20121213-AR-KB-Droit de prêt-Leenrecht

Embed Size (px)

Citation preview

  • 7/30/2019 20121213-AR-KB-Droit de prt-Leenrecht

    1/9

    Overwegende dat de Overeenkomst inzake de bewaring van dezeefauna en ora van Antarctica, opgemaakt te Canberra op 20 mei 1980,in voege getreden is in 1982 en goedgekeurd werd door de wet van17 januari 1984;

    Overwegende dat Artikel VII van bovenvermelde Overeenkomst eenpermanent secretariaat heeft ingesteld te Hobart, Tasmani ;

    Overwegende dat op de XXXe vergadering van CCAMLR (vergade-ring van 24 oktober tot 4 november 2011 te Hobart) de vertegenwoor-digers het voorziene budget voor 2011/2012 evenals de bijdrageschaalvoor 2012 goedgekeurd hebben;

    Overwegende dat Belgi zich, als stichtend lid van het Antarctica-verdrag, verplicht ziet bij te dragen tot de werking van deze vermaardeinternationale conventie;

    Gelet op het advies van de Inspectie van Financi n van 29 mei 2012;Op de voordracht van de Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en

    Mobiliteit,

    Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

    Artikel 1. Een bedrag in euro ten belope van de omzetwaarde vanAUD 120.849 aan te rekenen op basisallocatie 55.11.35.40.01 (Pro-gramma 25.55.1) van de begroting van de FOD Volksgezondheid,Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu voor het begrotings- jaar 2012, wordt aan het secretariaat van het CCAMLR verleend alsBelgische bijdrage voor 2012 en zal gestort worden op het volgenderekeningnummer :

    Bank : Commonwealth Bank of AustraliaAccount Nr. : 10182490, Branch BSB Number : 067 000In : 81 Elizabeth Street, Hobart, Tasmania 7000, AustraliaSWIFT address : CTBAAU2SFor the bene t of : Commission for the Conservation of Antarctic

    Marine Living ResourcesP.O. Box 213North HobartTasmania 7002Australia

    Art. 2. Het in artikel 1 vermeld bedrag zal in eenmaal vereffendworden van zodra dit besluit ondertekend is en de aanvraag totuitbetaling voorgelegd wordt.

    Art. 3. De besteding van de bijdrage zal naderhand verantwoordworden op basis van een activiteitsrapport, vergezeld van een nan-cile staat, afgeleverd door het secretariaat van het CCAMLR.

    Art. 4. De minister bevoegd voor Leefmilieu is belast met deuitvoering van dit besluit.

    Gegeven te Brussel, 20 juli 2012.

    ALBERT

    Van Koningswege :De Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit,

    M. WATHELET

    *FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE,K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [2012/11493]N. 2012 391113 DECEMBER 2012. Koninklijk besluit betreffende de vergoe-ding voor openbare uitlening en tot intrekking van het koninklijkbesluit van 25 april 2004 betreffende de vergoedingsrechten vooropenbare uitlening van de auteurs, vertolkende of uitvoerendekunstenaars, producenten van fonogrammen en producenten vaneerste vastleggingen van lms

    ALBERT II, Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de

    naburige rechten, artikel 23, 2, tweede lid, artikel 47, 2, tweede liden artikel 63;

    Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2004 betreffende devergoedingsrechten voor openbare uitlening van de auteurs, vertol-kende of uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen enproducenten van eerste vastleggingen van lms;

    Consid rant que la Convention sur la conservation de la faune et dela ore marine Antarctiques faite Canberra le 20 mai 1980 est entr een vigueur en 1982 et a t approuv e par la loi du 17 janvier 1984;

    Consid rant que l Article VII de ladite Convention a tabli unsecrtariat permanent Hobart, Tasmanie;

    Consid rant qu la XXXe runion des Parties CCAMLR (r uniondu 24 octobre au 4 novembre 2011 Hobart) les repr sentants ontapprouv le budget pr vu pour 2011/2012 ainsi que l chelle descontributions pour 2012;

    Consid rant que la Belgique, en tant que membre fondateur du Trait Antarctique, se doit de contribuer au fonctionnement de cette organi-sation internationale r put e;

    Vu lavis de l Inspection des Finances du 29 mai 2012;Sur la proposition du Secr taire d Etat lEnvironnement, lEnergie

    et la Mobilit ,

    Nous avons arr t et arr tons :

    Article 1 er . Un montant en euros quivalent AUD 120.849 imputer charge du cr dit inscrit lallocation de base 55.11.35.40.01(Programme 25.55.1) du budget du SPF Sant publique, S curit de lacha ne alimentaire et Environnement pour l ann e budg taire 2012, estallou au secr tariat de CCAMLR titre de contribution belgepour 2012, et sera vers au compte suivant :

    Bank : Commonwealth Bank of AustraliaAccount Nr : 10182490, Branch BSB Number : 067 000In : 81 Elizabeth Street, Hobart, Tasmania 7000, AustraliaSWIFT address : CTBAAU2SFor the bene t of : Commission for the Conservation of Antarctic

    Marine Living ResourcesP.O. Box 213North HobartTasmania 7002Australia

    Art. 2. Le montantmentionn larticle 1 er sera liquid en une foisds signature du pr sent arr t et rception de la demande depaiement.

    Art. 3. Lemploi de la contribution sera justi a posteriori sur based un rapport d activit , accompagn dun tat nancier, fournis par lesecrtariat de CCAMLR.

    Art. 4. Le ministre qui a l Environnement dans ses attributions estcharg de lexcution du pr sent arr t.

    Donn Bruxelles, le 20 juillet 2012.

    ALBERT

    Par le Roi :Le Secrtaire d Etat lEnvironnement, lEnergie et la Mobilit ,

    M. WATHELET

    SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE,P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE

    [2012/11493]F. 2012 391113 DECEMBRE 2012. Arr t royal relatif la r mun ration pour

    pr t public et retirant l arr t royal du 25 avril 2004 relatif auxdroits r mun ration pour pr t public des auteurs, des artistes-interpr tes ou ex cutants, des producteurs de phonogrammes etdes producteurs de premi res xations de lms

    ALBERT II, Roi des Belges,

    A tous, pr sents et venir, Salut.Vu la loi du 30 juin 1994 relative au droit d auteur et aux droits

    voisins, l article 23, 2, alina 2, larticle 47, 2, alina 2 et larticle 63;

    Vu larr t royal du 25 avril 2004 relatif aux droits rmun rationpour pr t public des auteurs, des artistes-interpr tes ou ex cutants, desproducteurs de phonogrammes et des producteurs de premi resxations de lms;

    87935BELGISCH STAATSBLAD 27.12.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE

  • 7/30/2019 20121213-AR-KB-Droit de prt-Leenrecht

    2/9

    Gelet op het advies van de Vlaamse Gemeenschapscommissiegegeven op 9 augustus 2012;

    Gelet op het advies van de Duitse Gemeenschap gegeven op5 september 2012;

    Gelet op het advies van Union des Viles et des Communes gegeven op 10 september 2012;

    Gelet op het advies van Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeen-ten gegeven op 11 september 2012;

    Gelet op het advies van Conseil du Livre gegeven op 13 septem- ber 2012;Gelet op het advies van mdiath que de la Communaut fran ai-

    se gegeven op 13 september 2012;Gelet op het advies van Association des Provinces wallonnes

    gegeven op 13 september 2012;Gelet op het advies van Reprobel gegeven op 13 september 2012;Gelet op het advies van Conseil des Biblioth ques publiques

    gegeven op 14 september 2012;Gelet op het advies van Vlaamse Vereniging voor bibliotheek, archief

    & documentatie gegeven op 14 september 2012;Gelet op het advies van Bibnet gegeven op 17 september 2012;Gelet op het advies van de Franse Gemeenschap gegeven op

    19 september 2012;Gelet op het advies van Association professionnelle de biblioth -

    caires et de biblioth ques gegeven op 19 september 2012;Gelet op het advies van Auvibel gegeven op 19 september 2012;Gelet op het advies van de Vlaamse Gemeenschap gegeven op

    21 september 2012;Gelet op het advies van de Inspecteur van Financi n, gegeven op

    10 oktober 2012;Gelet op het advies 52.265/2 van de Raad van State, gegeven op

    12 november 2012 met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 1 , vande wetten op de Raad van State, geco rdineerd op 12 januari 1973;

    Overwegende dat ingevolge artikel 2.1. b) van de Richt-lijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom,het begrip uitlening betrekking heeft op het voor gebruik ter beschikking stellen van beschermde werken of prestaties voor een

    beperkte tijd en zonder direct of indirect economisch of commercieelvoordeel, indien dat plaatsvindt via voor het publiek toegankelijkeinstellingen;

    Overwegende dat het begrip uitlening niet van toepassing is op bepaalde vormen van terbeschikkingstelling van beschermde werkenof prestaties, bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van fonogrammenof lms voor een publieke vertoning of uitzending, het ter beschikkingstellen voor een tentoonstelling of het ter beschikking stellen voorraadpleging ter plaatse; dat uitlening niet het ter beschikking stellentussen voor het publiek toegankelijke instellingen onderling omvat(considerans 10 van de Europese Richtlijn 2006/115/EG);

    Overwegende dat een verlenging van de oorspronkelijke duur vande uitlening van het beschermde werk of prestatie door een instellingaan een lener, niet kan worden beschouwd als een nieuwe uitlening;

    Overwegende dat het begrip uitleeninstelling in de zin van deartikelen 23 en 47 van de wet van 30 juni 1994, rechtspersonen vanpubliek recht of privaat recht omvat die in bepaalde gevallen meerderevestigingen kunnen omvatten;

    Overwegende dat de termijn van twee maanden, voorzien in artikel 3van dit koninklijk besluit, niet kan beginnen te lopen dan vanaf hetmoment van de eerste verspreiding aan het publiek van het werk; dateen handeling van mededeling aan het publiek, zoals een voorstellingin een bioscoopzaal, een uitzending via omroep of een online terbe-schikkingstelling, de termijn van twee maanden voorzien in dit artikel,niet op gang brengt;

    Overwegende dat volgens het arrest C-271/10 van 30 juni 2011 vanhet Hof van Justitie van de Europese Unie, hierna het HvJEU , het begrip vergoeding , bedoeld in artikel 6, 1, van de EuropeseRichtlijn 2006/115/EG, enerzijds het aantal beschermde materialen diedoor de uitleeninstellingen voor uitlening ter beschikking wordengesteld in aanmerking moet nemen, en anderzijds, het aantal lenersingeschreven bij elke uitleeningstelling;

    Overwegende dat het criterium van het aantal ingeschreven lenerswordt vervangen en ver jnd door het criterium van het aantaluitleningen door de uitleeninstellingen; dat dit criterium een objectie-ver beeld geeft van het nadeel geleden door de rechthebbenden; datdoor dit criterium enerzijds de uitleenactiviteit van deze instellingen beter kan worden beoordeeld, en anderzijds de praktische problemenkunnen worden vermeden, die ontstaan door de toepassing van hetcriterium van het aantal ingeschreven uitleners (dubbele inschrijving,collectieve gebruikers, enz.);

    Vu lavis de la Vlaamse Gemeenschapscommissie donn le9 ao t 2012;

    Vu lavis de la Communaut germanophone donn le 5 septem- bre 2012;

    Vu lavis de l Union des Villes et Communes de Wallonie donn le10 septembre 2012;

    Vu lavis de la Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten donn le 11 septembre 2012;

    Vu lavis du Conseil du Livre donn le 13 septembre 2012;

    Vu lavis de la m diath que de la Communaut fran aise donn le13 septembre 2012;

    Vu lavis de l Association des Provinces wallonnes donn le 13 sep-tembre 2012;

    Vu lavis de Reprobel donn le 13 septembre 2012;Vu lavis du Conseil des Biblioth ques publiques donn le 14 sep-

    tembre 2012;Vu lavis de la Vlaamse Vereniging voor bibliotheek, archief &

    documentatie donn le 14 septembre 2012;Vu lavis de Bibnet donn le 17 septembre 2012;Vu lavis de la Communaut fran aise donn le 19 septembre 2012;

    Vu lavis de l Association professionnelle de biblioth caires et de biblioth ques donn le 19 septembre 2012;

    Vu lavis d Auvibel donn le 19 septembre 2012;Vu lavis de la Communaut amande donn le 21 septembre 2012;

    Vu lavis de l Inspecteur des Finances, donn le 10 octobre 2012;

    Vu lavis 52.265/2 du Conseil d Etat, donn le 12 novembre 2012 enapplication de l article 84, 1er , alina 1er , 1, des lois sur le Conseild Etat, coordonn es le 12 janvier 1973;

    Consid rant qu en ve rtu de l article 2.1. b), de la d irec-tive 2006/115/CE du Parlement europ en et du Conseil du 12 d cem- bre 2006 relative au droit de location et de pr t et certains droitsvoisins du droit d auteur dans le domaine de la propri t intellectuelle,la notion de pr t d objets consiste en la mise disposition d uvreset des prestations prot ges pour l usage, pour un temps limit et point

    pour un avantageconomique ou commercial direct ou indirect,lorsqu elle est effectu e par des tablissements accessibles au public;

    Consid rant que la notion de pr t ne sapplique pas certainesformes de mise disposition d uvres ou de prestations prot ges, parexemple la mise disposition de phonogrammes ou de lms des nsde repr sentation publique ou de radiodiffusion, la mise disposition des ns d exposition ou la mise disposition des ns deconsultation sur place; que le pr t nenglobe pas la mise disposition entre des tablissements accessibles au public (consid rant10 de la directive europ enne 2006/115/CE);

    Consid rant que la prolongation de la dur e originelle du pr t deluvre ou de la prestation prot ge par une institution unemprunteur ne peut tre consid re comme un nouveau pr t;

    Consid rant que la notion d institutions de pr t au sens desarticles 23 et 47 de la loi du 30 juin 1994 d signe des personnes moralesde droit public ou de droit priv qui dans certains cas peuventcomprendre plusieurs tablissements de pr t;

    Consid rant que le d lai de deux mois pr vu larticle 3 du pr sentarr t royal ne peut commencer courir qu partir de la premi redistribution au public de l uvre; qu un acte de communication aupublic tel qu une repr sentation dans une salle de cin ma, uneradiodiffusion ou une mise disposition en ligne, ne d clenche pas ledlai de deux mois pr vu cet article;

    Consid rant que selon l arr t C-271/10, du 30 juin 2011 de la Courde Justice de l Union europ enne, ci-apr s CJUE , la notion de rmun ration vise larticle 6, 1er , de la Directive euro-penne 2006/115/CE doit prendre en compte, d une part, le nombred objets prot gs mis disposition par les institutions de pr t demani re rendre possible leur pr t e t , dautre part, le nombred emprunteurs inscrits dans chaque institution de pr t;

    Consid rant que le crit re du nombre d emprunteurs inscrits estremplac et affin par le crit re du nombre de pr ts effectu s par lesinstitutions de pr t, que ce crit re donn une image plus objective dupr judice subi par les ayants droit : qu il permet, d une part, de mieuxrendre compte de l activit de pr t de ces institutions et, d autre part,d viter les probl mes pratiques soulev s par l application du crit re dunombre d emprunteurs inscrits (double inscription, usagers collectifs,etc.);

    87936 BELGISCH STAATSBLAD 27.12.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE

  • 7/30/2019 20121213-AR-KB-Droit de prt-Leenrecht

    3/9

    Overwegende dat ingevolge dit arrest van het HvJEU het koninklijk besluit van 25 april 2004 betreffende de vergoedingsrechten vooropenbare uitlening van de auteurs, vertolkende of uitvoerende kunste-naars, producenten van fonogrammen en producenten van eerstevastleggingen van lms, moet worden ingetrokken en vervangen doordit besluit;

    Overwegende dat het begrip collectie van de uitleeninstellingen betrekking heeft op het geheel van de werken en/of prestaties die dooreen uitleeningstelling worden bijgehouden;

    Overwegende dat een collectie kan bestaan uit werken en/of prestaties die tot het publieke domein behoren en beschermde werkenen/of prestaties;

    Overwegende dat een collectie ook werken en/of prestaties kan bevatten die niet ter beschikking worden gesteld door de instellingenzodat de uitlening ervan niet mogelijk is en die bijgevolg niet aan devergoeding voor openbare uitlening onderworpen zijn;

    Overwegende dat bij de bepaling van de tarieven voor de vergoedingvoor openbare uitlening alleen rekening mag worden gehouden met dewerken en/of de prestaties die onderworpen zijn aan de vergoedingvoor openbare uitlening; dat met het oog op administratieve vereen-voudiging en vlotte controle, het volume van de werken en/of prestaties in de collecties die niet aan een vergoeding voor openbareuitlening onderworpen zijn moet worden vastgesteld ofwel op basisvan een gecentraliseerd en geautomatiseerd gegevensregistratiesys-teem, ofwel op forfaitaire wijze;

    Overwegende dat de vergoeding voor openbaar uitlening is samen-gesteld uit een forfaitaire vergoeding gebaseerd op de omvang van decollectie die wordt gehouden door een uitleeninstelling en uit eenevenredige vergoeding gebaseerd op het aantal uitleningen die dooreen uitleeninstelling worden uitgevoerd; dat de forfaitaire vergoeding bepaald is voor zes categorie n van omvang van de collectie; dat deprogressiviteit van dit forfaitaire bedrag afneemt ten einde de solida-riteit tussen de verschillende uitleeninstellingen te versterken en tezorgen voor de betaling van een redelijk bedrag;

    Overwegende dat de tarieven van de vergoedingen voor openbareuitlening in dit koninklijk besluit worden bepaald voor verschillendeperiodes. De eerste periode betreft het referentiejaar van 1 januari 2004tot 31 december 2012 teneinde de rechtszekerheid voor derden tegaranderen. De tweede periode betreft het referentiejaar van1 januari 2013 tot 31 december 2017 teneinde de tarieven te herwaar-deren. Ten laatste, de derde periode betreft de referentieperiode 2018 en

    de volgende referentiejaren;Overwegende dat het besluit voorziet dat de betalingsverplichting,evenals de daarbijhorende aangifteverplichting, geheel of ten delekunnen worden ten laste genomen door de publieke overheden of deverenigingen van uitleeninstellingen; dat om de vergoedingsplichtigeentiteiten aan te zetten zoveel als mogelijk hun verplichtingen tecentraliseren teneinde de effici nte inning van de vergoedingen maxi-maal te waarborgen, wordt voorzien in een aantal forfaitaire vermin-deringen van de te betalen vergoedingen;

    Overwegende dat een forfaitaire bedrag wordt voorzien voor eengemeenschap, wanneer de uitleenactiviteit van de uitleeninstellingendie onder de bevoegdheid vallen van deze gemeenschap 1 percent vanhet globaal jaarvolume van de openbare uitleningen van alle uitleen-instellingen op het Belgische grondgebied niet overschrijdt;

    Overwegende dat volgens artikel 6, 1, van de Europese Richt-lijn 2006/115/EG, de lidstaten de mogelijkheid hebben om de verdoe-

    ding voor openbare uitlening vast te stellen met inachtneming van hundoelstellingen voor bevordering van culturele activiteiten;Op de voordracht van de Minister van Economie,

    Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

    Artikel 1. Het huidige koninklijk besluit zet de bepalingen om vanartikel 5 van de Europese Richtlijn 92/100/EEG van de Raad van19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom,dat vervangen werd door het artikel 6 van Richtlijn 2006/115/EG vanhet Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffendehet verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op hetgebied van intellectuele eigendom.

    Art. 2. In de zin van dit besluit moet worden verstaan onder :1 De wet : de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en

    de naburige rechten;2 De vergoeding voor openbare uitlening : de vergoedingsrechten

    die bedoeld worden in artikel 62 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten;

    3 De uitleeninstellingen : de uitleeninstellingen bedoeld in deartikelen 23 en 47 van de wet van 30 juni 1994 betreffende hetauteursrecht en de naburige rechten;

    Consid rant que suite cet arr t de la CJUE, il convient de retirerlarr t royal du 25 avril 2004 relatif aux droits rmun ration pourpr t public des auteurs, des artistes-interpr tes ou ex cutants, desproducteurs de phonogrammes et des producteurs de premi resxations de lms et de le remplacer par le pr sent arr t;

    Consid rant que la notion de collection des institutions de pr tvise lensemble des uvres et/ou prestations qui sont d tenues par uneinstitution de pr t;

    Consid rant qu une collection peut comporter des uvres et/ou desprestations qui appartiennent au domaine public et des uvres et/oudes prestations prot ges;

    Consid rant qu une collection peut galement comporter des uvreset/ou des prestations qui ne sont pas mises disposition par lesinstitutions, de sorte que leur pr t nest pas possible et qui, parcons quent, ne sont pas soumises la rmun ration pour pr t public;

    Consid rant qu il convient de xer les tarifs de la r mun ration pourpr t public de fa on ne viser que les uvres et ou les prestations quisont soumises la rmun ration pour pr t public; qu des ns desimpli cation administrative et de facilit de contr le, il convient dedterminer le volume des uvres et/ou des prestations des collectionsqui ne sont pas soumises la r mun ration pour pr t public, soit en sefondant sur un syst me centralis , automatis denregistrement d infor-mations, soit de mani re forfaitaire;

    Consid rant que la r mun ration pour pr t public est compos ed une r mun ration forfaitaire bas e sur le volume de collectiondtenue par une institution de pr t et d une r mun ration proportion-nelle bas e sur le nombre de pr ts effectu s par une institution de pr t;que la r mun ration forfaitaire est d termin e pour six cat gories devolume de collection; que la progressivit des montants de cettermun ration forfaitaire est d gressive a n de renforcer la solidarit entre les diff rentes institutions de pr t et de garantir le paiement d unmontant raisonnable;

    Consid rant que les tarifs de la r mun ration pour pr t public sonttablis dans le pr sent arr t royal pour diff rentes p riodes. Lapremi re p riode est celle relative aux ann es de r f rence du1er janvier 2004 au 31 d cembre 2012 a n de garantir la s curit juridique pour les tiers. La deuxi me p riode est celle relative auxann es de r f rence du 1 er janvier 2013 au 31 d cembre 2017 a n derevaloriser ces tarifs. En n, la troisi me p riode est celle relative la

    priode de r f rence 2018 et les p riodes de r f rence suivantes;Consid rant que l arr t pr voit que l obligation de paiement ainsique l obligation de d claration correspondante, peuvent tre enti re-ment ou en partie prises en charge par les pouvoirs publics ou lesassociations d institutions de pr t; que pour inciter les entit s redeva- bles de la r munation centraliser autant que possible leurs obligationsan de garantir au maximum une perception efficace des r mun ra-tions, un certain nombre de r ductions forfaitaires des r mun rations payer ont t pr vues;

    Consid rant qu un montant forfaitaire est pr vu pour une Commu-naut , lorsque l activit de pr t des institutions de pr t qui rel vent decette Communaut ne d passe pas 1 pour cent du volume annuelglobal de pr ts de toutes les institutions de pr t du territoire belge;

    Consid rant qu en vertu de l article 6, 1er , de la directiveeurop enne 2006/115/CE, les Etats membres ont la facult de xer la

    rmun ration pour pr t public en tenant compte de leurs objectifs depromotion culturelle;Sur la proposition du Ministre de l Economie,

    Nous avons arr t et arr tons :

    Article 1 er . Le pr sent arr t royal transpose les dispositions delarticle 5 de la directive europ enne 92/100/CEE du Conseil du19 novembre 1992 relative au droit de location et de pr t et certainsdroits voisins du droit d auteur dans le domaine de la propri tintellectuelle, devenu l article 6 de la directive 2006/115/CE duParlement europ en et du Conseil du 12 d cembre 2006 relative audroit de location et de pr t et certains droits voisins du droit d auteurdans le domaine de la propri t intellectuelle.

    Art. 2. Au sens du pr sent arr t, il faut entendre par :1 La loi : la loi du 30 juin 1994 relative au droit d auteur et aux droits

    voisins;2 La rmun ration pour pr t public : les droits rmun ration vis s

    larticle 62 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d auteur et auxdroits voisins;

    3 Les institutions de pr t : les institutions de pr t vises auxarticles 23 et 47 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d auteur et auxdroits voisins;

    87937BELGISCH STAATSBLAD 27.12.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE

  • 7/30/2019 20121213-AR-KB-Droit de prt-Leenrecht

    4/9

    4 De verenigingen van uitleeninstellingen : de feitelijke of juridischeverenigingen van verschillende uitleeninstellingen die de administra-tieve bevoegdheid hebben om deze instellingen in rechte te verbindenen ze te vertegenwoordigen voor de toepassing van dit besluit;

    5 De publieke overheden;a) de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de

    gemeenten, alsmede de verenigingen gevormd door een of meerderevan deze;

    b) de organismen van openbaar nut, de publiekrechtelijke verenigin-gen, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de besturen die belast zijn met het beheer van de temporali n van de erkendeerediensten en de instellingen die belast zijn met het beheer van demateri le en nanci le belangen van de erkende niet-confessionelelevensbeschouwelijke gemeenschappen, de gewestelijke ontwikkelings-maatschappijen, de polders en wateringen, de ruilverkavelingscomit s;

    c) de rechtspersonen die opgericht zijn met het speci eke doel tevoorzien in behoeften van algemeen belang die niet van industri le of commerci le aard zijn, en rechtspersoonlijkheid hebben, en waarvanofwel de werkzaamheden in hoofdzaak ge nancierd worden door deoverheden of instellingen vermeld in 5 van dit artikel, ofwel het beheeronderworpen is aan toezicht van die overheden of instellingen, ofwelde leden van directie, van de raad van bestuur of van de raad vantoezicht voor meer dan de helft door die overheden of instellingen zijnaangewezen;

    6 De wetenschappelijke instellingen : de erkende instellingen die inuitvoering van artikel 275 3 , tweede lid, van het Wetboek van deinkomstenbelastingen 1992 zijn opgenomen in de lijst van de bij-lage IIIquater van het koninklijk besluit in uitvoering van het Wetboekvan de inkomstenbelastingen 1992;

    7 De uitlening : de uitlening bedoeld in de artikelen 23 en 47 van dewet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburigerechten;

    8 De beheersvennootschap : de vennootschap die krachtens arti-kel 63, tweede lid, van de wet van 30 juni 1994 betreffende hetauteursrecht en de naburige rechten, belast is met de inning en deverdeling van de vergoedingen voor openbare uitlening;

    9 De referentieperiode : de jaarlijkse periode waarop de vergoedingvoor openbare uitlening betrekking heeft. Deze periode komt overeenmet een kalenderjaar;

    10 De collectie : het geheel van de werken en/of prestaties die dooreen uitleeninstelling bijgehouden worden;

    11 De dag : de dag die noch een zaterdag, noch een zondag, nocheen wettelijke feestdag is. Indien een termijn verstrijkt op een zaterdag,een zondag of een wettelijke feestdag, wordt deze verlengd tot deeerstvolgende werkdag;

    12 De Minister : de minister bevoegd voor het auteursrecht.

    Art. 3. De termijn bepaald in artikel 23, 2, van de wet waarna deuitlening van geluidswerken en audiovisuele werken pas kan plaats-vinden, wordt verkort tot twee maanden na de eerste verspreiding vanhet werk onder het publiek.

    De termijn waarin artikel 47, 2, van de wet voorziet, waarna deuitlening van fonogrammen en eerste vastleggingen van lms pas kan

    geschieden, wordt verkort tot twee maanden na de eerste verspreidingvan het werk onder het publiek.

    Art. 4. 1. Het jaarlijks bedrag exclusief B.T.W. van de vergoedingvoor openbare uitlening door uitleeninstellingen omvat :

    1 een forfaitair bedrag dat wordt bepaald afhankelijk van de groottevan de collectie van de uitleeninstelling zoals deze werd vastgesteld opde begindatum van de refetentieperiode, en;

    2 een bedrag dat wordt bepaald afhankelijk van het aantal uitlenin-gen per uitleeninstelling, per referentieperiode.

    2. Om het forfaitaire bedrag te bepalen bedoeld in paragraaf 1, 1 ,wordt de omvang van de collectie op de begindatum van dereferentieperiode verminderd met :

    1 het aantal werken en/of prestaties die niet door de instelling ter beschikking worden gesteld zodat de uitlening ervan niet mogelijk is,en;

    2 het aantal werken en/of prestaties die door de instelling ter beschikking worden gesteld, zodat de uitlening ervan mogelijk is, endie tot het publieke domein behoren.

    Het aantal werken en/of prestaties bedoeld in het eerste lid, 1 ,wordt enkel aangegeven als dit aantal als dusdanig is ge denti ceerd ineen geautomatiseerd gegevensregistratiesysteem waar het aantal wer-ken en/of prestaties die niet door de instelling ter beschikking worden

    4 Les associations d institutions de pr t : les associations de fait oude droit, de plusieurs institutions de pr t, ayant la comp tenceadministrative de lier juridiquement ces institutions et de repr sentercelles-ci pour l application du pr sent arr t;

    5 Les pouvoirs publics :a) lEtat, les Communaut s, les Rgions, les provinces, les communes

    ainsi que les associations form es par ceux-ci;

    b) les organismes d intrt public, les associations de droit public, lescentres publics d aide sociale, les administrations charg es de la gestiondu temporel des cultes reconnus et les tablissements charg s de lagestion des int rts mat riels et nanciers des communaut s philoso-phiques non confessionnelles reconnues, les soci ts de d veloppementrgional, les polders et wateringues, les comit s de remembrement des biens ruraux;

    c) les personnes qui ont t cres pour satisfaire sp ciquement des besoins d intrt gnral ayant un caract re autre qu industriel oucommercial, qui sont dot es d une personnalit juridique et dont, soitlactivit est nanc e majoritairement par les autorit s ou organismesmentionn au 5 du pr sent article, soit la gestion est soumise uncontr le de ces autorit s ou organismes, soit plus de la moiti desmembres de l organe d administration, de direction ou de surveillancesont d sign s par ces autorit s ou organismes;

    6 Les institutions scienti ques : les institutions scienti ques agr esen excution de l article 275 3 , alina 2, du Code des imp ts sur lesrevenus 1992 qui sont reprises dans la liste de l annexe III quater delarr t royal d excution du Code des imp ts sur le revenu 1992;

    7 Le pr t : le prt vis aux articles 23 et 47 de la loi du 30 juin 1994relative au droit d auteur et aux droits voisins;

    8 La socit de gestion des droits : la soci t charg e de percevoir etde r partir les r mun rations pour pr t public en ex cution delarticle 63, alin a 2, de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d auteuret aux droits voisins;

    9 La priode de r f rence : la p riode annuelle laquelle larmun ration pour pr t public se rapporte. Cette p riode correspond une ann e civile;

    10 La collection : l ensemble des uvres et/ou prestations qui sontdtenues par une institution de pr t;

    11 Le jour : le jour qui n est ni un samedi, ni un dimanche, ni un jourf ri lgal. Si un d lai expire un samedi, un dimanche ou un jour f rilgal, il est prolong au jour ouvrable qui suit;

    12 Le Ministre : le ministre ayant le droit d auteur dans sesattributions.

    Art. 3. Le dlai pr vu larticle 23, 2, de la loi au terme duquel lepr t duvres sonores ou audiovisuelles peut seulement avoir lieu estrduit deux mois apr s la premi re distribution au public de l uvre.

    Le d lai pr vu larticle 47, 2, de la loi au terme duquel le pr t dephonogrammes et de premi res xations de lms peut seulement avoir

    lieu est r duit deux mois apr s la premi re distribution au public deluvre.

    Art. 4. 1er . Le montant annuel hors T.V.A. de la r mun ration pourpr t public par institution de pr t comprend :

    1 un montant forfaitaire qui est x en fonction du volume de lacollection de l institution de pr t tel qu tabli la date initiale de lapriode de r f rence, et;

    2 un montant qui est x en fonction du nombre de pr ts parinstitution de pr t, par p riode de r f rence.

    2. Pour d terminer le montant forfaitaire vis au paragraphe 1 er , 1,le volume de la collection est r duit, la date initiale de la p riode derf rence :

    1 du nombre d uvres et/ou de prestations qui ne sont pas mises dispositions par l institution, de sorte que leur pr t nest pas possible,et;

    2 du nombre d uvres et/ou de prestations qui sont mises disposition par l institution, de sorte que leur pr t est possible, et quiappartiennent au domaine public.

    Le nombre d uvres et/ou de prestations vis lalin a 1 er , 1, nestdclar que si ce nombre est identi en tant que tel dans un syst meautomatis denregistrement d informations sur le nombre d uvres

    87938 BELGISCH STAATSBLAD 27.12.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE

  • 7/30/2019 20121213-AR-KB-Droit de prt-Leenrecht

    5/9

    gesteld zodat de uitlening ervan niet mogelijk is, en dat gecentraliseerdis op het niveau van de bevoegde publieke overheden of de verenigin-gen van uitleeninstellingen. Bij gebrek aan dergelijke identi catie vanhet aantal werken en/of prestaties, bedoeld in het eerste lid, 1 , wordtdat aantal forfaitair geraamd op 5 procent van de collectie.

    Het aantal werken en/of prestaties, bedoeld in het eerste lid, 2 ,wordt forfaitair geraamd op 5 procent van de collectie.

    3. Het bedrag, bedoeld in 1, 1, wordt voor elke referentieperiodevan 1 januari 2004 tot 31 december 2012 als volgt vastgesteld :

    Collectie Jaarlijkse verschuldigd bedrag Collection Montant annuel d

    1 t.e.m. 12.500 300 EUR 1 12.500 300 EUR

    12.501 t.e.m. 25.000 750 EUR 12.501 25.000 750 EUR

    25.001 t.e.m. 50.000 1.500 EUR 25.001 50.000 1.500 EUR

    50.001 t.e.m. 100.000 2.200 EUR 50.001 100.000 2.200 EUR

    100.001 t.e.m. 200.000 3.000 EUR 100.001 200.000 3.000 EUR

    200.001 en mer 3.600 EUR 200.001 et plus 3.600 EUR

    Het in

    1, 1, bedoelde bedrag wordt voor elke referentieperiode van1 januari 2013 tot 31 december 2017 als volgt vastgesteld :

    Referentiejaar Ann es de r f rence

    Collectie 2013 2014 2015 2016 2017 Collections 2013 2014 2015 2016 2017

    1 t.e.m. 12.500 345 EUR 390 EUR 434 EUR 479 EUR 524 EUR 1 12.500 345 EUR 390 EUR 434 EUR 479 EUR 524 EUR

    12.501 t.e.m. 25.000 862 EUR 974 EUR 1.086 EUR 1.198 EUR 1.310 EUR 12.501 25.000 862 EUR 974 EUR 1.086 EUR 1.198 EUR 1.310 EUR

    25.001 t.e.m. 50.000 1.724 EUR 1.948 EUR 2.172 EUR 2.396 EUR 2.620 EUR 25.001 50.000 1.724 EUR 1.948 EUR 2.172 EUR 2.396 EUR 2.620 EUR

    50.001 t.e.m. 100.000 2.529 EUR 2.857 EUR 3.186 EUR 3.514 EUR 3.843 EUR 50.001 100.000 2.529 EUR 2.857 EUR 3.186 EUR 3.514 EUR 3.843 EUR100.001 t.e.m. 200.000 3.448 EUR 3.896 EUR 4.344 EUR 4.792 EUR 5.240 EUR 100.001 200.000 3.448 EUR 3.896 EUR 4.344 EUR 4.792 EUR 5.240 EUR

    200.001 en meer 4.138 EUR 4.675 EUR 5.213 EUR 5.751 EUR 6.288 EUR 200.001 et plus 4.138 EUR 4.675 EUR 5.213 EUR 5.751 EUR 6.288 EUR

    Vanaf de referentieperiode 2018 en voor volgende, zijn de bedragenper categorie van collectie dezelfde als deze van het referentiejaar 2017.

    4. Het bedrag, bedoeld in 1, 2, wordt als volgt vastgesteld :

    1 het totale aantal uitleningen wordt verminderd met 5 percent omde uitleningen van werken en/of prestaties die tot het publieke domein behoren forfaitair in rekening te brengen;

    2 het aantal uitleningen vastgesteld na de in 1 bedoelde forfaitairevermindering wordt voor elke referentieperiode van 1 januari 2004 tot31 december 2012, vermenigvuldigd met 0,0168 EUR.

    Voor elke referentieperiode van 1 januari 2013 tot 31 december 2017,wordt het aantal uitleningen vastgesteld na de in eerste lid, 1 bedoeldeforfaitaire vermindering vermenigvuldigd met :

    Referentiejaar Ann es de r f rence

    2013 2014 2015 2016 2017 2013 2014 2015 2016 2017

    0,0193 EUR 0,0219 EUR 0,0244 EUR 0,0269 EUR 0,0294 EUR 0,0193 EUR 0,0219 EUR 0,0244 EUR 0,0269 EUR 0,0294 EUR

    Vanaf de referentieperiode 2018 en voor volgende, wordt het aantaluitleningen vastgesteld na de in eerste lid, 1 , bedoelde forfaitairevermindering vermenigvuldigd met 0,0294 EUR.

    5. Het jaarlijkse bedrag van de vergoeding voor openbare uitleningverschuldigd door de uitleeninstellingen is het resultaat van de somvan de bedragen bedoeld in 1, 1 en 2, die worden berekendovereenkomstig 2 tot 4.

    6. De publieke overheden en de verenigingen van uitleeninstellin-gen kunnen de betaling van de vergoedingen voor openbare uitleninggeheel of gedeeltelijk op zich nemen in plaats van de uitleeninstellingendie onder de bevoegdheid van die overheden vallen of die lid zijn vandie verenigingen.

    Voor zover dat :

    1. een publieke overheid of een vereniging van uitleeninstellingen de betaling van het bedrag bedoeld in 1, 1, centraliseert voor rekeningvan de uitleeninstellingen die zij vertegenwoordigt en;

    et/ou de prestations qui ne sont pas mises disposition par l institu-tion, de sorte que leur pr t nest pas possible, et qui est centralis auniveau des pouvoirs publics comp tents ou des associations d institu-tions de pr t. A dfaut d une telle identi cation du nombre d uvreset/ou de prestations vis lalin a 1er , 1, ce nombre est valu forfaitairement 5 pour cent de la collection.

    Le nombre d uvres et/ou de prestations vis lalin a 1er , 2, estvalu forfaitairement 5 pour cent de la collection.

    3. Le montant vis au 1er

    , 1, est pour chaque p riode de r f rencedu 1 er janvier 2004 au 31 d cembre 2012, d termin de la mani resuivante :

    Le montant vis

    au

    1er

    , 1, est pour chaque p

    riode de r

    f rence du1er janvier 2013 au 31 d cembre 2017, d termin de la mani re

    suivante :

    A partir de la p riode de r f rence 2018 et pour les p riodes derf rence suivantes, les montants par cat gories de collection sontidentiques ceux de l ann e de rf rence 2017.

    4. Le montant vis au 1er , 2, est dtermin de la mani resuivante :

    1 le nombre total de pr ts par institution est diminu de 5 pour centpour r duire de mani re forfaitaire les pr ts d uvres et/ou deprestations appartenant au domaine public;

    2 le nombre de pr ts tabli apr s la diminution forfaitaire vis e au1 est, pour chaque ann e d e r f rence du 1 er janvier 2004 au31 dcembre 2012, multipli par 0,0168 EUR.

    Pour chaque p riode de r f rence du 1 er janvier 2013 au 31 d cem- bre 2017, le nombre de pr ts tabli apr s la diminution forfaitaire vis e lalin a 1er , 1, est multipli par :

    A partir de la p riode de r f rence 2018 et pour les p riodes derf rence suivantes, le nombre de pr ts tabli apr s la diminutionforfaitaire vis e lalin a 1er , 1, est multipli par 0,0294 EUR.

    5. Le montant annuel de la r mun ration pour pr t public d parinstitution de pr t est le rsultat de l addition des montants vis s au 1er , 1 et 2, calculs conform ment aux 2 4.

    6. Les pouvoirs publics et les associations d institutions de pr t,peuvent prendre en charge en tout ou en partie le payement de larmun ration pour pr t public pour le compte d institutions de pr t quien rel vent ou en sont membres.

    Pour autant que :

    1. un pouvoir public ou une association d institutions de pr tcentralise le payement du montant vis au 1er , 1, pour le compted institution de pr t qu il repr sente et;

    87939BELGISCH STAATSBLAD 27.12.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE

  • 7/30/2019 20121213-AR-KB-Droit de prt-Leenrecht

    6/9

    2. de betreffende gemeenschap binnen de voorziene termijn de inartikel 7, 2, bedoelde aangifte verricht,wordt het verschuldige bedrag krachtens 1, 1, voor de vertegenwoor-digde uitleeninstellingen, verminderd tot 2,5 procent.

    Voor zover dat een publieke overheid of een vereniging vanuitleeninstellingen :

    1. de betaling van het bedrag bedoeld in 1, 2, centraliseert voorrekening van de uitleeninstellingen die zij vertegenwoordigt en;

    2. binnen de voorziene termijn de in artikel 7, 1, bedoelde aangiftevoor rekening van deze instellingen verricht,wordt het verschuldigde bedrag krachtens 1, 2, voor de vertegen-woordigde uitleeninstellingen verminderd met 2,5 procent.

    Voor zover dat :1. een publieke overheid of een vereniging van uitleeninstellingen :a) de betaling van het bedrag bedoeld in 1, 1 en 2, centraliseert

    voor rekening van de uitleeninstellingen die zij vertegenwoordigt;b) binnen de voorziene termijn de in artikel 7, 1, bedoelde aangifte

    voor rekening van deze instellingen, verricht, en;2. de betreffende gemeenschap binnen de voorziene termijn de in

    artikel 7, 2, bedoelde aangifte verricht,wordt het verschuldigde bedrag krachten 1, 1 en 2, voor devertegenwoordigde uitleeninstellingen verminderd met 5 procent.

    7. De federale staat kan de betaling van de vergoedingen voor

    openbare uitlening geheel of gedeeltelijk op zich nemen in plaats vande uitleeninstellingen die onder zijn bevoegdheid vallen.Voor zover de federale staat :1. de betaling van het bedrag bedoeld in 1, 1, centralissert voor

    rekening van alle uitleeninstellingen die onder zijn bevoegdheid vallen,en;

    2. binnen de voorziene termijn de in artikel 7, 3, bedoelde aangiftevoor rekening van alle instellingen verricht,

    wordt het verschuldigde bedrag krachtens 1, 1, voor de betrokkenuitleeninstellingen verminderd met 2,5 procent.

    Voor zover de federale staat :1. de betaling van het bedrag bedoeld in 1, 2, centraliseert voor

    rekening van alle uitleeninstellingen die onder zijn bevoegdheid valle,en;

    2. binnen de voorziene termijn de in artikel 7,

    1, bedoelde aangiftevoor rekening van elle instellingen verricht die onder zijn bevoegdheidvallen,wordt het verschuldigde bedrag krachtens 1, 2, voor de betrokkenuitleeninstellingen verminderd met 2,5 procent.

    Voor zover de federale staat :1. de betaling van het bedrag bedoeld in 1, 1 en 2, centraliseert

    voor rekening van alle uitleeninstellingen die onder zijn bevoegdheidvallen, en;

    2. binnen de voorziene termijn de in artikel 7, 1 en 3 bedoeldeaangifte voor rekening van alle instellingen verricht die onder zijn bevoegdheid vallen, wordt het verschuldigde bedrag krachtens 1, 1en 2, voor de betrokken uitleeninstellingen verminderd met 5 procent.

    8. In afwijking van de voorgaande paragrafen wordt het jaarlijks te betalen bedrag van de vergoeding voor openbare uitlening voor een

    gemeenschap forfaitair bepaald op 8.000 EUR voor elke referentiepe-riode van 1 januari 2004 tot 31 december 2012 wanneer de uitleenacti-viteit van de uitleeninstellingen die onder de bevoegdheid van diegemeenschap vallen 1 procent van het globaal jaarvolume van uitle-ningen van alle uitleeninstellingen op het Belgisch grondgebied samenniet overschrijdt.

    Voor elk referentieperiode van 1 januari 2013 tot 31 december 2017,wordt dit bedrag als volgt vastgesteld :

    Referentiejaar Ann es de r f rence

    2013 2014 2015 2016 2017 2013 2014 2015 2016 2017

    9.000 EUR 10.000 EUR 11.000 EUR 12.000 EUR 13.000 EUR 9.000 EUR 10.000 EUR 11.000 EUR 12.000 EUR 13.000 EUR

    Teneinde, vanaf de referentieperiode 2018 en voor de volgendereferentieperiodes, wordt dit bedrag bepaald op 13.000 EUR.

    De in deze paragraaf bepaalde bedragen kunnen alleen gecentrali-seerd worden betaald door de betreffende gemeenschap, zonder dathierop een vermindering, op welke grondslag ook, kan toegekendworden.

    9. Het bedrag van de vergoeding voor openbare uitlening kan doorde uitleeninstellingen geheel of gedeeltelijk worden verhaald op deleners.

    2. la Communaut concern e effectue dans les d lais la d clarationvise larticle 7, 2,le montant d au titre du 1er , 1, pour les institutions de pr trepr sent es est rduit de 2,5 pour cent.

    Pour autant qu un pouvoir public ou une association d institutionsde pr t :

    1. centralise le payement du montant vis au 1er , 2, pour le compted institutions de pr t qu il repr sente et;

    2. effectue dans les d lais la d claration vis e larticle 7, 1er

    , pourle compte de ces institutions,le montant d au titre du 1er , 2, pour les institutions de pr trepr sent es est rduit de 2,5 pour cent.

    Pour autant que :1. un pouvoir public ou une association d institutions de pr t :a) centralise le payement des montants vis s au 1er , 1 et 2, pour

    le compte des institutions de pr t qu il repr sente;b) effectue dans les d lais la d claration vis e larticle 7, 1er , pour

    le compte de ces institutions, et;2. la communaut concern e effectue dans les d lais la d claration

    vise larticle 7, 2,le montant d au titre du 1er , 1 et 2, pour les institutions de pr trepr sent es est rduit de 5 pour cent.

    7.LEtat f dral peut prendre en charge en tout ou en partie le

    paiement de la r mun ration pour pr t public pour le compte desinstitutions de pr t qui rel vent de sa comp tence.Pour autant que l Etat f dral :1. centralise le paiement du montant vis au 1er , 1, pour le compte

    de l ensemble des institutions de pr t qui rel vent de sa comp tence, et;

    2. effectue dans les d lais, pour le compte de l ensemble desinstitutions de pr t qui rel vent de sa comp tence, la d claration vis e larticle 7, 3,le montant d au titre du 1er , 1, pour les institutions de pr tconcern es est rduit de 2,5 pour cent.

    Pour autant que l Etat f dral :1. centralise le paiement du montant vis au 1er , 2, pour le compte

    de l ensemble des institutions de pr t qui rel vent de sa comp tence, et;

    2. effectue dans les dlais la d

    claration vis

    es

    larticle 7,

    1

    er

    , pourle compte de l ensemble des institutions qui rel vent de sa comp tence,

    le montant d au titre du 1er , 2, pour les institutions de pr tconcern es est rduit de 2,5 pour cent.

    Pour autant que l Etat f dral :1. centralise le paiement des montants vis s au 1er , 1 et 2, pour le

    compte de l ensemble des institutions de pr t qui rel vent de sacomp tence, et;

    2. effectue dans les d lais les d clarations vis es larticle 7, 1er et3, pour l ensemble des institutions de pr t qui relvent de sacomp tence, le montant d au titre du 1er , 1 et 2, pour lesinstitutions de pr t concern es est rduit de 5 pour cent.

    8. Par drogation aux paragraphes pr cdents, le montant annuelde la r mun ration pour pr t public d pour une Communaut est x

    forfaitairement 8.000 EUR pour chaque p riode de r f rence du1er janvier 2004 au 31 d cembre 2012 lorsque l activit de pr t desinstitutions de pr t du ressort de ladite Communaut ne d passe pasglobalement 1 pour cent du volume annuel global des pr ts de toutesles institutions de pr t sur le territoire belge.

    Pour chaque p riode de r f rence du 1 er janvier 2013 au 31 d cem- bre 2017, ce montant est tabli comme suit :

    A partir de la p riode de r f rence 2018 et pout les p riodes derf rences suivantes, ce montant est x 13.000 EUR.

    Les montants pr vus dans ce paragraphe peuvent seulement trepay s par la Communaut concern e, sans qu une r duction, pourquelque motif que ce soit, puisse tre accord e.

    9. Le montant de la r mun ration pour pr t public peut trerpercut par les institutions de pr t en tout ou en partie sur lesemprunteurs.

    87940 BELGISCH STAATSBLAD 27.12.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE

  • 7/30/2019 20121213-AR-KB-Droit de prt-Leenrecht

    7/9

    Art. 5. Wordt van de verplichting tot betaling van de vergoedingvoor openbare uitlening vrijgesteld, de uitlening van werken enprestaties door :

    1 de onderwijsinstellingen die door de publieke overheden daartoeofficieel zijn erkend op opgericht;

    2 de wettenschappelijkeonderzoeksinstellingen, die doorde publiekeoverheden daartoe officieel zijn erkend of opgericht;

    3 de zorginstellingen die door de publieke overheden daartoeofficieel zijn erkend of opgericht;

    4 de officieel erkende instellingen die zijn opgericht ten behoeve van blinden, slechtzienden, doven en slechthorenden.

    Art. 6. De vergoeding voor openbare uitlening is verschuldigd op jaarbasis voor elke referentieperiode.

    Art. 7. 1. Onverminderd artikel 15, deelt elke uitleeninstelling haaraangifte aan de beheersvennootschap mee binnen een termijn vantweehondertwintig dagen te rekenen vanaf de eerste dag die volgt opde refentieperiode.

    Deze aangifte heeft betrekking op de verlopen referentieperiode.Zij omvat de volgende inlichtingen :1 de inlichtingen die het mogelijk maken de uitleeninstelling te

    identi ceren;

    2 het aantal vestigingen waarvoor zij een verklaring meedeelt,evenals hun gegevens;

    3 het aantal uitleningen per uitleeninstelling vastgesteld overeen-komstig artikel 4;

    4 de identiteit en de contactgegevens van de contactpersoon dievoor de beheersvennootschap is aangesteld.

    2. Het volume van de collecties vastgesteld overeenkomstigartikel 4, wordt door elke gemeenschap aangegeven, voor de uitleen-instellingen die onder haar bevoegdheid vallen, binnen een termijn vantweehonderdtwintig dagen te rekenen vanaf de eerste dag die volgt opde referentieperiode.

    De aangifte identi ceert op ge ndividualiseerde basis de collectievoor elke uitleeninstelling die onder de respectieve bevoegdheid vanelke gemeenschap valt.

    3. Het volume van de collecties vastgesteld overeenkomstigartikel 4 wordt door de uitleeninstellingen aangegeven die onder de bevoegdheid van de federale staat vallen, binnen een termijn vantweehonderd twintig dagen te rekenen vanaf de eerste dag die volgt opde referentieperiode.

    4. De minister kan de vorm en de inhoud van de in 1 en 2 bedoelde aangiftes bepalen.

    Art. 8. De beheersvennootschap stelt de uitleeninstellingen in ken-nis van het bedrag van de vergoeding voor openbare uitlening.

    De kennisgeving vermeldt minstens de volgende inlichtingen :1 de referentieperiode;2 het bedrag van de vergoeding die voor openbare uitlening

    verschuldig is per uitleeninstelling en de berekening ervan.

    Art. 9. De publieke overheden en de verenigingen van uitleeninstel-lingen kunnen beslissen de verplichtingen bepaald in artikel 7, 1, tevervullen in plaats van de uitleeninstellingen.

    Wanneer de publieke overheden en/of de verenigingen van uitleen-instellingen gebruik maken van deze mogelijkheid, betalen zij aan de beheersvennootschap, hetzij het bedrag, bepaald in artikel 4, 1, 2,hetzij het totale bedrag van de vergoeding voor openbare uitlening bepaald in artikel 4, 1, 1 en 2, verschuldigd voor het geheel van dieuitleeninstellingen.

    In dat geval, doet de beheersvennootschap de kennisgeving, bepaaldin artikel 8, aan de publieke overheden en aan de verenigingen vanuitleeninstellingen voor wat die uitleeninstellingen betreft.

    Art. 10. 1. De uitleeninstellingen, de gemeenschappen of, indien zijgebruik maken van de mogelijkheid, bepaald in artikel 9, eerste lid, depublieke overheden en de verenigingen van uitleeninstellingen ver-strekken aan de beheersvennootschap op haar verzoek de gegevens dienodig zijn voor de inning van de vergoeding voor openbare uitlening.

    2. De beheersvennootschap doet in het verzoek opgave van :

    1 de rechtsgronden van de aanvraag;2 de gevraagde gegevens;3 de redenen en het doel van het verzoek;

    Art. 5. Sont exempt es de lobligation de payement de la r mun -ration pour pr t public, les cat gories suivantes d institutions de pr t :

    1 les tablissements d enseignement reconnus ou organis s officiel-lement cette n par les pouvoirs publics;

    2 les institutions de recherche scienti que reconnues ou organis esofficiellement cette n par les pouvoirs publics;

    3 les institutions de soins de sant reconnues ou organis esofficiellement cette n par les pouvoirs publics;

    4 les institutions officiellement reconnues, cr es lintention desaveugles, des malvoyants, des sourds et des malentendants.

    Art. 6. La rmun ration pour pr t public est due sur une baseannuelle pour chaque p riode de r f rence.

    Art. 7. 1er . Sans pr judice de l article 15, chaque institution de pr tremet sa d claration la socit de gestion des droits dans un d lai dedeux cents vingt jours dater du premier jour qui suit le terme de lapriode de r f rence.

    Cette d claration se rapporte la priode de r f rence pass e.Elle comprend les renseignements suivants :1 les renseignements permettant d identi er linstitution de pr t;

    2 le nombre d tablissements pour lesquels elle remet une d clara-tion ainsi que leurs coordonn es;

    3 le nombre de pr ts effectu s par l institution de pr t dtermin conform ment larticle 4;

    4 lidentit et les coordonn es de contact de la personne charg e desrelations avec la soci t de gestion des droits.

    2. Le volume des collections, d termin conform ment larticle 4,est d clar par chaque Communaut pour les institutions de pr t quirelvent de sa comp tence dans un d lai de deux cents vingt jours dater du premier jour qui suit le terme de la p riode de r f rence.

    La dclaration identi e de mani re individualis e la collection pourchaque institution de pr t relevant de la comp tence respective dechaque Communaut .

    3. Le volume des collections d termin conform ment larticle 4,est d clar par les institutions de pr t qui rel vent de la comp tence delEtat f dral dans un d lai de deux cents vingt jours dater du premier jour qui suit le terme de la p riode de r f rence.

    4. le Ministre peut d terminer la forme et le contenu desdclarations vis es aux 1er et 2.

    Art. 8. La socit de gestion des droits noti e le montant de larmun ration pour pr t public aux institutions de pr t.

    La noti cation mentionne au minimum les informations suivantes :1 la priode de r f rence;2. le montant de la r mun ration pour pr t public due par l institu-

    tion de pr t et son calcul.

    Art. 9. Les pouvoirs publics et les associations d institutions de pr tpeuvent d cider de remplir les obligations pr vues par l article 7, 1er ,pour le compte d institutions de pr t.

    Lorsque les pouvoirs publics et/ou les associations d institutions depr t font usage de cette facult , ils payent la socit de gestion soit lemontant vis larticle 4, 1er , 2, soit le montant total de larmun ration pour pr t public vis larticle 4, 1er , 1 et 2, dus pourlensemble de ces institutions de pr t.

    Dans ce cas, la soci t de gestion effectue la noti cation vis e larticle 8 aux pouvoirs publics et aux associations d institutions de pr tpour ce qui concerne ces institutions de pr t.

    Art. 10. 1er . Les institutions de pr t, les Communaut s ou, siceux-ci font usage de la facult pr vue larticle 9, alin a 1er , lespouvoirs publics et les associations d institutions de pr t remettent lasocit de gestion des droits, sa demande, les renseignementsncessaires la perception de la r mun ration pour pr t public.

    2. La socit de gestion des droits indique dans la demande derenseignements :

    1 les bases juridiques de la demande;2 les renseignements demand s;3 les motifs et le but de la demande;

    87941BELGISCH STAATSBLAD 27.12.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE

  • 7/30/2019 20121213-AR-KB-Droit de prt-Leenrecht

    8/9

    4 de termijn binnen welke de gevraagde gegevens moeten wordenaangeleverd; deze mag niet minder dan twintig dagen bedragen terekenen vanaf de ontvangst van het verzoek;

    5 de sancties, bepaald met toepassing van artikel 80, vijfde lid, vande wet, in het geval dat de toegestane termijn niet zou wordengerespecteerd of in het geval dat onvolledigde of kennelijk onjuisteinlichtingen zouden worden gegeven.

    3. De gegevens, verkregen als antwoord op een verzoek, mogen nietvoor andere doeleinden of om andere redenen worden aangewend dandie omschreven in het verzoek.

    De uitleeninstellingen, de publieke overheden of de verenigingenvan uitleeninstellingen, indien deze laatsten gebruik gemaakt hebbenvan de mogelijkheid bepaald in artikel 9, eerste lid, kunnen op grondvan het verzoek om gegevens aan te leveren niet worden verplicht teerkennen dat zij de wet hebben overtreden of daaraan participeerden.

    De termijn, bepaald in artikel 10, 2, 4, begint slechts te lopenwanneer het verzoek om inlichtingen aan de bestemmeling werd betekend bij aangetekende zending met ontgangstbewijs.

    De Minister kan de inhoud, het aantal en de frequentie van deverzoeken om gegevens, op zodanige wijze bepalen dat de activiteitenvan de ondervraagde entiteiten niet meer dan nodig worden gehin-derd.

    Art. 11. 1. De uitleeninstellingen, de gemeenschappen of, indien zijgebruik maken van de mogelijkheid bepaald in artikel 9, eerste lid, depublieke overheden en de verenigingen van uitleeninstellingen ver-strekken aan de beheersvennootschap op haar verzoek de gegevens dienodig zijn voor de verdeling van de vergoeding voor openbareuitlening.

    2. De beheersvennootschap doet in het verzoek opgave van :1 de rechtsgronden van het verzoek;

    2 de gevraagde gegevens;

    3 de redenen en het doel van het verzoek;

    4 de periode tijdens welke de gegevens moeten worden aangele-verd; deze mag niet meer dan twintig dagen per kalenderjaar bedragen;

    5 de termijn binnen dewelke de gevraagde gegevens moetenworden verstrekt; deze periode kan niet korter zijn dan twintig dagenvanaf de ontvangst van het verzoek.

    3. De uitleeninstelling, de gemeenschappen of, de publiekeoverheden en de verenigingen van uitleeninstellingen indien zijgebruik maken van de mogelijkheid bepaald in artikel 9, eerste lid,kunnen op grond van het verzoek om gegevens aan te leveren nietworden verplicht te erkennen dat zij de wet hebben overtreden of daaraan participeerden.

    De termijn, bepaald in artikel 11, 2, 5, begint slechts te lopenwanneer het verzoek om inlichtingen aan de bestemmeling werd betekend bij aangetekende zending met ontvangstbewijs.

    4. De gegevens verkregen als antwoord op een verzoek mogen nietvoor andere doeleinden of om andere redenen worden aangewend danvoor de verdeling van de vergoeding voor openbare uitlening.

    De Minister kan de inhoud, het aantal en de frequentie van deverzoeken om gegevens, op zodanige wijze bepalen dat de activiteitenvan de ondervraagde entiteiten niet meer dan nodig worden gehin-derd.

    Art. 12. De artikelen 4, 9, 10, 11 en 15, zijn toepasselijk op eenvereniging van uitleeninstellingen op voorwaarde dat de collecties of de uitleningen van deze instellingen minstens 10 procent van deglobale collectie of van de globale uitleningen van alle uitleeninstellin-gen van de gemeenschap waaronder de door de betrokken verenigingvertegenwoordigde instellingen vallen, vertegenwoordigen.

    De artikelen 4, 9, 10, 11 en 15, zijn toepasselijk op een publiekeoverheid op voorwaarde dat de collecties of de uitleningen van deuitleeninstellingen die onder deze publieke overheid vallen, minstens10 procent vertegenwoordiden van de globale collectie of van deglobale uitleningen van alle uitleeninstellingen van de gemeenschapdie bevoegd is voor de uitleeninstellingen die onder de betrokkenpublieke overheid vallen.

    De uitleeninstellingen die onder de bevoegdheid van de federalestaat vallen, worden niet door het eerste en tweede lid beoogd.

    Art. 13. De beheersvennootschap maakt elk jaar een verslag op vande inning en de verdeling van de vergoedingen voor openbareuitlening door de beheersvennotschap en door de beheersvennootschap-pen die zij vertegenwoordigt. De Minister kan de vorm en de inhoudvan dit verslag bepalen.

    4 le dlai imparti pour fournir les renseignements demand s;celui-ci ne peut tre inf rieur vingt jours date de la r ception de lademande;

    5 les sanctions pr vues en application de l article 80, alin a 5, de laloi au cas o le dlai imparti ne serait pas respect ou au cas o desrenseignements incomplets ou manifestement inexacts seraient fournis.

    3. Les renseignements obtenus en r ponse une demande nepeuvent tre utilis s dans un but ou pour des motifs autres que ceuxindiqu s dans la demande.

    La demande de renseignements ne peut imposer aux institutions depr t, ni aux pouvoirs publics ni aux associations d institutions de pr tsi ceux-ci font usage de la facult pr vue larticle 9, alin a 1er , dereconna tre qu ils ont commis ou particip une infraction la loi.

    Le dlai vis larticle 10, 2, 4, ne court que si la demande derenseignement est noti e par envoi recommand avec accus derception.

    Le Ministre peut d terminer le contenu, le nombre et la fr quence desdemandes de fa on ce qu elles ne perturbent pas plus que n cessaireles activit s des entit s interrog es.

    Art. 11. 1er . Les institutions de pr t, les Communaut s ou, siceux-ci font usage de la possibilit pr vue larticle 9, alin a 1er , lespouvoirs publics et les associations d institutions de pr t, remettent lasocit de gestion des droits, sa demande, les renseignementsncessaires la rpartition de la r mun ration pour pr t public.

    2. La socit de gestion des droits indique dans la demande :1 les bases juridiques de la demande;

    2 les renseignements demand s;

    3 les motifs et le but de la demande;

    4 la p riode durant laquelle les renseignements doivent tre relev s;celle-ci ne peut d passer vingt jours par ann e civile;

    5. le dlai imparti pour remettre les renseignements demand s; cedlai ne peut tre inf rieur vingt jours dater de la r ception de lademande.

    3. La demande de renseignements ne peut imposer linstitution depr t, aux Communaut s ni aux pouvoirs publics et aux associationsd institutions de pr t si ceux-ci font usage de la possibilit pr vue larticle 9, alin a 1er , de reconna tre qu ils ont commis ou particip uneinfraction la loi.

    Le dlai vis larticle 11, 2, 5, ne court que si la demande derenseignements est noti e au destinataire de celle-ci par envoirecommand avec accus de r ception.

    4. Les renseignements obtenus en r ponse une demande nepeuvent tre utilis s dans un but ou pour des motifs autres que larpartition de la r mun ration pour pr t public.

    Le Ministre peut d terminer le contenu, le nombre et la fr quence desdemandes de renseignements de fa on ce qu elles ne perturbent pasplus que n cessaire les activit s des entit s interrog es.

    Art. 12. Les articles 4, 9, 10, 11 et 15, sont applicables uneassociation d institutions de pr t condition que les collections ou lespr ts de ces institutions repr sentent au moins 10 pour cent de lacollection globale ou des pr ts globaux de l ensemble des institutionsde pr t de la Communaut dont ressortent les institutions repr sent espar l association concern e.

    Les articles 4, 9, 10, 11 et 15, sont applicables un pouvoir public condition que les collections ou les pr ts des institutions de pr t quiressortent de ce pouvoir public, repr sentent au moins 10 pour cent dela collection globale ou des pr ts globaux de l ensemble des institutionsde pr t de la Communaut comp tente pour les institutions de pr t quiressortent du pouvoir public concern .

    Les institutions de pr t relevant de la comp tence de l Etat f dral nesont pas vis es par les alin as 1er et 2.

    Art. 13. La socit de gestion des droits effectue chaque ann e unrapport relatif la perception et la rpartition des montants de larmun ration pour pr t public par la soci t de gestion des droits et parles socits de gestion des droits qu elle repr sente. Le Ministre peutdterminer la forme et le contenu de ce rapport.

    87942 BELGISCH STAATSBLAD 27.12.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE

  • 7/30/2019 20121213-AR-KB-Droit de prt-Leenrecht

    9/9

    Dit verslag wordt uiterlijk op 30 juni van elk jaar voorgelegd aan deMinister en de gemeenschappen, en betreft de inningen en verdelingenverricht tijdens het voorgaande kalenderjaar.

    Art. 14. Het koninklijk besluit van 25 april 2004 betreffende devergoedingsrechten voor openbare uitlening van de auteurs, vertol-kende of uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen enproducenten van eerste vastleggingen van lms wordt ingetrokken.

    Art. 15. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.

    1. In afwijking van de artikelen 4, 6, en 7 tot 9, en onverminderdde reeds betaalde bedragenvoor de referentieperiodes van1 januari 2004tot 31 december 2012 :

    1. gebeuren de aangiftes die voorzien zijn in artikel 7 voor elkereferentieperiode van 1 januari 2004 tot 31 december 2012 centraal doorelke gemeenschap voor het geheel van de uitleeninstellingen die onderhun respectievelijk bevoegdheid vallen, en dit overeenkomstig 2;

    2. indien de betalingen voor elke referentieperiode van 1 januari 2004tot 31 december 2012 niet centraal gebeuren door een gemeenschapvoor het geheel van de uitleeningstellingen die onder haar bevoegd-heid vallen, gebeuren deze betalingen voor het geheel van deuitleeninstellingen die onder de bevoegdheid van de bettrefendegemeenschap vallen volgens een geco rdineerde betalingsproceduredie opgericht is door deze gemeenschap met de andere publiekeoverheden en de verenigingen van uitleeninstellingen.

    Een spreiding van de betalingen over 3 jaar kan voorzien worden.Deze spreiding kan met andere publieke overheden geco rdineerdworden.

    2. Voor elke referentieperiode tussen 1 januari 2004 en 31 decem- ber 2009 moeten de betreffende gemeenschappen, voor rekening van deuitleeninstellingen die onder hun bevoegdheid vallen, bij aangetekendezending met ontvangstbewijs, een gecentralisserde aangifte aan de beheersvennootschap zenden, zowel op het stuk van de collecties alsvan de uitleningen, binnen een termijn van tweehonderdtwintig dagente rekenen vanaf de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

    Voor elke referentieperiode tussen 1 januari 2010 en 31 december 2011moeten de betreffende gemeenschappen, voor rekening van de uitleen-instellingen die onder hun bevoegdheid vallen, bij aangetekendezending met ontvangstbewijs, een gecentraliseerde aangifte aan de beheersvennootschap zenden, zowel op het stuk van de collecties alsvan de uitleningen, binnen een termijn van tachtig dagen te rekenenvanaf de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

    Voor de referentieperiode tussen 1 januari en 31 december 2012moeten de betreffende gemeenschappen, voor rekening van de uitleen-instellingen die onder hun bevoegdheid vallen, bij aangetekendezending met ontvangstbewijs een gecentraliseerde aangifte aan de beheersvennootschap zenden, zowel op het stuk van de collecties alsvan de uitleningen, binnen een termijn van tweehonderdtwintig dagente rekenen vanaf de eerste dag die volgt op die referentieperiode.

    3. De door de betreffende gemeenschappen te betalen vergoedin-gen, vastgesteld met toepassing van dit besluit wat de collecties enuitleningen betreft, worden omwille van de gecentraliseerde aangifteen betaling door die gemeenschappen, forfaitair verminderd met5 procent voor de betreffende periodes, onverminderd artikel 4, 6.

    Art. 16. Twee jaar na de bekendmaking van dit besluit in het BelgischStaatsblad, en vervolgens om de vier jaar, publiceert de Minister eenverslag in het Belgisch Staatsblad over de toepassing van dit besluit.

    Art. 17. De minister bevoegd voor het auteursrecht, is belast met deuitvoering van dit besluit.

    Gegeven te Brussel, 13 december 2012.

    ALBERT

    Van Koningswege :

    De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE

    Ce rapport est remis au plus tard le 30 juin de chaque ann e auMinistre et aux Communaut s, et il porte sur les perceptions et lesrpartitions effectu es au cours de l ann e civile qui pr cde.

    Art. 14. Larr t royal du 25 avril 2004 relatif aux droits rmun -ration pour pr t public des auteurs, des artistes-interpr tes ou ex cu-tants, des producteurs de phonogrammes et des producteurs depremi res xations de lms est retir .

    Art. 15. Le prsent arr t produit ses effets le 1 er janvier 2004.

    1er . Par drogation aux articles 4, 6, et 7 9 et sans pr judice desmontants d j vers s pour les p riodes de r f rence comprises entre le1er janvier 2004 et le 31 dcembre 2012 :

    1. les dclarations qui sont pr vues larticle 7 sont effectu es, pourchaque p riode de r f rence du 1 er janvier 2004 au 31 d cembre 2012,de mani re centralis e par chaque Communaut pour l ensemble desinstitutions de pr t qui rel vent de leur comp tence respective et celaconform ment au 2;

    2. si les paiements pour chaque p riode de r f rence du 1 er jan-vier 2004 au 31 d cembre 2012 ne sont pas effectu s de mani recentralis s par une Communaut pour l ensemble des institutions depr t relevant de sa comp tence, ces paiements sont effectu s pourlensemble des institutions de pr t qui rel vent de la comp tence de laCommunaut concern e selon une proc dure coordonn e de paiementqui est mise en place par cette Communaut avec les autres pouvoirspublics et les associations d institutions de pr t.

    Un chelonnement des paiements sur trois ann es peut tre pr vu.Cet chelonnement peut tre coordonn avec d autres pouvoirs publics.

    2. Pour chaque p riode de r f rence comprise entre le 1 er jan-vier 2004 et le 31 dcembre 2009, les Communaut s concern es sonttenues de remettre par recommand avec accus de r ception, pour lecompte des institutions de pr t public de leur ressort, une d clarationcentralis e la socit de gestion des droits, tant au niveau descollections que des pr ts, dansun d lai de deux cents vingt jours daterde la publication au Moniteur belge du pr sent arr t.

    Pour chaque p riode de r f rence comprise entre le 1 er janvier 2010 etle 31 dcembre 2011, les Communaut s concern es sont tenues deremettre par recommand avec accus de r ception, pour le compte desinstitutions de pr t public de leur ressort, une d claration centralis e la socit de gestion des droits, tant au niveau des collections que despr ts, dans un d lai de quatre-vingt jours dater de la publication au Moniteur belge du pr sent arr t.

    Pour la p riode de r f rence comprise entre le 1 er janvier et le31 dcembre 2012, les Communaut s concern es sont tenues deremettre par recommand avec accus de r ception, pour le compte desinstitutions de pr t public de leur ressort, une d claration centralis e la socit de gestion des droits, tant au niveau des collections que despr ts, dans un d lai de deux cents vingt jours dater du premier jourqui suit cette p riode de r f rence.

    3. Les rmun rations dues par les Communaut s concern es, xesen application dudit arr t concernant les collections et pr ts, sontrduites forfaitairement de 5 pour cent pour les p riodes concern es enraison de la d claration et du paiement centralis s par lesditesCommunaut s, sans pr judice de l article 4, 6.

    Art. 16. Deux ann es apr s la publication de pr sent cet arr t au Moniteur belge, et ultrieurement apr s tous les quatre ans, le Ministrepublie un rapport au Moniteur belge sur l application du pr sent arr t.

    Art. 17. Le ministre qui a le droit d auteur dans ses attributions estcharg de lexcution du pr sent arr t.

    Donn Bruxelles, le 13 d cembre 2012.

    ALBERT

    Par le Roi :

    Le Ministre de l Economie, J. VANDE LANOTTE

    87943BELGISCH STAATSBLAD 27.12.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE