Français : Unité 14 (week 2)

Qu’est-ce que tu aimes porter ?

…Hebben jullie thuis ook een bijzonder klasje ingericht ?

‘Bonjour tout le monde ! Prenez votre livre de français, à la page

cinquante-sept. La leçon commence … Bonne chance !’

MAANDAG 11 MEI :

1.De woordenschat herhalen : 2 groene kaders, livre p. 57 et 58.

Gebruik de luisterfragmenten : Je comprends p. 57 et Je comprends p. 58

(te vinden op Weebly)

- ‘Ecoutez et répétez’. Luister en herhaal ! Volg goed mee in je boek.

- ‘Lisez et étudiez’ : Lees en studeer. Dek een kolom af met de bladwijzer :

vertaal van Frans naar Nederlands en omgekeerd. Studeer dit enkele keren !

2. De 2 tekstdelen : livre p. 57 et p.58.

Gebruik de luisterfragmenten : Qu’est-ce que tu aimes porter ? p. 57 et

Qu’est-ce que tu aimes porter ? p. 58. (te vinden op Weebly)

- Ecoutez et répétez. Luister en herhaal. Zeg de zinnen correct na.

(gebruik de pauzeknop zodat je tijd hebt om te herhalen)

- ‘Lisez et traduisez’. Lees en vertaal : Lees de 2 teksten luidop en vertaal in het

Nederlands.

3. Let nu even goed op :

We leerden al heel wat kleuren kennen. Het kleur plaatsen we altijd

achteraan. We gebruiken het zoals een bijvoeglijk naamwoord en passen het

aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij staat.

Is dit mannelijk of vrouwelijk ? Is dit enkelvoud of meervoud ?

Un exemple - een voorbeeld :

mannelijk (masculin) vrouwelijk (féminin)

enkelvoud (singulier)

un pantalon vert .

une chemise verte

meervoud (pluriel)

deux pantalons verts trois chemises vertes

Kijk goed in de lijst !

mannelijk (enkelvoud)

vrouwelijk (enkelvoud)

mannelijk meervoud)

vrouwelijk (meervoud)

brun brune bruns brunes gris grise gris grises

jaune jaune jaunes jaunes mauve mauve mauves mauves

orange orange oranges oranges

rose rose roses roses blanc blanche blancs blanches

bleu bleue bleus bleues rouge rouge rouges rouges

noir noire noirs noires

vert verte verts vertes

De aanwijswoorden : DIE, DAT en DEZE hebben ook verschillende vormen !

mannelijk (enkelvoud)

vrouwelijk (enkelvoud)

mannelijk meervoud)

vrouwelijk (meervoud)

ce cette ces ces ce garçon cette fille ces garçons ces filles

4. Prenez votre cahier à la page cinquante :

- Cahier : Page 50, exercice numéro 1 : Schrijf de juiste vorm

- Kijk zeker nog naar de tabellen hierboven.

- Vertaal ook elke zin in het Nederlands.

- Controleer met de correctiesleutel (te vinden op Weebly)

Regardez bien - Kijk goed ! Faites attention – Let op !

Wees streng voor jezelf en controleer goed.

Gebruik deze oefening ook om te spreken :

Doe ook de b-oefening = de oplossing afdekken en luidop lezen.

- Page 51, exercice numéro 3 : Schrijf de namen van de kledingsstukken.

-Gebruik je boek om de woorden correct te kopiëren. Copiez les mots.

-Controleer met de correctiesleutel (te vinden op Weebly)

Gebruik deze oefening ook om te spreken :

- b-oefening = de oplossing afdekken en zeggen.

- c-oefening : kleur de kledingstukken en maak zinnen (kijk goed naar het

voorbeeld onderaan p.51.

Bien fait ! Goed gedaan !

DINSDAG 12 MEI :

1. Les verbes – de werkwoorden ‘être et avoir’.

- We oefenen deze werkwoorden nog eens in :

- Maak het werkblad :

Les verbes : être et avoir. (Je vindt het op Weebly)

- Regardez bien - Kijk goed ! Faites attention – Let op !

- Verbeter met de correctiesleutel

2. Nu zijn we klaar om nieuwe werkwoorden te leren.

De vervoeging van de werkwoorden die eindigen op -er :

chanter, aimer, chercher, jouer, porter.

-Bekijk het instructiefilmpje ‘werkwoorden op -er’

(Je vindt het op Weebly).

Suivez bien ! Volg goed mee !

-We maken kennis met deze nieuwe vervoegingen :

-Oefen de vervoegingen van de werkwoorden ‘chanter, aimer,

chercher, jouer, porter’ goed in !

- Een vervoeging mondeling oefenen is een beetje ‘drillen’ :

-Tip : je kan er bewegingen aan koppelen : klappen, springen, met de

bal gooien, een dansje met verschillende moves, sit-ups ,…

Zeg er telkens de vertaling bij : (Oefen dit met alle werkwoorden.)

Chanter : je chante = ik zing nous chantons = wij zingen

(zingen) tu chantes = jij zingt vous chantez = jullie zingen

il chante = hij zingt ils chantent = zij zingen

elle chante = zij zingt elles chantent = zij zingen

-Nog een leuke oefentip : gooi met een dobbelsteen :

Zeg telkens de bijhorend vorm van de vervoeging van het

werkwoord en de vertaling. (Oefen dit met alle werkwoorden.)

Un exemple : porter (dragen)

1 = je porte (ik draag) 4 = nous portons (wij dragen)

2 = tu portes (jij draagt) 5 = vous portez (jullie dragen)

3 = il/elle porte (hij/zij draagt 6 = ils /elles portent (zij dragen)

Tu es formidable ! Jij bent geweldig !

WOENSDAG 13 MEI :

1. We herhalen de vervoeging van de werkwoorden op -er

- Bekijk het instructiefilmpje ‘de werkwoorden op -er’

opnieuw en oefen goed op de uitspraak.

2. Probeer de werkwoorden juist te vervoegen : mondeling

3. We oefenen schriftelijk :

-Schrijf de vervoeging van de 5 nieuwe werkwoorden in je

leerschrift. Schrijf er ook de vertaling bij !

- Werk ook in 2 kleuren zodat je de stam en de uitgang goed kan

onderscheiden.

- Regardez bien - Kijk goed ! Faites attention – Let op !

-Prenez votre cahier p. 52 et faites l’exercice no 4.

Controleer met de verbeterssleutel.

-Et maintenant encore p. 52 no 5.

1. Schrijf de juiste vormen van de werkwoorden.

2. Controleer met de verbetersleutel

3. Gebruik deze oefening ook om te spreken :

B- oefening : dek de oplossing af en lees de zinnen luidop en

vertaal ze.

Bien fait ! Goed gedaan !

DONDERDAG 14 MEI :

1. Les verbes en -er : Répétez, lisez, étudiez .

-Mondeling : gebruik het instructiefilmpje voor correcte uitspraak.

-Schriftelijk : Een werkblad invullen : Ik oefen de werkwoorden.

( te vinden op Weebly.)

- Tip : Schrijf bij de werkwoorden op -er met 2 kleuren.

- Regardez bien - Kijk goed ! Faites attention – Let op !

- Controleer met de verbetersleutel.

- Wees streng voor jezelf en controleer goed.

-Op Bingel : Er staan oefeningen voor je klaar.

Excellent !

VRIJDAG 15 MEI :

We herhalen en oefenen in wat we deze week geleerd hebben :

- Woordenschat en tekst p. 57 en p. 58

- De vervoeging van de werkwoorden ‘être’ en ‘avoir’.

- De vervoeging van de werkwoorden op – er :

chanter, aimer, chercher, jouer, porter.

-Cahier p. 53 no 6 : Een luisteroefening.

- Gebruik hiervoor het luisterfragment ‘exercice 6’ (te vinden op Weebly)

(Je mag het meerdere keren beluisteren.)

- Verbeter met de correctiesleutel.

-Spelletjes Unité 14 :

- Cahier p. 53 no 7

- Werkblad (te vinden op Weebly.)

-Oefenen op de computer met ‘Quizlet’.

La leçon est finie ! _________De les is afgelopen !

Tu as bien étudié ! Formidable !

Je heb goed gestudeerd ! Geweldig !