, 7 en 9 van de voorafgaande titel van het Wetboekvan strafvordering - moet «op onbeperkte wijze» wor-den toegepast. Dit betekent dat men voor daders vandergelijke misdrijven verder gaat dan wat in het gemeenrecht is bepaald:

– vervolging is mogelijk zonder rekening te houdenmet het principe van de dubbele incriminatie aangezienhet gaat om internationale misdrijven;

– er moet geen voorafgaande klacht zijn van de be-nadeelde persoon of van zijn familie;

– burgerlijke partijstelling is mogelijk en de verdachtemoet niet op het Belgisch grondgebied gevonden wor-den.

Dergelijke toepassing bestaat reeds voor misdadenof wanbedrijven tegen de veiligheid van de Staat (artikel

droit coutumier ainsi qu’un point de rattachement per-sonnel (auteur et/ou victime) ou territorial clair avec lepays.

** *

C’est ainsi qu’il est proposé de créer au livre II duCode pénal, un nouveau titre -le Titre Ibis -intitulé «Desviolations graves du droit international humanitaire». CeTitre reprendra toutes les infractions énoncées dans laloi du 16 juin 1993, modifiée par les lois du 10 février1999 et du 23 avril 2003. Il s’agit des nouveaux articles136bis à 136octies du Code pénal.

La loi de 1993 établissait la compétence des juridic-tions belges en toute hypothèse, y compris en l’absencede tout lien de rattachement de l’affaire considérée avecla Belgique, l’auteur présumé ne devant même pas setrouver sur le territoire du Royaume (compétence uni-verselle dite élargie ou par défaut).

Le projet de loi restreint les règles de compétence;toutefois, celles-ci demeurent très larges, grâce à uneadaptation du droit commun de la compétence extrater-ritoriale des juridictions belges aux réalités de la crimi-nalité internationale moderne.

Les nouvelles règles relatives aux concepts de prin-cipes de personnalité active et passive, ainsi que cellesrelatives à nos obligations internationales en la matièreméritent quelques explications plus détaillées :

1. Le principe de personnalité active, c’est-à-direlorsque l’auteur présumé est de nationalité beIge ou asa résidence principale en Belgique.

Ce double critère de rattachement alternatif (soitauteur de nationalité belge, soit auteur ayant sa rési-dence principale en Belgique)- introduit aux articles 6, 7et 9 du Titre préliminaire du Code de procédure pénale -sera appliqué «de manière illimitée». Cela signifie qu’ence qui concerne les auteurs des telles infractions, on vaplus loin que ce que prévoit le droit commun :

– des poursuites sont possibles sans tenir comptestrictement du principe de double incrimination puisqu’ils’agit de crimes internationaux ;

– il ne doit pas y avoir de plainte préalable de la per-sonne lésée ou de sa famille ;

– la constitution de partie civile est possible et le sus-pect ne doit pas être trouvé sur le territoire belge.

Une telle application existe déjà pour les crimes oules délits contre la sécurité de l’État (article 6, 10 et 20

Page 5: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

50103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

6, 1° en 2° van de voorafgaande titel van het Wetboekvan strafvordering). Voorgesteld wordt om ernstigeschendingen tegen het internationaal humanitair rechtdezelfde status te geven als deze laatste misdrijven,hoewel het hier geen misdrijven betreft die een essen-tieel element van de soevereiniteit van de Belgische Staatin gevaar brengen.

De ratio van het actief personaliteitsbeginsel ligt inhet feit dat een land minstens zelf over de mogelijkheiddient te beschikken zijn eigen onderdanen te vervolgen,indien het deze laatsten niet kan of wil uitleveren (an-ders komt de niet-uitlevering van eigen onderdanen perdefinitie neer op de invoering van de straffeloosheid tenaanzien van deze onderdanen).

Het actief personaliteitsbeginsel blijft voortaan zowelvan toepassing op de Belgen als op de personen diehun hoofdverblijfplaats in België hebben.

Verder is er geen reden om in het kader van het actiefpersonaliteitsbeginsel te vereisen dat de verdachte ophet moment van de feiten de status van onderdaan ofverblijfhouder zou hebben gehad, gezien in hetuitleveringsrecht algemeen wordt aangenomen dat ookpersonen die na de feiten de status van onderdaan ofdaarmee gelijkgestelde hebben verkregen, een bescher-ming tegen uitlevering kunnen genieten. Het criteriumvan de nationaliteit of van de hoofdverblijfplaats kan dusook beoordeeld worden op het ogenblik van de instel-ling van de strafvordering.

Tot slot heeft de notie van hoofdverblijfplaats zowelbetrekking op de toestand van personen die legaal inBelgië verblijven als op die van personen die illegaal inBelgië verblijven. Het zou immers paradoxaal zijn dat deillegaliteit van het verblijf zou leiden tot straffeloosheid.

2. Het passief personaliteitsbeginsel, te weten hetslachtoffer Belg is of een persoon die sinds minstensdrie jaar effectief, gewoonlijk en legaal in België verblijftop het tijdstip van de feiten.

Dit aanknopingspunt is ingevoerd bij artikel 10 van devoorafgaande titel van het Wetboek van strafvorderingdoor toevoeging van een punt l°bis.

Om tegemoet te komen aan het advies van de Raadvan State is in het wetsontwerp duidelijk bepaald welkebetekenis moet worden gegeven aan de notie effectief,gewoonlijk en legaal verblijf.

De regering achtte het niet geschikt de mogelijkheidte handhaven zich burgerlijke partij te stellen in de ge-

du Titre préliminaire du Code de procédure pénale). Ilest proposé d’accorder aux violations graves du droitinternational humanitaire le même statut que celui deces dernières infractions, bien qu’il ne s’agisse pas icid’infractions mettant en péril un élément essentiel de lasouveraineté de l’État beige.

Le fondement du principe de personnalité active ré-side dans le fait qu’un pays doit au moins disposer lui-même de la capacité de poursuivre ses propres ressor-tissants à défaut de pouvoir ou de vouloir les extrader(sinon, l’absence d’extradition de ses ressortissants re-viendrait, par définition, à instaurer une impunité à leurégard).

Le principe de personnalité active s’appliquera doré-navant tant aux Belges qu’aux personnes ayant leur ré-sidence principale en Belgique.

En outre, il n’y a aucune raison d’exiger, dans le ca-dre du principe de personnalité active, que le suspect aitjoui au moment des faits du statut de ressortissant oude résident, étant donné qu’il est admis de manière gé-nérale dans le droit extraditionnel que les personnesayant également obtenu le statut de résident ou d’assi-milé, après les faits, peuvent également bénéficier d’uneprotection contre l’extradition. Le critère de nationalitéou de résidence principale peut donc également s’ap-précier au moment de l’engagement des poursuites.

Enfin, la notion de résidence principale couvre aussibien la situation de la personne qui réside légalementen Belgique que celle de la personne qui réside en Bel-gique de manière irrégulière. Il serait en effet paradoxalque l’irrégularité du séjour conduise à l’impunité.

2. Le principe de personnalité passive, c’est-à-direlorsque la victime est de nationalité belge ou réside ef-fectivement, habituellement et légalement en Belgiquedepuis au moins trois ans au moment des faits.

Ce critère de rattachement a été introduit par le biaisde l’article 10 du Titre préliminaire du Code de procé-dure pénale, en y insérant un point 1°bis.

Pour répondre à l’avis du Conseil d’État le projet deloi précise clairement le sens qu’il conviendra de donnerà la notion de résidence effective, habituelle et légale.

Le Gouvernement n’a pas jugé opportun de mainte-nir la possibilité de se constituer partie civile dans les

Page 6: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

6 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

vallen bedoeld in artikel 10, 1°bis, inzonderheid om on-derstaande essentiële redenen:

Ten eerste verplicht het internationaal recht niet omhet passief personaliteitsbeginsel als aanknopingspuntte voorzien.

Ten tweede betreft het, in tegenstelling tot de anderemisdrijven uit artikel 10, misdrijven die hun oorsprongvinden in het internationaal recht. Het internationaal rechtvraagt de vervolging van deze misdrijven zonder dat devereiste van de dubbele strafbaarstelling wordt gesteld(verplichting om de misdrijven, gepleegd op het grond-gebied van een Staat en waarvoor de inbreuk bestaatop het vlak van het internationaal recht, te vervolgen zelfsindien het intern recht van die Staat deze strafbaarstel-ling niet heeft geïntegreerd in zijn intern recht, in tegen-stelling tot de misdrijven zoals omschreven in de anderepunten van artikel 10), waardoor een specifieke rege-ling en de uitsluiting van de mogelijkheid van burgerlijkepartijstelling wordt gerechtvaardigd.

Ten derde, in tegenstelling tot de andere misdrijvenzoals bedoeld in artikel 10, kunnen de internationalemisdrijven zoals bedoeld in artikel 10, 1°bis het voor-werp uitmaken van vervolging zelfs indien de vermoe-delijke dader niet in België gevonden wordt (uitzonde-ring op artikel 12), ook al betreft het misdrijven die opzich een essentieel element van de soevereiniteit vanhet Rijk in gevaar brengen (in tegenstelling tot andereuitzonderingen zoals opgesomd in artikel 12).

Die drie redenen - uitbreiding van het Belgische rechtin vergelijking met onze internationale verplichtingen,geen strikte toepassing van het beginsel van dubbelestrafbaarstelling en uitzondering op de regel op grondwaarvan de dader in België moet worden gevonden -hebben de regering derhalve ertoe geleid een specifiekeprocedure uit te werken.

Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het bezwaarvan de Raad van State die in de onmogelijkheid zichburgerlijke partij te stellen wegens die misdrijven krach-tens de passieve personele rechtsmacht, een discrimi-natie van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zag.Uit voornoemde redenen blijkt in hoeverre het juridischestelsel in verband met die misdrijven bijzonder is, wathet bestaan van een bijzondere procedureregeling ver-antwoordt. Aangezien de gevallen verschillen van deandere misdrijven bedoeld in artikel 10 en de bijzondereregeling voor de ernstige schendingen van het interna-tionaal humanitair recht in verhouding tot dit onderscheidwas, is er geen discriminatie in de zin van de artikelen10 en 11 van de Grondwet.

Krachtens het nieuwe artikel 10, 1°bis, van de vooraf-

cas visés à l’article 10, 1°bis notamment pour les troisraisons essentielles suivantes :

Premièrement, le droit international n’exige pas deprévoir le principe de personnalité passive comme cri-tère de rattachement.

Deuxièmement, il s’agit, à la différence des autresinfractions visées à l’article 10, d’infractions qui trouventleur source dans le droit international. Le droit interna-tional requiert de poursuivre ces infractions sans requé-rir l’exigence de la double incrimination (obligation depoursuivre les crimes commis sur le territoire d’un Étatpour lequel l’infraction existe sur le plan international,même si le droit interne de cet État n’a pas intégré cetteincrimination dans son droit interne, contrairement auxinfractions visées aux autres points de l’article 10), cequi justifie un règlement spécifique, ainsi que l’exclusionde la possibilité de la constitution de partie civile.

Troisièmement, à la différence des autres infractionsvisées à l’article 10, les infractions internationales viséesà l’article 10, 1°bis peuvent faire l’objet de poursuitesmême si l’auteur présumé n’est pas trouvé en Belgique(exception à l’article 12), bien qu’il ne s’agisse pas d’in-fractions qui, en soi, mettent en péril un élément essen-tiel de la souveraineté du Royaume (contrairement auxautres exceptions énumérées à l’article 12).

Ces trois raisons - extension du droit belge par rap-port à nos obligations internationales; absence d’appli-cation stricte du principe de double incrimination ; et ex-ception faite à la règle selon laquelle l’auteur doit êtretrouvé en Belgique - ont donc conduit le Gouvernementà mettre en place une procédure spécifique.

Ceci répond à l’objection du Conseil d’État qui voyaitdans l’impossibilité de se constituer partie civile pour cescrimes sur base de la compétence personnelle passiveune discrimination au regard des articles 10 et 11 de laConstitution. Les raisons précitées montrent à quel pointle régime juridique relatif à ces infractions est spécifi-que, ce qui justifie des règles de procédure spécifiques: les situations étant distinctes par rapport aux autresinfractions visées à l’article 10 et les règles spécifiquesinstaurées pour les violations graves de droit internatio-nal humanitaire étant proportionnelles à cette distinc-tion de situation, il n’y a pas discrimination, au sens desarticles 10 et 11 de la Constitution.

Le nouvel article 10, 1°bis du Titre préliminaire du Code

Page 7: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

70103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

gaande titel van het Wetboek van strafvordering kan destrafvordering uitsluitend worden uitgeoefend door hetopenbaar ministerie. Voor deze misdrijven is alleen defederale procureur bevoegd.

Uiteraard kan tot de uitoefening van de strafvorderingworden overgegaan op grond van een klacht die aanhem wordt voorgelegd.

Zoals eerder gesteld kan de strafvordering (vervol-ging, gerechtelijk onderzoek, ...) toch worden ingesteldzelfs indien de vereiste van dubbele strafbaarstelling nietis vervuld of indien de vermoedelijke dader niet in Belgiëkan worden gevonden.

In dit verband zal de federale procureur, in het voor-gestelde systeem, wanneer bij hem een klacht aanhan-gig is gemaakt, vorderen dat de onderzoeksrechter naardeze klacht een onderzoek instelt, behalve indien:

– de klacht kennelijk niet gegrond is;

– de feiten bedoeld in de klacht niet overeenstemmenmet een omschrijving van de misdrijven bedoeld in boekII, titel Ibis van het Strafwetboek;

– uit deze klacht geen ontvankelijke strafvorderingkan volgen;

– uit de concrete omstandigheden van de zaak blijktdat deze zaak, in het belang van een goede rechts-bedeling en met eerbiediging van de internationale ver-plichtingen van België, aanhangig zou moeten wordengemaakt bij de internationale rechtscolleges, hetzij vooreen rechtscollege van de plaats waar de feiten zijn ge-pleegd, hetzij voor een rechtscollege van de Staat waar-van de dader een onderdaan is of van de plaats waar hijkan worden gevonden, en dit voor zover dit rechtscollegede kenmerken van onafhankelijkheid, onpartijdigheid enbillijkheid vertoont, zoals dat kan blijken uit de pertinenteinternationale verbintenissen waardoor België en dezeStaat gebonden zijn. Uiteraard behoren de elementendie de federale procureur in aanmerking neemt in hetkader van de in het voornoemde vierde punt omschre-ven analyse, tot zijn beoordelingsbevoegdheid.

In het voorgestelde systeem is eveneens voorzien ineen mechanisme dat erop is gericht het InternationaalStrafhof op de hoogte te stellen. Indien de federale pro-cureur een zaak seponeert, deelt hij dit mee aan de mi-nister van Justitie. Indien het sepot gebaseerd is op debovenvermelde punten 3° en 4°, of alleen op het boven-vermelde punt 4°, en het gaat om feiten gepleegd na 30juni 2002, brengt de minister van Justitie het Internatio-naal Strafhof op de hoogte van deze feiten.

Aldus zijn de Belgische rechtscolleges bevoegd:

de procédure pénale ne permet donc l’exercice de l’ac-tion pénale que par le biais du ministère public, dont lesfonctions sont réservées au seul procureur fédéral pources infractions.

Il reste évident que cet exercice peut se faire sur based’une plainte dont il pourrait être saisi.

Par ailleurs, comme énoncé plus haut, cette mise enbranle de l’action pénale (poursuites, instruction...) peutse faire même en l’absence d’une double incriminationou si le suspect ne peut pas être trouvé en Belgique.

À cet égard, dans le système envisagé, lorsqu’il serasaisi d’une plainte, le procureur fédéral requerra le juged’instruction d’instruire cette plainte sauf si :

– la plainte est manifestement non fondée ;

– les faits visés dans la plainte ne correspondent pasà une définition des infractions visées dans le Livre II,Titre Ibis du Code pénal ;

– cette plainte ne peut entraÎner de procédure pénalerecevable ;

– il ressort de circonstances concrètes que cette af-faire devrait -dans l’intérêt d’une bonne administrationde la justice et dans le respect des obligations interna-tionales de la Belgique -être soumise à des juridictionsinternationales, soit à une juridiction du lieu où les faitsont été commis, soit à une juridiction de l’État dont l’auteurest ressortissant ou du lieu où il peut être trouvé, et cepour autant que cette juridiction présente les caractéris-tiques d’indépendance, d’impartialité et d’équité, commeil peut ressortir des engagements internationaux perti-nents qui lient la Belgique et cet État. Bien entendu, leséléments pris en compte par le Procureur fédéral dansle cadre de l’analyse visée au quatrième point précitérelèvent de son pouvoir d’appréciation.

Dans le système proposé, il est également prévu unmécanisme d’information de la Cour pénale internatio-nale. En effet, si le procureur fédéral classe une affairesans suite, il le notifie au ministre de la Justice. Si leclassement sans suite se fonde sur les points 3° et 4°précités uniquement ou sur le point 4° précité unique-ment et lorsque ces faits ont été commis après le 30 juin2002, le ministre de la Justice en informera la Cour pé-nale internationale de ces faits.

Ainsi, les juridictions belges seront compétentes :

Page 8: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

8 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

– indien het misdrijf op Belgisch grondgebied is ge-pleegd (artikel 3 van het Strafwetboek) - een klacht metburgerlijke partijstelling blijft in dit geval mogelijk (artikel63 van het Wetboek van strafvordering);

– indien het misdrijf is gepleegd door een Belg of eenpersoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft. Dezecriteria inzake nationaliteit of verblijfplaats kunnen zo-wel op het moment van de feiten als bij het instellen vande vervolging worden beoordeeld. De aanwezigheid vande vermoedelijke dader in België is hierbij niet vereistom over te gaan tot de strafvordering (wijzigingen aan-gebracht in de artikelen 6, 7, 9 en 12 van de vooraf-gaande titel van het Wetboek van strafvordering), eenklacht met burgerlijke partijstelling blijft in dit geval mo-gelijk (artikel 63 van het Wetboek van strafvordering);

– indien het misdrijf is gepleegd tegen een Belg ofeen persoon die daadwerkelijk, gewoonlijk en wettelijkin België verblijft sedert ten minste drie jaar. Deze crite-ria kunnen slechts worden beoordeeld op het momentvan de feiten. De aanwezigheid van de vermoedelijkedader in België is hierbij niet vereist om over te gaan totde strafvordering. Burgerlijke partijstelling is hier nietmogelijk: de slachtoffers kunnen klacht indienen, maardeze klacht heeft in dit geval niet tot gevolg dat automa-tisch wordt vervolgd. Het instellen van de vervolging be-hoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de federaleprocureur. Zijn opportuniteitsbeslissing is beperkt dooreen aantal zeer nauwkeurig omschreven criteria (wijzi-gingen van de artikelen 10 en 12 van de voorafgaandetitel van het Wetboek van strafvordering);

– in alle gevallen waarin een regel van internationaalverdrags- of gewoonterecht zulks bepaalt (wijzigingenaangebracht in de artikelen 12 en 12bis van de vooraf-gaande titel van het Wetboek van strafvordering). In ditgeval is burgerlijke partijstelling evenmin mogelijk. Deslachtoffers kunnen wel klacht indienen, maar deze klachtheeft niet tot gevolg dat automatisch wordt vervolgd. Deaanwezigheid van de vermoedelijke dader is evenwelop zichzelf niet langer een voorwaarde om de strafvor-dering te kunnen uitoefenen. Voor de ernstige schendin-gen van het internationaal humanitair recht betekentzulks dat op grond van deze bepaling de Belgischerechtscolleges bevoegd blijven op voorwaarde dat devermoedelijke dader van een van deze feiten in Belgiëwordt gevonden en dat hij niet aan het buitenland wordtuitgeleverd (de zogenaamde territoriale universelerechtsmacht), behalve indien hij internationale immuni-teit van rechtsmacht geniet. Het gaat dus niet erom, on-danks hetgeen de Raad van State suggereert, door mid-del van dit artikel te voorzien in een universelerechtsmacht «bij verstek». Geen enkele regel van inter-

– lorsque l’infraction est commise sur le territoire belge(article 3 du Code pénal) -une plainte avec constitutionde partie civile reste possible dans ce cas (article 63 duCode d’instruction criminelle) ;

– lorsque l’infraction est commise par un Belge ouune personne ayant sa résidence principale en Belgi-que, ces critères de nationalité ou de résidence pouvants’apprécier aussi bien au moment des faits que lors del’engagement des poursuites, sans que la présence del’auteur présumé en Belgique ne soit nécessaire pourengager l’action publique (modifications apportées auxarticles 6, 7, 9 et 12 du Titre préliminaire du Code deprocédure pénale) -une plainte avec constitution de par-tie civile reste possible dans ce cas (article 63 du Coded’instruction criminelle) ;

– lorsque l’infraction est commise contre un Belge ouune personne résidant effectivement, habituellement etlégalement en Belgique depuis au moins trois ans, cescritères ne pouvant s’apprécier qu’au moment des faits,sans que la présence de l’auteur présumé en Belgiquesoit nécessaire pour engager l’action publique; ici la cons-titution de partie civile n’est plus possible : les victimespeuvent porter plainte, mais cette plainte n’engage plusautomatiquement les poursuites: l’engagement des pour-suites relève de l’appréciation du procureur fédéral dontla décision d’opportunité est limitée à certains critèrestrès précis (modifications des articles 10 et 12 du Titrepréliminaire du Code de procédure pénale) ;

– dans tous les cas où une règle de droit internationalconventionnelle ou coutumière le prévoit (modificationsapportées aux articles 12 et 12bis du Titre préliminairedu Code de procédure pénale) ; ici également la consti-tution de partie civile n’est plus possible -sans empê-cher les victimes de porter plainte, mais cette plainten’engage plus automatiquement des poursuites. Mais laprésence de l’auteur présumé n’est plus en soi une con-dition d’exercice de l’action publique. Pour les violationsgraves du droit international humanitaire, cela signifieque sur base de cette disposition, les juridictions belgesrestent compétentes dès lors que l’auteur présumé d’unde ces faits est trouvé en Belgique et qu’il n’est pas ex-tradé à l’étranger (compétence universelle dite territo-riale), sauf s’il bénéficie d’une immunité internationalede juridiction. Il ne s’agit donc pas, malgré ce que leConseil d’État suggère, d’établir par le biais de cet arti-cle une compétence universelle «par défaut». En effet, iln’existe aucune règle de droit international convention-nelle ou coutumière obligeant un État a établir une tellecompétence. Au contraire, il s’agit de respecter les rè-

Page 9: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

90103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

nationaal verdrags- of gewoonterecht verplicht immerseen Staat te voorzien in een dergelijke rechtsmacht. Deregels van internationaal verdrags- en gewoonterechtmoeten daarentegen worden nageleefd, binnen de hierinbepaalde voorwaarde, zonder zulks te overschrijden.Overigens biedt het voorgestelde artikel 12bis van devoorafgaande titel van het Wetboek van strafvorderingeffectief de mogelijkheid tegemoet te komen aan onzeinternationale verplichting een vreemdeling die zich ophet grondgebied van het koninkrijk bevindt en ervan wordtverdacht een van de misdrijven bedoeld in deze interna-tionale verdrags- en gewoonteregels te hebben gepleegd,te berechten (of uit te leveren).

Om tegemoet te komen aan het advies van de Raadvan State is overigens heel duidelijk in de betrokken ar-tikelen van het ontwerp van wet vermeld dat de vastge-stelde regels inzake «het actieve personaliteitsbeginsel»(artikelen 6, 7 en 9 van de voorafgaande titel van hetWetboek van strafvordering) en die bedoeld in artikel12bis van de voorafgaande titel van het Wetboek vanstrafvordering elkaar niet mogen overlappen: artikel 10mag alleen worden toegepast wanneer de artikelen 6, 7en 9 niet kunnen worden toegepast; en artikel 12bis iszelf ondergeschikt aan de andere regels inzake extra-territoriale rechtsmacht omschreven in hoofdstuk II vande voorafgaande titel van het Wetboek van strafvorde-ring.

3. Het stelsel van immuniteiten

In de voorgelegde tekst (artikel 12 van het vooront-werp van wet tot invoeging van een artikel 136octies inhet Strafwetboek) is eveneens rekening gehouden metde kwestie betreffende de internationaleonschendbaarheid, waarop bepaalde internationale ver-plichtingen zijn gestoeld die bindend zijn voor België enkrachtens welke het België verboden is de personen diedergelijke onschendbaarheid genieten, te vervolgen.

In dit kader wordt in het wetsontwerp herinnerd aanhet stelsel van immuniteiten voortvloeiend uit het inter-nationaal verdrags- en gewoonterecht. Zo is België on-der meer gebonden door:

– de Conventies van Wenen betreffende consulaireen diplomatieke immuniteiten - die het bestaan voorzienvan een gradatie in de draagwijdte van de betreffendeimmuniteiten;

– de conventies met betrekking tot de privileges enimmuniteiten van de Verenigde Naties en de gespeciali-seerde organisaties van de Verenigde Naties;

– het protocol inzake privileges en immuniteiten van

gles de droit international conventionnelles ou coutumiè-res, dans les conditions établies par ce droit, sans allerau-delà. Par ailleurs, l’article 12bis du Titre préliminairedu Code de procédure pénale, tel que proposé, permeteffectivement de répondre à notre obligation internatio-nale de juger (ou d’extrader) un étranger présent sur leterritoire du Royaume et soupçonné d’avoir commis undes crimes visés par ces règles internationales conven-tionnelles ou coutumières.

Pour répondre à l’avis du Conseil d’État, il a par ailleursété très clairement mentionné dans les articles concer-nés de l’avant-projet de loi que les règles établies enmatière de «compétence personnelle active» (articles6, 7 et 9 du Titre préliminaire du Code de procédure pé-nale), de «compétence personnelle passive» (article 10du Titre préliminaire du Code de procédure pénale) etcelles visées à l’article 12bis du Titre préliminaire du Codede procédure pénale ne peuvent pas s’appliquer demanière concurrente: l’article 10 ne trouve à s’appliquerqu’à défaut d’application des articles 6, 7 et 9; et l’article12bis est lui-même subsidiaire des autres règles de com-pétence extraterritoriale établies par le chapitre 11 duTitre préliminaire du Code de procédure pénale.

3. Le régime des immunités

Le texte proposé (article 12 de l’avant-projet de loiinsérant un article 136octies dans le Code pénal) a éga-lement tenu compte de la question des immunités inter-nationales de juridiction, sur lesquelles se fondent cer-taines obligations internationales qui lient la Belgique etqui lui interdisent de poursuivre les personnes qui enbénéficient.

Ainsi, le projet de loi rappelle ce principe des immuni-tés de juridiction découlant du droit international con-ventionnel et coutumier. Ainsi, la Belgique est liée entreautres par:

– les Conventions de Vienne relatives aux immunitésconsulaires et diplomatiques, qui prévoient l’existenced’une gradation dans la portée des immunités confé-rées ;

– les conventions concernant les privilèges et immu-nités des Nations Unies et des organisations spéciali-sées des Nations Unies;

– le protocole relatif aux privilèges et immunités des

Page 10: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

10 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

de Europese Gemeenschappen;

– de zetelakkoorden die het afsloot met internationaleorganisaties die hun zetel hebben op het grondgebiedvan het Koninkrijk België, alsook door het Akkoord vanOttawa en de Akkoorden van Londen en Parijs (‘Statusof Forces Agreement’) betreffende het statuut van bui-tenlandse strijdkrachten in België.

In de tekst van artikel 136octies van het Strafwetboekwordt onderstreept dat het weinig belang heeft of debetrokken persoon gerechtelijke immuniteit geniet vooralle handelingen die hij gedurende een bepaalde periodestelt of enkel voor een aantal handelingen ervan (totaleof partiële immuniteit). Belangrijk is dat de immuniteitdie de persoon geniet, geldt voor alle feiten waarvoor hijkan worden vervolgd wegens de misdrijven bedoeld inde nieuwe artikelen 136bis tot 136septies van hetStrafwetboek.

Hoewel de Raad van State vragen heeft bij de juridi-sche noodzaak van deze bepaling, onderstreept de re-gering dat de invoeging van deze bepaling juridisch cor-rect is (artikel 5, §3, van de wet van 1993, gewijzigd in2003, bevatte reeds een dergelijke regel) en politiek be-langrijk is gelet op de inachtneming door België van deverplichtingen die bindend zijn voor het land in het kadervan zijn internationale betrekkingen.

4. Overgangsregeling

Op de lopende zaken wordt een nauwkeurig omschre-ven regeling van toepassing: de algemene filosofie hier-bij bestaat erin dat de hangende zaken waarin de nieuweterritoriale of extraterritoriale bevoegdheidsregels in achtworden genomen, behouden blijven (strafbaar feit ge-pleegd in België, of door een Belg of een persoon methoofdverblijfplaats in België of tegen een persoon die ophet tijdstip van de feiten de Belgische nationaliteit draagt,of nog tegen een persoon die op het tijdstip van de fei-ten sedert drie jaar effectief, gewoonlijk of legaal in Bel-gië verblijft of in alle gevallen waarin België krachtenshet internationale recht bevoegd is).

In dit kader moet geen rekening worden gehoudenmet het gegeven dat de mogelijkheid zich burgerlijkepartij te stellen in verhouding tot het vroegere rechts-stelsel is ingeperkt.

Wanneer voor de hangende zaken reeds een straf-vordering is ingesteld en ingevolge de objectieve banddie sedertdien tussen die zaak en België is ontstaan,blijven bepaalde zaken die niet beantwoorden aan debevoegdheidsvoorwaarden die in de toekomst geldenmaar die op geldige wijze bij de Belgische rechtbanken

Communautés européennes ;

– les accords de siège qu’Elle a conclus avec les or-ganisations internationales qui ont leur siège sur le terri-toire du Royaume de Belgique, ainsi que par l’Accordd’Ottawa et les Accords de Londres et Paris («Status ofForces Agreement») relatives au statut de forces arméesétrangères en Belgique.

Le libellé de l’article 136octies du Code pénal souli-gne qu’il importe peu que la personne concernée béné-ficie d’une immunité de juridiction pour tous les actesqu’elle pose pendant une certaine période ou seulementpour certains d’entre eux (immunité totale ou partielle) ;ce qui importe, c’est que l’immunité dont elle bénéficiecouvre les faits pour lesquels elle pourrait être poursui-vie du chef des infractions visées par les nouveaux arti-cles 136bis à 136septies du Code pénal.

Même si le Conseil d’État s’interroge sur la nécessitéjuridique de cette disposition, le Gouvernement souli-gne que l’insertion de cette disposition est juridiquementcorrecte (l’article 5§3 de la loi de 1993, modifié en 2003contenait déjà une telle règle) et politiquement impor-tante au regard du respect par la Belgique de des obli-gations qui la lient dans le cadre de ses relations inter-nationales.

4. Le régime transitoire

Un régime détaillé s’applique aux affaires en cours: laphilosophie générale est que les affaires pendantes quirespectent les nouvelles règles de compétences territo-riale ou extraterritoriale sont maintenues (infraction com-mise en Belgique, ou par un Belge ou par une personneayant sa résidence principale en Belgique ou contre unepersonne de nationalité belge au moment des faits oucontre une personne résidant depuis trois ans de ma-nière effective, habituelle et légale en Belgique au mo-ment des faits ou dans tous les cas ou le droit internatio-nal impose à la Belgique d’être compétente).

Il ne convient pas de prendre en considération danscet examen le fait que la possibilité de se constituer par-tie civile a été réduite par rapport au régime juridiqueantérieur,

En outre, lorsque les affaires pendantes ont déjà faitl’objet d’un acte d’instruction, et en raison du lien objec-tif créé depuis entre cette affaire et la Belgique, certai-nes affaires ne répondant pas aux conditions de com-pétence définies pour l’avenir, mais dont les juridictionsbelges étaient valablement saisies, sont maintenues

Page 11: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

110103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

aanhangig zijn gemaakt, bovendien bij het Belgischegerecht aanhangig.

In het stelsel dat aldus is ingevoerd voor de zakenwaarvoor een strafvordering is ingesteld, wordt – zoalsde Raad van State heeft voorgesteld – erop toegeziendat de zaak die bij de Belgische gerechten aanhangig isgemaakt, niet wordt onttrokken op grond van de werkingvan de wet maar bij de gerechtelijke beslissing, in ditgeval bij beslissing van het Hof van Cassatie.

** *

De Raad van State stelt ten slotte voor de verwijzingnaar het Internationaal Strafgerechtshof van een aantalzaken die bij de Belgische gerechten aanhangig is ge-maakt (artikel 28 van het wetsontwerp) te behandelen inhet kader van het wetsontwerp betreffende de samen-werking met het Internationaal Strafgerechtshof. De re-gering heeft het overigens nuttig geoordeeld dezeovergangsbepaling te handhaven in afwachting van debehandeling van dit wetsontwerp door het parlement.

** *

De noodzaak om de strijd tegen de straffeloosheidvan schendingen van het internationaal humanitair rechtvoor te zetten, blijft het uitgangspunt van het optredenvan de regering. Desondanks moet worden toegegevendat de nieuwe wet duidelijk minder ambitieus is. Menmoet zich evenwel niet blind staren op het gegeven dathiermee een stap achteruit wordt gezet. De minister be-treurt dit weliswaar maar benadrukt dat niet ontsnapt konworden aan een hervorming van deze wet en dat dezehervorming bovendien realistisch is en een einde maaktaan een juridisch en politiek sterk bekritiseerde proce-dure die bij de wet van 23 april 2003 werd ingevoegd inparagraaf 4 van artikel 7 van de wet van 1993.

In de tekst die aan de commissie wordt voorgelegd,wordt gewaarborgd dat België al zijn internationale ver-plichtingen nakomt en zelfs meermaals een stap verdergaat, zonder die verplichtingen op enigerlei wijze te over-treden.

II. — TOELICHTINGEN VAN DE INDIENERS VAN DE

également.

Le régime ainsi créé pour les affaires pendantes àl’instruction veille, comme le suggérait le Conseil d’État,à ce que le dessaisissement des juridictions belges sai-sies s’opère non par l’effet de la loi, mais par décision dupouvoir judiciaire, en l’espèce la Cour de cassation.

** *

Enfin, le Conseil d’État propose de traiter du transfertà la Cour pénale internationale de certaines affaires dontles juridictions belges seraient saisies (article 28 du pro-jet de loi) dans le cadre du projet de loi relatif à la coopé-ration avec la Cour pénale internationale. Le gouverne-ment a toutefois jugé nécessaire de maintenir cettedisposition transitoire, dans l’attente de l’examen de ceprojet de loi par le Parlement.

** *

La nécessité de poursuivre la lutte contre l’impunitépour des violations du droit international humanitairereste le point de départ de la démarche du gouverne-ment. Mais il faut l’admettre: la nouvelle loi sera nette-ment moins ambitieuse. Il ne faut pas s’aveugler sur lefait qu’il s’agit, en l’occurrence, d’un pas en arrière. Ceciest malheureux mais il ne faut pas perdre de vue, d’unepart, que la Belgique ne pouvait pas échapper à uneréforme de la loi et, d’autre part, que cette réforme estplus réaliste et supprime notamment une procédure ju-ridiquement et politiquement fort critiquée, introduite parla loi du 23 avril 2003, au paragraphe 4 de l’article 7 dela loi de 1993.

Il convient enfin de rappeler que le texte que le gou-vernement propose garantit l’application par la Belgiquede toutes ses obligations internationales, et va même àplusieurs reprises, au-delà de celles-ci, sans jamais lesenfreindre.

II. — EXPOSÉS DES AUTEURS

Page 12: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

12 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

TOEGEVOEGDE WETSVOORSTELLEN

A. Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 16juni 1993 betreffende de bestraffing van ernstigeschendingen van het internationaal humanitair recht.( DOC 51 0026/001 )

De heer Pieter De Crem ( CD&V) stelt vast dat de«genocidewet», waarmee België zich universele rechts-macht toegeëigend heeft, reeds aanleiding gegeven heefttot een hele reeks juridische, praktische en politiek-di-plomatieke problemen.

Het is ook duidelijk dat deze wet geen reden van be-staan meer had zodra het internationaal Strafhof opera-tioneel werd.

De genocidewet heeft de diplomatieke relaties tus-sen België en een reeks andere landen onhoudbaargemaakt en de recente aanpassing heeft daar ogen-schijnlijk niets aan veranderd. Naar aanleiding van hetYerodia-arrest van 14 februari 2002 van InternationaalGerechtshof heeft de Belgische wetgever de genocide-wet in 2003 immers gewijzigd door te sleutelen aan destrafrechtelijke immuniteit en de drempel te verhogenvoor wat betreft de universele jurisdictie.

De aanvoer van klachten werd hiermee echter nietingedijkt.

Het wetsvoorstel dat de heer De Crem heeft ingediendis daarom gebaseerd op de conclusies van het eindrap-port van de interministeriële commissie voor het huma-nitair recht en heeft tot doel het toepassingsgebied vande wet te wijzigen zodanig dat de wet enkel van toepas-sing is indien de vermoedelijke dader de Belgische na-tionaliteit heeft, de vermoedelijke dader zich in Belgiëbevindt (hetgeen een toepassing is van de universelerechtsmacht volgens de internationale conventies en deinternationale doctrine) of indien op het moment van defeiten het slachtoffer Belg is of gedurende minstens éénjaar zijn verblijfplaats heeft in België.

Spreker besluit dat het wetsvoorstel op een aantalpunten overeenstemt met de tekst die door de regeringwerd ingediend maar dat er ook een aantal afwijkingenzijn. Hij zal hier later op terugkomen naar aanleiding vande vergelijking van het ontwerp met de opmerkingen diedoor de Raad van State werden gemaakt.

DES PROPOSITIONS DE LOI JOINTES

A. Proposition de loi modifiant la loi du 16 juin1993 relative à la répression des violations gravesdu droit international humanitaire (DOC 51 0026/001)

M. Pieter De Crem (CD&V) constate que la loi du 16juin 1993, dite «loi sur le génocide», par laquelle la Bel-gique s’est octroyé une compétence juridictionnelle uni-verselle, a engendré toute une série de problèmes juri-diques, pratiques et politico-diplomatiques.

Il est également évident que cette loi n’avait plus deraison d’être dès lors que la Cour pénale internationaledevenait opérationnelle.

La loi sur le génocide a détérioré les relations diplo-matiques entre la Belgique et une série d’autres pays etla récente adaptation de ladite loi n’a apparemment rienchangé à la situation. En effet, à la suite de l’arrêt Yerodiarendu le 14 février 2002 par la Cour internationale deJustice, le législateur belge a modifié la loi sur le géno-cide en 2003 en reconsidérant le principe de l’immunitépénale et en rehaussant le seuil en matière de compé-tence universelle.

Cette solution n’a toutefois pas endigué l’afflux deplaintes.

C’est pourquoi la proposition de loi déposée par M.De Crem est basée sur les conclusions du rapport finalde la Commission interministérielle de droit humanitaireet vise à modifier le champ d’application de la loi de ma-nière à ce que cette dernière ne soit d’application que sil’auteur présumé est de nationalité belge, s’il se trouveen Belgique (ce qui revient à appliquer la compétenceuniverselle conformément aux conventions et à la doc-trine internationales) ou si, au moment des faits, la vic-time était de nationalité belge ou résidait en Belgiquedepuis au moins un an.

L’intervenant déclare en guise de conclusion que laproposition de loi à l’examen correspond sur un certainnombre de points au texte que le gouvernement a dé-posé, mais qu’il y a également une série de différences.Il reviendra ultérieurement sur cette question à l’occa-sion de la confrontation du projet avec les observationsformulées par le Conseil d’État.

Page 13: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

130103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

B. Wetsvoorstel tot afschaffing van de wet van16 juni 1993 betreffende de bestraffing van ernstigeschendingen van het internationaal humanitair recht.(DOC 51 0087/001)

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok), mede-indiener van het wetsvoorstel licht de strekking ervantoe.

Hij stelt allereerst vast dat zijn wetsvoorstel integraalwordt overgenomen door de regering aangezien artikel27 van het wetsontwerp de wet van 23 april 2003 even-eens gewoon afschaft.

Het wetsontwerp beoogt evenwel het merendeel vande artikelen van voormelde wet opnieuw in het gemeenrecht in te schrijven.

De spreker wenst van de minister te vernemen of devoorgestelde wijzigingen van het Wetboek van strafvor-dering en van het Strafwetboek nodig zijn om het voor-opgestelde doel te bereiken.

Het lid stelt vast dat het wetsontwerp op technischvlak nog een aantal onvolkomenheden bevat die te wij-ten zijn aan het haastwerk waarmee het tot stand werdgebracht. Voor de regering ging het er in de eerste plaatsom snel de grote ideologische tegenstellingen binnende eigen ploeg te overbruggen.

Het lid stelt daarom voor dat men zich thans zou be-perken tot de afschaffing van de genocidewet. Elke ver-dere wetgeving op dit vlak dreigt opnieuw voor moeilijk-heden te zorgen. Overigens is het zo dat dezewerkzaamheden door de hele wereld gevolgd worden.Het zou van weinig sérieux getuigen indien het Parle-ment dit belangrijke probleem, waar toch al heel wat overte doen geweest is, op een drafje zou afhandelen.

De regering zegt dat dit wetsontwerp overeenstemtmet de wetgeving in de ons omringende landen. De heerLaeremans acht het dan ook nuttig dat deze commissievan de minister een toelichting zou krijgen op rechts-vergelijkend vlak.

Het lid vraagt voorts om te kunnen beschikken overde talrijke adviezen over deze wet die ook in het buiten-land reeds werden uitgebracht en over het standpuntdat de regering met betrekking tot deze adviezen in-neemt.

Ten slotte vraagt de spreker of al de misdaden, die inhet wetsontwerp omschreven zijn, wel als misdaden te-gen het humanitaire recht moeten gekenmerkt worden.Het ontwerp geeft een zeer lange opsomming en bij som-mige punten rijst terecht de vraag in hoeverre deze han-delingen, zoals bijvoorbeeld het leggen van een hinder-laag, niet tot de hedendaagse militaire tactieken behoren.

B. Proposition de loi modifiant la loi du 16 juin1993 relative à la répression des violations gravesdu droit international humanitaire (DOC 51 0087/001)

M. Bart Laeremans (Vlaams Blok), coauteur de la pro-position de loi en commente la portée.

Il constate tout d’abord que sa proposition de loi estreprise dans son intégralité par le gouvernement dèslors que l’article 27 du projet de loi abroge la loi du 23avril 2003.

Le projet de loi vise toutefois à réinscrire dans le droitcommun la majorité des articles de la loi précitée.

L’auteur demande à la ministre si les modificationsproposées du Code d’instruction criminelle et du Codepénal sont bien nécessaires pour atteindre l’objectif pour-suivi.

Le membre constate que le projet de loi présente en-core, sur le plan technique, un certain nombre d’imper-fections imputables à la précipitation dans laquelle il afallu travailler. Il était essentiel pour le gouvernement desurmonter rapidement ses importantes dissensions idéo-logiques.

L’intervenant propose dès lors de se limiter présente-ment à abroger la loi de compétence universelle. Toutelégislation en cette matière risque de causer de nouvel-les difficultés.

En outre, le monde entier a les yeux braqués sur cestravaux. Le parlement ferait montre de bien peu de sé-rieux s’il traitait dans la précipitation ce problème impor-tant, qui a déjà fait couler tant d’encre.

Le gouvernement déclare que le projet de loi à l’exa-men est comparable à la législation en vigueur dans lespays voisins. M. Laeremans juge dès lors utile que laministre fasse devant la commission un exposé de droitcomparé.

L’intervenant demande en outre à pouvoir disposerdes nombreux avis qui ont déjà été rendus, y compris àl’étranger, sur cette loi ainsi que du point de vue du gou-vernement concernant ces avis.

Enfin, l’intervenant demande si tous les crimes défi-nis dans le projet de loi doivent être considérés commedes crimes contre le droit humanitaire. Le projet donneune très longue énumération et, sur certains points, ilest permis de s’interroger si ces faits, notamment le faitde dresser une embuscade, ne relèvent pas plutôt destactiques militaires contemporaines.

Page 14: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

14 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

C. Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 16juni 1993 betreffende de bestraffing van ernstigeschendingen van het internationaal humanitair recht.(DOC 51 0056/001)

De heer Geert Bourgeois ( N.VA) verwijst naar deschriftelijke toelichting bij zijn wetsvoorstel.

III. — ALGEMENE BESPREKING

A. Vragen en opmerkingen van de leden

Mevrouw Marie Nagy ( Ecolo) stelt vast dat de wet opde universele bevoegdheid een jaar geleden nog als eenvoorbeeldwet gold waarmee België internationaal eenvoortrekkersrol speelde bij de bestrijding van de misda-den tegen het humanitaire recht. Dit staat in contrastmet de hedendaagse situatie waarbij niemand nog deverdediging van de wet wenst op te nemen. De Bel-gische en internationale NGO’s blijven nochtans voor-stander van de wet. Het zijn niet de klachten die op grondvan deze wet werden ingediend die ertoe geleid hebbendat men zich tegen de wet begon te richten maar wel deverwerpelijke houding van sommige landen die menendat zij het internationale recht niet hoeven te respecte-ren en die tevens campagne voeren tegen het Interna-tionaal Strafhof.

Toen de wet in april van dit jaar gewijzigd werd, wer-den er filters ingebouwd om de draagwijdte te tempe-ren, maar tegelijk werd de toepassing ook sterkgepolitiseerd.

Op 8 mei 2003 werd in de Europese Raad van minis-ters beslist tot grotere samenwerking op juridisch vlak.België bleef met zijn genocidewet echter «cavalier seul»spelen met diplomatieke problemen en de schandaligedreiging van VS om het NAVO-hoofdkwartier uit Brusselweg te halen, tot gevolg.

De regering heeft vervolgens beslist om de genocide-wet wet af te schaffen en de belangrijkste bepalingen opte nemen in de strafwet. Zelfs de minister van Justitiegeeft toe dat dit een achteruitgang betekent.

Mevrouw Nagy wenst volgende opmerkingen aan deminister voor te leggen:

1. De tegenstanders van de wet in verband met deuniversele bevoegdheid hebben sinds enkele jaren tweeregelingen voorgesteld om de draagwijdte van die be-voegdheid in te perken : de eerste bestond erin, te voor-zien in criteria inzake aanknoping waaraan moet zijn

C. Proposition de loi modifiant la loi du 16 juin1993 relative à la répression des violations gravesdu droit international humanitaire (DOC 51 0056/001)

M. Geert Bourgeois (N.VA) renvoie aux développe-ments de sa proposition de loi.

III. — DISCUSSION GÉNÉRALE

A. Questions et remarques des membres

Mme Marie Nagy (Ecolo) constate qu’il y a un an, laloi de compétence universelle était encore considéréecomme un modèle, permettant à la Belgique de jouer unrôle de pionnier dans la répression des crimes contre ledroit humanitaire. Cette situation contraste avec la si-tuation actuelle où plus personne ne souhaite encoredéfendre cette loi. Les ONG belges et internationalesrestent toutefois partisanes de cette loi. Ce ne sont pasles plaintes qui ont été déposées en vertu de cette loiqui ont fait que l’on a commencé à s’opposer à cette loi,mais l’attitude abjecte de certains pays qui estiment nepas devoir respecter le droit international et font de lapropagande contre la Cour pénale internationale.

Lorsque la loi a été modifiée en avril de cette année,des filtres ont été prévus pour limiter sa portée, maisson application a aussi été fortement politisée.

Le 8 mai 2003, le Conseil des ministres européen adécidé d’intensifier la collaboration sur le plan juridique.Dotée de sa loi sur le génocide, la Belgique continuaittoutefois à jouer cavalier seul, suscitant des problèmesdiplomatiques et la scandaleuse menace des Etats-Unisde déménager le siège de l’OTAN de Bruxelles.

Le gouvernement a ensuite décidé d’abroger la loi decompétence universelle et d’intégrer les principales dis-positions de celle-ci au Code pénal. Même la ministrede la Justice reconnaît qu’il s’agit-là d’une marche-ar-rière.

Mme Nagy souhaite soumettre les remarques suivan-tes à la ministre :

1. Les opposants à la loi sur la compétence univer-selle ont depuis quelques années proposé deux systè-mes pour en limiter la portée : le premier consistait àprévoir des critères de rattachement pour l’applicationde la loi, le deuxième consistait à mettre un filtre pour la

Page 15: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

150103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

voldaan voor de toepassing van de wet; de tweede kwamerop neer dat een filter werd gehanteerd bij de burger-lijke-partijstelling ingevolge een klacht. De door de paarseregering voorgestelde tekst combineert beide formules :niet alleen worden de criteria inzake de aanknoping ver-sterkt, maar bepaalt bovendien de procureur of vervol-ging moet worden ingesteld c.q. burgerlijke-partijstellingnodig is. De Raad van State wijst op het gemeenrecht,krachtens hetwelk een Belg die in het buitenland slacht-offer is van een zware misdaad zich in België burgerlijkepartij kan stellen.

2. De voorwaarde dat de slachtoffers ofwel Belgmoeten zijn ofwel sinds drie jaar op Belgisch grondge-bied dienen te verblijven op het ogenblik van de feiten,beperkt de draagwijdte van de wet zeer sterk. Indieniemand onderdaan is van een land waar even ernstigemisdaden worden gepleegd als die waarop de wet be-trekking heeft, hij het slachtoffer is van die misdaden, hijin voorkomend geval in België aankomt, hier eenbeschermingsstatuut of zelfs de Belgische nationaliteitverkrijgt, dan kan hij in België zijn hoedanigheid vanslachtoffer niet laten gelden.

3. De als filter fungerende federale procureur komtbovenop het criterium van de aanknoping; de federaleprocureur zal kunnen weigeren vervolging in te stellen,zelfs als het onmogelijk is zich burgerlijke partij te stel-len. Zulks had kunnen tegemoetkomen aan de deside-rata van wie ongegronde of zelfs uit de lucht gegrepenklachten afwijst. Een moeilijkheid daarbij is echter dat ingeval van een negatieve beslissing in geen enkele vormvan beroep is voorzien. Een beroepsmogelijkheid lijktnoodzakelijk, net zoals ook de beslissing met redenenomkleed moet zijn. De afschaffing van het recht zichburgerlijke partij te stellen is uniek in ons recht, en ietswat de Raad van State heeft bestempeld als discrimina-tie. Beroep is een vorm van compensatie.

4. Met betrekking tot de overgangsbepalingen tenslotte, moet worden gesteld dat de materieelrechtelijkebepalingen – in tegenstelling tot wat de Raad van Statehierover zegt – wel degelijk bestaan. Alleen, er is geenbevoegdheid meer … In het geval waarin de criteria vande nieuwe wet in acht worden genomen, is het antwoordte vinden in de wet. In de andere gevallen, zo verzekertde minister, zal wel degelijk vervolging plaatsvinden in-dien sprake is van banden met België (doch niet onge-acht welke band : het enige geldige geval is dat waarbijde indiener van de klacht op dat ogenblik Belg is).

5. Maar in de tekst staat niets over het vraagpunt ofonze rechtbanken al dan niet bevoegd blijven om te oor-delen over die misdaden indien niet is voldaan aan de inde wet gestelde voorwaarden; de wet in verband met de

constitution de partie civile à la suite d’une plainte. Letexte proposé par le gouvernement libéral-socialiste,cumule les deux formules, non seulement on renforceles critères de rattachement, mais c’est le procureur quidétermine s’il y a lieu de (se constituer partie civile) pour-suivre. Le Conseil d’ État soulève par rapport au droitcommun qui prévoit qu’un Belge victime à l’étranger d’uncrime grave peut se constituer partie civile en Belgique.

2. La condition pour les victimes d’être soit belgessoit résidents sur le territoire belge durant 3 ans, au mo-ment des faits limite très fort la portée de la loi. Si je suisressortissant d’un pays où se commettent des crimesaussi graves que ceux visés par la loi, que j’en suis vic-time, qu’éventuellement j’arrive en Belgique et obtiensun statut de protection, voire la nationalité belge, je nepuis faire valoir ma condition de victime en Belgique.

3. Le filtre du Procureur fédéral se cumule avec cecritère de rattachement, le Procureur fédéral pourra re-fuser de poursuivre même s’il n’ y a pas de possibilité dese constituer partie civile. Cela aurait pu satisfaire ceuxqui ne veulent pas de plaintes non fondées et vexatoi-res, voire fantaisistes. Ce qui pose cependant problèmeest qu’aucun recours n’est prévu en cas de décisionnégative. Un recours semble nécessaire, ainsi que lamotivation de la décision. La suppression du droit à laconstitution comme partie civile est unique dans notredroit, et pointé par le Conseil d’Etat comme une discri-mination. Un recours est une forme de compensation.

4. Enfin en ce qui concerne les dispositions transi-toires, les dispositions de droit matériel existent bienmalgré ce que dit le Conseil d’Etat, mais il n’y a plus decompétence… Il y a le cas où les critères de la nouvelleloi sont respectés, là la réponse se trouve dans la loi, il ya les autres cas, par rapport auxquels la ministre nousassure que la poursuite aura lieu, si des liens se sontcréés avec la Belgique (pas n’importe quel lien, unique-ment plaignant belge au moment de la plainte).

5. Mais le texte est muet à ce sujet (c’est-à-dire lemaintien d’une compétence de nos tribunaux pour jugerces crimes si les conditions de la loi font défaut), la loi decompétence universelle n’est plus, les tribunaux risquent

Page 16: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

16 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

universele bevoegdheid bestaat niet meer, en de recht-banken dreigen van oordeel te zijn dat de wet niet zo-maar kan worden bijgeknipt op grond van gedachte-wisselingen in het parlement, maar dat aan de tekst vande wet niet zonder meer te tornen valt. Als de regeringdat van plan is, met name de lopende zaken (Tsjaad,Total-Fina Birma enzovoort) voort te zetten, waaromwordt dat dan trouwens niet met zoveel woorden in dewet gesteld ?

Mevrouw Nagy betreurt dat de wet op de universelebevoegdheid internationaal zo negatief beoordeeldwordt, temeer daar een aantal landen gelijkaardige be-palingen hebben ingevoerd. Volgens de Duitse wet (cf153f van het Duitse Wetboek van Strafvordering) is deprocureur verplicht om de dader van deze misdrijven tevervolgen tenzij hij niet op het Duitse grondgebied ver-blijft en en er ook niet kan van uitgegaan worden dat hijdat zal doen. De Duitse wet vertrekt dus niet van hetcriterium van de nationaliteit. Ook het slachtoffer hoeftgeen Duits onderdaan te zijn.

Spreekster stelt vast dat het ontwerp daarentegenuitgaat van een passief personaliteitsbeginsel dat doorgeen enkele internationale bepaling wordt opgelegd. Hetslachtoffer kan zich bovendien geen burgerlijke partij stel-len, wat maakt dat hij volledig afhankelijk is van de be-slissing van de federale procureur.

Dit alles is het gevolg van de de wetswijziging van juni2003 die tot een politisering heeft geleid en alle proble-men veroorzaakt heeft die vandaag een volledigecapitulering inluiden.

De heer Claude Eerdekens (PS) stelt vast dat de wetvan 1993 een zeer lovenswaardige doelstelling had. Hetspelen van voortrekkersrol in de bestraffing van misda-den tegen de mensheid impliceert evenwel dat men daar-toe ook de nodige middelen heeft. België kan echter nietbeschikken over een gerechtelijk apparaat noch over eenpolitiedienst die in staat is om die opdracht naar beho-ren te vervullen.

De regering heeft getracht om dit probleem op te los-sen door de draagwijdte van de wet te beperken. Tege-lijk is het de bedoeling om het Internationaal Strafhof tenvolle zijn rol te laten spelen. De vorige spreker heeft te-recht met een beschuldigende vinger naar de VerenigdeStaten gewezen omdat zij de jurisdictie van het Hof nietaanvaarden. De Verenigde Staten heeft inderdaad se-dert de val van de Berlijnse muur een politieke rol opzich genomen die verklaart dat het zich zeer wantrou-wig opstelt ten opzichte van de invloed die zou kunnenuitgaan van de rechtspraak van dit Hof.

De heer Eerdekens meent niettemin dat België zichdiplomatiek moet blijven inspannen om de Verenigde

de considérer que ce ne sont pas les échanges au par-lement qui font la loi, mais le texte de la loi. Par ailleurs sitelle est l’intention du gouvernement, que les affaires encours, le Tchad, Total-Fina Birmanie… soient poursui-vies, pourquoi ne pas l’écrire dans la loi?

Mme Nagy déplore que la loi de compétence univer-selle ait été jugée de manière aussi négative sur la scèneinternationale, d’autant que plusieurs pays ont introduitdes dispositions similaires. Selon la loi allemande (cf.art. 153f du Code allemand d’instruction criminelle), leprocureur est tenu de poursuivre l’auteur de ces crimes,sauf si celui-ci ne réside pas sur le territoire allemand etqu’on ne peut pas considérer qu’il y résidera. La loi alle-mande ne part donc pas du critère de nationalité. Lavictime ne doit pas non plus être un ressortissant alle-mand.

L’intervenante constate que le projet de loi se fondeen revanche sur un principe de personnalité passive,qui n’est imposé par aucune disposition internationale.En outre, la victime ne peut pas se constituer partie ci-vile, ce qui fait qu’elle est totalement tributaire de la dé-cision du procureur fédéral.

Cette situation résulte de la modification de loi inter-venue en juin 2003, qui a donné lieu à une politisation eta causé tous les problèmes qui débouchent aujourd’huisur une capitulation complète.

M. Claude Eerdekens (PS) constate que la loi de 1993avait un objectif très louable. Pour jouer le rôle de pion-nier dans la répression des crimes contre l’humanité, ilfaut cependant disposer des moyens nécessaires. Or,la Belgique ne peut disposer d’un appareil judiciaire nid’un service de police en mesure de remplir cette mis-sion correctement.

Le gouvernement a tenté de résoudre ce problèmeen limitant la portée de la loi. Le but est, parallèlement,de permettre à la Cour pénale internationale de jouerpleinement son rôle. L’intervenante précédente a pointéà juste titre un doigt accusateur sur les États-Unis, parceque ceux-ci ne reconnaissent pas la juridiction de la Cour.Depuis la chute du mur de Berlin, les États-Unis ont eneffet endossé un rôle politique qui explique leur extrêmeméfiance à l’égard de l’influence que pourrait avoir lajurisprudence de cette Cour.

M. Eerdekens pense néanmoins que la Belgique doitcontinuer à oeuvrer sur le terrain diplomatique afin de

Page 17: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

170103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Staten over te halen om zich in deze aangelegenheidsoepeler op te stellen.

De heer Melchior Wathelet (CDH) herinnert decommissieleden eraan dat, net zoals op het einde vande vorige legislatuur, deze problematiek opnieuw in al-lerijl besproken moet worden.

Hij stelt zich vragen over de noodzakelijkheid van hetnieuw ontworpen artikel 136octies van het Strafwetboekmet betrekking tot de onschendbaarheid van bepaaldepersonen. Dit artikel bevestigt immers de regels van in-ternationaal recht betreffende de internationaleonschendbaarheid waartoe België sowieso toe verbon-den is. Loopt men niet het gevaar om een precedent tescheppen?

Verder is de spreker de verhouding tussen het pas-sief personaliteitsbeginsel en het gemeenrecht niet dui-delijk. Moet een Belgisch slachtoffer van een misdrijf (bij-voorbeeld een verkrachting) dat voldoet aan devoorwaarden om te vallen onder het toepassingsgebiedvan de genocidewet een beroep doen op het gemeen-recht of op de genocidewet?

Mevrouw Laurette Onkelinx, minister van Justitie, ver-duidelijkt dat de beslissing in de handen ligt van hetslachtoffer: ofwel doet men een beroep op het gemeen-recht ofwel op de regeling voorzien door de genocide-wet.

De heer Melchior Wathelet (CDH) verwondert zichover het feit dat voor een slachtoffer het gemeenrechtuiteindelijk gunstiger zal zijn dan de genocidewet die ten-slotte de bestraffing van ernstige schendingen van hetinternationaal recht beoogt.

Kan de minister bevestigen dat de federale procureurde criteria die hem er toe kunnen besluiten om een bijhem aanhangig gemaakte klacht te seponeren, restric-tief moet interpreteren?

Als de federale procureur van mening is dat de bijhem aanhangig gemaakte klacht niet valt onder hettoepassingsgebied van de genocidewet, seponeert hijde klacht. Kan het slachtoffer in dergelijk geval de klachtherkwalificeren als zijnde een misdrijf dat valt onder hetgemeenrecht? Stelt er zich geen probleem van hiërar-chie van rechtsregels?

Het zal voor de federale procureur geen gemakkelijketaak zal zijn om na te gaan of de buitenlandse rechts-colleges onafhankelijk, onpartijdig en billijk zijn. De fe-derale procureur zal dit moeten beoordelen op basis vaninternationale verdragen (Europese Unie, NAVO, Raadvan Europa). Wat evenwel met landen als Rusland enTurkije? Als de Belgische federale procureur de klachtseponeert omdat het buitenlands rechtscollege aan degestelde criteria voldoet, is dit rechtscollege bovendienniet verplicht om de zaak te behandelen.

convaincre les États-Unis d’adopter une attitude plussouple dans cette matière.

M. Melchior Wathelet (CDH) rappelle aux membresde la commission que, tout comme en fin de législatureprécédente, cette problématique doit à nouveau êtreexaminée au pas de charge.

Il s’interroge sur la nécessité du nouvel article136octies en projet du Code pénal, qui confère l’immu-nité à certaines personnes. Cet article consacre en effetles règles de droit international relatives à l’immunité in-ternationale, qui lient de toute façon la Belgique. Ne ris-que-t-on pas de créer un précédent ?

Par ailleurs, l’intervenant ne saisit pas très bien la re-lation qui existe entre le principe de personnalité pas-sive et le droit commun. La victime belge d’une infrac-tion (par exemple un viol) qui réunit les conditions pourrelever du champ d’application de la loi de compétenceuniverselle doit-elle invoquer le droit commun ou la loiprécitée?

Mme Laurette Onkelinx, ministre de la Justice, expli-que que la décision appartient à la victime : celle-ci peutse prévaloir soit du droit commun, soit du régime prévupar la loi de compétence universelle.

M. Melchior Wathelet (CDH) s’étonne que le droit com-mun soit finalement plus favorable à la victime que la loide compétence universelle qui, en fin de compte, vise larépression des violations graves du droit international.

La ministre peut-elle confirmer que le procureur fédé-ral doit interpréter restrictivement les critères qui peu-vent l’amener à décider de classer sans suite une plaintedont il est saisi?

Si le procureur fédéral estime que la plainte dont il aété saisi ne relève pas du champ d’application de la loide compétence universelle, il classe la plainte sans suite.La victime peut-elle, dans ce cas, requalifier la plaintecomme étant une infraction relevant du droit commun ?Cela ne pose-t-il pas un problème de hiérarchie des rè-gles de droit ?

Il ne sera pas facile pour le procureur fédéral de véri-fier si les juridictions étrangères sont indépendantes, im-partiales et équitables. Pour ce faire, il devra fonder sonappréciation sur des traités internationaux (Union euro-péenne, OTAN, Conseil de l’Europe). Qu’en sera-t-il tou-tefois dans le cas de pays tels que la Russie et la Tur-quie ? Si le procureur fédéral belge classe la plainte sanssuite parce que la juridiction étrangère satisfait aux cri-tères, cette juridiction n’est pas pour autant tenue d’exa-miner l’affaire.

Page 18: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

18 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

De overgangsbepalingen zullen volgens de sprekertot gevolg hebben dat sommige dossiers onttrokkenworden aan de bevoegdheid van de rechtbank voor wiede zaak op een geldige manier aanhangig werd ge-maakt. Hij hekelt dan ook de inmenging van de wetge-vende macht in de rechterlijke macht.

De verhouding tussen het Internationaal Straf-gerechtshof en de genocidewet is de spreker niet dui-delijk. Wanneer de federale procureur een klachtseponeert omdat het buitenlandse rechtscollege onaf-hankelijk, onpartijdig en billijk wordt geacht, met anderewoorden België wil in de zaak niet bevoegd zijn(opputuniteitsbeoordeling), zou de klacht niet gebrachtkunnen worden voor het Internationaal Strafgerechtshof.Wat is de mening van de minister hierover?

Tot slot merkt hij op dat in de overgangsbepalingende Belgen ten opzichte van diegenen die meer dan driejaar in België verblijven, verschillend behandeld worden.

Kan de minister dit verduidelijken?

** *

Het voornemen van de regering om de wet van 18juni 1993 betreffende de bestraffing van ernstige schen-dingen van het internationaal humanitair recht alsuitzonderingswet op te heffen, stemt de heer BartLaeremans (Vlaams Blok) tevreden. Toch stelt hij devraag of de invoering van zo’n uitgebreide regeling inhet Strafwetboek wel nodig is. Bepaalde incriminatieshebben volgens hem zelfs helemaal niets te maken metmisdaden tegen de mensheid. Hij betwijfelt ook of defederale procureur wel de meest aangewezen persoonis om het rechtssysteem van andere landen en in hetbijzonder van bevriende naties te beoordelen. Men moetzich hoeden voor nieuwe diplomatieke incidenten. Hetzou duidelijker zijn indien de regering een lijst opmaaktvan de landen waarvan de rechtscolleges beschouwdkunnen worden als zijnde onafhankelijk, onpartijdig enbillijk. De spreker had ook graag kennis genomen vande adviezen van de Verenigde Staten over dit en de eer-dere regeringsontwerpen over deze problematiek. Hetartikel 12bis van de voorafgaande titel van het Wetboekvan strafvordering zet volgens de spreker de poort opennaar een universele jurisdictie. Is dit artikel nodig? Watde overgangsmaatregelen betreft, meent de spreker hetlogisch dat gezien de opheffing van de genocidewet van1993 tevens alle hangende procedures zonder gevolgworden geklasseerd. Hij wenst te vernemen welke za-ken onder de nieuwe regeling aanhangig blijven voor deBelgische rechtbanken.

L’intervenant estime que les dispositions transitoiresauront pour conséquence que certains dossiers serontsoustraits à la compétence du tribunal qui aura été saisivalablement. Il fustige dès lors l’immixtion du pouvoir lé-gislatif dans le pouvoir judiciaire.

L’intervenant ne saisit pas bien le rapport entre la Courpénale internationale et la loi de compétence universelle.Lorsque le procureur fédéral classe une plainte sans suiteparce qu’il estime que la juridiction étrangère est indé-pendante, impartiale et équitable, en d’autres termes,parce que la Belgique ne veut pas être compétente pourl’affaire (appréciation d’opportunité), la plainte ne pour-rait pas être portée devant la Cour pénale internationale.Qu’en pense la ministre?

Il fait enfin observer que dans les dispositions transi-toires, les Belges ne sont pas traités de la même ma-nière que les personnes qui séjournent depuis plus detrois ans en Belgique. La ministre peut-elle fournir desprécisions à ce sujet ?

** *

M. Bart Laeremans (Vlaams Blok) se réjouit de l’in-tention qu’a le gouvernement d’abroger la loi du 16 juin1993 relative à la répression des violations graves dudroit international humanitaire. Il demande néanmoinss’il est nécessaire d’intégrer une réglementation aussiétendue au Code pénal. Il estime que certaines incrimi-nations n’ont même rien à voir avec des crimes contrel’humanité. Il se demande aussi si le procureur fédéralest la personne la mieux placée pour juger le systèmejuridique d’autres pays et en particulier de nations amies.Il met en garde contre de nouveaux incidents diplomati-ques. Il serait préférable que le gouvernement établissela liste des pays dont les juridictions peuvent être consi-dérées comme indépendantes, impartiales et équitables.L’intervenant aurait aussi aimé prendre connaissance desavis des Etats-Unis sur le projet à l’examen et sur lesprojets précédents relatifs à cette problématique. L’arti-cle 12bis du titre préliminaire du Code d’instruction cri-minelle ouvre, selon l’intervenant, la porte à une juridic-tion universelle. Cet article est-il nécessaire ? En ce quiconcerne les mesures transitoires, l’intervenant estimequ’il est logique que par suite de l’abrogation de la loi decompétence universelle de 1993, toutes les procédurespendantes soient classées sans suite. Il demande dequelles causes les tribunaux belges continueront à êtresaisis en vertu de la nouvelle réglementation.

Page 19: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

190103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

** *

De heer Philippe Monfils (MR) is omwille van de vol-gende drie redenen tevreden met het regeringsontwerp:er is een wet, er moet een duidelijke band zijn tussenBelgië en de aanhangig gemaakte klacht en de Belgischerechtscolleges hebben geen universele bevoegdheidmeer.

De spreker herinnert de commissieleden aan de langegeschiedenis die aan dit regeringsontwerp is voorafge-gaan. Men is genoodzaakt geworden om de oorspron-kelijke tekst zo vaak te wijzigen dat het geheel aan dui-delijkheid en samenhangendheid heeft ingeboet. Met denieuwe regels inzake de begrippen actief en passiefpersonaliteitsbeginsel wordt er weer duidelijkheid ge-creëerd.

De voorgestelde overgangsbepalingen zijn logisch enredelijk.

De oorspronkelijke wet werd verkeerd geïnterpreteerdvandaar ook de roep naar een objectieve wet met duide-lijke criteria. Voorliggend wetsontwerp komt hieraan te-gemoet.

In het wetsontwerp wordt inderdaad een belangrijkerol weggelegd voor de federale procureur. Hij heeft eenzekere appreciatiebevoegdheid. De spreker meent datde criteria waarop de federale procureur zich moet ba-seren om te oordelen, zeer duidelijk zijn.

België is onderhevig aan internationale verplichtingen,het is geen geïsoleerd land waardoor het niet vreemd isdat in sommige gevallen opportuniteitscriteria in achtworden gehouden. Antwoordend op de vraag van de heerLaeremans merkt hij op dat de Raad van State zich reedsheeft uitgesproken over de draagwijdte van artikel 12bisvan de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvor-dering.

Wanneer de federale procureur een klacht seponeertomdat het bevoegde buitenlandse rechtscollege voldoetaan de kenmerken van onafhankelijkheid, onpartijdigheiden billijkheid, is het evident dat België dit rechtscollegeniet kan verplichten om over de zaak een oordeel te vel-len.

De spreker wijst tot slot op het belang in dergelijkeproblematiek van het inmiddels geïnstalleerde Interna-tionaal Strafgerechtshof.

** *

Mevrouw Martine Taelman (VLD) benadrukt dat voorde VLD-fractie het afschaffen van de genocidewet nooiteen optie is geweest. Men mag immers ook niet uit hetoog verliezen dat een aantal verdragen België juist ver-plichten om een wetgeving terzake te hebben.

** *

M. Philippe Monfils (MR) est satisfait du projet du gou-vernement pour les trois raisons suivantes : il existe uneloi, il doit exister un relation claire entre la Belgique et laplainte introduite et les juridictions belges n’ont plus decompétence universelle.

L’intervenant rappelle aux membres de la commissionles longues péripéties qui ont précédé ce projet du gou-vernement. On a été contraint de modifier le texte origi-nal si souvent que l’ensemble a perdu en clarté et encohérence. Avec les nouvelles règles relatives aux no-tions de principe de personnalité active et passive, leschoses redeviennent plus claires.

Les dispositions transitoires proposées sont logiqueset raisonnables.

La loi initiale a été interprétée erronément, ce qui aégalement amené à revendiquer une loi objective baséesur des critères clairs. Le projet à l’examen répond àcette demande.

Le projet de loi confère en effet un rôle important auprocureur fédéral qui possède un certain pouvoir d’ap-préciation. L’intervenant estime que les critèressur lesquels le procureur fédéral doit baser son appré-ciation sont très clairs.

La Belgique est soumise à des obligations internatio-nales. Il ne s’agit pas d’un pays isolé, aussi n’est-il pasanormal que des critères d’opportunité soient pris enconsidération dans certains cas. En réponse à la ques-tion de M. Laeremans, l’intervenant fait observer que leConseil d’État s’est déjà prononcé sur la portée de l’ar-ticle 12bis du titre préliminaire du Code de procédurepénale.

Lorsque le procureur fédéral classe une plainte parceque la juridiction étrangère compétente présente lesqualités d’indépendance, d’impartialité et d’équité, il estévident que la Belgique ne peut contraindre cette juri-diction à rendre un verdict sur la cause.

Pour terminer, l’intervenant souligne l’importance dansce genre de problématique de la Cour pénale internatio-nale, qui est à présent en place.

** *

Mme Martine Taelman (VLD) précise que pour legroupe VLD, l’abrogation de la loi de compétence uni-verselle n’a jamais été une option. On ne peut en effetpas non plus perdre de vue qu’un certain nombre deconventions obligent précisément la Belgique à dispo-ser d’une réglementation en la matière.

Page 20: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

20 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

De VLD is evenwel voorstander van een realistischegenocidewet. Als land zijn wij immers te klein om overalter wereld onderzoeksdaden te stellen.

De genocidewet van 1993 heeft België op de wereld-kaart gezet doch deze wet werd meermaals misbruikt.Een rechtbank is geen politiek forum. Het slachtoffer isook helemaal niet gebaat met procedures die enkel wor-den ingesteld om aandacht te geven aan de ene of an-dere zaak.

De VLD-fractie zal dan ook dit wetsontwerp aanne-men en hoopt dat met deze wet de sereniteit in dezeproblematiek hersteld wordt.

De heer Pieter De Crem (CD&V) meent dat dit wets-ontwerp en zijn wetsvoorstel complementair zijn.

De spreker wenst van de minister het volgende tevernemen:

– Hoeveel hangende klachten zijn er? Tegen wie ennamens wie werden ze aanhangig gemaakt?

– Wat gebeurt er met de klachten, de problematischedossiers, die in de zogenaamde misbruikfase tot standzijn gekomen en waarin de onderzoeksrechter werd ge-vat (deze moeten 30 dagen na de publicatie van dezewet naar het Hof van Cassatie worden toegestuurd)?Het betreft hier de klachten met burgerlijke partijstellingtegen de heren Georges Bush sr., Colin Powel, DickCheney en Norman Schwarzkopf.

De internationale aanvaarding van het voorstel vande regering hangt immers af van het zonder voorwerpworden van deze klachten.

– Zijn de klachten die aanhangig werden gemaakt nade wetsaanpassing van 23 april 2003 definitief zondergevolg?

De heer De Crem vraagt of de klachten die zijn inge-diend tussen 23 april 2003 (de dag waarop de vorigewijziging van de wet van 1993 inging) en de goedkeu-ring van de nieuwe wet, daadwerkelijk zullen wordengeseponeerd. Mocht dat niet het geval zijn, dan heefthet ter bespreking voorliggende wetsontwerp geen en-kele zin.

Het ware dus goed dat de minister de commissie eenlijst van de ingediende klachten bezorgt waarbij hij ookde voortgang van die dossiers preciseert, en aangeefthoe ze volgens hem na de goedkeuring van het wets-ontwerp verder zullen worden behandeld.

De heer Tony Van Parys (CD&V) is van mening dathet wetsontwerp flink tekortschiet om alle knelpunten teverhelpen die de thans bestaande wetgeving doet rij-zen. Gelet op de ernstige moeilijkheden die België heeft

Le VLD est néanmoins partisan d’une loi de compé-tence universelle réaliste.

Notre pays est en effet trop petit pour aller poser desactes d’instruction de par le monde. La loi de compé-tence universelle de 1993 a contribué à faire connaîtrela Belgique dans le monde entier, mais d’aucuns ont, àplusieurs reprises, fait un usage abusif de cette loi. Untribunal ne constitue pas un forum politique. La victimen’a que faire de procédures qui sont intentées dans leseul but d’attirer l’attention sur l’une ou l’autre cause.

Le groupe VLD votera donc le projet de loi à l’examenet espère que la nouvelle loi permettra de rétablir la sé-rénité en la matière.

M. Pieter De Crem (CD&V) estime que le projet de loià l’examen et sa proposition de loi sont complémentai-res.

L’intervenant pose les questions suivantes à la minis-tre :

– Combien y a-t-il de plaintes pendantes ? Au nomde qui et contre qui ont-elles été déposées ?

– Qu’advient-il des plaintes, des dossiers problémati-ques qui ont été élaborés au cours de la phase dite « abu-sive » et dans lesquels un juge d’instruction a été saisi(ceux-ci doivent être confiés à la Cour de cassation dansles trente jours de la publication de la présente loi) ? Ils’agit en l’occurrence des plaintes avec constitution departie civile déposées contre MM. George Bush sr., Co-lin Powel, Dick Cheney et Norman Schwarzkopf.

La communauté internationale ne donnera en effetson adhésion au projet du gouvernement que si ces plain-tes deviennent sans objet.

– Les plaintes qui ont été déposées après la modifi-cation de la loi du 23 avril 2003 sont-elles définitivementclassées sans suite ?

M. De Crem demande si les plaintes qui ont été dé-posées entre le 23 avril, date à laquelle la précédentemodification de la loi de 1993 est entrée en vigueur, etl’adoption de la nouvelle loi seront effectivement clas-sées sans suite. Si tel n’était pas le cas, le projet à l’exa-men n’aurait aucun sens.

Il serait donc bon que le ministre communique à lacommission une liste des plaintes déposées, précisel’état d’avancement de ces dossiers et donne son ap-préciation quant au traitement qui leur sera réservé aprèsl’adoption du projet de loi.

M. Tony Van Parys (CD&V) est d’avis que le projet deloi est largement insuffisant pour régler tous les problè-mes posés par la législation telle qu’elle existe actuelle-ment. Étant donné les graves problèmes que la loi de

Page 21: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

210103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

gehad met de wet van 1993 in haar huidige lezing, hadmen toch mogen hopen dat de ontworpen wijziging tothoofddoel zou hebben gehad een einde te maken aande rechtsonzekerheid. Dat is allerminst het geval.

Drie lacunes zijn bijzonder manifest :

1) de positie van de federale procureur als instru-ment van de uitvoerende macht wordt nog versterkt. Hijvormt niet alleen de filter voor klachten wegens ernstigeschendingen van het internationaal humanitair recht. Eris nu zelfs geen verhaalmogelijkheid meer tegen zijnbeslissing.

2) De slachtoffers worden benadeeld en sommigecategorieën werden gediscrimineerd. Dit is fors in tegen-stelling tot het regeerakkoord van de nieuwe regeringdie de overdracht voor de slachtoffers vooropstelt. Zokunnen bepaalde slachtoffers zich geen burgerlijke par-tij stellen. Dit kan wel indien de verdachte Belg is. Ditkan niet wanneer het slachtoffer Belg is.

De Raad van State noemt dit in strijd met artikel 10en 11 van de Grondwet. De regering stelt zich bloot aande vernietiging van deze regering door het Arbitragehof.Hierdoor ontstaat grote rechtsonzekerheid.

3) De inspiratie van de wet is de betrekkingen metbepaalde landen te herstellen. Zefs vanuit dit oogpuntzal dit ontwerp zijn doel missen.

Meer bepaald voor de hangende zaken, die de be-trekkingen van België met andere staten hebben ver-troebeld, zal men het Hof van Cassatie, overeenkomstigart. 29 van het ontwerp, de bevoegdheid niet kunnenontnemen en het dossier niet aan de Belgische rechts-colleges te onttrekken. Op deze wijze kunnen de han-gende dossiers in behandeling bij de Belgischeonderzoeksrechter blijven en blijft vervolging van ondermeer Bush mogelijk in ons land.

De regering bereikt dus zelfs het doel niet dat ze voorafhad gesteld.

** *

De heer Olivier Maingain (MR) vindt dat de essentiegevrijwaard is gebleven van wat in de wandeling de«genocidewet» heet. Er moet echter eensgezindheidbestaan over die woorden, en het begrip «universelebevoegdheid» mag niet verkeerd worden geïnterpreteerd.Het kan in dat verband interessant zijn te verwijzen naareen op initiatief van professor Pierre d’Argent, in eendagblad verschenen artikel : «l’objectif d’une loi decompétence universelle est de lutter concrètement contre

1993, dans sa version actuelle, a posés à la Belgique,on aurait pu espérer que la modification projetée eût eupour objectif principal de mettre fin à l’insécurité juridi-que. Cela n’est absolument pas le cas.

Trois lacunes sont plus particulièrement évidentes :

1) La position du procureur fédéral en tant qu’instru-ment du pouvoir exécutif s’en trouve encore renforcée. Ilconstitue non seulement le filtre des plaintes déposéespour violations graves du droit international humanitaire,mais il n’y a même plus de possibilité de recours contresa décision.

2) Les victimes sont lésées et certaines catégoriesfont l’objet d’une discrimination, ce qui est en totale con-tradiction avec l’accord de gouvernement qui prévoit letransfert pour les victimes. Ainsi certaines victimes nepeuvent-elles pas se constituer parties civiles. La possi-bilité est prévue quand le suspect est belge, pas quandla victime est belge.

Le Conseil d’Etat juge cette disposition contraire auxarticles 10 et 11 de la Constitution. Le gouvernements’expose à l’annulation de cette disposition par la Courd’arbitrage. Il en découle une grande insécurité juridi-que.

3) La finalité de la présente loi est de restaurer lesrelations avec certains pays. Même sous cet angle, l’ob-jectif ne sera pas atteint.

En ce qui concerne plus précisément les affaires encours qui ont troublé les relations entre la Belgique etd’autres Etats, on ne pourra, conformément à l’article29 du projet à l’examen, priver la Cour de cassation deson pouvoir de ne pas dessaisir les juridictions belgesdu dossier. Les dossiers pendants pourront ainsi resterà l’information auprès du magistrat instructeur belge etdes poursuites contre M. Bush, notamment, resterontpossibles dans notre pays.

Le gouvernement n’atteint donc même pas l’objectifqu’il s’était assigné.

** *

M. Olivier Maingain (MR) considère que l’essentiel dece que l’on a appelé communément la «loi de compé-tence universelle» est préservé. Il faut cependant s’en-tendre sur les mots, et ne pas se tromper sur le sens àdonner à cette notion de « compétence universelle ». Ilpeut être intéressant à cet égard de se référer à un arti-cle paru dans un quotidien, à l’initiative du professeurPierre d’Argent : « l’objectif d’une loi de compétenceuniverselle est de lutter concrètement contre l’impunité,

Page 22: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

22 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

l’impunité, ce qui suppose que le pays exerçant un tellecompétence soit effectivement en mesure d’arrêter lescoupables, de les juger et de les mettre en prison. On nelutte pas réellement contre l’impunité en permettant àdes victimes de déposer des plaintes contre despersonnes qui ne seront jamais arrêtées ou extradées.On ne pallie pas le manque de démocratie dans despays déchirés en ouvrant nos prétoires aux souffrancesdu monde entier. La compétence est universelle parceque c’est une compétence partagée entre les États,chacun prenant sa part, à égalité avec les autres États,dans la lutte contre l’impunité. Le caractère démocratiqueou non démocratique des États où les crimes ont étécommis n’a rien à voir avec cela. La compétence doits’exercer par les États quelle que soit leur forme de gou-vernement et indépendamment de celle des États contrelesquels elle est exercée. La compétence est universellelorsqu’elle est partagée entre les États, et non parce quel’un d’entre eux, au nom de principes universels,entendrait soumettre à ses juges des crimes perpétrésdans des États dits non démocratiques».

Indien dus de bevoegdheden van de internationalehoven ter bestraffing van de ernstigsteinternationaalrechtelijke misdaden moeten worden ver-sterkt, kan één land zich niet gaan opwerpen als hetinternationale rechtscollege voor alle landen ter wereld.

Degenen die min of meer openlijk kritiek hebben opde landen die voorbehoud hebben gemaakt bij deBelgische wet zouden voor het overige de eersten ge-weest zijn om verontwaardigd te protesteren mochtendiezelfde Staten de pretentie hebben gehad een gelijk-soortige wet als de Belgische aan te nemen.

Men moet de moed hebben te erkennen dat de wet-ten van 1993 en 1999 ernstige diplomatieke moeilijkhe-den hebben uitgelokt, en dat die wetten gevaarlijk zijngebleken voor de rechtszekerheid. Daarom ook moetende omstandigheden waarin onze rechtscolleges bevoegdkunnen zijn beter worden afgebakend, iets wat dit wets-ontwerp poogt te bewerkstelligen.

De meeste landen met een wet met universele be-voegdheid hebben hetzelfde gedaan, en hebbenaanknopingscriteria vastgesteld op grond waarvan hunrechtscolleges bevoegd zijn.

Zoals de procureur-generaal bij het Hof van Cassatieheeft onderstreept in zijn conclusies bij het arrest-«Sharon en Yaron», is het gelet op het beginsel van degoede rechtsbedeling twijfelachtig of een geding welcorrect kan worden gevoerd in afwezigheid van deplegers van de feiten waarover een vonnis wordt geveld.Worden het debat op tegenspraak en, meer algemeende rechten van de verdediging wel in acht genomenwanneer personen worden gevonnist en veroordeeld dieweliswaar worden vervolgd voor uitzonderlijk ernstigefeiten, maar niet eens voor de zogenaamd bevoegd ver-klaarde rechtscolleges worden gebracht?

ce qui suppose que le pays exerçant un telle compé-tence soit effectivement en mesure d’arrêter les coupa-bles, de les juger et de les mettre en prison. On ne luttepas réellement contre l’impunité en permettant à des vic-times de déposer des plaintes contre des personnes quine seront jamais arrêtées ou extradées. On ne pallie pasle manque de démocratie dans des pays déchirés enouvrant nos prétoires aux souffrances du monde entier.La compétence est universelle parce que c’est une com-pétence partagée entre les États, chacun prenant sa part,à égalité avec les autres États, dans la lutte contre l’im-punité. Le caractère démocratique ou non démocratiquedes États où les crimes ont été commis n’a rien à voiravec cela. La compétence doit s’exercer par les Étatsquelle que soit leur forme de gouvernement et indépen-damment de celle des États contre lesquels elle est exer-cée. La compétence est universelle lorsqu’elle est par-tagée entre les États, et non parce que l’un d’entre eux,au nom de principes universels, entendrait soumettre àses juges des crimes perpétrés dans des États dits nondémocratiques ».

S’il faut donc renforcer les compétences des coursinternationales appelées à réprimer les crimes de droitinternational les plus graves, un pays à lui seul ne peuts’arroger le droit de devenir la juridiction internationalepour l’ensemble des pays de la terre.

Ceux qui critiquent plus ou moins ouvertement lespays qui ont exprimé des réserves vis-à-vis de la loi belgeauraient du reste été les premiers à s’insurger si d’aven-ture ces mêmes États avaient eu la prétention d’adopterune loi analogue à la loi belge.

Il faut avoir le courage de reconnaître que les lois de1993 et 1999 ont suscité des problèmes diplomatiquesimportants, et qu’elles se sont avérées dangereuses pourla sécurité juridique. Il faut par conséquent mieux cernerles circonstances qui permettent de considérer que nosjuridictions sont compétentes, ce que le projet de loi s’ef-force de faire.

La plupart des pays qui ont une loi de compétenceuniverselle en ont fait de même, et ont fixé les critèresde rattachement justifiant la compétence de leurs juri-dictions.

Comme l’a souligné le procureur général près la Courde cassation dans ses conclusions précédant l’arrêt« Sharon et Yaron », il est douteux, au regard du prin-cipe de bonne administration de la justice, que l’on puissemener correctement un procès en l’absence des auteursdes faits jugés. Le débat contradictoire et, plus large-ment, les droits de la défense sont-ils respectés lors-qu’on juge et qu’on condamne des personnes qui, s’ilssont certes poursuivis pour des faits d’une gravité ex-ceptionnelle, ne sont même pas attraits devant les juri-dictions que l’on prétend rendre compétentes ?

Page 23: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

230103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Het echte criterium inzake universele bevoegdheidbestaat er dan ook in de pleger van de ten laste gelegdefeiten op te sporen op zijn grondgebied, ongeacht of hijal dan niet de nationaliteit bezit van de bedoelde Staaten of hij er al dan niet verblijft.

Het wetsontwerp heeft die logica niet tot het eindegevolgd, aangezien het niet vereist dat de dader op eengegeven ogenblik op Belgisch grondgebied wordt gevat,hetzij omdat hij er aangetroffen is, hetzij omdat hij eraanuitgeleverd is. Het is dus niet uitgesloten dat er in detoekomst weer problemen van komen. Wat er ook vanzij, het is een stap vooruit, die moet worden gesteund.

Over de tekst moeten andere, meer technische op-merkingen worden gemaakt.

– De immuniteitenregeling: sommigen zouden vanoordeel kunnen zijn dat het wellicht verkieslijk ware ge-weest geen beginsel — welk dan ook— in de wet op tenemen. Juridisch en politiek was zulks echter noodza-kelijk, om aan de controverse over dat onderwerp eeneinde te maken.

Men kan zich echter de vraag stellen of het in artikel12, § 3, van de wet vervatte beginsel niet tot een anderecategorie van personen moest worden uitgebreid, na-melijk de vertegenwoordigers van Staten of internatio-nale organisaties die officieel door de Belgische autori-teiten worden uitgenodigd om tijdens de duur van hunverblijf op het Belgisch grondgebied te verblijven. Hetgaat met andere woorden om de met bijzondere zendin-gen gepaard gaande immuniteit, een hypothese die wordtbeoogd door het Verdrag van de Verenigde Naties in-zake voorrechten en immuniteit, ondertekend te New Yorkop 8 december 1969 — dat België niet heeft geratificeerd.Gelet op de internationale rol van België en op de instel-lingen die het te gast heeft, zouden de leden van dele-gaties die in ons land op doorreis zijn en die met namekrachtens het zetelverdrag geen immuniteit genieten, erzeker van moeten zijn dat zij tijdens de duur van hunzending in geen geval kunnen worden vervolgd of ver-oordeeld.

– De (terechte) beslissing om de bepalingen van dewet van 1993 in het Strafwetboek en in het Wetboek vanstrafvordering in te voegen, zal tot gevolg hebben datvreemdelingen die in België verblijven, voor alle in deartikelen 6 en volgende van de voorafgaande titel vanhet Wetboek van strafvordering bedoelde misdaden enwanbedrijven met Belgen zullen worden gelijkgesteld.Het is niet zeker dat dit wenselijk is.

– De wijziging van artikel 12bis in de VoorafgaandeTitel van het Wetboek van strafvordering: artikel 12 stelteen regel inzake de ontvankelijkheid in, artikel 12bis eenregel inzake de gerechtelijke bevoegdheid. Is het eengelukkige beslissing de rechtscolleges bevoegd te ma-

Le véritable critère de la compétence universelle estdonc de trouver l’auteur des faits incriminés sur son ter-ritoire, qu’il ait ou non la nationalité de l’État en question,et qu’il y réside ou pas.

La loi en projet n’est pas allée jusqu’au bout de cettelogique, puisqu’elle n’exige pas que l’auteur soit à unmoment donné appréhendé sur le territoire belge, soitparce qu’il y a été trouvé, soit parce qu’il a été extradé. Iln’est donc pas exclu que, dans l’avenir, elle pose à nou-veau problème. Mais, quoi qu’il en soit, elle constitue unprogrès, qu’il convient de soutenir.

Le texte appelle d’autres remarques, plus techniques :

– le régime des immunités : certains pourraient jugerqu’il eût sans doute été préférable de s’abstenir d’ins-crire un principe, quel qu’il soit, dans la loi. Il était cepen-dant juridiquement et politiquement nécessaire de le faire,afin de mettre un terme à la controverse sur ce sujet.

L’on peut cependant se demander si le principe énoncéà l’article 12, § 3 de la loi ne devrait pas être étendu àune autre catégorie de personnes, à savoir les repré-sentants d’États ou d’organisations internationales ayantété officiellement invités à séjourner sur le territoire na-tional par les autorités belges durant la durée de leurséjour. En d’autres termes, il s’agit des immunités liéesaux missions spéciales, hypothèse visée par la Conven-tion sur les immunités signée à New York le 8 décembre1969 (que la Belgique n’a certes pas ratifiée). Eu égardau rôle international de la Belgique et aux institutionsqu’elle accueille, il conviendrait que les membres dedélégations de passage dans notre pays, qui ne jouis-sent pas, en vertu notamment de la Convention de siège,d’un régime d’immunité, soient assurées qu’elle ne pour-ront, durant la période de leur mission, en aucun casêtre poursuivies ou condamnées ;

– la décision, justifiée, d’insérer les dispositions de laloi de 1993 dans le Code pénal et d’instruction crimi-nelle aura pour conséquence que les étrangers résidanten Belgique seront assimilés, pour tous les crimes etdélits visés aux articles 6 et suivants du Titre prélimi-naire du Code d’instruction criminelle, aux Belges. Il n’estpas certain que cela soit souhaitable ;

– la modification de l’article 12bis du Titre préliminairedu Code de procédure pénale : l’article 12 fixe une règlede recevabilité, l’article 12 bis une règle de compétencede juridiction. Est-il heureux de rendre les juridictionscompétentes pour connaître des infractions, commises

Page 24: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

24 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

ken om kennis te nemen van misdrijven gepleegd buitenhet grondgebied van het Koninkrijk en bedoeld in hetinternationaal gewoonterecht (artikel 16 van het wets-ontwerp, punt B)? Het is hachelijk, op grond van het in-ternationale gewoonterecht, onze hoven en rechtban-ken bevoegd te verklaren voor in het buitenlandgepleegde feiten.

De aan de federale procureur verleende «filter»-be-voegdheid doet voorts problemen rijzen in de bij artikel12bis bedoelde gevallen, want als de Belgische recht-banken krachtens internationale verdragen bevoegd zijnom over bepaalde feiten te oordelen, ziet men niet goedwat de beoordelingsbevoegdheid van de procureur kanzijn. Ofwel zijn de Belgische rechtscolleges krachtensdie verdragen bevoegd, ofwel zijn ze dat niet. Die wijzi-ging is allicht ingegeven door de bevoegdheidsuitbreidingvan de Belgische rechtscolleges op grond van het ge-woonterecht, wat een argument meer is om niet tot dieuitbreiding over te gaan.

De heer Stef Goris (VLD) pleit voor een ruime con-sensus terzake. Een oppositiepartij streeft namelijk de-zelfde doelstellingen na als de meerderheid, zonder inuitersten te vervallen, d.w.z. ofwel de volledige afschaf-fing van de mogelijkheid voor onze rechtbanken om dedaders van ernstige schendingen van het humanitairrecht te vervolgen, ofwel geen enkel aanknopingspuntmet België te vereisen.

Zoals de heer Maingain heeft opgemerkt, komt het ervoorts op aan de bijzondere plaats die België inneemtniet uit het oog te verliezen, gelet op de internationaleinstellingen die het op zijn grondgebied te gast heeft.Zoals men weet, hebben de Verenigde Staten FidelCastro nooit belet naar de VN-vergaderingen in New Yorkte gaan. Verdient dit voorbeeld geen navolging?

B. Antwoorden van mevrouw Onkelinx, minister vanJustitie

Minister van Justitie Onkelinx, geeft de volgende ant-woorden op de verschillende gestelde vragen:

– de bij het wetsontwerp gevoegde wetsvoorstellen:door het wetsvoorstel-Annemans& Laeremans, dat dewet van 1993 gewoonweg wil afschaffen zonder het inhet gewoonterecht op te nemen, zou België zijn interna-tionale verplichtingen niet meer kunnen nakomen. Hetkan dus niet gevolgd worden. Het wetsvoorstel-De Crembenadert het wetsontwerp daarentegen meer. Het be-langrijkste verschil is dat dit wetsvoorstel het uitsluitend

hors du territoire du Royaume, et visées par la coutumeinternationale (article 16 du projet de loi, point B) ? Il estdélicat de rendre compétents nos cours et tribunaux, aunom de la coutume internationale pour des faits commisà l’étranger.

La compétence de « filtre » attribuée au procureur fé-déral pose par ailleurs problème dans les hypothèsesvisées par l’article 12bis, car si les juridictions belgessont compétentes, en vertu de conventions internatio-nales, pour juger certains faits, on ne voit pas bien quelpourrait être le pouvoir d’appréciation du procureur. Oules juridictions belges sont, en vertu de ces conventions,compétentes, ou elles ne le sont pas. Sans doute cettemodification est-elle motivée par l’extension de la com-pétence des juridictions belges sur base de la coutume,ce qui constitue un argument de plus pour ne pas pro-céder à cette extension.

M. Stef Goris (VLD) plaide pour un large consensussur la matière traitée. Une partie de l’opposition poursuiten effet les mêmes objectifs que la majorité, sans tom-ber dans les extrêmes consistant soit à vouloir suppri-mer totalement la possibilité pour nos tribunaux de pour-suivre les auteurs des violations graves du droitinternational humanitaire, soit à n’exiger aucun critèrede rattachement avec la Belgique.

Par ailleurs, comme l’a remarqué M. Maingain, il con-vient de ne pas perdre de vue la place particulière qu’oc-cupe la Belgique, eu égard aux institutions internationa-les qu’elle abrite sur son sol. Comme l’on sait, lesÉtats-Unis n’ont jamais empêché Fidel Castro de se ren-dre aux réunions de l’ONU à New York. Cet exemple nedevrait-il pas être suivi ?

Il serait intéressant que le ministre donne son pointde vue sur cette question.

B. Réponses de Mme Onkelinx, ministre de la Justice

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, apporte les ré-ponses suivantes aux différentes questions posées parles membres :

– Les propositions de lois jointes au projet : la propo-sition de loi déposée par MM. Gerolf Annemans et BartLaeremans, en ce qu’elle vise à supprimer purement etsimplement la loi de 1993, sans l’intégrer dans le droitcommun, ne permettrait plus à la Belgique de remplirses obligations internationales. Elle ne peut donc êtresuivie. La proposition de M. Pieter De Crem par contrese rapproche davantage du projet. La différence princi-

Page 25: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

250103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

heeft over het vraagstuk van de bevoegdheid van deBelgische rechtbanken om kennis te nemen van oor-logsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid envolkenmoord. Het wetsontwerp brengt echter de hele wetover in het Strafwetboek en in de geschikte bepalingeninzake strafprocesrecht, na de afschaffing van de wetvan 1993.

– artikel 12bis vormt de grondslag voor de extra-territoriale bevoegdheid van de Belgische rechtbankenvoor alle gevallen waarin België door het internationaalgewoonterecht ertoe verplicht wordt haar bevoegdheiduit te breiden. Het gaat dus om een aanvullendebevoegdheidsmogelijkheid, bovenop de actieve en pas-sieve personaliteitsbevoegdheid.

– ogenblik waarop het criterium hoofdverblijfplaatsmoet worden beoordeeld: als het gaat om het actiefpersonaliteitsbeginsel, kunnen de aanknopingspuntenworden beoordeeld op het ogenblik van de feiten of ophet ogenblik van de instelling van de vervolging. Voor ditlaatste gaat het om het ogenblik waarop de zaak bijonderzoeksrechter aanhangig wordt gemaakt, d.w.z. of-wel het ogenblik van de indiening van de klacht met deburgerlijkepartijstelling, ofwel het ogenblik dat eenonderzoeksrechter door de federale procureur wordtgevorderd. Gaat het om het passiefpersonaliteitsbeginsel, dan voorzien de internationaleverdragen er niet in, maar wel het wetsontwerp. Het gaatdus om een bijkomende mogelijkheid die in het wetsont-werp wordt opgenomen.

– Is er geen sprake van discriminatie wat de mogelijk-heid betreft zich burgerlijke partij te stellen? Die moge-lijkheid bestaat immers wél voor de gemeenrechtelijkemisdaden, maar niet voor de schendingen van het inter-nationaal humanitair recht. De federale procureur zal zichsteeds tot een onderzoeksrechter kunnen wenden, of-wel op eigen initiatief, ofwel na een bij hem ingediendeklacht. De regering heeft geoordeeld dat hier geen sprakewas van discriminatie, en wel om drie redenen: 1) hetinternationaal recht vereist niet dat het passiefpersonaliteitsbeginsel als een aanknopingscriterium ineen dergelijke wetgeving wordt opgenomen; 2) in tegen-stelling tot de andere, in artikel 10 bedoelde misdrijven,betreft het hier misdrijven naar internationaal recht; devervolging daarvan vergt geen dubbele strafbaarstellingen dat verantwoordt dan weer een specifieke regeling,alsook het uitsluiten van de mogelijkheid tot burgerlijke-partijstelling; 3) in tegenstelling tot de andere, in artikel10 bedoelde internationale misdrijven, kunnen de in ar-tikel 10, 1°bis, bedoelde misdrijven wél aanleiding ge-ven tot vervolging, hoewel de vermoedelijke dader vande feiten zich niet in België bevindt en hoewel het nietom misdrijven gaat die een wezenlijk onderdeel van desoevereiniteit van het Rijk in gevaar brengen.

pale est que cette proposition ne couvre que la problé-matique de la compétence des juridictions belges pourconnaître des crimes de guerre, des crimes contre l’hu-manité et des crimes de génocide. Le projet, lui, trans-fère l’ensemble de la loi dans le Code pénal et dans lesdispositions adéquates de procédure pénale après avoirabrogé la loi de 1993.

– L’article 12bis constitue le fondement d’une compé-tence extraterritoriale des juridictions belges pour tousles cas où le droit international conventionnel ou coutu-mier oblige la Belgique à étendre sa compétence. C’estdonc une possibilité complémentaire de compétence, enplus de la compétence personnelle active et passive.

– Moment où le critère de résidence principale doitêtre apprécié : lorsqu’il s’agit de la compétence person-nelle active, les critères de rattachement peuvent s’ap-précier soit au moment des faits, soit au moment de l’en-gagement des poursuites. En ce qui concerne le momentde l’engagement des poursuites, il s’agit du moment oùle juge d’instruction est saisi, c’est à dire soit le momentdu dépôt de la plainte avec constitution de partie civile,soit le moment de la saisine d’un juge d’instruction parréquisition du procureur fédéral. En ce qui concerne lacompétence personnelle passive, les conventions inter-nationales ne le prévoient pas, mais bien le projet. Il s’agitdonc d’une possibilité supplémentaire introduite dans leprojet de loi.

– N’y a-t-il pas de discrimination quant à la possibilitéde constitution de partie civile, qui existe pour les cri-mes de droit commun, et non pour les violations du droitinternational humanitaire ? Le procureur fédéral auratoujours la faculté de saisir un juge d’instruction d’initia-tive ou suite à une plainte qui lui aura été adressée. Legouvernement a jugé qu’il n’y avait pas en l’espèce dediscrimination pour trois raisons : 1) le droit internationaln’exige pas de prévoir le principe de personnalité pas-sive comme critère de rattachement ; 2) à la différencedes autres infractions visées à l’article 10, il s’agit d’in-fractions qui trouvent leur source dans le droit interna-tional, lequel ne requiert pas, pour poursuivre ces in-fractions, une double incrimination, ce qui justifie unrèglement spécifique ainsi que l’exclusion de la possibi-lité de constitution de partie civile ; 3) à la différence desautres infractions visées à l’article 10, les infractions in-ternationales visées à l’article 10, 1°bis, peuvent fairel’objet de poursuites même si l’auteur présumé des faitsne se trouve pas en Belgique, bien qu’il ne s’agisse pasd’infractions qui mettent en péril un élément essentielde la souveraineté du Royaume.

Page 26: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

26 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

– De rol van de federale procureur. Zal hij pas kunnenoptreden als een klacht werd ingediend of zal hij, over-eenkomstig de in uitzicht gestelde wet, een initiatiefrechtof -plicht hebben? Terzake is het gemeen recht van toe-passing: hij kan optreden na een klacht, maar hij kanook op eigen initiatief vervolging instellen.

Leidt de selecterende rol van de federale procureuroverigens niet tot een tweeslachtige afweging, waarbijde toegang tot de rechtsgang makkelijker verloopt voorgemeenrechtelijke misdaden dan voor ernstige schen-dingen van het internationaal humanitair recht? Hoe danook blijft de federale procureur autonoom beslissen ofhet al dan niet opportuun ware de zaak bij eenonderzoeksrechter aanhangig te maken in het licht vande nieuwe criteria.

Voorts gaat het geenszins op te beweren dat de Bel-gische slachtoffers van in het buitenland gepleegde,gemeenrechtelijke misdaden een betere beschermingzouden genieten dan de Belgische slachtoffers van ern-stige schendingen van het internationaal humanitairrecht. Krachtens artikel 10, 5°, van de voorafgaande titelvan het Wetboek van strafvordering moeten in het ge-meen recht immers drie cumulatieve voorwaarden zijnvervuld vooraleer onze rechtbanken bevoegd kunnen zijn:de dubbele strafbaarstelling, een gevangenisstraf vanruim vijf jaar overeenkomstig het recht van de Staat waarhet misdrijf werd gepleegd, alsook, tot slot, de aanwe-zigheid van de vermoedelijke dader op het grondgebiedvan het Rijk. Geen van die voorwaarden moet daarente-gen worden vervuld opdat de Belgische rechtbanken be-voegd zouden zijn voor ernstige schendingen van hetinternationaal humanitair recht. Met andere woorden: erbestaan weliswaar verschillende regelingen, maar nietswijst erop dat de ene regeling gunstiger is dan de an-dere. Voor het overige is het niet zonder belang erop tewijzen dat de slachtoffers onder de huidige wet een on-beperkt recht hebben zich burgerlijke partij te stellen,maar dat niets garandeert dat er wel degelijk een pro-ces komt. Het hof van assisen past de verstekprocedureimmers niet meer toe. Ook bestaat het gevaar dat deslachtoffers valse hoop wordt gegeven. Na de wetswijzi-ging valt dat risico weg.

– De hangende dossiers. Die aangelegenheid wordtgeregeld bij artikel 29, § 3, van de in uitzicht gesteldewet. De dossiers waarin op de datum van inwerkingtre-ding van de nieuwe wet reeds een onderzoekshandelingwerd verricht, zullen voort kunnen worden behandeld,althans indien ten minste een van de klagers deBelgische nationaliteit bezat op het ogenblik dat de straf-vordering werd ingeleid, dan wel indien ten minste eenvan de vermoedelijke daders op de datum van inwer-

– Rôle du procureur fédéral : son action devient-ellesubordonnée à l’existence d’une plainte ou dispose-t-ilsous l’empire de ce projet d’un droit ou d’un devoir d’ini-tiative ? En cette matière, c’est le droit commun qui s’ap-plique : il peut agir à la suite d’une plainte, mais il peutégalement décider d’engager des poursuites d’initiative.

Le rôle de filtre du procureur fédéral n’introduit-il paspar ailleurs un double standard, les crimes de droit com-mun permettant un meilleur accès à la justice que lesviolations graves du droit international humanitaire ?Dans tous les cas, le procureur fédéral reste maître del’évaluation de l’opportunité de saisir un juge d’instruc-tion au regard des nouveaux critères.

Il est d’autre part totalement inexact de dire que desBelges victimes de crimes de droit commun commis àl’étranger seraient mieux protégés que des victimes bel-ges de violations graves du droit international humani-taire. En effet, en droit commun (article 10, 5°, du Titrepréliminiare du Code de procédure pénale), trois condi-tions cumulatives doivent être réunies pour fonder la com-pétence de nos tribunaux, à savoir la double incrimina-tion, une peine de plus de cinq ans de prison prévuedans le droit de l’État où l’infraction a été commise etenfin la présence de l’auteur présumé sur le territoire duRoyaume. Aucune de ces conditions ne doit en revan-che être remplie pour permettre la compétence des tri-bunaux belges de connaître des violations graves du droitinternational humanitaire. Autrement dit, si des régimesdifférents ont été mis en place, rien n’indique que l’unsoit plus favorable que l’autre. Il n’est pour le reste pasinutile de remarquer que, sous l’empire de la loi tellequ’elle existe actuellement, les victimes ont le droit illi-mité de se constituer partie civile, mais rien ne garantitqu’un procès puisse se dérouler, puisque la Cour d’as-sises ne connaît plus la procédure de condamnation parcontumace. Des espoirs s’avérant finalement faux peu-vent ainsi être donnés aux victimes, ce qui ne sera plusle cas après la modification de la loi.

– Les affaires pendantes : la matière est réglée parl’article 29,§ 3 de la loi. Les affaires ayant fait l’objet d’unacte d’instruction à la date d’entrée en vigueur de la nou-velle loi pourront continuer à être traitées si soit au moinsun des plaignants était de nationalité belge au momentde l’engagement initial de l’action publique, soit au moinsun auteur présumé a sa résidence principale en Belgi-que à la date d’entrée en vigueur de la nouvelle loi. L’ar-ticle 29, § 3 est la source juridique de la compétence

Page 27: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

270103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

kingtreding van de wet zijn hoofdverblijfplaats in Belgiëheeft. Artikel 29, § 3, vormt de juridische grondslag omde Belgische rechtscolleges bevoegd te houden om der-gelijke zaken te behandelen.

– Hoeveel dossiers werden op grond van de wet geo-pend? Momenteel zijn er 29 dossiers waarvoor eenonderzoeksrechter werd aangesteld. Voorts loopt aan-gaande 11 dossiers nog steeds het opsporings-onderzoek. De nieuwe wet zal op laatstgenoemde dos-siers van toepassing zijn. Een aantal van de anderedossiers lijkt niet te vallen binnen de criteria die zijn op-genomen in het ontworpen artikel 29, §3.

– Het gewoonterecht. De meeste misdaden tegen demenselijkheid vallen onder het internationaal gewoonte-recht. Dat geldt ook voor sommige oorlogsmisdaden, dieonder het statuut van het Internationaal Strafhof ressor-teren. Denken we daarbij aan het rekruteren van kind-soldaten van minder dan 15 jaar. Derhalve is het vanbelang ook rekening te houden met het gewoonterecht.

C. Replieken

De heer Pieter De Crem (CD&V) zou het interessantvinden dat de commissie een hoorzitting houdt met defederale procureur, zodat die enige toelichting kan ge-ven bij de lopende dossiers.

Voorts stipt de spreker aan dat een van de grootstepunten van kritiek die men op het wetsontwerp kan heb-ben, te maken heeft met de in artikel 29, § 3, van detekst opgenomen onttrekkingsprocedure, inzonderheidwat de zaken betreft die al bij een onderzoeksrechteraanhangig zullen zijn gemaakt op het ogenblik van deinwerkingtreding van de wet. In dat verband zou het bij-zonder interessant zijn te kunnen beschikken over bij-gewerkte kwantitatieve en kwalitatieve informatie overde hangende dossiers. Hoe kan de Belgische regeringde Amerikaanse regering waarborgen dat, ingeval nietis voldaan aan de criteria inzake aanknopingspunten,het Hof van Cassatie wel degelijk zal beslissen de zaakaan de Belgische rechtbank te onttrekken (dat aspectzou kunnen opduiken in het dossier tegen George Bushsenior)?

Allereerst antwoordt minister van Justitie Onkelinx datde bespreking van het voorliggende wetsontwerp eenzaak is van het Belgische parlement. Er is geen overlegmet de Amerikaanse regering.

Voor het overige moet een onderscheid worden ge-maakt tussen drie hypothesen. De eerste is die van deafgesloten dossiers en levert geen bijzondere moeilijk-heden op. De tweede hypothese heeft betrekking op de

des tribunaux belges pour continuer à connaître de cesaffaires.

– Combien de dossiers sont-ils ouverts sur base dela loi ? Actuellement, 29 dossiers pour lesquels un juged’instruction a été saisi sont ouverts, et 11 dossiers ensont encore au stade de l’information. Pour ces derniers,ce sera la nouvelle loi qui s’appliquera. Pour les autres, ilsemble qu’un grand nombre d’entre eux ne respectentpas les nouveaux critères inscrits à l’article 29,§ 3 duprojet.

– La question du droit coutumier : la plupart des cri-mes contre l’humanité font partie du droit internationalcoutumier. Certains crimes de guerre également, qui seretrouvent dans le Statut de la Cour pénale internatio-nale, comme par exemple l’enrôlement d’enfants demoins de 15 ans. Il est donc important de viser aussi cetype de droit.

C. Répliques

M. Pieter De Crem (CD&V) estime qu’il serait intéres-sant que le Procureur fédéral soit entendu par la com-mission afin de donner quelques éclaircissements surles dossiers en cours.

L’intervenant relève par ailleurs que l’une des critiquesmajeures qui peut être formulée à l’égard du projet de loiréside dans la procédure de dessaisissement prévue àl’article 29, § 3, du texte et ce, particulièrement pour lesaffaires qui seront pendantes à l’instruction au momentde l’entrée en vigueur de la loi. A cet égard, il serait ex-trêmement intéressant de disposer d’informations quan-titatives et qualitatives actualisées sur les dossiers encours. Comment le gouvernement belge peut-il donnerà l’administration américaine l’assurance que, dans lecas où les critères de rattachements ne sont pas ren-contrés, la Cour de Cassation prononcera bel et bien ledessaisissement de la juridiction belge (la question pour-rait éventuellement se poser pour le dossier de GeorgeBush senior)?

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, répond toutd’abord que les discussions relatives aux projet de loi àl’examen se déroulent dans l’enceinte parlementairebelge et pas avec l’administration américaine.

Par ailleurs, il faut distinguer trois cas de figure. Lepremier ne pose pas de problèmes particuliers : celuides dossiers clôturés. Le second concerne les dossierspendants à l’information. Dans ce cas, la nouvelle loi

Page 28: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

28 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

dossiers die nog niet bij een onderzoeksrechter aanhan-gig zijn gemaakt. De nieuwe wet betreffende ernstigeschendingen van het internationaal humanitair recht zalop die dossiers van toepassing zijn. Derhalve komt hetde federale procureur toe die zaken zonder gevolg teklasseren, zo niet is voldaan aan de vereiste criteria in-zake aanknopingspunten.

Tot slot zijn er de zaken die al bij een onderzoeks-rechter werden aangebracht en die evenmin voldoen aandie criteria, die bij artikel 29, § 3, tweede lid, van dit wets-ontwerp worden uitgebreid. Die zaken zal de federaleprocureur doorsturen naar de procureur-generaal bij hetHof van Cassatie. Op grond van het door de federaleprocureur bezorgde verslag zal de procureur-generaalhet Hof van Cassatie verzoeken de zaak aan hetBelgische gerecht te onttrekken.

De heer Pieter De Crem (CD&V) vindt het antwoordvan de minister onbevredigend. Het biedt geen enkelewaarborg dat de zaak wel degelijk aan het Belgischegerecht wordt onttrokken. De Amerikaanse regering zoudaarmee wel eens even ontevreden kunnen zijn.

De heer Tony Van Parys (CD&V) stipt aan dat het Hofvan Cassatie de in het ter bespreking voorliggende wets-ontwerp bedoelde onttrekking niet automatisch zal uit-spreken. Terzake kan het Hof immers volledig onafhan-kelijk beslissen; bijgevolg kan het hetzij de onttrekkinguitspreken, hetzij oordelen dat de wet van 1993, als ge-wijzigd bij de wetten van 1999 en 2003, van toepassingblijft op het bewuste dossier. Die regeling zal dus zelfsniet hetdoor de regering nagestreefde doel verwezenlij-ken.

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) schaart zichachter de door de heren De Crem en Van Parys gepo-neerde stelling. Het ware terzake uiterst nuttig te kun-nen vernemen hoeveel dossiers momenteel bij eenonderzoeksrechter aanhangig zijn. Hoeveel van die dos-siers voldoen aan de in het wetsontwerp bepaalde crite-ria inzake aanknopingspunten?

In het licht van de grondig verslechterde diplomatiekebetrekkingen tussen België en de Verenigde Staten kanmen zich overigens terecht de vraag stellen of het welopportuun is voort te gaan met een aantal dossiers métaanknopingspunten met België (dossiers inzakeRwanda, Tsjaad en Guatemala).

De heer Walter Muls (SP.A-SPIRIT) wijst erop dat, zelfsal spreekt het Hof van Cassatie geen onttrekking uit,een nieuwe en meer gunstige strafwet, overeenkomstigde algemene strafrechtelijke regels, onmiddellijk van toe-passing is op de betrokken hangende zaken. De in deontworpen tekst vervatte immuniteiten kunnen terzakedus worden ingeroepen.

relative aux violations graves du droit international hu-manitaire s’appliquera : il appartiendra par conséquentau Procureur fédéral de les classer sans suite dans lecas où les critères de rattachement requis feraient dé-faut.

Enfin, concernant les affaires pendantes à l’instruc-tion, non conformes à ces mêmes critères élargis parl’article 29, § 3, alinéa 2 du présent projet de loi, le Pro-cureur fédéral les transmettra au Procureur général prèsla Cour de cassation. Sur la base du rapport transmispar le Procureur fédéral, le Procureur général requerrala Cour de cassation de prononcer le dessaisissement.

M. Pieter De Crem (CD&V) juge insatisfaisante la ré-ponse de la ministre, qui ne donne aucune assuranceque le dessaisissement sera en effet prononcé. L’admi-nistration américaine risque d’être tout aussi insatisfaite.

M. Tony Van Parys (CD&V) remarque que ledessaisissement dont il est question dans le projet deloi à l’examen ne sera pas prononcé d’office par la Courde Cassation. En l’occurrence, en effet, la Cour bénéfi-cie d’une indépendance totale et elle pourra donc pro-noncer une décision de dessaisissement ou juger quela loi de 1993, telle que modifiée en 1999 et en 2003,reste d’application au dossier dont elle est saisie. Cesystème ne permet donc même pas de rencontrer l’ob-jectif poursuivi par le gouvernement.

M. Bart Laeremans (VLAAMS BLOK) se rallie à lathèse exposée par MM De Crem et Van Parys. Il seraitparticulièrement utile à cet égard de connaître le nom-bre actuel de dossiers à l’instruction. Combien, parmieux, répondent-ils aux critères de rattachement fixés parle projet de loi.

Par ailleurs, au vu de la dégradation substantielle desrelations diplomatiques de la Belgique avec les Etats-Unis, on peut légitimement s’interroger sur l’opportunitéde conserver certains dossiers qui présentent un liende rattachement avec la Belgique (dossiers qui concer-nent le Rwanda, le Tchad et le Guatemala).

M. Walter Muls (SP.A-SPIRIT) remarque que, mêmedans le cas où la Cour de cassation ne prononcerait pasle dessaisissement, une nouvelle loi pénale plus favora-ble est, conformément aux règles générales de droitpénal, d’application immédiate pour les affaires pendan-tes concernées. En l’occurrence, les immunités prévuesdans le texte du projet pourront donc être invoquées.

Page 29: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

290103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Volgens de heer Pieter De Crem (CD&V) klopt de rede-ring van de heer Muls niet helemaal. Hij herinnert eraandat George Bush senior geen enkele immuniteit meergeniet die hem kan beschermen tegen een eventuelevervolging door het Belgische gerecht.

De heer François-Xavier de Donnéa (MR) steunt hetter bespreking voorliggende wetsontwerp. De tekst vormteen wezenlijke verbetering en zal moeilijkheden helpente voorkomen zoals die welke zijn ontstaan bij de toepas-sing van de huidige genocidewet. Maar laten we ons geenillusies maken: de ontworpen tekst zal niet alle proble-men oplossen. Indien slachtoffers van ernstige schendin-gen van het internationaal humanitair recht de Belgischenationaliteit bezitten of hun hoofdverblijfplaats in Belgiëhebben, zullen de Belgische rechtscolleges nog steedsvervolging kunnen instellen tegen de daders van dieschendingen. Die gerechtelijke procedures zullen nogsteeds een gevaar kunnen inhouden voor de diploma-tieke betrekkingen tussen ons land en zijn bondgenoten.

Voorts vindt de spreker dat het wetsontwerp, als heteenmaal zal zijn aangenomen, geen afbreuk mag doenaan de wens van het Europees Parlement om naar ei-gen goeddunken gasten te ontvangen. In dat verband ishet essentieel de zekerheid te verwerven dat het met deEuropese Unie gesloten zetelakkoord terzake wel de-gelijk van toepassing is. Ter herinnering: de VerenigdeStaten hebben altijd toegestaan dat controversiële kop-stukken, zoals Fidel Castro of bepaalde Vietnamese lei-ders tijdens de Vietnam-oorlog, een bezoek brachten aanNew York (zetel van de Verenigde Naties).

Bij gebrek aan een dergelijke verzekering mag menvrezen voor een vertrek van de Europese instellingen,wat voor Brussel en België rampzalige economische enpolitieke gevolgen zou hebben.

Eventueel kan volgens de spreker het door de heerMaingain ingediende amendement nr. 18 (DOC 51 0103/002) worden aangevuld, om het toepassingsgebied vande immuniteit uit te breiden ten behoeve van wie offici-eel door de Belgische autoriteiten of door de internatio-nale instellingen die in België zijn gevestigd voor eenverblijf wordt uitgenodigd.

Mevrouw Marie Nagy (ECOLO) merkt op dat elke wetkan worden misbruikt. Een wet zoals die op de peste-rijen, kan een middel worden voor mensen met slechtebedoelingen. De richting waarin de bespreking uitgaat,is dus verbazend: zij zou niet mogen worden toegespitstop de hoedanigheid van de klagers, maar op het gevolg(behandeling, procedure) dat aan hun klachten wordtgegeven.

M. Pieter De Crem (CD&V) juge le raisonnement deM. Muls insuffisant. Pour rappel, George Bush seniorne bénéficie plus d’aucune immunité susceptible de lemettre à l’abri d’éventuelles poursuites lancées par lesjuridictions belges.

M. François-Xavier de Donnea (MR) soutient le projetde loi à l’examen. Le texte constitue une améliorationsubstantielle permettant d’éviter la survenance de pro-blèmes analogues à ceux que l’application de la loi decompétence universelle actuelle a engendrés. Mais, ilne faut pas se leurrer : le texte en projet ne résoudra pastous les problèmes. Dans la mesure où la victime deviolations graves du droit humanitaire sera de nationa-lité belge ou aura sa résidence principale en Belgique,les juridictions belges pourront toujours poursuivre lesauteurs desdites violations. Ces poursuites seront tou-jours susceptibles de nuire aux relations diplomatiquesentretenues par notre pays avec des pays alliés.

Par ailleurs, l’intervenant considère que le projet deloi, une fois adopté, ne doit pas constituer un obstacleaux souhaits du Parlement européen de recevoir lespersonnes qu’il souhaite entendre. A cet égard, il estessentiel d’obtenir l’assurance que l’Accord de Siègeconclu avec l’Union européenne est bien d’application àla question. Pour rappel, les Etats-Unis ont toujours auto-risé la venue à New York (siège des Nations-Unies) depersonnalités controversées tels Fidel Castro ou encorecertains dirigeants vietnamiens pendant la guerre duVietnam.

À défaut d’une telle assurance, on pourrait craindreun départ des Institutions européennes, départ dont lesconséquences économiques et politiques pour Bruxel-les et la Belgique seraient désastreuses.

Le cas échéant, l’intervenant propose de compléterl’amendement n°18 (DOC 51 0103/002) déposé par M.Maingain afin d’étendre le champ d’application de l’im-munité qui y est formulée au bénéfice des personnesinvitées officiellement à séjourner sur le territoire natio-nal par les autorités belges ou par les institutions inter-nationales siégeant en Belgique.

Mme Marie Nagy (ECOLO) relève que toute loi estsusceptible d’engendrer des abus. Une loi telle la loi surle harcèlement, par exemple, risque d’êtreinstrumentalisée par des personnes mal intentionnées.L’orientation de la discussion est donc étonnante : elledevrait se concentrer non pas sur la qualité des plai-gnants mais bien sur les suites (traitement, procédure)à réserver à leurs plaintes.

Page 30: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

30 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

De spreekster heeft er niets op tegen dat er aankno-pingspunten worden vastgesteld of filters inzake de ont-vankelijkheid van de klachten. De criteria die de rege-ring kiest, zijn echter zo beperkend dat talrijke mogelijkegerechtigden worden uitgesloten (Rwandezen, Birma-nen, Tsjadiërs enzovoort). De spreekster kan eventueelakkoord gaan met de voorwaarde inzake een verblijfs-duur van drie jaar. De eis dat die voorwaarde moet zijnvervuld «op het moment van de feiten», is echter volko-men onaanvaardbaar.

Voorts zijn er velen die zich verzetten tegen de ver-spilling van middelen bij Justitie. In verscheidene han-gende zaken zijn al talrijke dure onderzoeksmaatregelengetroffen (bijvoorbeeld zendingen van rogatoire commis-sies). Het zou spijtig zijn mocht een beslissing van dewetgevende macht die maatregelen vergeefs maken.

Voor het overige is de spreekster voorstander van eenuitbreiding van het toepassingsgebied van de immuni-teiten voor personen die officieel door internationale ensupranationale instellingen worden uitgenodigd.

De heer Olivier Maingain (MR) is verontrust door devoorgestelde wijziging van artikel 12bis van de Vooraf-gaande Titel van het Wetboek van strafvordering (voor-gesteld in artikel 16 van het wetsontwerp). Het is waardat de definitie van bepaalde internationale misdadenkan teruggaan op het internationaal gewoonterecht. DeBelgische rechtsmacht echter baseren op het interna-tionaal gewoonterecht buiten elk aanknopingspunt om,is moeilijk te verantwoorden en zou tot een heropeningkunnen leiden van een aanzienlijk aantal dossiers.

Om elke interpretatieklip te voorkomen stelt de heerPieter De Crem (CD&V) voor de federale procureur uitte nodigen om deel te nemen aan de werkzaamhedenvan de commissie en de leden in te lichten over de inbehandeling zijnde dossiers.

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) steunt hetvoorstel van de heer De Crem. Het is duidelijk dat deontworpen tekst overhaast geschreven is en geen op-lossing biedt voor een aantal vraagstukken, waar ookde minister geen antwoord op weet.

Hij blijft erbij dat de beste oplossing gewoon de af-schaffing van de wet van 1993 is. Die oplossing krijgttrouwens de steun van een deel van de Vlaamse pers.

De spreker heeft ook vragen over de aard van de ge-sprekken tussen de Belgische en de Amerikaanse re-gering. Heeft die laatste haar opmerkingen aan de eer-ste minister meegedeeld? Wat is de draagwijdte ervan?

Tot slot verlenen de artikelen 15 en 16 van het wets-

L’intervenante ne voit pas d’objection à ce que soientfixés des critères de rattachement ou des mécanismesde filtrage conditionnant la recevabilité des plaintes. Tou-tefois, les critères choisis par le gouvernement sont à cepoint restrictifs qu’ils excluent de nombreux bénéficiai-res potentiels (Rwandais, Birmans, Tchadiens…). En l’oc-currence, Mme Nagy peut s’accorder avec la conditionde résidence de trois ans. Par contre, l’exigence en vertude laquelle cette condition doit être remplie « au mo-ment des faits » est totalement inacceptable.

Par ailleurs, nombreux sont ceux qui s’insurgent àl’égard du gaspillage des moyens de la justice. Or, denombreuses mesures d’instruction, souvent coûteuses(par exemple, l’envoi de commissions rogatoires), ontdéjà été réalisées dans plusieurs affaires pendantes. Ilserait dommage qu’une décision du pouvoir législatifrende ces mesures vaines.

Pour le reste, l’intervenante se dit favorable à l’exten-sion du champ d’application des immunités aux person-nes invitées par des organisations internationales ousupranationales.

M. Olivier Maingain (MR) se dit préoccupé par la mo-dification proposée de l’article 12 bis du Titre prélimi-naire de Code de Procédure pénale (modification for-mulée à l’article 16 du texte du projet de loi). La définitionde certains crimes internationaux peut, il est vrai, trou-ver sa source dans la coutume internationale. Par con-tre, fonder la compétence des juridictions belges sur lacoutume internationale, en dehors de tout critère de rat-tachement, est difficilement justifiable et permettrait derouvrir un nombre considérable de dossiers.

Pour éviter tout écueil d’interprétation, M. Pieter DeCrem (CD&V) propose d’inviter le Procureur fédéral àparticiper aux travaux de la commission et à informerles membres sur les dossiers en cours.

M. Bart Laeremans (VLAAMS BLOK) soutient la pro-position formulée par M. De Crem. Il est évident que letexte en projet, rédigé avec précipitation, laisse en sus-pens un certain nombre de questions, auxquelles la mi-nistre est dans l’incapacité de répondre.

Il maintient que la meilleure solution serait d’abrogerpurement et simplement la loi de 1993. Cette solutionest d’ailleurs soutenue par une partie de la presse fla-mande.

L’intervenant s’interroge également sur la nature dela communication entretenue entre le gouvernementbelge et l’administration américaine. Cette dernière a-t-elle transmis ses observations au Premier Ministre ?Quelle en est la teneur ?

Page 31: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

310103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

ontwerp de federale procureur een belangrijkediscretionaire bevoegdheid, in die zin dat hij gemachtigdwordt te beoordelen of het rechtscollege van de staatwaarvan de dader een onderdaan is, voldoende ken-merken van onafhankelijkheid, onpartijdigheid en billijk-heid vertoont. Hoe gaat hij die kenmerken beoordelenvoor de Amerikaanse rechtscolleges? De verwijzingendie in de loop van de bespreking naar bepaalde interna-tionale verbintenissen zoals het Noord-Atlantisch Ver-drag of het Verdrag inzake de Europese Unie zijn ge-maakt, lijken weinig overtuigend.

Voorzitter Alfons Borginon (VLD) herinnert eraan dateen belangrijk document dat de door de heren De Cremen Laeremans gevraagde gegevens bevat, al aan deleden is bezorgd tijdens de besprekingen die tot de aan-neming van de wet van 23 april 2003 hebben geleid.

De heer Pieter De Crem (CD&V) vindt eenactualisering van die inlichtingen niet overbodig.

De heer Claude Eerdekens (PS) onderstreept dat eendergelijke bijwerking de werkzaamheden van de com-missie onnodig zou vertragen; ook het principe van descheiding der machten zou daardoor in het gedrang ko-men. Bovendien zou een dergelijk verzoek de federaleprocureur in een heel lastig parket brengen omdat hetbetrekking zou hebben op hangende dossiers; terzakegeldt immers het onderzoeksgeheim.

De heer Philippe Monfils (MR) stipt aan dat het gezagom de wetten te interpreteren, de wetgever toekomt. Dejurisdictionele interpretatie behoort bijgevolg te gebeu-ren op grond van de wettekst en, indien nodig, van deparlementaire voorbereiding.

De criteria als vervat in de ontworpen artikelen 6,1°bis,10, 1°bis en 12bis van de Voorafgaande Titel van hetWetboek van strafvordering, die de grond vormen voorde onttrekking van de Belgische rechtscolleges, zijn ter-zake precies en ondubbelzinnig.

Het is bijgevolg overbodig de federale procureur teverzoeken de commissie toelichting te komen geven overde manier waarop het Hof van Cassatie de voornoemdecriteria zal interpreteren.

De heer Tony Van Parys (CD&V) toont zich verbaasdover de opmerkingen van de leden van de meerderheids-fracties. Hij brengt in herinnering dat de federale procu-reur over dezelfde knelpunten werd gehoord, bij de be-spreking tijdens de vorige zittingsperiode. Het argumentin verband met het grondwettelijk principe van de schei-ding der machten raakt dus kant noch wal: het is ge-woon de bedoeling de toentertijd door de federale pro-cureur verstrekte informatie te actualiseren. Het komt decommissie toe te beslissen eventueel een dergelijkehoorzitting met gesloten deuren te houden.

Enfin, les articles 15 et 16 du projet à l’examen confè-rent au Procureur fédéral un pouvoir discrétionnaire im-portant dans la mesure où il est habilité à apprécier si lajuridiction de l’Etat dont l’auteur est ressortissant pré-sente des qualités suffisantes d’indépendance, d’impar-tialité et d’équité. Comment appréciera-t-il ces qualitésconcernant les juridictions américaine ? Les référencesqui ont été faites au cours de la discussion à certainsengagements internationaux tels le Traité de l’AtlantiqueNord ou le Traité sur l’Union européenne paraissent peusatisfaisantes.

M. Fons Borginon (VLD), président, rappelle qu’undocument substantiel contenant les données requisespar MM De Crem et Laeremans a déjà été communiquéaux membres lors des discussions ayant conduit à l’adop-tion de la loi du 23 avril 2003.

M. Pieter De Crem (CD&V) considère qu’une actuali-sation de ces informations ne serait pas superflue.

M. Claude Eerdekens (PS) souligne qu’une telle dé-marche retarderait inutilement le travail de la commis-sion et mettrait à mal le principe de séparation des pou-voirs. Par ailleurs, pareille demande mettrait le procureurfédéral dans le plus grand embarras en tant qu’elle con-cerne des dossiers en cours, couverts par le secret del’instruction.

M. Philippe Monfils (MR) relève que l’interprétationdes lois par voie d’autorité appartient au législateur. L’in-terprétation juridictionnelle doit par conséquent être gui-dée par le texte de la loi et, si nécessaire, par l’examendes travaux préparatoires.

En l’espèce, les critères visés aux articles 6, 1bis, 10,1bis et 12bis du Titre préliminaire du Code de procédurepénale, justifiant le dessaisissement des juridictions bel-ges, sont précis et dénués d’ambiguïté.

Il est par conséquent inutile de convoquer le Procu-reur fédéral pour qu’il éclaire la commission sur la ma-nière dont la Cour de cassation interprétera les critèresprécités.

M. Tony Van Parys (CD&V) s’étonne des objectionsformulées par les membres des groupes de la majorité.Pour rappel, le Procureur fédéral a été entendu sur lesmêmes questions lors des discussions menées sour laprécédente législature. L’argument puisé dans le prin-cipe constitutionnel de séparation des pouvoirs est doncsans fondement : le but serait simplement d’actualiserles informations communiquées par le Procureur fédé-ral à l’époque. Le cas échéant, il appartient à la commis-sion d’organiser cette audition à huis-clos.

Page 32: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

32 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Overigens overtuigen de door de heer Monfils aan-gehaalde argumenten niet. Het komt de federale procu-reur toe de voormelde criteria inzake aanknopingspun-ten toe te passen. Het Hof van Cassatie van zijn kantbepaalt soeverein of de onttrekking al dan niet moetworden uitgesproken.

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) vraagt dat decommissie zich formeel zou uitspreken over het voor-stel om de federale procureur op te roepen en hem tehoren.

De commissie verwerpt dat voorstel met 12 tegen 5stemmen.

IV. — ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

De commissie beslist eenparig om het ontwerp onderte verdelen in hoofdstukken om de leesbaarheid en deduidelijkheid van de tekst te vergroten.

Artikel 1

De heer Tony Van Parys (CD&V) vraagt of kan wor-den nagegaan of over het wetsontwerp integraal behan-deld moet worden volgens de volledig bicamerale pro-cedure, zoals artikel 1 bepaalt.

Voorzitter Alfons Borginon (VLD) verzoekt decommissieleden de artikelen van het wetsontwerp aante geven die volgens hen een aangelegenheid regelenals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Aangezien terzake geen enkel voorstel wordt gedaan,sluit hij de bespreking van dit artikel.

Art. 2

De heer Tony Van Parys (CD&V) stelt vast dat dit arti-kel uitsluit dat een bevel van de overheid alsrechtvaardigingsgrond kan ingeroepen worden doorplegers van misdrijven die in het voorliggende wetsont-werp bedoeld worden. Is deze uitsluiting conform de in-ternationale verdragen ?

De heer Alfons Borginon (VLD) stelt dat deze bepa-ling in overeenstemming is met een arrest van het hofvan cassatie van 22 juli 1949, dat het bevel van de over-heid als rechtvaardigingsgrond nuanceert, zelfs met toe-

Par ailleurs, le raisonnement tenu par M. Monfils n’estpas convaincant. C’est au Procureur fédéral qu’il revientd’appliquer les critères de rattachement cités. La Courde Cassation, quant à elle, apprécie souverainement s’ilconvient de prononcer ou non le dessaisissement.

M. Bart Laeremans (VLAAMS BLOK) demande quela commission se prononce formellement sur la propo-sition visant à convoquer et à entendre le Procureur fé-déral.

Par 12 voix contre 5, la commission rejette cette pro-position.

IV. — DISCUSSION DES ARTICLES

La commission décide à l’unanimité de scinder le projeten chapitres, afin d’accroître la lisibilité et la clarté dutexte.

Article 1er

M. Tony Van Parys (CD&V) demande que l’on vérifiesi le projet de loi doit être examiné, selon la procédurebicamérale intégrale, comme le prévoit l’article 1er.

Le président, M. Alfons Borginon (VLD), invite lesmembres de la commission à signaler les articles duprojet qui, à leur estime, règleraient une matière visée àl’article 78 de la Constitution.

Aucune proposition n’étant formulée, il clôt ladiscussion de cet article.

Art. 2

M. Tony Van Parys (CD&V) constate que l’article àl’examen exclut que l’ordre de l’autorité puisse être invo-qué comme cause de justification par les auteurs desinfractions visées dans le projet de loi à l’examen. Cetteexclusion est-elle conforme aux conventions internatio-nales ?

M. Alfons Borginon (VLD) souligne que la dispositionen question est conforme à l’arrêt de la Cour de cassa-tion du 22 juillet 1949, qui nuance l’ordre de l’autoritécomme cause de justification, même en application de

Page 33: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

330103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

passing van het bestaande artikel 70 van het Strafwet-boek: als de pleger van een misdrijf zich niet kan vergis-sen over het criminele karakter van een bevel van deoverheid, kan hij zich niet beroepen op dezerechtvaardigingsgrond. Is, in het licht van deze jurispru-dentie, de uitdrukkelijke uitsluiting van dezerechtvaardigingsgrond in artikel 2 wel noodzakelijk ?

Minister van Justiitie Onkelinx wijst op het feit dat hetvoorliggende artikel niets wijzigt aan de tekst van de oor-spronkelijke wet van 1993 en dat het goed is om de recht-vaardiging ook expliciet uit te sluiten.

Art. 4 tot en met 8

Over deze artikelen worden geen opmerkingen ge-maakt.

Art 9

De commissie beslist eenparig tot een verbetering vande Nederlandse tekst: «et» wordt vervangen door «en».

Art. 10 en 11

Deze artikelen geven geen aanleiding tot discussie.

Artikelen 12, 12bis (nieuw) en 12ter (nieuw)

Amendement nr. 20 (DOC 51 0103/002) van de heerGoris (c.s.) voert een technische correctie door.

Op voorstel van de heer Claude Marinower (VLD)beslist de commissie eenparig tot enkele taal-verbeteringen in § 3 van het artikel.

Amendement nr. 26 (DOC 51 0103/002) wordt inge-diend door de heer Laeremans. De heer Bart Laeremans(Vlaams Blok) vindt dat alle ministers van strafvervol-ging moeten worden uitgesloten, niet enkel de ministersvan Buitenlandse Zaken. Hij legt uit dat ook andere mi-nisters, zoals ministers van Europese Zaken en minis-ters van Defensie, vaak hun land vertegenwoordigen inhet buitenland en derhalve aanspraak moeten kunnenmaken op immuniteit, in het bijzonder omdat ook perso-nen zonder ministeriële functie, wanneer ze uitgenodigdworden door een internationale instelling, aanspraakmaken op een zekere immuniteit.

De heer Alfons Borginon (VLD) wijst erop dat de be-perking tot de minister van Buitenlandse Zaken geïnspi-reerd werd door het arrest-Yerodia.

l’article 70 du Code pénal : si l’auteur d’une infraction nepeut se tromper sur le caractère criminel d’un ordre del’autorité, il ne peut exciper de cette cause de justifica-tion. Est-il bien nécessaire, à la lumière de cette juris-prudence, de prévoir l’exclusion explicite de cette causede justification à l’article 2 ?

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, attire l’atten-tion sur le fait que l’article à l’examen ne modifie en rienle texte de la loi initiale de 1993 et qu’il convient d’ex-clure explicitement la justification.

Art. 4 à 8

Ces articles ne font l’objet d’aucune remarque.

Art 9

La commission décide, à l’unanimité, d’apporter unecorrection au texte néerlandais : le mot «et» est rem-placé par le mot «en».

Art. 10 et 11

Ces articles ne font l’objet d’aucune discussion.

Art. 12, 12bis (nouveau) et 12ter (nouveau)

L’amendement n° 20 (DOC 51 0103/002) de M. Goriset consorts vise à apporter une correction technique.

Sur la proposition de M. Claude Marinower (VLD), lacommission decide, à l’unanimité, d’apporter quelquescorrections linguistiques au § 3 de l’article.

M. Laeremans (Vlaams Blok) présente l’amendementn° 26 (DOC 51 0103/002). L’auteur estime que les pour-suites doivent être exclues à l’égard de tous les minis-tres et pas seulement à l’égard des ministres des Affai-res étrangères. Il explique que d’autres ministreségalement, tels les ministres des Affaires européenneset les ministres de la Défense, représentent souvent leurpays à l’étranger et devraient dès lors pouvoir prétendreà l’immunité, en particulier parce que même des per-sonnes sans fonction ministérielle revendiquent une cer-taine immunité lorsqu’elles sont invitées par un orga-nisme international.

M. Alfons Borginon (VLD) souligne que la limitationde l’applicabilité de l’immunité au ministre des Affairesétrangères s’inspire de l’arrêt Yerodia.

Page 34: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

34 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) is van oor-deel dat de wetgever zich niet gebonden hoeft te achtendoor dat arrest.

De heer Stef Goris (VLD) vindt de beperking tot deministers van Buitenlandse Zaken logisch omdat vooraldie ministers hun land vertegenwoordigen in het buiten-land. De andere ministers maken eveneens aanspraakop immuniteit indien zij officieel uitgenodigd werden.

De heer Walter Muls (SPA-SPIRIT) gaat ervan uit dateen minister die zijn land vertegenwoordigt in een anderland normaliter door dat land ook uitgenodigd werd.

Minister van Justitie Onkelinx beklemtoont het verschiltussen immuniteit van jurisdictie en uitvoeringsimmuniteit.Zij stelt dat het internationaal recht bepaalt dat ministersvan buitenlandse zaken zowel immuniteit van jurisdictieals uitvoeringsimmuniteit genieten, terwijl andere minis-ters in beginsel enkel aanspraak maken op uitvoerings-immuniteit, wat overigens betekent dat ook tegenoverhen geen enkele dwangmaatregel kan uitgeoefend wor-den indien ze officieel worden uitgenodigd door een Bel-gische overheid of een internationale instelling. Overi-gens bevat ook het NAVO-verdrag bijzondere bepalingenm.b.t. immuniteit, zodat de betrokken persoon nog meergaranties geniet.

De heer Alfons Borginon (VLD) wijst erop dat de in-houd van de figuur «minister van Buitenlandse Zaken»door het internationaal recht is bepaald. Zo valt ook eenminister van Europese Zaken onder ditinternationaalrechtelijke concept. Het internationaal recht,dat gewag maakt van «beschermenswaardige perso-nen», bepaalt daarentegen in onvoldoende mate wat eenminister is, zodat het voorstel van de heer Laeremanstot onduidelijkheid leidt.

De heer Claude Eerdekens (PS) vermeldt dat de in-ternationale verdragen waarbij België partij is, zoals deConventie van Genève, onverkort van kracht blijven nade aanneming van het voorliggende ontwerp.

Amendement nr. 6 (DOC 51 0103/002) wordt inge-diend door de heer Melchior Wathelet (cdH), die ver-klaart dat § 3 van het artikel best wordt geschrapt we-gens overbodigheid. Het is niet zinvol een bijzonderebepaling over immuniteit op te nemen in een artikel datvoor het overige (de uitsluiting van) rechtvaardigings-gronden behandelt, in het bijzonder omdat dit de indrukzou kunnen wekken dat de immuniteitsregelingen dievoortspruiten uit het internationaal recht in België nietgelden. De spreker vindt het wel zinvol om de tekst van

M. Bart Laeremans (VLAAMS-BLOK) souligne que lelégislateur ne doit pas se sentir lié par cet arrêt.

M. Stef Goris (VLD) estime qu’il est logique que l’im-munité soit limitée aux ministres des Affaires étrangè-res, parce que ce sont essentiellement ces ministres quireprésentent leur pays à l’étranger. Les autres ministresbénéficient également de l’immunité lorsqu’ils ont étéinvités officiellement.

M. Walter Muls (SP.A-SPIRIT) part du principe qu’unministre qui représente son pays dans un autre pays anormalement également été invité par ce pays.

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, souligne la dif-férence entre l’immunité de juridiction et l’immunité d’exé-cution. Elle affirme que le droit international prévoit queles ministres des Affaires étrangères bénéficient tant del’immunité de juridiction que de l’immunité d’exécution,alors que les autres ministres ne bénéficient, en prin-cipe, que de l’immunité d’exécution, ce qui signifie, audemeurant, que ces ministres ne peuvent pas non plusse voir imposer de mesures coercitives lorsqu’ils sontofficiellement invités par une autorité belge ou une ins-tance internationale. Au demeurant, le Traité de l’OTANprévoit également des dispositions particulières en cequi concerne l’immunité, si bien que la personne con-cernée bénéficie de garanties supplémentaires.

M. Alfons Borginon (VLD) souligne que le droit inter-national définit la notion de «ministre des Affaires étran-gères». Un ministre des Affaires européennes relèveainsi de ce concept de droit international. En revanche,le droit international, qui fait mention de «personnes plusvulnérables», ne définit pas clairement la fonction deministre, si bien que la proposition de M. Laeremans estéquivoque.

M. Claude Eerdekens (PS) indique que les conven-tions internationales auxquelles la Belgique est partie,comme la Convention de Genève, resteront entièrementen vigueur après l’adoption du projet à l’examen.

L’amendement n° 6 (DOC 51 0103/002) est présentépar M. Melchior Wathelet (CDH), qui déclare qu’il estpréférable de supprimer le § 3 de l’article, celui-ci étantsuperflu. Il n’a en effet guère de sens d’inclure une dis-position particulière sur l’immunité dans un article qui,pour le reste, traite (de l’exclusion) des causes de justi-fication, en particulier, parce que cela pourrait donnerl’impression que les régimes d’immunité qui résultent dudroit international ne s’appliquent pas en Belgique. L’in-tervenant juge en revanche qu’il est opportun d’insérer

Page 35: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

350103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

§ 3 op te nemen in de voorafgaande titel van het Wet-boek van strafvordering en dient daartoe amendementnr. 7 in (DOC 51 0103/002), dat een artikel 12bis aan hetontwerp toevoegt.

De heer Olivier Maingain (MR) dient amendement nr.17 (DOC 51 0103/002) in, dat dezelfde strekking heeftals amendement nr. 6 van de heer Wathelet: immuniteitvan jurisdictie mag niet verward worden met de inroepingvan een rechtvaardigingsgrond.

Hij dient tevens amendement nr. 18 (DOC 51 0103/002) in, dat een nieuw artikel 12bis aan het ontwerp toe-voegt. Het amendement strekt er enerzijds toe dat per-sonen die immuniteit van jurisdictie genieten ten gevolgevan internationale rechtsregels die België moet nalevenniet kunnen vervolgd worden en dat zij niet het voor-werp kunnen zijn van een rechterlijke uitspraak. Ander-zijds kan volgens het amendement ook geen vervolgingingesteld worden tegen vertegenwoordigers van statenof van internationale organisaties die officieel uitgeno-digd werden door de Belgische overheid. Het amende-ment opteert eveneens voor de inschrijving van dezebepalingen in de voorafgaande titel van het Wetboek vanstrafvordering.

De commissie laat op vraag van de spreker notulerendat personen die immuniteit van jurisdictie genieten uit-gesloten worden van de notie van uitvoeringsimmuniteit,waar ze overigens geen beroep op moeten doen.

Amendement nr. 27 (DOC 51 0103/002) van de heerde Donnéa bepaalt dat wie officieel uitgenodigd wordtdoor het Europees Parlement niet het voorwerp kan uit-maken van vervolging.

Subamendement nr. 24 (DOC 51 0103/002) tot wijzi-ging van amendement nr. 18 wordt ingediend door deheer De Crem (c.s.). De heer Tony Van Parys (CD&V)verduidelijkt dat het amendement ertoe strekt ook im-muniteit te verlenen aan personen die niet door de Bel-gische overheid uitgenodigd worden, maar door supra-nationale organisaties die actief zijn in ons land.

Amendement nr. 25 (DOC 51 0103/002) wordt inge-diend door mevrouw Déom (c.s.). Het amendement, dateen artikel 12bis in het ontwerp invoegt, strekt ertoe datin de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvor-dering de uit het internationale recht voortvloeiende re-gels m.b.t. immuniteit van jurisdictie en uitvoerings-immuniteit opgenomen worden.

De heer Olivier Maingain (MR) vindt het onaanvaard-baar dat een buitenlands ambtenaar die wordt uitgeno-digd op het Belgische grondgebied door een onderzoeks-rechter zou kunnen gearresteerd worden.

le texte du § 3 dans le titre préliminaire du Code de pro-cédure pénale et présente, à cet effet, l’amendement n °7 (DOC 51 0103/002), tendant à insérer un article 12bisdans le projet.

M. Olivier Maingain (MR) présente l’amendement n°17 (DOC 51 0103/002), qui a la même portée que l’amen-dement n° 6 de M. Wathelet : l’immunité de juridiction nedoit pas être confondue avec l’invocation d’une causede justification.

Il présente également l’amendement n° 18 (DOC 510103/002), qui insère un nouvel article 12bis dans le pro-jet. D’une part, cet amendement vise à ce que nulle pour-suite ne puisse être exercée et nul jugement, prononcéà l’égard des personnes bénéficiant d’une immunité dejuridiction en vertu du droit international liant la Belgi-que. D’autre part, il vise à ce que nulle poursuite ne puisseêtre exercée à l’égard des représentants d’États ou d’or-ganisations internationales ayant été officiellement invi-tés en Belgique par les autorités belges. L’amendementopte également pour l’inscription de ces dispositions dansle titre préliminaire du Code d’instruction criminelle.

À la demande de l’intervenant, la commission fait acterque les personnes bénéficiant de l’immunité de juridic-tion sont exclues de la notion d’immunité d’exécution, àlaquelle elles ne doivent d’ailleurs pas recourir.

L’amendement n° 27 (DOC 51 0103/002) de M. deDonnéa prévoit que celui qui est invité officiellement parle Parlement européen ne peut faire l’objet de poursui-tes.

M. De Crem et consorts présentent le sous-amende-ment n° 24 (DOC 51 0103/002) modifiant l’amendementn° 18. M. Tony Van Parys (Cd&V) explique que l’amen-dement tend à étendre l’immunité aux personnes qui nesont pas invitées par les autorités belges, mais par desorganisations supranationales présentes dans notrepays.

Mme Déom et consorts présentent l’amendement n°25 (DOC 51 0103/002). L’amendement, qui insère unarticle 12bis dans le projet, tend à incorporer dans letitre préliminaire du Code de procédure pénale les rè-gles découlant du droit international relatives à l’immu-nité de juridiction et à l’immunité d’exécution.

M. Olivier Maingain (MR) estime qu’il est inaccepta-ble qu’un fonctionnaire étranger qui est invité sur le ter-ritoire belge puisse être arrêté par un juge d’instruction.

Page 36: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

36 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Minister van Justitie Onkelinx steunt de aannemingvan een bepaling die stelt dat elke persoon die wordtuitgenodigd door een Belgische overheid of door eeninternationale organisatie uitvoeringsimmuniteit geniet.

De heer François-Xavier de Donnéa (MR) dient sub-amendement nr. 28 tot aanpassing van amendement nr.25 in.

Subamendement nr. 29 (DOC 51 0103/002) van deheer Goris wijzigt amendement nr. 25 en strekt tot deinvoeging van een artikel 12bis. Het komt aan de kritiekdie door verschillende sprekers geformuleerd werd te-gemoet.

De heer Stef Goris (VLD) legt uit dat élke persoon diedoor een Belgische overheid of een internationale orga-nisatie officieel wordt uitgenodigd moet uitgesloten wor-den van vervolging, waar amendement nr. 25 enkel indeze immuniteit voorziet voor vertegenwoordigers vanstaten of internationale organisaties. De spreker stelt voorom tevens amendement nr. 6 tot schrapping van § 3 inartikel 12 aan te nemen. Hij hoopt dat dit compromis degoedkeuring van de commissie kan wegdragen.

Art. 13 en 14

De heer Tony Van Parys (CD&V) denkt dat de notie«hoofdverblijfplaats» tot een belangrijke uitbreiding vande extraterritoriale bevoegdheid van België leidt. Watbetekent dit begrip volgens de minister ?

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) denkt dat hetbegrip «hoofdverblijfplaats» zo onduidelijk is dat er veelmisbruiken zullen gepleegd worden door personen dieaan de Belgische jurisdictie willen ontsnappen, in hetbijzonder illegalen die ook onder het artikel vallen). Hijstelt voor dat geopteerd wordt voor de term «vaste ver-blijfplaats».

Mevrouw Valérie Déom (PS) wijst erop dat de notie«hoofdverblijfplaats» een feitenkwestie is en dus niet uitéén juridisch element kan afgeleid worden.

De heer Claude Eerdekens (PS) gelooft niet dat hetmoeilijk is om de hoofdverblijfplaats van een persoonvast te stellen, al kunnen er uiteraard soms wel betwis-tingen bestaan.

Minister van Justitie Onkelinx stelt dat de hoofd-verblijfplaats een rol speelt bij de invulling van het actiefpersonaliteitsbeginsel: het volstaat m.a.w. dat de dadergedurende drie jaar zijn hoofdverblijfplaats op Belgischgrondgebied heeft opdat hij voor een Belgische rechter

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, est favorable àl’adoption d’une disposition prévoyant que toute personnequi est invitée par une autorité belge ou par une organi-sation internationale bénéficie d’une immunité d’exécu-tion.

M. François-Xavier de Donnéa (MR) présente un sous-amendement (n° 28) à l’amendement n° 25.

Le sous-amendement n° 29 (DOC 51 0103/002) deM. Goris tend à modifier l’amendement n° 25 et à insé-rer un article 12bis. Il rencontre les critiques formuléespar différents intervenants.

M. Stef Goris (VLD) estime que les poursuites doi-vent être exclues à l’égard de toute personne qui estinvitée officiellement par une autorité belge ou une or-ganisation internationale, alors que l’amendement n° 25ne prévoit cette immunité qu’à l’égard des représentantsd’État ou d’organisations internationales. L’intervenantpropose d’adopter également l’amendement n° 6 ten-dant à supprimer le § 3 de l’article 12. Il espère que cecompromis emportera l’adhésion de la commission.

Art. 13 et 14

M. Tony Van Parys (CD&V) estime que la notion de«résidence principale» entraîne une extension considé-rable de la compétence extraterritoriale de la Belgique.Que signifie cette notion selon la ministre ?

M. Bart Laeremans (Vlaams Blok) estime que la no-tion de «résidence principale» est à ce point vague queles personnes qui veulent échapper à la juridiction belge,en particulier les illégaux (qui sont aussi visés par l’arti-cle) en feront fréquemment un usage abusif. Il proposeque la ministre opte pour l’expression «résidence fixe».

Mme Valérie Déom (PS) souligne que la notion de«résidence principale» est une question de fait et ne peutdonc être inférée d’un élément juridique.

M. Claude Eerdekens (PS) ne croit pas qu’il soit ma-laisé de déterminer la résidence principale d’une per-sonne, même si cela peut parfois soulever des contes-tations.

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, indique que larésidence principale contribue à la concrétisation du prin-cipe de personnalité active : autrement dit, il suffit quel’auteur ait sa résidence principale sur le territoire belgepour qu’il puisse être traduit devant un tribunal belge.

Page 37: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

370103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

zou kunnen vervolgd worden. Zij verwijst naar de om-schrijving van het begrip «hoofdverblijfplaats» in de me-morie van toelichting. De uitbreiding tot wie zijn hoofd-verblijfplaats in België heeft, vloeit voort uit afsprakendie gemaakt werden in het kader van de invoering vanhet Europees aanhoudingsbevel. Het begrip zelf wordtomschreven in de wet van 19 juli 1991 betreffende debevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijzi-ging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling vaneen Rijksregister van de natuurlijke personen.

De heer Olivier Maingain (MR) wijst erop dat elkedader van in de wet omschreven misdrijven die op hetBelgische grondgebied wordt aangetroffen, kan vervolgdworden, ook als zijn hoofdverblijfplaats zich niet in Bel-gië bevindt, vanzelfsprekend met uitzondering van detoepassing van immuniteitsregelingen. Wat is dan nogde meerwaarde van de expliciete toekenning van debevoegdheid aan Belgische rechtbanken om een daderte vervolgen die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft ?

Een ander punt van kritiek is dat het ontwerp in es-sentie omstandigheden betreft waarin extraterritorialiteitaanvaard wordt, terwijl artikel 14 van een andere strek-king is. Het artikel wijkt af van de normale verdeling vanbevoegdheden tussen de jurisdicties van verschillendeStaten en introduceert daardoor een wijziging van deinternationale rechtspositie van België.

Minister van Justitie Onkelinx is van oordeel dat deheer Maingain een andere situatie beschrijft. Het in tevoegen artikel 12bis (na aanneming van de daartoe in-gediende amendementen) is van een andere strekking:wie zich op Belgisch grondgebied bevindt (in het bijzon-der een persoon die geen Belg is en er ook zijn hoofd-verblijfplaats niet heeft), kan inderdaad vervolgd wordenin geval die persoon ervan wordt verdacht het interna-tionaal humanitaire recht zwaar te hebben geschonden,tenzij die persoon van een bepaalde immuniteit geniet.Wie daarentegen zijn hoofdverblijfplaats heeft in België,en van dezelfde feiten wordt verdacht, kan op grond vanhet nieuwe artikel 6, 1°bis, worden vervolgd, ook al heeftdie persoon het Rijk halsoverkop verlaten nadat hij heeftvernomen dat hij zou worden vervolgd.

De heer Alfons Borginon (VLD) is van oordeel dat ar-tikel 14 niet thuishoort in het ontwerp. Terwijl artikel 13extraterritoriale jurisdictie aan de Belgische rechter toe-kent voor de beteugeling van schendingen van het inter-nationaal humanitair strafrecht en daardoor in de logicavan het ontwerp past, breidt artikel 14 de extraterritorialejurisdictie uit tot alle misdrijven die gepleegd worden doorpersonen die hun hoofdverblijfplaats in België hebben.De laatste optie heeft niets meer te maken met de be-straffing van de zwaarste misdaden en druist in tegende normale bevoegdheidsverdeling tussen de jurisdic-

Elle renvoie à la définition de la notion de «résidenceprincipale» figurant dans l’exposé des motifs. Son ex-tension à toute personne qui a sa résidence principaleen Belgique découle des accords passés dans le cadrede l’instauration du mandat d’arrêt européen. La notionmême est définie dans la loi du 19 juillet 1991 relativeaux registres de la population et aux cartes d’identité etmodifiant la loi du 8 août 1983 organisant un Registrenational des personnes physiques.

M. Olivier Maingain (MR) souligne que tout auteur d’in-fractions énumérées dans la loi qui est appréhendé surle territoire belge, peut être traduit en justice même si sarésidence principale ne se trouve pas en Belgique, àl’exception, bien entendu, de l’application des régimesd’immunité. Mais qu’apporte de plus l’octroi explicite auxtribunaux belges, de la compétence de poursuivrel’auteur d’une infraction qui a sa résidence principale enBelgique ?

Un autre point de critique est que le projet concerneessentiellement des circonstances où l’extraterritorialitéest admise, alors que l’article 14 a une autre portée. Cetarticle déroge à la répartition normale de compétencesentre les juridictions des différents États et modifie ainsila position juridique internationale de la Belgique.

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, est d’avis queM. Maingain décrit une autre situation. L’article 12bis àinsérer (après l’adoption des amendements présentésà cette fin) a une autre portée : celui qui se trouve sur leterritoire belge (en particulier, une personne qui n’estpas belge et n’y a pas non plus sa résidence principale)peut en effet être poursuivi lorsqu’il est soupçonné d’avoircommis une infraction de droit international humanitaire,sauf s’il jouit d’une immunité déterminée. En revanche,celui qui a sa résidence principale en Belgique et qui estsoupçonné des mêmes faits peut être poursuivi sur basedu nouvel article 6, 1°bis, même si, apprenant que despoursuites vont avoir lieu à son encontre, il quitte préci-pitamment le territoire du Royaume.

M. Alfons Borginon (VLD) considère que l’article 14n’a pas sa place dans le projet. Alors que l’article 13confère au juge belge une juridiction extraterritoriale pourréprimer les violations du droit international humanitaireet s’inscrit donc bien dans la logique du projet, l’article14 étend la juridiction extraterritoriale à toutes les infrac-tions qui sont commises par des personnes qui ont leurrésidence principale en Belgique. Ce critère n’a plus rienà voir avec la répression des crimes les plus graves etest contraire à la répartition normale des compétencesentre les juridictions nationales. Le législateur doit bien

Page 38: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

38 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

ties van staten. De wetgever moet goed nadenken overde vraag of hij dergelijke belangrijke hervorming ter ge-legenheid van deze wet wil doorvoeren.

De heer Tony Van Parys (CD&V) betwijfelt of de Bel-gische justitie, die nu al overbevraagd en onderbemandis, een dergelijke uitbreiding van haar bevoegdheden zalaankunnen. Zal de minister in bijkomende middelen voor-zien ? Hij betreurt dat de vorige regering weinig in justi-tie geïnvesteerd heeft. Hij wijst er tevens op dat de oor-spronkelijke genocidewet werd aangenomen op eenogenblik dat van een Internationaal Strafhof nog geensprake was, wat het bestaan van een wet met onbe-perkte en universele bevoegdheid toen rechtvaardigde.

Minister van Justitie Onkelinx maakt een onderscheidtussen enerzijds de bijzonder ernstige misdrijven in deartikelen 6 en 7 en anderzijds de minder ernstige mis-drijven in artikel 9, die zij niet absoluut in de wet wenst tehandhaven.

De heer Alfons Borginon (VLD) verdedigt de weglatingvan de verwijzing naar artikel 9. Hij wijst erop dat deverwijzing naar artikel 9 in andere artikelen dan ook moetworden geschrapt.

Amendement nr. 32 van mevrouw Déom (DOC 510103/002) strekt tot weglating van de verwijzing naar ar-tikel 9 in artikel 14.

Amendement nr. 30 van de heer Laeremans (DOC51 0103/002) heeft dezelfde doelstelling als amende-ment nr. 32.

Art. 15

Minister van Justitie Onkelinx geeft aan dat dit artikelstrekt tot wijziging van artikel 10 van de voorafgaandetitel van het Wetboek van strafvordering. Het omvat tweeparagrafen.

In de eerste paragraaf wordt gepreciseerd dat artikel10 van de voorafgaande titel van het Wetboek van straf-vordering subsidiair is ten opzichte van de artikelen 6, 7en 9 van dezelfde Titel. De regels inzake het actiefpersonaliteitsbeginsel werden immers uitgebreid tot degevallen van buitenlanders die hun hoofdverblijfplaats inBelgië hebben. Derhalve wordt het noodzakelijk te pre-ciseren dat de gevallen als bedoeld in artikel 10, niethetzelfde inhouden als die in de artikelen 6, 7 en 9.

De tweede paragraaf strekt tot invoeging van eennieuw punt 1°bis in artikel 10, met als doel de Belgischerechtbanken bevoegd te maken voor ernstige schendin-gen van het internationaal humanitair recht, op grondvan het passief personaliteitsbeginsel.

réfléchir à la question de savoir s’il veut mener une ré-forme de cette importance dans le cadre de la loi à l’exa-men.

M. Tony Van Parys (CD&V) doute que la justice belge,qui, déjà à l’heure actuelle, est surchargée et manquede personnel, puisse faire face à une telle extension deses compétences. La ministre prévoira-t-elle des moyenssupplémentaires ? Il déplore que le précédent gouver-nement ait peu investi dans la justice. Il attire par ailleursl’attention sur le fait que la loi de compétence univer-selle initiale a été adoptée au moment où il n’était pasencore question d’une cour pénale internationale, desorte que l’existence d’une loi de compétence univer-selle illimitée se justifiait alors davantage.

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, établit une dis-tinction entre les crimes très graves énoncés aux arti-cles 6 et 7 et les crimes moins graves visés à l’article 9,qu’elle ne tient pas à maintenir absolument dans la loi.

M. Alfons Borginon (VLD) plaide en faveur de la sup-pression de la référence à l’article 9. Il attire l’attentionsur le fait qu’il y a alors lieu de supprimer le renvoi àl’article 9 dans d’autres articles.

L’amendement n° 32 de Mme Deom (DOC 51 0103/002) tend à supprimer le renvoi à l’article 9 dans l’article14.

L’amendement n° 30 de M. Laeremans (DOC 51 0103/002) a le même objet que l’amendement n° 32.

Art. 15

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, explique quecet article modifie l’article 10 du Titre préliminaire du Codede procédure pénale. Il comporte deux paragraphes.

Le premier paragraphe précise que l’article 10 du Ti-tre préliminaire du Code de procédure pénale est subsi-diaire par rapport aux articles 6, 7 et 9 du même Titre.En effet, les règles de compétence personnelle activeont été étendues aux cas des étrangers ayant leur rési-dence principale en Belgique. Il devient dès lors néces-saire de préciser que les cas visés à l’article 10 n’in-cluent pas ceux visés aux articles 6, 7 et 9.

Le second paragraphe insère un nouveau point 1bisà l’article 10 pour établir la compétence des tribunauxbelges pour connaître des violations graves du droit in-ternational humanitaire sur base du principe de compé-tence personnelle passive.

Page 39: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

390103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Die bevoegdheid behelst niet alleen de misdrijven te-gen personen die op het ogenblik van de feiten Belgwaren, maar ook de misdrijven tegen personen die ophet ogenblik van de feiten sinds ten minste drie jaar ef-fectief, gewoonlijk en legaal in België verblijven.

In dat geval is, zoals aangegeven in de memorie vantoelichting, een burgerlijke-partijstelling niet langer mo-gelijk.

Voorts is er de zinsnede «Ingeval, met toepassing vande voorgaande leden, een klacht aanhangig is gemaaktbij de federale procureur, vordert hij dat de onderzoeks-rechter naar deze klacht een onderzoek instelt, behalveindien (…)», gevolgd door een opsomming van vier voor-waarden die, indien zij helemaal of gedeeltelijk wordenvervuld, moeten leiden tot een seponering. Terzake zijerop gewezen dat die bepaling geen afbreuk doet aande bevoegdheid van de federale procureur om voorafeen opsporingsonderzoek in te stellen om na te gaan ofde bewuste zaak al dan niet aan de vier hierboven ver-noemde criteria voldoet. Evenmin verhindert die zinsnededat de federale procureur, na zijn beslissing dat er rede-nen waren tot vervolging, nog opsporingshandelingenkan verrichten om zijn dossier te vervolledigen vóór hijhet aan de onderzoeksrechter bezorgt.

De heer Claude Marinower (VLD) formuleert verschei-dene technische en taalkundige opmerkingen aan-gaande dit artikel. Nadat minister van Justitie Onkelinxzich met die opmerkingen akkoord heeft verklaard,schaart de commissie zich achter de voorgestelde cor-recties.

Mevrouw Marie Nagy (ECOLO) dient amendementnr. 1 (DOC 51 0103/002). De spreekster verwijst naar deschriftelijke verantwoording van haar amendement, maarvoegt daar nog twee opmerkingen aan toe.

Ten eerste herinnert ze eraan dat het InternationaalStrafhof een subsidiaire bevoegdheid heeft ten opzichtevan de nationale rechtscolleges. Het bestaan van hetHof kan dus niet worden ingeroepen ter rechtvaardigingvan een beknotting van de bevoegdheden van die natio-nale rechtscolleges.

Ten tweede stipt de spreekster aan dat het Internatio-naal Strafhof slechts bevoegd is ten aanzien van onder-danen van Staten die zijn bevoegdheid hebben erkend.Uitgerekend de landen die nu de wet van 1993 aan dekaak stellen, weigeren de bevoegdheid van het Hof teerkennen.

De spreekster dient amendement nr. 2 (DOC 50 0103/002) in, dat ertoe strekt elk slachtoffer dat op het ogen-blik van de feiten in België verblijft, de mogelijkheid tebieden een klacht in te dienen bij de Belgische instan-

Cette compétence couvre non seulement les infrac-tions commises à l’encontre des personnes qui, au mo-ment des faits, étaient belges mais aussi celles commi-ses à l’encontre des personnes qui, au moment des faits,résidaient effectivement, habituellement et légalementen Belgique depuis au moins trois ans.

La constitution de partie civile n’est plus possible dansce cas, comme il a été développé dans l’exposé intro-ductif.

En ce qui concerne le membre de phrase « saisi d’uneplainte en application des alinéas précédents, le procu-reur fédéral requiert le juge d’instruction d’instruire cetteplainte sauf si (…) », après lequel vient une énuméra-tion de quatre conditions qui, si elles sont remplies entout ou en partie, doivent conduire à un classement sanssuite, il convient de préciser que cette disposition estsans préjudice du pouvoir du procureur fédéral de pro-céder à une information préalable pour déterminer si l’af-faire considérée répond ou non aux quatre critères énon-cés plus haut. Elle est également sans préjudice du faitque le procureur fédéral peut, après avoir décidé qu’il yavait bien lieu d’engager les poursuites, de mener desdevoirs d’information afin de compléter son dossier avantd’en saisir le juge d’instruction.

M. Claude Marinower (VLD) formule plusieurs obser-vations techniques et linguistiques sur cet article. De l’as-sentiment de Mme Onkelinx, ministre de la Justice, lacommission s’accorde sur les corrections proposées.

Mme Marie Nagy (ECOLO) dépose un amendementn° 1 (doc 51 0103/002). L’intervenante renvoie à la justi-fication écrite de son amendement, formulant toutefoisdeux remarques supplémentaires.

Premièrement, elle rappelle que la Cour pénale inter-nationale jouit d’une compétence subsidiaire par rapportaux juridictions nationales. Son existence ne peut doncêtre invoquée pour limiter la compétence de ces derniè-res.

Deuxièmement, l’oratrice fait remarquer que la Courpénale internationale n’est compétente qu’à l’égard desressortissants des Etats ayant reconnu sa compétence.Or, les Etats qui combattent actuellement la loi de 1993sont les mêmes que ceux qui refusent de reconnaître lacompétence de la Cour.

L’intervenante dépose un amendement n° 2 (doc 510103/002) visant à permettre à toute victime résidant enBelgique au moment des faits de déposer plainte auprèsdes autorités belges. Elle insiste sur la nécessité pour la

Page 40: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

40 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

ties. Volgens haar mag België in geen geval het vertrou-wen schaden dat de slachtoffers van ernstige schendin-gen van het internationaal humanitair recht in ons landhebben gesteld, maar van wie het dossier onontvankelijkdreigt te worden indien de ontworpen tekst wordt aan-genomen.

Mevrouw Nagy dient amendement nr. 3 (DOC 510103/002) in, dat ertoe strekt het slachtoffer de moge-lijkheid te bieden beroep aan te tekenen tegen de be-slissing van de federale procureur om geen gevolg tegeven aan de klacht. De spreekster dient tevens amen-dement nr. 4 (DOC 51 0103/002) in.

Minister van Justitie Onkelinx merkt op dat indienamendement nr. 2 wordt aangenomen, het een omge-keerd effect zou sorteren als dat wat wordt uiteengezetin de verantwoording ervan.

De heer Stef Goris (VLD) c.s. dient amendement nr. 5(DOC 51 0103/002) in, dat ertoe strekt de tekst beter inovereenstemming te brengen met de in de memorie vantoelichting uiteengezette doelstellingen, alsmede om allefoute interpretaties te voorkomen.

De heer Melchior Wathelet (cdH) dient amendementnr. 8 (DOC 51 0103/002) in, dat erop gericht is de voor-waarden die de mogelijkheid inperken om zich burger-lijke partij te stellen bij ernstige schendingen van hethumanitair recht op elkaar af te stemmen. Het lijkt hemonzinnig in dit geval striktere voorwaarden te stellen aande burgerlijke-partijstelling dan wanneer het omgemeenrechtelijke misdaden gaat.

In bijkomende orde dient hetzelfde lid amendementnr. 9 (DOC 51 0103/002) in, teneinde in punt B, 1bis, hetderde lid, 4°, alsook het vierde lid weg te laten uit hetontworpen artikel 10 van het Wetboek van strafvorde-ring.

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) dient amen-dement nr. 21 (DOC 51 0103/002) in, dat ertoe strekt delidstaten van de EU en de NAVO expliciet te vermeldenals landen waarvan het rechtsysteem onafhankelijk, bil-lijk en onpartijdig is. Het lid dient tevens amendement nr.36 (DOC 0103/002) in.

De heer Fons Borginon (VLD) dient amendement nr.23 (DOC 51 0103/002) in, dat van technische aard is.

Ook de heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) dient eenamendement van technische aard in, met name nr. 31(DOC 51 0103/002).

Belgique d’honorer la confiance que lui ont témoignéedes victimes de violations graves du droit internationalhumanitaire, dont le dossier deviendrait irrecevable si letexte en projet devait être adopté.

Mme Marie Nagy (ECOLO) dépose un amendementn° 3 (doc 51 0103/002) visant à permettre un recours dela victime contre une décision du procureur fédéral dene pas donner suite à la plainte. L’intervenante déposeégalement l’amendement n° 4 (DOC 51 0103/002).

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, fait remarquerque si l’amendement n° 2 est adopté, il aurait l’effet in-verse à celui exprimé dans sa justification.

MM. Stef Goris (VLD) et consorts déposent un amen-dement n° 5 (doc 51 0103/002) visant à mieux faire cor-respondre le texte aux objectifs exprimés dans l’exposédes motifs et à éviter toute interprétation erronée.

M. Melchior Wathelet (CDH) dépose un amendementn° 8 (doc 51 0103/002) visant à aligner les conditionsrestreignant la possibilité de se constituer partie civileen cas de violation grave du droit pénal humanitaire. Illui paraît insensé de soumettre la constitution de partiecivile dans ce cas à des conditions plus strictes que lors-qu’il s’agit de crimes de droit commun.

À titre subsidiaire, M. Melchior Wathelet (CDH) pro-pose un amendement n° 9 (doc 51 0103/002) visant àsupprimer le seul point 1°bis, alinéa 3, 4°, et alinéa 3 del’article 10 en projet du Code d’instruction criminelle.

M. Bart Laeremans (Vl. Bl.) propose un amendementn° 21 (doc 51 0103/002) visant à mentionner explicite-ment les États membres de l’Union européenne et del’Organisation du Traité Atlantique Nord en tant que paysayant une justice indépendante, équitable et impartiale.L’intervenant dépose aussi l’amendement n° 36 (DOC0103/002).

M. Fons Borginon (VLD) propose un amendement n°23 (doc 51 0103/002) de nature technique.

M. Bart Laeremans (Vl. Bl.) dépose un amendementn° 31 (doc 51 0103/002) de nature technique.

Page 41: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

410103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Mme Valérie Déom (PS) dépose un amendement n°33 (doc 51 0103/002) de portée identique à l’amende-ment n° 31.

M. Tony Van Parys (CD&V) regrette que l’article à l’exa-men crée une différence de traitement injustifiée entrecatégories de victimes. Une telle distinction n’est selonlui pas conforme aux articles 10 et 11 de la Constitution.

M. Claude Marinower (VLD) dépose un amendementn° 34 (DOC 51 0103/002) visant à améliorer le texte dupoint B, alinéa 2, du point de vue linguistique. Il déposeégalement l’amendement n° 39 (DOC 51 0103/002).

Art. 16

Cet article modifie l’article 12bis du Titre préliminairedu Code de procédure pénale.

M. Bart Laeremans (Vl. Bl.) dépose un amendementn° 22 (doc 51 0103/002) visant à présumer réunies lesconditions exigées pour déférer la plainte dans le chefdes Etats membres de l’Union européenne ou de l’Or-ganisation du Traité Atlantique Nord.

M. Olivier Maingain (MR) regrette la référence faiteau droit coutumier. Il estime que la gravité des crimesdont il s’agit, et donc des peines encourues par les ac-cusés, exige de s’appuyer sur une source de droit écritpour rendre compétentes nos juridictions.

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, répond que leseul texte faisant allusion à la notion de crime contrel’humanité est le statut de la Cour internationale de jus-tice. Or, ce texte ne fait que définir la compétence deladite cour ; il ne crée pas d’incrimination. Ceci signifiedonc que la notion de crime contre l’humanité préexisteau statut de la Cour et, donc, doit être recherchée dansle droit coutumier. De même, l’obligation de poursuivrel’auteur présumé d’un crime contre l’humanité trouvé enBelgique est coutumière.

En outre, la Cour pénale internationale n’est compé-tente que pour les faits commis après le 30 juin 2002 etseulement à l’égard des Etats qui ont reconnu sa com-pétence. Il est donc impossible de lui déférer toutes lesaffaires dont le justice belge ne peut ou ne veut pas con-naître. Une même analyse vaut également pour un nom-bre important de crimes de guerre.

Mevrouw Valérie Déom (PS) dient amendement nr.33 (DOC 51 0103/002) in, dat dezelfde draagwijdte heeftals amendement nr. 31.

De heer Tony Van Parys (CD&V) betreurt dat het terbespreking voorliggende artikel een ongerechtvaardigdverschil in behandeling doet ontstaan tussen diversecategorieën van slachtoffers. Volgens hem is een der-gelijk onderscheid niet in overeenstemming met de arti-kelen 10 en 11 van de Grondwet.

De heer Claude Marinower (VLD) dient amendementnr. 34 (DOC 51 0103/002) in, teneinde de tekst van puntB, tweede lid, taalkundig te verbeteren. Het lid dient te-vens een amendement nr. 39 (DOC 51 0103/002) in.

Art. 16

Bij dit artikel wordt artikel 12 van de VoorafgaandeTitel van het Wetboek van strafvordering gewijzigd.

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) dient amen-dement nr. 22 (DOC 51 0103/002) in, dat ertoe strekt tebepalen dat de vereiste voorwaarden om de klacht tekunnen doorverwijzen naar EU- of NAVO-lidstaten ge-acht worden te voldoen.

De heer Olivier Maingain (MR) vindt het jammer datwordt verwezen naar het gewoonterecht. Gelet op deernst van de bedoelde misdaden en dus van de door debeschuldigden opgelopen straffen, is het nodig zich tebaseren op een schriftelijke rechtsbron om onze rechts-colleges terzake bevoegdheid te verlenen.

Minister van Justitie Onkelinx antwoordt daarop dathet statuut van het Internationaal Strafhof de enige tekstis waarin wordt gealludeerd op het begrip «misdaad te-gen de menselijkheid». Bij die tekst wordt echter alleende bevoegdheid van dat Hof vastgelegd; het is geen bronvan tenlasteleggingen. Dat betekent dus dat het begrip«misdaad tegen de menselijkheid» reeds bestond voorhet statuut van het Hof, en dat derhalve moet wordengezocht in het gewoonterecht. Ook de verplichting omde in België aangetroffen vermoedelijke dader van eenmisdaad tegen de menselijkheid te vervolgen, vloeit voortuit het gewoonterecht.

Bovendien is het Internationaal Strafhof alleen be-voegd voor feiten die na 30 juni 2002 zijn gepleegd, enuitsluitend ten aanzien van de Staten die zijn bevoegd-heid hebben erkend. Het is dus onmogelijk alle zakenwaarvan de Belgische justitie geen kennis kan of wilnemen, door te verwijzen naar het Hof. Een en andergeldt ook voor tal van oorlogsmisdaden.

Page 42: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

42 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

M. Melchior Wathelet (cdH) demande ce qu’il convientd’entendre par ‘subsidiarité’ de la Cour pénale interna-tionale. Celle-ci doit-elle être saisie lorsque la justicebelge demeure passive ou lorsqu’elle est incompétente? Est-il possible que la justice belge invoque son incom-pétence parce qu’elle a décidé de ne pas intervenir dansl’affaire ?

M. Alain Courtois (MR) demande si l’indication d’undes points mentionnés dans cet article – dans le texte, ilest question d’une «énumération» - par le procureur fé-déral au ministre de la Justice afin de justifier le classe-ment sans suite d’une affaire donnée peut être considé-rée comme une motivation formelle. Un classement sanssuite ne doit en effet jamais être motivé.

M. Olivier Maingain (MR) fait observer que le procu-reur fédéral a, en l’occurrence, en fait le pouvoir de ren-voyer une affaire donnée à la justice d’un autre pays.Sur la base de quels critères peut-il le faire ? Cet articleconfère en outre au procureur fédéral le pouvoir de nepas renvoyer une affaire à la justice d’un pays donnémalgré l’existence d’un traité d’extradition avec ce pays.

M. Melchior Wathelet (cdH) dépose les amendementsn° 10 et 11 (DOC 51 0103/002).

M. Claude Marinower (VLD) présente l’amendementn° 35 (DOC 51 0103/003), tendant à apporter formelle-ment des corrections d’ordre linguistique tant dans letexte français que dans le texte néerlandais. Il déposeégalement l’amendement n° 38 (DOC 51 0103/002).

M. Tony Van Parys (CD&V) se demande si les articles16 et 17 ne doivent pas être interchangés, en raison durenvoi, dans l’article 16, à l’article 12bis du Code d’ins-truction criminelle et, dans l’article 17, à l’article 12 dumême Code.Que convient-il d’entendre par « engage-ments internationaux pertinents qui lient la Belgique etcet État », en tant que critère permettant d’apprécier l’in-dépendance, l’impartialité et l’équité de la juridiction decet État ?

Ne pourrait-on pas annexer au rapport une liste desÉtats qui sont liés par les traités européens d’extraditionet d’entraide judiciciaire ?

Ces traités garantissent-ils l’indépendance, l’impartia-lité et l’équité de la juridiction de l’État concerné ?

Quelle est la marge d’appréciation du procureur fé-déral ? Il devra en effet disposer de solides argumentspour requérir un juge d’instruction en ce qui concerneun État lié par les traités multilatéraux en question. Celane témoigne-t-il pas à nouveau de l’impact du gouver-nement sur le procureur fédéral ?

De heer Melchior Wathelet (cdH) vraagt zich af watmoet worden verstaan onder de ‘subsidiariteit’ van hetInternationaal Strafhof. Moet dit gevat worden wanneerde Belgische justitie passief blijft of wanneer ze onbe-voegd is ? Is het mogelijk dat de Belgische justitie haaronbevoegdheid opwerpt omdat ze besloten heeft niet inde zaak te interveniëren ?

De heer Alain Courtois (MR) vraagt of de aanduidingvan een van de in dit artikel vermelde punten – de tekstheeft het over een ‘opsomming’ – door de federale pro-cureur aan de minister van Justitie om de seponeringvan een bepaalde zaak te rechtvaardigen als een for-mele motivering beschouwd kan worden. Een seponeringdient immers nooit te worden gemotiveerd.

De heer Olivier Maingain (MR) wijst erop dat de fede-rale procureur hier feitelijk over de bevoegdheid beschikteen bepaalde zaak naar de justitie van een ander landte verwijzen. Op grond van welke criteria doet hij dit ?Bovendien krijgt de federale procureur krachtens dit ar-tikel de macht om, ondanks het bestaan van eenuitleveringsverdrag met een bepaald land, een rechts-zaak niet naar de justitie van dit land te verwijzen.

De heer Melchior Wathelet (cdH) dient de amende-menten nrs. 10 en 11 (DOC 51 0103/002) in.

De heer Claude Marinower (VLD) dient een amende-ment nr 35 (Doc 51 103/003) in, teneinde formeel in zo-wel de Nederlandse als de Franse teksten tekstcorrectiesdoor te voeren. Voorts dient hij amendement nr. 38 (DOC51 0103/002) in.

De heer Tony Van Parys (CD&V) vraagt zich af of ar-tikel 16 en 17 niet van plaats dienen gewisseld omwillevan de verwijzing naar artikel 12bis van het Wetboekvan strafvordering in artikel 16 en naar artikel 12 van hetWetboek van strafvordering in artikel 17. Wat wordt be-doeld met « pertinente internationale verbintenissenwaarmee België en deze Staat verbonden zijn » als cri-terium voor de beoordeling van de onafhankelijkheid,onpartijdigheid en billijkheid van het rechtscollege vandeze Staat ?

Kan bij het verslag een lijst worden toegevoegd vande landen die vallen onder het Europees Uitleverings-verslag en het Europees Rechtshulpverdrag ?

Garanderen deze verdragen de onafhankelijkheid, debillijkheid en de onpartijdigheid van het rechtscollege vande betreffende Staat ?

Wat is de beoordelingsruimte van de federale proce-dure ? Hij zal al sterke argumenten moeten hebben omeen onderzoeksrechter te vorderen betreffende een Staatwaarop de betreffende multilaterale verdragen betrek-king hebben. Is dit niet opnieuw een bewijs van het im-pact van de regering op de federale procureur ?

Page 43: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

430103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

M. Bart Laeremans (Vlaams Blok) fait remarquer quel’article 17 fait également référence à l’article 12bis dutitre préliminaire du Code de procédure pénale. Il estimepar ailleurs que le point D, 4°, n’apporte aucune sécuritéjuridique. À partir de quel moment un pays qui a concluun traité en matière de coopération judiciaire avec laBelgique cesse-t-il de disposer d’une justice indépen-dante ? L’intervenant souligne que des pays comme l’Al-banie, l’Ouzbékistan et le Kazakhstan font certes partiedu Conseil de l’Europe, mais ne disposent pas pourautant d’un appareil judiciaire indépendant. Commentappréciera-t-on la question? C’est la raison pour laquellel’intervenant insiste encore une fois pour que tous lesÉtats membres de l’Union européenne et de l’Otan soientconsidérés comme des pays disposant d’office d’unejustice indépendante.

M. Fons Borginon (VLD), président, reformule la pro-blématique de l’absence d’une justice indépendante dansun pays de la manière suivante : le fait de figurer sur uneliste de pays qui ont conclu avec la Belgique une con-vention en matière d’entraide judiciaire ou de défensedes droits de l’homme ne garantit nullement que ces payssoient réputés satisfaire au critère d’une justice indé-pendante ; des exceptions sont toujours possibles, car ilse peut, par exemple, que le pays en question ait subiun changement de régime sans que toutes les conven-tions existantes aient cessé d’avoir effet; le fait pour unpays de ne pas figurer sur une telle liste ne peut nonplus avoir pour conséquence qu’il soit diabolisé et puisseautomatiquement être taxé d’antidémocratique. La listeest donc purement indicative. Chaque cas est un casd’espèce.

M. Bart Laeremans (Vlaams Blok) présente l’amen-dement n° 37 (DOC 51 0103/002).

M. Stef Goris (VLD) résume ce point de la manièresuivante : un pays qui figure sur une liste de pays aveclesquels la Belgique est liée par un traité ne dispose paspour autant, automatiquement, d’une justice indépen-dante, de même qu’un pays qui n’y figure pas peut trèsbien disposer d’une justice indépendante. Le fait d’êtrerepris sur cette liste n’offre pas de protection absolue,de même que le fait de ne pas y figurer n’entraîne pasd’exclusion absolue. L’intervenant souligne d’ailleurs queparmi les 45 pays qui composent le Conseil de l’Europe,certains ne brillent pas par leur engagement démocrati-que ni par l’indépendance de leur justice.

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, marque son ac-cord sur les corrections de texte suivantes :

1° Dans le texte néerlandais, le mot «pertinent» estremplacé par le mot «relevant».

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) merkt op datin artikel 17 ook wordt verwezen naar artikel 12bis vanhet Wetboek van strafvordering. De spreker is voorts vanoordeel dat punt D, 4° geen rechtszekerheid verschaft.Wanneer houdt een land, dat met België een verdraginzake justitiële samenwerking heeft gesloten, op overeen onafhankelijke justitie te beschikken? De sprekerwijst er op dat landen als Albanië, Oezbekistan enKazachstan weliswaar tot de Raad van Europa beho-ren, maar daarom niet noodzakelijk over een onafhan-kelijk justitie-apparaat beschikken. Hoe gaat men datevenwel bepalen ? Daarom pleit de spreker er nogmaalsvoor alle lidstaten van de Europese Unie en de Navo tebeschouwen als landen waar een dergelijk apparaat so-wieso voorhanden is.

De heer Fons Borginon (VLD), voorzitter, her-formuleert het vraagstuk van de afwezigheid van eenonafhankelijke justitie in een bepaald land als volgt : hetfeit in een lijst voor te komen van landen die een justiti-eel of mensenrechtelijk verdrag met België hebben ge-sloten garandeert geenszins dat deze landen ook koosjerzijn verklaard inzake een onafhankelijke justitie ; uitzon-deringen zijn steeds mogelijk, want het is bijvoorbeeldheel goed mogelijk dat het land in kwestie een regime-wissel heeft ondergaan zonder dat alle bestaande ver-dragen ophouden te bestaan ; het feit niet in een derge-lijke lijst voor te komen heeft evenmin tot gevolg dat mendat bepaald land verkettert en automatisch als ondemo-cratisch kan bestempelen. De lijst is dus louter indica-tief. De eigenheid van het geval primeert echter.

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) dient amen-dement nr. 37 (DOC 51 0103/002) in.

De heer Stef Goris (VLD) vat dit samen als volgt : eenland dat op een lijst voorkomt van landen waarmee Bel-gië verdragsrechtelijk is verbonden beschikt daardoorniet automatisch over een onafhankelijke justitie, net zomin als dat het feit niet op een dergelijke lijst voor tekomen geenszins uitsluit dat het land in kwestie wel de-gelijk over een onafhankelijke justitie beschikt. Het feitvermeld te worden op die lijst biedt geen absolute be-scherming, net zo min als dat het feit er niet vermeld opte worden een absolute uitsluiting tot gevolg heeft. Despreker wijst er trouwens op dat een aantal landen vande 45 die de Raad van Europa telt niet direct uitblinkendoor hun democratische ingesteldheid en hun onafhan-kelijke rechtsbedeling.

Minister van Justitie Onkelinx is het eens met de vol-gende tekstcorrecties :

1° In de Nederlandse tekst wordt het woord ‘pertinent’vervangen door het woord ‘relevant’.

Page 44: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

44 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

2° Dans la phrase liminaire du point D, il est fait men-tion d’un «deuxième» et «troisième» alinéas, alors quequatre alinéas, et non deux, sont insérés.

3° Au point D, 4°, du texte néerlandais, le mot«rechtsbedelingen», à l’instar du mot «justitie», s’utiliseexclusivement au singulier : «rechtsbedeling».

4° Au point D, 4°, le dernier membre de phrase estcomplété comme suit : «… tel que cela peut notammentressortir des engagements internationaux pertinents liantla Belgique et cet État.»

Elle répond ensuite :

1° Concernant le rôle supplétif de la Cour pénale in-ternationale : l’article 18 du statut de la Cour pénale in-ternationale dispose que le procureur de la Cour notifieà tous les États potentiellement compétents qu’il ouvreune enquête ; ces États Parties peuvent s’y opposer,s’ils le souhaitent, sur base du principe de complémen-tarité.

2° Concernant l’énumération dont il est question àl’avant- dernier alinéa sur laquelle doit se fonder tout clas-sement sans suite : le fait que le procureur fédéral indi-que un des points énumérés dans la loi - qui constituentune exception - dans sa notification au ministre de lajustice, ne signifie nullement qu’il doit motiver sa déci-sion ; il doit uniquement préciser sur la base de quelprescrit légal il classe sans suite.

3° Concernant la possibilité offerte au procureur fé-déral de renvoyer un procès devant la justice d’un autrepays : les règles du droit coutumier relatives à la natio-nalité et la territorialité restent pleinement applicables.

4° Concernant la permutation des articles 16 et 17dans le texte définitif : la ministre n’y voit pas d’objectionde principe mais va étudier cette question de plus près.

5° Concernant la portée des termes «engagementsinternationaux pertinents» : il est clair que les conven-tions qui concernent exclusivement l’environnement oula sécurité sociale et qui ne comportent aucun aspectjudiciaire ni aucun aspect lié aux droits de l’homme, nesont pas incluses dans la notion d’ «engagements inter-nationaux pertinents».

6° Concernant l’interprétation à donner à la présence,dans la liste, de pays qui ont conclu avec la Belgiqueune convention dans le domaine judiciaire ou humani-taire : la liste est un outil, mais chaque affaire doit être

2° In de aanhef van punt D wordt melding gemaaktvan een ‘tweede’ en ‘derde’ lid, terwijl er eigenlijk vier enniet louter twee worden ingevoegd.

3° In punt D, 4° behoort het woord ‘rechtsbedelingen’,net als het woord ‘justitie’, slechts in het enkelvoud teworden gebruikt als ‘rechtsbedeling’.

4° In punt D, 4° wordt de laatste zinsnede in zowel deFranse als de Nederlandse tekst aangevuld als volgt :«… zoals dat onder meer kan blijken uit de relevanteinternationale verbintenissen waardoor België en dezeStaat gevonden zijn.»

De minister antwoordt vervolgens :

1° Aangaande de aanvullende rol van het Internatio-naal Strafhof : artikel 18 van het statuut van het Interna-tionaal Strafhof bepaalt dat de procureur van het Hofalle potentieel bevoegde Staten notificeert dat hij eenonderzoek start ; die Staten kunnen zich, indien zij datwensen, daar tegen verzetten op grond van hetcomplementariteitsprincipe.

2° Aangaande de in het voorlaatste lid vermelde op-somming om de seponering te rechtvaardigen : het feitdat de federale procureur in zijn mededeling aan de mi-nister van Justitie een van de in de wet opgesomde pun-ten – die een uitzondering vormen – aanduidt, betekentgeenszins dat hij zijn beslissing moet motiveren ; hij moetalleen aanduiden op basis van welk wettelijk voorschrifthij seponeert.

3° Aangaande de mogelijkheid van de federale pro-cureur om een rechtszaak naar de justitie een ander landte wijzen : de regels van het gewoonterecht inzake denationaliteit en de territorialiteit zijn onverkort van toe-passing.

4° Aangaande de omwisseling in de definitieve tekstvan artikelen 16 en 17 : de minister heeft principieel geenbezwaar, maar zal dit even van naderbij bekijken.

5° Aangaande de draagwijdte van de term ‘relevanteinternationale verbintenissen’ : het is duidelijk dat ver-dragen die louter milieu of sociale zekerheid behelsenmaart geen mensenrechtelijke of justitiële aspecten be-vatten niet onder de noemer ‘relevante internationaleverbintenissen’ kunnen worden gebracht.

6° Aangaande de interpretatie die moet gegeven wor-den aan het voorkomen in de lijst van landen die metBelgië op justitieel of humanitair vlak een verdrag heb-ben gesloten : de lijst is een hulpmiddel, maar elke zaak

Page 45: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

450103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

examinée séparément ; ce n’est pas parce que la Belgi-que a conclu une convention avec un pays que le procu-reur fédéral peut refuser d’ouvrir une enquête sur la fa-çon concrète dont la justice est rendue dans ce pays.

7° Concernant l’ajout, au rapport, d’une liste des paysavec lesquels la Belgique a conclu des conventions bi-latérales d’extradition : il existe une convention multilaté-rale regroupant les 45 pays du Conseil de l’Europe, àlaquelle Israël et l’Afrique du Sud ont adhéré ; tout lemonde connaît ces pays ; la liste qui sera publiée con-tiendra bien évidemment les conventions bilatérales.

Art. 17 et 18

Ces articles ne donnent lieu à aucune observation.

Art. 19

Les mots «wetboek van strafvordering» ne correspon-dent pas, en français, aux mots «Code de procédurepénale», mais aux mots «Code d’instruction criminelle».La commission et le ministre marquent leur accord surcette modification, qui doit être considérée comme unecorrection technique.

Art. 20 à 22

Ces articles ne donnent lieu à aucune observation.

Art. 23

M. Wathelet présente un amendement (n° 12, DOC51 103/002) ayant la même portée que les amendementsn°s 8 et 10 présentés par le même auteur respective-ment aux articles 15 et 16.

Art. 24

M. Wathelet présente un amendement (n° 13, DOC51 103/002) qui est la suite logique de l’amendement n°12 présenté par le même auteur à l’article 23.

Art. 25

M. Wathelet présente un amendement (n° 14, DOC51 103/002) qui est la suite logique de l’amendement n°12 présenté par le même auteur à l’article 23.

moet apart worden bekeken ; het is niet omdat Belgiëeen verdrag met een bepaald land heeft gesloten dat defederale procureur kan weigeren een onderzoek te doennaar de concrete wijze waarop recht wordt gesproken indat bepaald land.

7° Aangaande de toevoeging aan het verslag van eenlijst van landen waarmee België bilaterale uitleverings-verdragen heeft gesloten : er is een multilateraal ver-drag met de 45 landen van de Raad van Europa, waarbijook Israël en Zuid-Afrika zich hebben aangesloten ; ie-dereen kent deze landen ; de lijst die gepubliceerd wordtbehelst uiteraard de bilaterale verdragen.

Art. 17 en 18

Over deze artikelen worden geen opmerkingen ge-maakt.

Art. 19

In het Frans heet het Wetboek van strafvordering niet‘Code de procédure pénale’ maar wel ‘Code d’instructioncriminelle’. De commissie en de minister aanvaarden ditals tekstcorrectie.

Art. 20 tot 22

Over deze artikelen worden geen opmerkingen ge-maakt.

Art. 23

Amendement nr. 12 van de heer Wathelet (DOC 51103/002) heeft hetzelfde voorwerp als de amendemen-ten nrs. 8 en 10 van dezelfde indiener op respectievelijkartikelen 15 en 16.

Art. 24

Amendement nr. 13 van de heer Wathelet (DOC 51103/002) is een logisch vervolg op amendement nr. 12van dezelfde indiener op artikel 23.

Art. 25

Amendement nr. 14 van de heer Wathelet (DOC 51103/002) is een logisch vervolg op amendement nr. 12van dezelfde indiener op artikel 23.

Page 46: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

46 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Art. 26

Cet article ne donne lieu à aucune observation.

Art. 27

L’amendement n° 15 de M. Wathelet (DOC 51 0103/002) est analogue à l’amendement n° 16 du même auteurà l’article 29.

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, confirme unefois encore ce qu’elle a déjà précisé dans son exposéintroductif, à savoir que la loi ne s’appliquera pas auxaffaires pendantes.

Le droit pénal matériel applicable aux affaires pen-dantes se trouve dans les dispositions de la loi de 1993telles que transférées au Code pénal par la présent loien projet.

Quant au fondement de la compétence des juridic-tions belges pour continuer à en connaître, il s’agit del’article 29, § 3 de la présente loi en projet.

Art. 28

M. Pieter De Crem (CD&V) envisage le cas suivant:le procureur fédéral informe la Cour pénale internatio-nale d’un certain nombre de faits ; celle-ci peut, au choix,se déclarer incompétente ou déclarer la plainte irrece-vable ou non fondée, la justice belge devenant de ce faità nouveau compétente. Supposons que le cas de M.Bush senior soit renvoyé devant la Cour pénale interna-tionale selon la procédure d’évacuation prévue par legouvernement et que, de quelque manière que ce soit,la Cour pénale internationale n’y donne pas suite. Celasignifie-t-il alors que la justice belge est à nouveau sai-sie ? Les dispositions transitoires ne doivent-elles pasêtre considérées sous cet angle ?

M. Tony Van Parys (CD&V) fait observer qu’un arrêtédélibéré en Conseil des ministres – une décision politiquedonc – est nécessaire pour saisir la Cour pénale interna-tionale. Cette décision peut toutefois aussi avoir pour con-séquence que la Cour pénale internationale n’est passaisie. Qu’en pense la ministre de la Justice ? Pourquoi leprocureur fédéral ne pourrait-il pas saisir la Cour pénaleinternationale ? Ne s’agit-il en effet pas en l’occurrenced’un acte judiciaire, qui requiert de l’indépendance, et pourlequel une décision du gouvernement ne constitue sansdoute pas l’instrument le plus approprié ?

M. Fons Borginon (VLD), président, estime que la com-pétence de la ministre de la Justice en la matière estcelle d’une boîte aux lettres, comme c’est le cas pour

Art. 26

Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.

Art. 27

Amendement nr. 15 van de heer Wathelet (DOC 51103/002) loopt parallel met amendement nr. 16 van de-zelfde indiener op artikel 29.

Minister van Justitie Onkelinx bevestigt nogmaals watze in haar inleidende uiteenzetting reeds heeft verdui-delijkt, namelijk dat de wet niet van toepassing zal zijnop reeds aanhangig gemaakte zaken.

De bepalingen van de wet van 1993, zoals die krach-tens deze wet in ontwerp in het Strafwetboet zullen wor-den opgenomen, regelen het materieel strafrecht dat vantoepassing zal zijn op de hangende zaken.

Voorts vormt artikel 29, § 3, van deze wet in ontwerpde rechtsgrond om de Belgische rechtscolleges bevoegdte maken om die zaken te blijven behandelen.

Art. 28

De heer Pieter De Crem (CD&V) veronderstelt hetvolgende : de federale procureur brengt een aantal fei-ten ter kennis van het Internationaal Strafhof dat zich –naar keuze – ofwel onbevoegd verklaart, ofwel de klachtonontvankelijk of ongegrond verklaart, waardoor de Bel-gische justitie opnieuw bevoegd wordt. Stel dat het ge-val van Bush senior derwijze naar het Internationaal Straf-hof wordt verwezen, via de door de regering ontworpenevacuatieprocedure, en dat het Internationaal Strafhofer op welke wijze ook geen gevolg aan geeft. Betekentdit dan dat de Belgische justitie opnieuw gevat is ? Moe-ten de overgangsbepalingen in dit licht niet worden be-keken ?

De heer Tony Van Parys (CD&V) merkt op dat een be-sluit vastgesteld na overleg in de ministerraad – een poli-tieke beslissing dus – nodig is om het Internationaal Straf-hof te vatten. Deze beslissing kan evenwel ook tot gevolghebben dat het Internationaal Strafhof niet wordt gevat.Hoe staat de minister van Justitie hier tegenover ? Waaromzou de federale procureur geen zaak aanhangig kunnenmaken voor het Internationale Strafhof ? Gaat het hierimmers niet om een justitiële daad, die onafhankelijk ver-eist, en waarvoor een regeringsbeslissing wellicht niet hetmeest geëigende instrument is ?

De heer Fons Borginon (VLD), voorzitter, is van me-ning dat de bevoegdheid van de minister van Justitie ter-zake die is van een doorgeefluik, zoals dat het geval is

Page 47: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

470103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

les commissions rogatoires à l’étranger. Cette compé-tence n’est pas arbitraire. Elle est exercée sur la based’un rapport. Le cas de Bush senior, cité par M. De Cremdans son intervention, n’est pas un bon exemple, étantdonné que cette affaire n’aurait en aucun cas pu êtrerenvoyée devant la Cour pénale internationale. L’inter-venant estime toutefois qu’il n’est pas impossible que laBelgique confie, dans sa propre législation, au procu-reur fédéral le soin de saisir la Cour pénale internatio-nale. Cette saisine doit, dans ce cas, être prévue par laloi. À l’heure actuelle, c’est la ministre de la Justice quiest compétente.

Mme Martine Taelman (VLD) fait observer qu’il estexpressément fait référence à l’article 14 du Statut deRome. Cette procédure de renvoi devant la Cour pénaleinternationale n’est pas forgée de toutes pièces. L’Étatmembre, par le truchement du gouvernement, est bel etbien habilité à décider ce renvoi.

M. Pieter De Crem (CD&V) et consorts présententl’amendement n° 40 (DOC 51 0103/002).

M. Melchior Wathelet (cdH) ne voit pas pourquoi unedécision du gouvernement est nécessaire. Pourquoi cettecompétence n’est-elle pas confiée au procureur fédé-ral? La ministre de la Justice n’est d’ailleurs pas l’en-semble du gouvernement. Cette disposition légale con-fère dès lors à cette décision un caractère politique qu’ellen’a pas lieu d’avoir.

M. Bart Laeremans (Vlaams Blok) demande quelleserait la sanction au cas où la ministre de la Justice pren-drait la décision de sa propre initiative sans consulter lereste du gouvernement.

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, répond ce quisuit :

1° En ce qui concerne le retour d’une affaire donnéedevant la justice belge après que la Cour pénale inter-nationale n’a pas statué sur celle-ci : le procureur fédé-ral ou le ministre de la Justice peuvent s’être trompés ence qui concerne la compétence de la Cour ou la Courpénale internationale peut vouloir se dessaisir de l’af-faire parce qu’elle n’est pas suffisamment digne d’inté-rêt. Dans ce cas, les juridictions belges redeviennentcompétentes.

2° En ce qui concerne la « procédure d’évacuation »relative à l’affaire Bush senior : la Cour pénale interna-tionale ne s’est déclarée pas incompétente en la ma-tière parce qu’elle ne sera pas saisie en la matière.

bij rogatoire commissies in het buitenland. Deze bevoegd-heid is niet willekeurig. Ze wordt uitgeoefend op grondvan een rapport. Het geval van Bush senior, aangehaalddoor de heer De Crem in zijn betoog, is geen goed voor-beeld daar deze zaak geenszins verwezen had kunnenworden naar het Internationaal Strafhof. De spreker achthet evenwel niet onmogelijk dat België in zijn eigen wet-geving het vatten van het Internationaal Strafhof toever-trouwt aan de federale procureur. Dit moet dan wel wet-telijk worden voorgeschreven. Thans is de minister vanJustitie bevoegd.

Mevrouw Martine Taelman (VLD) wijst erop dat uit-drukkelijk wordt verwezen naar artikel 14 van het Sta-tuut van Rome. Deze procedure van verwijzing naar hetInternationaal Strafhof komt niet uit de lucht gevallen.De lidstaat, bij monde van de regering, is terzake weldegelijk bevoegd om tot deze doorverwijzing te beslis-sen.

De heer Pieter De Crem (CD&V) c.s. dient amende-ment nr. 40 (DOC 51 0103/002) in.

De heer Melchior Wathelet (cdH) ziet niet in waaromeen regeringsbeslissing nodig. Waarom wordt deze be-voegdheid niet toevertrouwd aan de federale procureur? De minister van Justitie is trouwens niet de hele rege-ring. De beslissing krijgt dan ook door deze wetsbepalingeen politiek karakter die ze niet behoort te hebben.

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) vraagt watde sanctie zou zijn ingeval de minister van Justitie debeslissing op eigen houtje zou nemen zonder de restvan de regering te raadplegen.

Minister van Justitie Onkelinx antwoordt :

1° Aangaande de terugkeer van een bepaalde zaaknaar de Belgische justitie nadat het Internationaal Straf-hof er geen uitspraak heeft over gedaan : de federaleprocureur of de minister van Justitie kunnen zich vergisthebben aangaande de bevoegdheid van het Hof of hetInternationaal Strafhof kan de zaak van zich willen af-schuiven omdat ze niet belangwekkend genoeg is. Indat geval worden de Belgische rechtscolleges terzakeopnieuw bevoegd.

2° Aangaande de ‘evacuatieprocedure’ in verband metde «zaak-Bush sr.»: het Internationaal Strafhof heeft zichterzake niet onbevoegd verklaard omdat het ook nietgevat zal worden.

Page 48: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

48 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

3° En ce qui concerne la nécessité d’une décisiondu gouvernement en cas de renvoi devant la Cour pé-nale internationale d’une affaire dont les juridictions bel-ges sont saisies: l’article 14 du Statut de Rombe prévoitqu’un Etat peut saisir la Cour d’une situation où un ouplusieurs crimes relevant(s) de la compétence de la Coura (ont) été commis. Seul le gouvernement peut prendrela décision de saisir la Cour dans ce cas. En outre, lorsde la ratification du Statut, la Belgique a déclaré que leMinistre de la Justice est l’agent responsable de la coo-pération entre la Cour et notre pays. Il est donc normalque ce soit le ministre de la Justice qui informe la Courpénale internationale de la décision du gouvernement.

Art. 29

M. Melchior Wathelet (cdH) introduit l’amendement n°16 (DOC 51 0103/002) tendant à supprimer la sectionde la dernière phrase de l’alinéa 2 du paragraphe 3 decet article, qui précise les conditions, - de nationalité duplaignant ou de résidence en Belgique de l’un des au-teurs présumés des faits -, pour que l’instruction en coursdans des affaires pendantes puisse se poursuivre au-delà de la date d’entrée en vigueur de la loi.

L’intervenant rappelle ses questions antérieures ausujet des précisions apportées par cette section dephrase. D’une part, en ce qui concerne le plaignant, seulela nationalité est retenue et non plus la condition derésidence en Belgique depuis plus de trois ans ; le pro-jet cependant mentionne toujours ces deux critères.Quelle est par ailleurs la valeur ajoutée de la mentionrelative à la résidence en Belgique de l’un des auteursprésumés des faits à la date d’entrée en vigueur de laloi ?

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, répond que cesdeux conditions sont indépendantes et ne se recouvrentpas. Elle rappelle les précisions déjà communiquéesdans le cadre de la discussion au sujet de la conditionde résidence de la personnalité active ; or, ici, l’auteurprésumé pourrait résider en Belgique à la date d’entréeen vigueur de la loi, alors que ce n’était pas le cas lorsde l’engagement initial de l’action publique.

M. Stef Goris (VLD) présente l’amendement n° 19(DOC 0103/002), qui tend à préciser les personnes àentendre par le Procureur général avant qu’il ne requièrela Cour de cassation de prononcer le dessaisissementde la juridiction belge.

3° Aangaande de noodzaak van een regerings-beslissing bij doorverwijzing naar het Internationaal Straf-hof van een zaak die bij een Belgisch rechtscollege aan-hangig is gemaakt: artikel 14 van het Statuut van Romebepaalt dat een Staat een aangelegenheid waarin eenof meer misdaden die onder de bevoegdheid van hetHof ressorteren, bij het Hof aanhangig kan maken. Indat geval komt het alleen de regering toe te beslissen ofdie zaak bij het Hof aanhangig wordt gemaakt. Bij deratificatie van het Statuut heeft België overigens aange-geven dat het de minister van Justitie toekomt te hande-len inzake samenwerking tussen het Hof en ons land.Het is dus normaal dat het de minister van Justitie is diehet Internationaal Strafhof in kennis stelt van de beslis-sing van de regering.

Art. 29

De heer Melchior Wathelet (cdH) dient amendementnr. 16 (DOC 51 0103/002) in, dat ertoe strekt het deelvan de laatste zin van § 3, tweede lid, van dat artikelweg te laten, waarin de voorwaarden worden gepreci-seerd (nationaliteit van de klager of verblijfplaats in Bel-gië van één van de vermoedelijke daders van de feiten)om het aan de gang zijnde onderzoek bij hangende dos-siers te kunnen laten voortgaan na de datum van inwer-kingtreding van de wet.

De spreker herinnert aan zijn vorige vragen in ver-band met de door dat deel van de zin aangebrachtepreciseringen. Wat de klager betreft, blijft alleen de na-tionaliteit behouden en niet langer de voorwaarde vaneen verblijf in België van meer dan drie jaar; het wets-ontwerp vermeldt daarentegen steeds beide criteria. Watis trouwens de meerwaarde van de vermelding in ver-band met het verblijf in België van één van de vermoe-delijke daders op de datum van inwerkingtreding van dewet?

Minister van Justitie Onkelinx antwoordt dat die tweevoorwaarden los van elkaar staan en elkaar niet over-lappen. Zij herinnert aan de preciseringen die in het ka-der van de bespreking van de verblijfsvoorwaarde bij hetactief personaliteitsbeginsel al zijn meegedeeld; de ver-moedelijke dader zou in dat geval op de datum van deinwerkingtreding van de wet immers al in België kunnenwonen, hoewel dat niet het geval was bij de initiële in-stelling van de strafvordering.

De heer Stef Goris (VLD) dient amendement nr. 19(DOC 51 0103/002) in, dat ertoe strekt te preciserenwelke personen de procureur-generaal moet horen voorhij het Hof van Cassatie vordert de onttrekking aan hetBelgische rechtscollege uit te spreken.

Page 49: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

490103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Il s’agit d’accroître les garanties offertes aux partiesen cause dans les affaires encore pendantes et d’éviterles difficultés d’interprétation que l’imprécision du texteactuel pourrait susciter.

M. Claude Marinower (VLD) regrette la longueur desphrases des deux premiers alinéas du paragraphe 3.

Mme Marie Nagy (Ecolo) réitère sa questionantérieure au sujet de la compétence qui fonde lapoursuite de l’instruction dans les affaires pendantes,alors que la loi du 16 juin 1993 est abrogée par l’article27 de la loi en projet, d’autant plus que l’instruction nepeut être poursuivie que dans certains cas. L’article 29en projet ne fonde pas suffisamment la poursuite del’instruction dans les affaires pendantes ; l’amendementn° 15 proposé par M. Wathelet à l’article 27 répond àcette objection.

M. Olivier Maingain (MR) rappelle la question analogueposée par le Conseil d’Etat au sujet du maintien à titretransitoire et pour ces seules affaires, du droit matérielapplicable au moment des faits. Il relève la pertinencede cette observation.

M. Alain Courtois (MR) souligne pour sa part lesproblèmes relatifs au dessaisissement du juge. Commentterminera-t-il son instruction ? Comment l’affaire sera-t-elle renvoyée en chambre du conseil ?

M. Bart Laeremans (Vlaams Blok) fait observer quecertains des dossiers sensibles, concernant notammentles Etats-Unis, ont été introduits par des plaignantsbelges et ne pourront donc pas être classés sans suite.

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, rappelle que ledessaisissement prononcé par la Cour de cassationrencontre les objections formulées par M. Courtois. Leprocureur général fera l’inventaire des affaires pendantesqui doivent faire l’objet d’un dessaisissement sur basedes critères de l’article 29, § 3 ; la Cour de cassationprononce le dessaisissement et l’instruction doit êtreclôturée. S’il n’est pas dessaisi, le juge poursuit soninstruction, qu’il clôture lorsqu’il l’estime opportun.

Quant aux objections formulées par M. Van Parys ausujet de l’indépendance de la Cour de cassation,l’intervenant rappelle que la Cour est libre de prononcerle dessaisissement ou non, mais doit le faire sur basedu rapport du procureur fédéral relatif au respect descritères de l’article 29.

Het gaat erom de waarborgen te verhogen voor de nogbij hangende zaken betrokken partijen en de interpretatie-moeilijkheden te voorkomen die de onduidelijkheid vande huidige tekst nog zou kunnen opleveren.

De heer Claude Marinower (VLD) betreurt de zins-lengte van de eerste twee leden van paragraaf 3.

Mevrouw Marie Nagy (ECOLO) herhaalt haar vraagover de bevoegdheid waarop de voortzetting van het on-derzoek in hangende zaken is gestoeld, terwijl de wetvan 16 juni 1993 wordt opgeheven bij artikel 27 van hetwetsontwerp, te meer daar het onderzoek maar in be-paalde gevallen kan worden voortgezet. Het ontworpenartikel 29 biedt onvoldoende grondslag voor de voort-zetting van het onderzoek in hangende zaken; amende-ment nr. 15, dat door de heer Wathelet op artikel 27 isingediend, komt tegemoet aan dit bezwaar.

De heer Olivier Maingain (MR) herinnert aan de ana-loge vraag die de Raad van State heeft gesteld naaraanleiding van het voorlopig behoud, uitsluitend voor diezaken, van het materieel recht dat op het ogenblik vande feiten toepasbaar is. Hij wijst op de relevantie van dieopmerking.

De heer Alain Courtois (MR) onderstreept de proble-men in verband met de onttrekking aan de rechter. Hoegaat hij zijn onderzoek beëindigen? Hoe wordt de zaakterug naar de raadkamer gezonden?

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) merkt op datbepaalde gevoelige dossiers, met name die in verbandmet de Verenigde Staten, zijn ingediend door Belgischeklagers en dus niet kunnen worden geseponeerd.

Minister van Justitie Onkelinx herinnert eraan datde door het Hof van Cassatie uitgesproken onttrekkingtegemoet komt aan de bezwaren van de heer Courtois.De procureur-generaal zal een inventaris maken van dehangende zaken die op grond van de criteria in artikel29, § 3, aan onttrekking toe zijn; het Hof van Cassatiespreekt dan de onttrekking uit en het onderzoek moetworden beëindigd. Indien de zaak niet aan de rechterwordt onttrokken, zet deze zijn onderzoek voort en sluithij het wanneer hij zulks opportuun acht.

Met betrekking tot de opmerkingen van de heer VanParys over de onafhankelijkheid van het Hof van Cassa-tie herinnert de spreker eraan dat het het Hof toekomt aldan niet de onttrekking van een zaak uit te spreken, maardat het zulks wel moet doen op grond van het verslag datde federale procureurl opmaakt, inzonderheid over de in-achtneming van de in artikel 29 bedoelde criteria.

Page 50: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

50 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, est disposée àexaminer favorablement une proposition d’amendementqui préciserait la nature de la saisine de la Cour decassation.

Mme Valérie Déom (PS) introduit l’amendement n°43 (DOC 51 0103/002) à cet effet.

M. Claude Marinower (VLD) craint lui aussi que ladiscussion en cours ne soit vaine s’il se vérifiait que l’unou l’autre dossier sensible ne pourrait être classé sanssuite parce qu’il aurait été introduit par un plaignant belge.Par ailleurs, quel est le sort des dossiers pour lesquelsla Cour de cassation ne prononcerait pas ledessaisissement, malgré la réquisition du procureurgénéral ?

M. Olivier Maingain (MR) fait observer que, selon sesinformations, dans les affaires concernant les Etats-Unis,il n’y a pas de plaignant belge.

Mme Onkelinx, ministre de la Justice, prend acte desinformations de M. Maingain. En ce qui concernel’objection de M. Marinower relative aux affaires pourlesquelles la Cour de cassation ne prononcerait pas ledessaisissement, et bien qu’elle n’en voie pas l’utilité,elle pourrait se rallier à un amendement qui préciseraitle maintien de la compétence des juridictions belges.

Mme Valérie Déom (PS) introduit l’amendement n°42 (DOC 51 0103/002) à cet effet.

M. Tony Van Parys (CD&V) se déclare vivement pré-occupé par l’amendement n° 42. Le gouvernement ren-force son emprise non seulement sur le procureur fédé-ral, mais également sur le procureur général près la Courde cassation, lequel ne peut demander que ledessaisissement et perd de son indépendance.

L’amendement n° 42 permet même au gouvernementde tenir en bride la Cour de cassation elle-même. Il s’agitlà d’une violation flagrante du principe de la séparationdes pouvoirs.

M. Walter Muls (SP.A-Spirit) présente l’amendementn° 41 (DOC 51 0103/002) qui vise à simplifier la rédactiondu texte néerlandais du paragraphe 3.

Minister van Justitie Onkelinx is bereid met een posi-tieve instelling een voorstel van amendement te onder-zoeken, waarin nader zou worden bepaald wat deaanhangigmaking bij het Hof van Cassatie precies in-houdt.

Mevrouw Valérie Déom (PS) dient daartoe amende-ment nr. 43 (DOC 51 103/002) in.

Ook de heer Claude Marinower (VLD) vreest dat deaan de gang zijnde bespreking zinloos is, mocht bewaar-heid worden dat het ene of het andere dossier niet kanworden geseponeerd omdat het door een Belgische kla-ger was ingediend. Wat gebeurt overigens met de dos-siers waarbij het Hof van Cassatie geen onttrekking zouuitspreken ondanks de vordering van de procureur-ge-neraal?

De heer Olivier Maingain (MR) merkt op dat volgensde informatie waarover hij beschikt geen sprake is vanBelgische klagers in de zaken die verband houden metde Verenigde Staten.

Minister van Justitie Onkelinx, neemt akte van de doorde heer Maingain verstrekte informatie. Voorts gaat zijin op de bemerking van de heer Marinower betreffendede zaken waarbij het Hof van Cassatie in voorkomendgeval geen onttrekking zou uitspreken. Hoewel zij hetnut daarvan niet inziet, kan zij zich terugvinden in eenamendement waarbij zou worden gepreciseerd dat deBelgische rechtscolleges bevoegd blijven.

Mevrouw Valérie Déom (PS) dient daartoe amende-ment nr. 42 (DOC 51 103/002) in.

De heer Tony Van Parys (CD&V) is zeer verontrustover het amendement nr. 42. De regering versterkt nietalleen haar vat op de federale procureur. Ook de procu-reur-generaal bij het Hof van Cassatie die enkel deonttrekking kan vorderen, boet in aan onafhandelijkheid.

En door het amendement nr. 42 gaat men het Hof vanCassatie zelf ook aan banden leggen. Dit is flagranteschending van de scheiding der machten.

De heer Walter Muls (SP.A-SPIRIT) dient amende-ment nr. 41 (DOC 51 103/002) in, ter vereenvoudigingvan de Nederlandse tekst van § 3.

Page 51: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

510103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

V. — VOTES

Article 1er

L’article 1er est adopté à l’unanimité.

Art. 2 à 11

Ces articles sont adoptés par 14 voix et 2 absten-tions.

Art. 12

Les amendements n°s 20 de M. Goris et 6 de M.Wathelet sont adoptés à l’unanimité.

L’amendement n° 26 de M. Laeremans est rejeté par12 voix contre 2 et 2 abstentions.

L’amendement n° 17 est retiré.

L’article 12, ainsi modifié, est adopté par 14 voix con-tre 2.

Art. 12bis

Les amendements n°s 7, 18, 24 et 28 sont retirés.

Le sous-amendement n° 29 de M. Goris et l’amende-ment N° 25 du même auteur sont adoptés à l’unanimité.

Art. 12ter

L’amendement n° 27 est retiré.

Art. 13

L’article est adopté par 12 voix contre 2 et 2 absten-tions.

Art. 14

Les amendements n° 30 de M. Laeremans et 32 deMme Déom sont adoptés à l’unanimité.

L’article 14, ainsi modifié, est adopté par 12 voix con-tre 2 et 2 abstentions.

V. — STEMMINGEN

Artikel 1

Het artikel 1 wordt eenparig aangenomen.

Art 2 tot 11

Deze artikelen worden aangenomen met 14 stemmenen 2 onthoudingen.

Art. 12

De amendementen nrs. 20 van de heer Goris en 6van de heer Wathelet worden eenparig aangenomen.

Amendement nr. 26 van de heer Laeremans wordtverworpen met 12 tegen 2 stemmen en 2 onthoudin-gen .

Amendement nr. 17 wordt ingetrokken.

Het aldus gewijzigde artikel wordt aangenomen met14 tegen 2 stemmen.

Art. 12 bis

De amendementen nrs. 7, 18 , 24 en 28 worden inge-trokken.

Subamendement nr. 29 van de heer Goris en amen-dement nr. 25 van dezelfde indiener worden eenparigaangenomen.

Art. 12ter

Amendement nr. 27 wordt ingetrokken.

Art. 13

Het artikel wordt aangenomen met 12 tegen 2 stem-men en 2 onthoudingen.

Art. 14

De amendementen nrs. 30 van de heer Laeremansen 32 van mevrouw Déom worden eenparig aangeno-men.

Het aldus gewijzigde artikel wordt aangenomen met12 tegen 2 stemmen en 2 onthoudingen.

Page 52: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

52 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Art. 15

L’amendement n° 2 est retiré.

L’amendement n° 1 de Mme Nagy est rejeté à l’unani-mité.

Les amendements n°s 3 et 4 du même auteur sontrejetés par 14 voix et 2 abstentions.

L’amendement n° 5 de M. Goris est adopté par 14voix et 2 abstentions.

Les amendements n°s 8 et 9 de M. Wathelet sont re-jetés par 13 voix contre une et 2 abstentions.

L’amendement n° 21 de M. Laeremans est rejeté par12 voix contre 2 et 2 abstentions.

L’amendement n° 23 de M. Borginon est adopté par14 voix et 2 abstentions.

Les amendements n°s 31 et 36 de M. Laeremans, 33de Mme Déom, 34 et 39 de MM. Muls et Marinower sontadoptés à l’unanimité.

L’article ainsi modifié est adopté par 11 voix contre 3et 2 abstentions.

Art. 16

Les amendements n°s 10 et 11 de M. Wathelet de-viennent sans objet.

L’amendement n° 22 de M. Laeremans est adopté par11 voix contre 2 et 3 abstentions.

Les amendements n°s 35 à 38 de MM. Muls etMarinower et n° 37 de M. Laeremans sont adoptés àl’unanimité.

L’article ainsi modifié est adopté par 10 voix contre 3et 3 abstentions.

Art. 17 à 24

Les amendements n°s 12 et 13 (relatifs respective-ment aux articles 23 et 24) deviennent sans objet.

Ces articles sont adoptés par 14 voix et 2 absten-tions.

Artikel 15

Amendement nr. 2 wordt ingetrokken.

Amendement nr. 1 van mevrouw Nagy wordt eenpa-rig verworpen.

De amendementen nrs. 3 en 4 van dezelfde indienerworden verworpen met 14 stemmen en 2 onthoudingen.

Amendement nr. 5 van de heer Goris wordt aangeno-men met 14 stemmen en 2 onthoudingen.

De amendementen nrs. 8 en 9 van de heer Watheletworden verworpen met 13 tegen 1 stem en 2 onthoudin-gen

Amendement nr. 21 van de heer Laeremans wordtverworpen met 12 tegen 2 stemmen en 2 onthoudingen.

Amendement nr. 23 van de heer Borginon wordt aan-genomen met 14 stemmen en 2 onthoudingen.

De amendementen nrs. 31 en 36 van de heerLaeremans, 33 van mevrouw Déom , alsmede nrs. 34en 39 van de heren Muls en Marinower worden eenpa-rig aangenomen.

Het aldus gewijzigde artikel wordt aangenomen met11 tegen 3 stemmen en 2 onthoudingen.

Art. 16

De amendementen nrs. 10 en 11 van de heer Watheletvervallen.

Amendement nr. 22 van de heer Laeremans wordtverworpen met 11 tegen 2 stemmen en 3 onthoudin-gen.

De amendementen nrs. 35 en 38 van de heren Mulsen Marinower en 37 van de heer Laeremans wordeneenparig aangenomen.

Het aldus gewijzigde artikel wordt aangenomen met10 tegen 3 stemmen en 3 onthoudingen.

Art. 17 tot 24

De amendementen nrs 12 en 13 ( respectievelijk opde artikelen 23 en 24) vervallen.

Deze artikelen worden aangenomen met 14 stemmenen 2 onthoudingen.

Page 53: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

530103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Art. 25

L’amendement n°14 devient sans objet.

L’article est adopté par 11 voix contre une et 4 abs-tentions.

Art. 26

L’article est adopté par 14 voix et 2 abstentions.

Art. 27

L’amendement n°15 de M. Wathelet est rejeté par 13voix contre 3.

L’article est adopté par 13 voix contre une et 2 abs-tentions.

Art. 28

L’amendement n° 40 de M. De Crem est rejeté par 11voix contre 5.

L’article 28 est adopté par 11 voix et 5 abstentions.

Art. 25

Amendement nr. 14 vervalt.

Het artikel wordt aangenomen met 11 tegen 1 stemen 4 onthoudingen.

Artikel 26

Het artikel wordt aangenomen met 14 stemmen en 2onthoudingen.

Artikel 27

Amendement nr. 15 van de heer Wathelet wordt ver-worpen met 13 tegen 3 stemmen.

Het artikel wordt aangenomen met 13 tegen 1 stemen 2 onthoudingen.

Art. 28

Amendement nr. 40 van de heer De Crem wordt ver-worpen met 11 tegen 5 stemmen.

Het artikel wordt aangenomen met 11 stemmen en 5onthoudingen.

Page 54: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

54 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Art. 29

L’amendement n° 16 de M. Wathelet est rejeté par 11voix contre une et 4 abstentions.

L’amendement n° 19 de M. Goris est adopté par 14voix et 2 abstentions.

L’amendement n° 41 de M. Muls est adopté par 14voix et 2 abstentions.

Les amendements nos 42 et 43 et Mme Déom sontadoptés par 11 voix contre 3 et 2 abstentions.

L’article 29, ainsi modifié, est adopté par 11 voix con-tre 5.

VI. RÉUNION EN APPLICATION DE L’ARTICLE 82.1DU RÈGLEMENT

Après le vote sur les articles, le service juridique de laChambre des représentants transmet une note conte-nant une série d’observations d’ordre légistique. La com-mission décide de considérer les modifications de texteainsi suggérées comme des corrections techniques. El-les sont adoptées pour la plupart.

M. Fons Borginon, président, fait observer qu’il lui aété suggéré de remplacer, dans le texte néerlandais duprojet de loi à l’examen, les mots ‘misdaad tegen demensheid’ par les mots ‘misdaad tegen de menselijkheid’.Il souhaite connaître l’opinion de la commission à cesujet.

M. Bart Laeremans (Vlaams Blok) répond qu’au coursde l’examen de la modification apportée le 23 avril 2003à la loi de compétence universelle, la commission a choiside maintenir le mot ‘mensheid’ et ce, à juste titre, étantdonné que le mot ‘mensheid’ exprime en effet clairementqu’il doit s’agir en l’occurrence d’actes graves.

La commission décide de maintenir le mot ‘mensheid’.

M. Fons Borginon, président, attire l’attention desmembres sur le fait que l’article 11 de la loi du 22 mars1996 relative à la reconnaissance du Tribunal internatio-nal pour l’ex-Yougoslavie et du Tribunal international pourle Rwanda, et à la coopération avec ces Tribunaux faitréférence à la loi du 16 juin 1993. Eu égard à la portéede ce projet de loi, il convient de supprimer cette réfé-rence, ce qui pourrait se faire en ajoutant dans ce projet

Art. 29

Amendement nr. 16 van de heer Wathelet wordt ver-worpen met 11 tegen 1 stem en 4 onthoudingen.

Amendement nr. 19 van de heer Goris wordt aange-nomen met 14 stemmen en 2 onthoudingen.

Amendement nr. 41 van de heer Muls wordt aange-nomen met 14 stemmen en 2 onthoudingen.

De amendementen nrs. 42 en 43 van mevouw Déomworden aangenomen met 11 tegen 3 stemmen en 2onthoudingen.

Het aldus gewijzigde artikel wordt aangenomen met11 tegen 5 stemmen.

VI. — VERGADERING MET TOEPASSING VANARTIKEL 82.1 VAN HET REGLEMENT

Na de artikelsgewijze stemming bezorgt de juridischedienst van de Kamer van volksvertegenwoordigers eennota met een reeks opmerkingen van wetgevings-technische aard. De commissie beslist om de aldus ge-suggereerde tekstwijzigingen te beschouwen als tech-nische verbeteringen. Ze worden grotendeelsaangenomen.

De heer Fons Borginon, voorzitter, merkt op dat hemgesuggereerd werd om in dit wetsontwerp de woorden‘misdaad tegen de mensheid’ te vervangen door de woor-den ‘misdaad tegen de menselijkheid’. Hij wenst de me-ning van de commissie hierover te kennen.

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) antwoordtdat tijdens de bespreking van de wijziging van 23 april2003 van de genocidewet, de commissie ervoor geko-zen heeft om het woord ‘mensheid’ te behouden. Terecht,het woord ‘mensheid’ geeft immers duidelijk weer dathet hier over zwaarwichtige daden moet gaan.

De commissie beslist om het woord ‘mensheid’ tebehouden.

De heer Fons Borginon, voorzitter, maakt de ledenerop attent dat in artikel 11 van de wet van 22 maart1996 betreffende de erkenning van en de samenwer-king met het voor voormalig Joegoslavië en het Interna-tionaal Tribunaal voor Ruanda, verwezen wordt naar dewet van 16 juni 1993. Gezien de draagwijdte van dit wets-ontwerp moet deze verwijzing geschrapt worden. Dit kan

Page 55: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

550103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

de loi un article visant à supprimer cette référence dansla loi du 22 mars 1996. La commission pourrait-elle con-sidérer cette modification comme une correction techni-que?

M. Tony Van Parys (CD&V) estime que pareille adap-tation ne peut être admise comme une correction pure-ment technique. En outre, les conséquences du projetde loi à l’examen sur la loi du 22 mars 1996 n’ont pasnon plus été examinées.

M. Stef Goris (VLD) fait observer qu’il existe proba-blement encore plusieurs lois qui comportent ces ren-vois à la loi du 16 juin 1996. Il lui paraît préférable desupprimer ultérieurement, par le biais d’une propositionde loi, tous les renvois existants à la loi du 16 juin 1996dans les différents textes de loi.

Afin que le texte néerlandais du paragraphe 2 del’article 13 (nouveau) proposé corresponde davantageau texte français, l’intervenant propose d’adapter laversion néerlandaise du §2 comme suit : «Overeenkom-stig het internationaal recht kunnen geen aan de uitoe-fening van de strafvordering verbonden maatregelenworden genomen tijdens zijn verblijf tegen iedere per-soon die, door de Belgische autoriteiten of door een inBelgië gevestigde internationale organisatie waarmeeBelgië een zetelakkoord heeft gesloten, officieel werduitgenodigd om op het grondgebied van het Rijk te ver-blijven»

La commission marque son accord avec cettemodification.

M. Tony Van Parys (CD&V) constate que, comme lacommission l’avait demandé, une liste des conventionsbilatérales en matière d’extradition conclues par la Bel-gique a été reprise en annexe au rapport. Cette listeconstitue un instrument pour le procureur fédéral lors-qu’il doit examiner si un pays répond aux critères d’indé-pendance, d’impartialité et d’équité. Un pays comme leLiberia figure sur cette liste. Le ministre estime-t-il que lesystème juridique d’un pays comme le Liberia peut êtreconsidéré comme indépendant, impartial et équitable ?C’est en tout cas ce qu’il faut espérer de la présence dece pays sur cette liste.

M. André Flahaut, ministre de la Défense nationale(remplaçant du ministre de la Justice), répond que lacomposition de cette liste évolue bien évidemment. Il vasans dire que le procureur fédéral dispose d’un pouvoird’appréciation en la matière.

gedaan worden door de invoeging in dit wetsontwerpvan een artikel tot schrapping van deze verwijzing in dewet van 22 maart 1996. Kan de commissie deze wijzi-ging aanvaarden als een technische correctie?

Volgens de heer Tony Van Parys (CD&V) kan derge-lijke aanpassing niet aanvaard worden als een loutertechnische correctie. Er werd daarenboven ook nog nietnagegaan welke implicaties dit wetsontwerp heeft op dewet van 22 maart 1996.

De heer Stef Goris (VLD) merkt op dat er waarschijn-lijk nog meerdere wetten zijn die verwijzingen bevattennaar de wet van 16 juni 1996. Het lijkt hem beter omlater, bij wijze van een wetsvoorstel, al de bestaandeverwijzingen naar de wet van 16 juni 1996 in de verschil-lende wetteksten te schrappen.

Teneinde de Nederlandse tekst van §2, van het ont-worpen artikel 13 (nieuw) beter te laten overeenstem-men met de Franse tekst, stelt de spreker voor om denederlandse versie van §2 als volgt aan te passen :«Overeenkomstig het internationaal recht kunnen geenaan de uitoefening van de strafvordering verbondenmaatregelen worden genomen tijdens zijn verblijf tegeniedere persoon die, door de Belgische autoriteiten of dooreen in België gevestigde internationale organisatie waar-mee België een zetelakkoord heeft gesloten, officieelwerd uitgenodigd om op het grondgebied van het Rijk teverblijven».

De commissie gaat hiermee akkoord

De heer Tony Van Parys (CD&V) stelt vast dat, zoalsdoor de commissie gevraagd, in bijlage bij het verslageen lijst werd opgenomen van de door België afgeslotenbilaterale verdragen inzake uitlevering. Deze lijst is eeninstrument voor de federale procureur bij zijn beoorde-ling of de rechtscolleges van een land al dan niet vol-doen aan de criteria van onafhankelijkheid,onpartijdigheid en billijkheid. Een land als Liberia werdin deze lijst opgenomen. Is de minister van oordeel dathet rechtssysteem van een land als Liberia als onafhan-kelijk, onpartijdig en billijk beschouwd mag worden? Opbasis van deze lijst immers wel.

De heer André Flahaut, minister van Landsverdedi-ging (plaatsvervanger van de minister van Justitie), ant-woordt dat de samenstelling van deze landenlijst van-zelfsprekend lijst evolueert. Uiteraard heeft de federaleprocureur een appreciatiebevoegdheid terzake.

Page 56: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

56 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

M. Baert Laeremans (Vlaams Blok) fait observer quele groupe Vlaams Blok ne votera pas les modifications àla loi de compétence universelle examinées par la com-mission de la Justice. Si l’abrogation de cette loi en tantque loi d’exception distincte est une bonne chose, soninsertion dans le droit pénal commun est loin d’être suf-fisante.

Pour le Vlaams Blok, il eût bien mieux valu abrogercarrément la loi de compétence universelle, ce qui auraitrendu caduques toutes les affaires en cours. À présent,une grande insécurité persiste sur une série de dossiers,ce qui donnera inévitablement lieu à d’interminablesdébats de procéderure et à de nouveaux conflits diplo-matiques. Le Vlaams Blok trouve typique de l’approchede la nouvelle ministre de la Justice, Mme LauretteOnkelinx, que les parlementaires n’aient reçu aucuneinformation concernant ces dossiers. Une demanded’audition du magistrat compétent (le procureur fédéral)a été rejetée.

Reste par ailleurs le fait que la justice belge, en dépitdes restrictions appropriées, disposera d’une compé-tence bien trop large. C’est pourquoi le Vlaams Blok aproposé d’organiser, après les vacances d’été, un nou-veau débat à propos de cette législation, mais cette foissur la base d’informations correctes et après une sé-rieuse étude de droit comparé au sein de l’Union euro-péenne. Les partis de la majorité ont toutefois choisi detravailler dans la précipitation et de manière brouillonne.

Les nouvelles plaintes risquent également fort, à l’ave-nir, de provoquer des conflits diplomatiques. Le procu-reur fédéral se voit en effet confier la mission d’exami-ner, pour chaque dossier, si la justice du pays où sesont déroulés les faits (ou du pays du suspect) présenteles caractéristiques d’indépendance, d’équité et d’impar-tialité. Il n’existe aucune garantie que nos alliés politi-ques au sein de l’OTAN ou les États membres de l’Unioneuropéenne obtiennent automatiquement ce statut. Leministre a qualifié cette approche de discriminatoire etun amendement présenté par le Vlaams Blok à ce sujeta été rejeté par les partis de la majorité. Par ailleurs,comme les modifications de la loi limitent néanmoins laportée de la loi de compétence universelle, le VlaamsBlok s’abstiendra lors du vote final.

M. Tony Van Parys (CD&V) exprime son mécontente-ment concernant la manière dont le gouvernement s’est

De heer Bart Laeremans (Vlaams Blok) merkt op datde Vlaams Blok-fractie de aanpassingen aan degenocidewetgeving, zoals ze vandaag voorliggen in decommissie voor de Justitie, niet zal aannemen. Positiefis weliswaar dat de genocidewet als aparte uitzonderings-wet wordt opgeheven, maar de invoer ervan in het ge-wone strafrecht voldoet geenszins.

Voor het Vlaams Blok zou het veel beter geweest zijndat de genocidewetgeving kort en goed zou zijn afge-schaft, waardoor alle hangende zaken vervallen moes-ten verklaard worden. Nu blijft er over een aantal dos-siers grote onzekerheid bestaan, wat onvermijdelijk zalleiden tot onuitputtelijke proceduredebatten en nieuwediplomatieke conflicten. Het Vlaams Blok vindt het ken-schetsend voor de aanpak van de nieuwe minister vanJustitie, mevrouw Laurette Onkelinx, dat de parlements-leden over deze dossiers geen enkele informatie heb-ben gekregen. Een verzoek om de bevoegde magistraat(de federale procureur) te horen, werd afgewezen.

Daarnaast blijft het feit dat het Belgisch gerecht, zelfsmet de aangepaste beperkingen, een veel te ruime be-voegdheid krijgt. Daarom werd door het Vlaams Blokvoorgesteld dat er na de zomervakantie een nieuw de-bat zou gehouden worden over deze wetgeving, maardan op basis van gedegen informatie en na een behoor-lijke rechtsvergelijking binnen de Europese Unie. Demeerderheidspartijen kozen evenwel voor slordig enonoverzichtelijk haastwerk.

Ook inzake nieuwe klachten blijft er in de toekomsteen grote kans op diplomatieke conflicten bestaan. Defederale procureur krijgt immers de opdracht om in elkdossier na te gaan of het gerecht in het land van defeiten (of van de verdachte) de kenmerken vertoont vanonafhankelijkheid, billijkheid en onpartijdigheid. Er is geenenkele garantie dat onze politieke bondgenoten binnende NAVO of de lidstaten van de Europese Unie meteenonder dit statuut zouden vallen. De minister bestempeldedit als een discriminatie en een amendement ter zakevan het Vlaams Blok werd door de meerderheidspar-tijen verworpen.

Omdat de wetswijzigingen anderzijds toch eeninperking inhouden van de bestaande genocidewet, zalhet Vlaams Blok zich bij de eindstemming onthouden.

De heer Tony Van Parys (CD&V) uit zijn ongenoegenover de wijze waarop de regering met deze materie is

Page 57: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

570103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

occupé de cette question. Il doit bien constater que laBelgique se ridiculise une nouvelle fois.

Le texte présente une série de sérieuses imperfec-tions. C’est ainsi que les droits des victimes de ces cri-mes sont gravement bafoués. Le principe d’égalité estmanifestement violé en l’occurrence.

Cette loi fait du procureur fédéral le valet du gouver-nement. Il devient un instrument du pouvoir législatif.

En ce qui concerne les procédures en cours, le ré-gime à l’examen ne résout nullement les problèmes. C’estainsi que la justice pourra demeurer saisie du dossierconstitué à l’encontre de M. Bush senior.

Comme preuve de son attitude constructive en lamatière, le groupe CD&V s’abstiendra lors du vote final.

** *

L’ensemble du projet de loi, tel qu’il a été modifié, estadopté par n11 voix et 4 abstentions.

Les propositions de loi jointes deviennent par consé-quent sans objet.

Conformément à l’article 78.6 du Règlement de laChambre, le rapport est adopté à l’unanimité.

Le rapporteur, Le président,

Stef GORIS Fons BORGINON

Dispositions qui nécessitent des mesures d’exécution(article 108 de la Constitution) : néant.

omgegaan. Hij moet vaststellen dat België zich opnieuwbelachelijk maakt.

De tekst bevat een aantal ernstige onvolkomenheden.Zo worden de rechten van de slachtoffers van deze mis-daden ernstig geschonden. Er is hier een manifesteschending van het gelijkheidsbeginsel.

De federale procureur wordt met deze wet de lakeivan de regering. Hij wordt een instrument van de wetge-vende macht.

Ten aanzien van de hangende procedures lost voor-liggende regeling de problemen geenszins op. Zo zalhet dossier tegen de heer Bush senior aanhangig kun-nen blijven.

Als blijk van hun constructieve houding in deze mate-rie zal de CD&V-fractie zich bij de eindstemming ont-houden.

** *

Het geheel van het aldus gewijzigde wetsontwerpwordt aangenomen met 11 stemmen en 4 onthoudin-gen.

Bijgevolg vervallen de toegevoegde wetsvoorstellen.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 78.6 vanhet Reglement van de Kamer wordt het verslag eenpa-rig aangenomen.

De rapporteur, De voorzitter,

Stef GORIS Fons BORGINON

Bepalingen die uitvoeringsmaatregelen vereisen ( ar-tikel 108 van de Grondwet) : nihil

Page 58: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

58 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Annexe: liste des conventions bilatérales concluespar la Belgique en matière d’extradition

Afrique du Sud (Convention avec le Royaume-Uni du29 octobre 1901, M.B. 7 mars 1902

Algérie (Convention 12 juin 1970, M.B. 22 avril 1971)

Antilles néerlandaises (Convention avec les Pays-Basdu 31 mai 1889, M.B. 21 juillet 1889)

Argentine (Convention 12 août 1886, M.B. 29 janvier1888)

Australie (Convention 13 novembre 1985, M.B. 13novembre 1986)

Bahamas (Convention avec le Royaume-Uni du 29octobre 1901, M.B. 7 mars 1902)

Bolivie (Convention du 24 juillet 1908, M.B. 4 juillet1909)

Bosnie-Herzégovine (Convention avec la Yougosla-vie du 4 juin 1971, M.B. 22 mars 1973)

Botswana (Convention avec le Royaume-Uni du 29octobre 1901, M.B. 7 mars 1902)

Brésil (Convention du 6 mai 1953, M.B. 13 juillet 1957)

Canada (Convention avec le Royaume-Uni du 29 oc-tobre 1901, M.B. 7 mars 1902)

Chili (Convention du 29 mai 1899, M.B. 20 février 1904)

Colombie (Convention du 21 août 1912, M.B. 26 avril1914)

Costa Rica (Convention du 25 avril 1902, M.B. 5 fé-vrier 1902)

Croatie (Convention avec la Yougoslavie du 4 juin1971, M.B. 22 mars 1973)

Cuba (Convention du 29 octobre 1904, M.B. 1er sep-tembre 1905)

El Salvador (Convention du 27 février 1880, M.B. 12juillet 1881)

Equateur (Convention du 28 mai 1887, M.B. 28 dé-cembre 1889)

États-Unis d’Amérique (Convention du 27 avril 1987,M.B. 4 avril 1998)

Bijlage: lijst van door België afgesloten bilateraleverdragen inzake uitlevering

Zuid-Afrika (Verdrag met het Verenigd Koninkrijk van29 oktober 1901, B.S. 7 maart 1902

Algerije (Verdrag 12 juni 1970, B.S. 22 april 1971)

Nederlandse Antillen (Verdrag met Nederland van 31mei 1889, B.S. 21 juli 1889)

Argentinië (Verdrag 12 augustus 1886, B.S. 29 januari1888)

Australië (Verdrag 13 november 1985, B.S. 13 novem-ber 1986)

Bahamas (Verdrag met het Verenigd Koninkrijk van29 oktober 1901, B.S. 7 maart 1902)

Bolivië (Verdrag van 24 juli 1908, B.S. 4 juli 1909)

Bosnië-Herzegovina (Verdrag met Yoegoslavië van 4juni 1971, B.S. 22 maart 1973)

Botswana (Verdrag met het Verenigd Koninkrijk van29 oktober 1901, B.S. 7 maart 1902)

Brazilië (Verdrag van 6 mei 1953, B.S. 13 juli 1957)

Canada (Verdrag met het Verenigd Koninkrijk van 29oktober 1901, B.S. 7 maart 1902)

Chili (Verdrag van 29 mei 1899, B.S. 20 februari 1904)

Colombië (Verdrag van 21 augustus 1912, B.S. 26 april1914)

Costa Rica (Verdrag van 25 april 1902, B.S. 5 februari1902)

Kroatië (Verdrag met Yoegoslavië van 4 juni 1971, B.S.22 maart 1973)

Cuba (Verdrag van 29 oktober 1904, B.S. 1 septem-ber 1905)

El Salvador (Verdrag van 27 februari 1880, B.S. 12juli 1881)

Ecuador (Verdrag van 28 mei 1887, B.S. 28 decem-ber 1889)

Verenigde Staten van Amerika (Verdrag van 27 april1987, B.S. 4 april 1998)

Page 59: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

590103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

FYROM (Convention avec la Yougoslavie du 4 juin1971, M.B. 22 mars 1973)

Fidji (Convention avec le Royaume-Uni du 29 octobre1901, M.B. 7 mars 1902)

Guatemala (Convention du 20 novembre 1897, M.B.25 septembre 1898)

Honduras (Convention du 19 avril 1900, M.B. 16-17décembre 1901)

Iles Salomon (Convention avec le Royaume-Uni du29 octobre 1901, M.B. 7 mars 1902)

Inde (Convention avec le Royaume-Uni du 29 octo-bre 1901, M.B. 7 mars 1902)

Kenya (Convention avec le Royaume-Uni du 29 octo-bre 1901, M.B. 7 mars 1902)

Liban (Convention du 24 décembre 1953, M.B. 1965)

Libéria (Convention du 23 novembre 1893, M.B. 11mai 1895)

Luxembourg (Convention du 23 octobre 1872, M.B. 7décembre 1872)

Malaisie (Convention avec le Royaume-Uni du 29octobre 1901, M.B. 7 mars 1902)

Maroc (Convention du 27 février 1959, M.B. 14 jan-vier 1961)

Mexique (Convention du 22 septembre 1938, M.B. 14-17 août 1939)

Monaco (Convention du 29 juin 1874, M.B. 18 août1874)

Nicaragua (Convention du 5 novembre 1904, M.B. 1er

juin 1907)

Nouvelle-Zélande (Convention avec le Royaume-Unidu 29 octobre 1901, M.B. 7 mars 1902)

Pakistan (Convention avec le Royaume-Uni du 29octobre 1901,.M.B. 7 mars 1902)

Paraguay (Convention du 20 janvier 1926, M.B. 21novembre 1929)

Pérou (Convention du 23 novembre 1888, M.B. 8-9septembre 1890)

Saint-Marin (Convention du 15 juin 1903, M.B. 20 août1903)

FYROM (Verdrag met Yoegoslavië van 4 juni 1971,B.S. 22 maart 1973)

Fidji (Verdrag met het Verenigd Koninkrijk van 29 ok-tober 1901, B.S. 7 maart 1902)

Guatemala (Verdrag van 20 november 1897, B.S. 25september 1898)

Honduras (Verdrag van 19 april 1900, B.S. 16-17 de-cember 1901)

Salomon-eilanden (Verdrag met het Verenigd Konink-rijk van 29 oktober 1901, B.S. 7 maart 1902)

Indië (Verdrag met het Verenigd Koninkrijk van 29oktober 1901, B.S. 7 maart 1902)

Kenia (Verdrag met het Verenigd Koninkrijk van 29oktober 1901, B.S. 7 maart 1902)

Libanon (Verdrag van 24 december 1953, B.S. 1965)

Liberia (Verdrag van 23 november 1893, B.S. 11 mei1895)

Luxemburg (Verdrag van 23 oktober 1872, B.S. 7 de-cember 1872)

Maleisië (Verdrag met het Verenigd Koninkrijk van 29oktober 1901, B.S. 7 maart 1902)

Marokko (Verdrag van 27 februari 1959, B.S. 14 ja-nuari 1961)

Mexico (Verdrag van 22 september 1938, B.S. 14-17augustus 1939)

Monaco (Verdrag van 29 juni 1874, B.S. 18 augustus1874)

Nicaragua (Verdrag van 5 november 1904, B.S. 1 juni1907)

Nieuw-Zeeland (Verdrag met het Verenigd Koninkrijkvan 29 oktober 1901, B.S. 7 maart 1902)

Pakistan (Verdrag met het Verenigd Koninkrijk van 29oktober 1901,.B.S. 7 maart 1902)

Paraguay (Verdrag van 20 januari 1926, B.S. 21 no-vember 1929)

Peru (Verdrag van 23 november 1888, B.S. 8-9 sep-tember 1890)

San Marino (Verdrag van 15 juni 1903, B.S. 20 au-gustus 1903)

Page 60: PROJET DE LOI WETSONTWERP PROPOSITION DE LOI … · Le projet de loi tient grandement compte de l’avis du Conseil d’État n°35.697/2/V, rendu le 18 juillet 2003. Il a été répondu

60 0103/003DOC 51

K A M E R 1e Z I T T I N G V A N D E 5 1e Z I T T I N G S P E R I O D EC H A M B R E 1e S E S S I O N D E L A 51e L É G I S L A T U R E 2003

Serbie-Montenegro (Convention avec la Yougoslaviedu 4 juin 1971, M.B. 22 mars 1973)

Slovénie (Convention avec la Yougoslavie du 4 juin1971, M.B. 22 mars 1973)

Surinam (Convention avec les Pays-Bas du 31 mai1889, M.B. 21 juillet 1889)

Swaziland (Convention avec le Royaume-Uni du 29octobre 1901, M.B. 7 mars 1902)

Tanzanie (Convention avec le Royaume-Uni du 29octobre 1901, M.B. 7 mars 1902)

Thaïlande (Convention du 14 janvier 1937, M.B. 10juillet 1937)

Tunisie (Convention du 27 avril 1989, M.B. 17 mars1992)

Venezuela (Convention du 13 mars 1884, M.B. 3 mars1885)

Servië-Montenegro (Verdrag met Yoegoslavië van 4juni 1971, B.S. 22 maart 1973)

Slovenië (Verdrag met Yoegoslavië van 4 juni 1971,B.S. 22 maart 1973)

Suriname (Verdrag met Nederland van 31 mei 1889,B.S. 21 juli 1889)

Swaziland (Verdrag met het Verenigd Koninkrijk van29 oktober 1901, B.S. 7 maart 1902)

Tanzanië (Verdrag met het Verenigd Koninkrijk van 29oktober 1901, B.S. 7 maart 1902)

Thailand (Verdrag van 14 januari 1937, B.S. 10 juli1937)

Tunesië (Verdrag van 27 april 1989, B.S. 17 maart1992)

Venezuela (Verdrag van 13 maart 1884, B.S. 3 maart1885)

Centrale drukkerij – Deze publicatie wordt uitsluitend gedrukt op volledig gerecycleerd papierImprimerie centrale – Cette publication est imprimée exclusivement sur du papier entièrement recyclé