Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Faculteit Letteren & Wijsbegeerte
Sam De Schutter
De "Anciens de Belgique" in de
Democratische Republiek Congo
een historisch onderzoek naar de impact van Belgische
studies in de Congolese samenleving
Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van
Master in de Geschiedenis
2011
Promotor Dr. Frank Caestecker
Vakgroep Geschiedenis
Copromotor Prof. dr. Baz Lecocq
Vakgroep Geschiedenis
Ȓ�
iii
Dankwoord
Het schrijven van deze thesis is een zeer leerrijke ervaring geweest. Ik ben dan ook enorm
dankbaar dat ik de kans heb gekregen om twee maanden in Kinshasa door te brengen voor
mijn onderzoek. Het spreekt vanzelf dat het heel wat voeten in de aarde heeft gehad om daar
te geraken: een beurs bemachtigen, het nodige papierwerk in orde krijgen, een lokale
promotor vinden, ... De voorbereidingen daarvoor heb ik reeds in derde bachelor aangevat en
ik wil dan ook in de eerste plaats mijn promotor, dr. Frank Caestecker, bedanken voor de hulp
en de steun die ik van hem vanaf het begin van deze onderneming gekregen heb.
Verder heb ik zowel tijdens de voorbereidingen voor mijn studiereis als tijdens mijn
verblijf in Kinshasa zelf heel wat mensen ontmoet die mij enorm geholpen hebben. Dit
voorwoord is helaas veel te beperkt om iedereen naar behoren te kunnen bedanken, maar toch
wil ik enkele mensen in het bijzonder vernoemen. Dat is in de eerste plaats Didier, die ervoor
gezorgd heeft dat ik in Kinshasa overal geraakte waar ik moest zijn, maar die daarnaast ook
een goede vriend geworden is. Daarnaast wil ik ook Luc Vansina bedanken, uiteraard voor de
goede zorgen in Kinshasa, maar ook om mij hier en daar op weg te helpen en mij in contact te
brengen met een aantal interessante mensen. Ook mijn promotoren mogen hier niet ontbreken.
Naast dr. Frank Caestecker zijn dat mijn co-promotor prof. dr. Baz Lecocq en mijn lokale
promotor prof. dr. Noël Obotela Rashidi. De eerste wil ik bedanken voor de hulp in België, de
tweede voor de hulp in Congo. Daarnaast zijn er nog vele anderen die mij hebben geholpen op
verschillende manieren, zowel voor, tijdens als na mijn verblijf in Kinshasa: Gillian Mathys,
Karen Büscher, Célio Mayemba, Motonobu Kasajima, Pascale Dhaen, Theodore Trefon en
alle anderen die ik hier vergeten ben.
Verder zijn er nog een paar mensen die in dit dankwoord bijzondere aandacht verdienen.
Dat zijn in de eerste plaats mijn ouders, omdat zij mij tijdens deze onderneming en tijdens
mijn volledige universitaire loopbaan steeds gesteund hebben en nooit aan mij getwijfeld
iv
hebben. Deze thesis heeft daarnaast ook heel wat geld gekost; een verblijf in Kinshasa voor
twee maanden is immers niet goedkoop. Hoewel de reisbeurs van de VLIR voor heel wat
verlichting kon zorgen zijn het toch mijn ouders die voor het grootste deel van de kosten zijn
opgedraaid. Ten slotte, maar niet in het minst, wil ik ook nog mijn vriendin bedanken. Twee
maanden weg zijn van huis is niet min, maar zij heeft mij altijd gesteund en bijgestaan. Ook
haar steun – en uiteraard ook haar verbeterwerk – zijn ontzettend belangrijk geweest.
v
Lijst van Gebruikte Afkortingen
ABOS Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking
AFDL Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo
ALICHEC Vereniging voor oud-studenten van het Institut Catholique des Hautes
Etudes Commerciales
AMABEL Amical de Congolais Anciens de Belgique
ASSAL Association des Anciens Etudiants de Louvain/Leuven
ASSANA Association des Anciens de Namur
AULg Association des Anciens de l’Université de Liège
BBP Bruto Binnenlands Product
CRISP Centre de Recherche et d’Information Socio-Politiques
DESTIN Development Studies Institute
DOS Dienst Ontwikkelingssamenwerking
DRC Democratische Republiek Congo
FLNC Front Pour la Libération Nationale du Congo
GECAMINES La Générale des Carrières et Mines
ICHEC Institut Catholique des Hautes Etudes Commerciales
vi
IMF Internationaal Monetair Fonds
KMS Koninklijke Militaire School
KUL Katholieke Universiteit Leuven
MAFE Migrations between Africa and Europe
RDC République Démocratique du Congo
RUG Rijksuniversiteit Gent
UA Universiteit Antwerpen
UAE Union des Anciens Etudiants de l’ULB
UCL Université Catholique de Louvain
ULB Université Libre de Bruxelles
ULg Université de Liège
UMons Université de Mons
UPN Université Pédagogique Nationale
VUB Vrije Universiteit Brussel
vii
Lijst van Tabellen
Tabel 1.1. Onderwijsinspanning van de missies in Congo, 1908. ............................................ 24
Tabel 1.2. Evolutie van de subsidiëring voor de katholieke missiescholen, 1912-1926. ......... 26
Tabel 1.3. Aantal studenten aan de universiteit Lovanium, 1954-1964. .................................. 33
Tabel 1.4. Congolese afgestudeerden van de verschillende faculteiten van Lovanium,
1958-1960. ............................................................................................................. 34
Tabel 1.5. Verdeling van de schoolbevolking over de verschillende niveaus, 1959-1960. ..... 35
Tabel 1.6. Uitgaven van de UTS aan studiebeurzen als aandeel van het totale budget,
1970-1986. ............................................................................................................. 38
Tabel 2.1. Aantal beursstudenten van het DOS/ABOS in België volgens continent,
1960-1979. ............................................................................................................. 55
Tabel 2.2. Beursstudenten van het DOS/ABOS uit Congo/Zaïre, 1960-1979. ........................ 63
Tabel 3.1. Verdeling van de respondenten volgens beroep. ..................................................... 77
Tabel 3.2. Verdeling van de leden van de UAE volgens beroep. ............................................. 78
viii
Lijst van grafieken
Grafiek I. Aantal respondenten, verdeeld volgens de duur van het studieverblijf in
België. .................................................................................................................... 12
Grafiek II. Aantal respondenten per universiteit. ..................................................................... 13
Grafiek III. Aantal respondenten per studiegebied. .................................................................. 14
Grafiek 1.1. Evolutie van de schoolpopulatie, 1913-1961. ...................................................... 30
Grafiek 2.1. Aantal Congolezen aan de RUG, ULB, Ulg en UCL 1957-1980. ....................... 42
Grafiek 2.2. Inschrijvingen Zaïrezen/Congolezen aan de Vlaamse universiteiten, 1981-
1998. ...................................................................................................................... 43
Grafiek 2.3. Verdeling van de Congolese studentenpopulatie over de ULB, ULg, UCL
en RUG, 1957-1968. .............................................................................................. 45
Grafiek 2.4. Verdeling van Congolese studenten per studiegebied op basis van de
ledenlijst van de UAE. ........................................................................................... 47
Grafiek 2.5. Verdeling van de Congolese studenten per studiegebied op basis van het
boek van Jean Omasombo. .................................................................................... 47
Grafiek 2.6. Verdeling van politieke actoren uit het werk van Omasombo volgens land
van studies. ............................................................................................................ 53
ix
Inhoudstafel
Inleiding ............................................................................................................................. 1
Status quaestionis ................................................................................................................... 4
Vraagstelling .......................................................................................................................... 7
Een korte geschiedenis van Congo sinds 1960 ...................................................................... 8
Bronnen en methode ............................................................................................................ 11
Ter begeleiding .................................................................................................................... 18
Deel 1 De historische context .................................................................................................. 20
Hoofdstuk 1 Onderwijs en elitevorming in Congo............................................................. 21
1.1 Onderwijs in Congo Vrijstaat ..................................................................................... 22
1.2 Onderwijs in Belgisch Congo..................................................................................... 26
1.3 Begin van het universitair onderwijs in Congo .......................................................... 30
1.4 Dekolonisatie: “a botched job” ................................................................................. 35
1.5 Conclusie .................................................................................................................... 39
Hoofdstuk 2 De Congolese studenten in België .................................................................. 40
2.1 De Congolese studentenpopulatie in België ............................................................... 41
2.1.1 Evolutie ..................................................................................................................... 41
2.1.2 Studies: wat en waar? ................................................................................................ 44
2.2 Het vertrek naar België............................................................................................... 48
2.2.1 De motivatie .............................................................................................................. 49
2.2.2 Studiebeurzen ............................................................................................................ 56
2.3 Het verblijf in België .................................................................................................. 58
2.3.1 Contact met de familie .............................................................................................. 59
2.3.2 Financiële situatie ..................................................................................................... 61
2.4 “La question de retour et de non-retour” .................................................................... 66
2.4.1 Terugkeer als een contractuele overeenkomst .......................................................... 68
x
2.4.2 De professionele drijfveer ......................................................................................... 69
2.4.3 De voordelen van de genoten opleiding delen .......................................................... 70
2.4.4 De waardering van Congo ........................................................................................ 71
2.4.5 Terugkeren vs. blijven .............................................................................................. 71
Deel 2 De impact van de studies in België .............................................................................. 74
Hoofdstuk 3 De professionele impact .................................................................................. 75
3.1 De carrièremogelijkheden na de terugkeer uit België ................................................ 76
3.1.1 Publiek vs. privaat ..................................................................................................... 76
3.1.2 Het voordeel van een Belgisch diploma op de arbeidsmarkt .................................... 79
3.2 Moeilijkheden op professioneel vlak ......................................................................... 81
3.2.1 Aanpassing op professioneel niveau ......................................................................... 83
Hoofdstuk 4 De sociale impact ............................................................................................. 87
4.1 Status en prestige ........................................................................................................ 88
4.1.1 De “Belgicain” .......................................................................................................... 92
4.2 De familie ................................................................................................................... 94
4.3 De “wederaanpassing” ............................................................................................... 97
4.4 De verenigingen van “Anciens de Belgique” ........................................................... 100
4.4.1 Historiek en doelstellingen ..................................................................................... 101
4.4.2 Verenigingen als solidariteitsmechanisme? ............................................................ 104
Hoofdstuk 5 Een evaluatie.................................................................................................. 106
5.1 De evaluatie door de Anciens de Belgique ............................................................... 108
5.1.1 Het verblijf in België als een culturele uitwisseling ............................................... 109
5.1.2 De positieve impact op de ontwikkeling van Congo .............................................. 110
Conclusie ......................................................................................................................... 113
Bibliografie ......................................................................................................................... 121
Primair bronnenmateriaal .................................................................................................. 121
Primaire literatuur .............................................................................................................. 123
Secundaire literatuur .......................................................................................................... 124
1
Inleiding
Waarom in het buitenland studeren? De website www.vistawide.com, die opgebouwd is rond
het verschaffen van informatie voor al wie geïnteresseerd is in het leren van een vreemde taal,
verschaft u een antwoord door de tien topredenen op te sommen om een studie in het
buitenland te ondernemen. “Study abroad will help you develop skills and give you
experiences a classroom setting will never provide… Study abroad enhances employment
opportunities… Study abroad can enhance the value of your degree…”1 Dit zijn enkele van de
motivaties die worden opgegeven. Het volgen van een opleiding in een vreemd land is een
wereldwijd fenomeen. Iedereen doet het, zo ook de Congolezen. Sinds de onafhankelijkheid
hebben talloze Congolese studenten de Belgische universiteiten bemand. Deden zij dat met de
bovenstaande motivaties in het achterhoofd? En vooral: zijn deze motivaties na hun terugkeer
naar Congo ook werkelijkheid geworden? Deze vragen vormen het centrale thema van dit
onderzoek.
Het idee voor deze thesis komt van mijn promotor, dr. Frank Caestecker. In 2009 schreef
hij samen met Andrea Rea een boek over studiemigranten in het Belgisch hoger onderwijs.2 In
dat boek wordt ook een sectie gewijd aan studiemigranten uit de Democratische Republiek
Congo, het vroegere Zaïre.3 Toen ik in de derde bachelor bij hem kwam met de vraag of ik
iets rond Afrika kon schrijven, kwam hij met het voorstel om na te gaan wat er was gebeurd
1 Why study abroad? 10 reasons why you should study in a foreign country
http://www.vistawide.com/studyabroad/why_study_abroad.htm. Geraadpleegd op 09-08-2011. 2 Frank Caestecker en Andrea Rea, Migreren voor een diploma: studenten van buiten de Europese Unie in het
Belgisch hoger onderwijs (Leuven: Acco, 2009). 3 Vanaf dit punt zullen we het gemakkelijkheidshalve steeds hebben over Zaïre voor de periode van 1971 tot
1997; voor de periode van 1960 tot 1971 en voor de periode na 1997 zullen we gebruikmaken van Congo (i.p.v.
DRC (Democratische Republiek Congo) of RDC (République Démocratique du Congo)).
De “Anciens de Belgique” in de DRC
2
met die Congolezen die in België hadden gestudeerd nadat zij waren teruggekeerd naar
Congo. Velen onder hen zijn immers teruggekeerd en dus zou het interessant zijn om deze
mensen op te zoeken en na te gaan wat de impact geweest is van hun studies in België. Op die
manier is het onderwerp voor mijn thesis tot stand gekomen.
Het is vandaag de dag een dankbare periode om over Congo te schrijven. Het zal aan
niemand voorbijgegaan zijn dat op 30 juni 2010 Congo vijftig jaar onafhankelijkheid heeft
gevierd. Naar aanleiding daarvan leek er in België een vernieuwde interesse in ‘onze’
vroegere kolonie te zijn ontstaan, zowel in wetenschappelijke als in niet-wetenschappelijke
kringen. Er is sinds 2010 dan ook heel wat verschenen rond de Belgische ex-kolonie en dit
heeft het debat over de Belgische betrokkenheid in Congo voor en na de onafhankelijkheid
nieuw leven ingeblazen. Ook deze thesis zal hopelijk een interessante bijdrage leveren aan dit
debat. Op het vlak van onderwijs in Congo valt er heel wat te zeggen over de Belgische
betrokkenheid, zowel tijdens de koloniale periode als erna. Want zoals in de volgende
hoofdstukken duidelijk zal worden, is België ook na de onafhankelijkheid een belangrijke rol
blijven spelen in de opleiding van de Congolese bevolking.
Over de situatie van het onderwijs tijdens de koloniale periode is al heel wat inkt gevloeid,
maar over de grote lijnen is zowat iedereen het eens. Het komt erop neer dat België grote
voorstander was van een ‘massa-educatie’. Dit wil zeggen dat een relatief groot aandeel van
de bevolking onderwijs kon genieten, maar de mogelijkheden waren voor de Congolezen
lange tijd beperkt tot het lager en later ook secundair onderwijs. Dit veranderde pas in 1954,
met de stichting van ‘Lovanium’, de eerste universiteit in Congo en zoals de naam doet
vermoeden een dochteruniversiteit van de Katholieke Universiteit van Leuven. In 1956 werd
er ook een staatsuniversiteit opgericht in Lubumbashi, de Université Officielle du Congo.
Maar dit gebeurde redelijk laat en wanneer in 1960 de onafhankelijkheid kwam, waren er
slechts een handvol Congolezen die een universitair diploma in handen hadden.4 Dit zorgde
natuurlijk voor problemen. België had in Congo een staatsapparaat achtergelaten en dat
staatsapparaat moest bemand worden door gekwalificeerd personeel. Gezien het beperkt
aantal Congolese universiteiten was er een duidelijk tekort aan potentiële ambtenaren en
moesten er dus oplossingen gezocht worden. Een van die oplossingen was het verstrekken van
4 Léon de Saint-Moulin, "L’Université au Congo, hier, aujourd’hui et demain," in L’Université dans le devenir
de l’Afrique: un demi-siècle de présence au Congo-Zaïre, ed. Isidore Ndaywel è Nziem, Collection “Mémoires –
lieux de savoirs/Archive congolaise” (Parijs: L'Harmattan, 2007), 30-31.
Inleiding
3
beurzen voor Congolese studenten om aan een Belgische universiteit te kunnen studeren. Zo
komt het dat sinds 1960 een aanzienlijk aantal Congolezen de Belgische universiteiten
bevolkt heeft.
Het onderwerp van deze thesis wordt dus gevormd door die groep van Congolezen die in
België gestudeerd heeft sinds de onafhankelijkheid, de zogenaamde Anciens de Belgique.5 We
zullen eerst en vooral kort de voorgeschiedenis belichten. Om een volledig verhaal te kunnen
schetsen is het nodig om eerst dieper in te gaan op de onderwijssituatie in Congo van de
kolonisatie door Leopold II tot aan de onafhankelijkheid, om zo een duidelijk beeld te krijgen
van de stand van het universitair onderwijs in Congo zelf op het ogenblik van de
onafhankelijkheid. Daarnaast zal er ook worden ingegaan op de studieperiode van de Anciens
de Belgique in België. Maar het belangrijkste deel van dit onderzoek zal gaan over de impact
die deze studies hebben gehad op het leven van de betrokken personen nadat zij zijn
teruggekeerd naar hun land.
Over dit onderwerp is nog maar bitter weinig verschenen en al zeker niet onder de vorm
van een historische studie. Hopelijk kan deze thesis het begin betekenen van meer en
uitgebreider onderzoek op dit terrein en kan zo dat hiaat stilaan worden opgevuld. Het gaat
hier tenslotte toch om een relatief groot aantal Congolezen en, zoals we verderop zullen zien,
heeft een aanzienlijk deel van deze Congolezen uiteindelijk hoge posten bemand in Congo.
Daarenboven vormt dit een belangrijke bijdrage aan het onderzoek naar de Belgo-Congolese
relaties sinds de onafhankelijkheid. Ten slotte gaat het hier ook – en voornamelijk – over
individuen: wat hebben deze Anciens de Belgique overgehouden van deze studies? Wat is de
impact ervan geweest op hun verdere leven? Op die manier zal dan ook geraakt worden aan
de zin of onzin en aan de positieve en negatieve aspecten van het beleid om Congolezen in
België te laten studeren.
5 ‘Anciens de Belgique’ is de benaming die onder de Congolezen die in België gestudeerd hebben het meest
courant is.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
4
Status quaestionis
Voor we onze vraagstelling uiteenzetten is het belangrijk dat we kort even weergeven wat er
tot nu toe al aan onderzoek verricht is over Congolezen met een Belgisch diploma. Daarbij
moeten we vaststellen dat dit onderzoeksgebied tot op heden vrijwel onontgonnen terrein is.
Uiteindelijk zijn er slechts twee werken die dit onderwerp uitgebreid aan bod laten komen,
maar geen van beiden gaat daarbij verder terug dan de jaren ’90.
Het oudste werk is dat van Mayoyo Bitumba Tipo-Tipo en is eigenlijk een algemeen werk
over de Zaïrese migranten in België in de jaren ‘90.6 Dit werk heeft zijn wortels in het
migratiedebat van de jaren ’90 en richt zich op de Zaïrese migranten uit dat decennium. Zoals
de titel doet vermoeden is de belangrijkste vraag of de migratie naar België een hefboom, dan
wel een obstakel is voor de ontwikkeling van Zaïre. Ook de studiemigranten worden in de
analyse van Bitumba betrokken en de conclusie die hij op het einde van zijn werk formuleert
is zeer duidelijk:
“Quant aux connaissances acquises par les migrants à l'université comme au travail,
nous avons constaté que le Zaïre n'en tirait pas profit. D'abord parce que la tendance
générale des intellectuels est de végéter en Europe, une fois terminée la formation pour
laquelle ils avaient émigré; ce qui est une perte nette pour le pays d'origine. Ensuite,
parce qu'en végétant souvent jusqu'à l'approche de l'âge de la retraite professionnelle, on
finit par devenir un intellectuel verbeux, une “feuille morte”.”7
Bitumba ziet dus als voornaamste probleem van de studiemigraties – en bij uitbreiding de
hele migratie – van Zaïre naar België in de jaren ’90 dat de meeste Congolezen in België
blijven en dat dit bijgevolg zorgt voor een braindrain.
Een ander werk, dat op vele vlakken aansluit bij deze scriptie, is een onderzoek dat werd
uitgevoerd door Pélerin Kimwanga en Frédéric Moens.8 Dit onderzoek heeft niet enkel
betrekking op Congolezen die in België gestudeerd hebben, maar ook op Kameroeners,
6 Mayoyo Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord: levier ou obstacle? Les Zaïrois en Belgique, Afrika Studies -
Zaïre, Années 90 (Brussel: Afrika Instituut - ASDOC, 1995). 7 Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord, 147. 8 Pélerin Kimwanga en Frédéric Moens, ""Que sont les boursiers devenus ?": Recherche en appui à la politique
de coopération au développement (RAP), deuxième phase," (Liège: Université de Liège – Facultés
universitaires catholiques de Mons, 2004).
Inleiding
5
Beniners, Senegalezen en Marokkanen. De bestudeerde periode is tevens de jaren 1990 en de
doelgroep zijn de studenten die met een beurs gestudeerd hebben aan de Franstalige
universiteiten. De onderzoeksvraag die gehanteerd wordt, is de volgende:
“… quelles sont les trajectoires sociales, les insertions socioprofessionnelles et la
participation à l’essor de leur pays des anciens boursiers africains qui ont étudié dans
des institutions d’enseignement supérieur de la Communauté française de Belgique où
ils ont été accueillis au titre de la coopération au développement?”9
Enerzijds kijken zij dus naar het persoonlijke traject van de Afrikaanse anciens boursiers,
anderzijds trachten ze ook te achterhalen wat zij hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van
hun eigen land. De auteurs komen tot een aantal conclusies op verschillende niveaus:
1. Op persoonlijk vlak zien alle ondervraagden de studies in België als een pluspunt,
enerzijds door de kwaliteit van het onderwijs, anderzijds door het aanzien of het
prestige dat deze opleiding hen verschaft in eigen land.
2. Op familiaal vlak zorgt een Belgische opleiding vaak voor spanningen door het
bestaande systeem van solidariteit in Afrika, waarbij de familie van de oud-
bursalen vaak een grotere financiële bijdrage verwacht.
3. Op sociaal en professioneel vlak lijkt het dat de Ancien de Belgique een zeker
aanzien en prestige geniet bij zijn of haar collega’s, maar de valorisatie van zijn of
haar diploma op professioneel niveau blijft moeilijk, voornamelijk door de
erbarmelijke werkomstandigheden in Congo en het slechte functioneren van de
openbare instellingen waar de meesten werk vinden.
4. Op vlak van de ontwikkeling van eigen land tenslotte stellen de auteurs dat de
bijdrage van de Belgische opleidingen miniem is, net omdat de valorisatie van het
Belgisch diploma zo moeilijk verloopt en er geen enkele politiek is uitgewerkt om
de houders van een dergelijk diploma een gepaste plaats te geven in eigen land.10
Het probleem is echter dat het zeer moeilijk is om na te gaan wat de invloed geweest is op
de ontwikkeling van Congo. Hoe moet dit gemeten worden en welke bronnen of gegevens kan
9 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 2. 10 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 6-9.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
6
men gebruiken om dit na te gaan? We zien dan ook in de conclusies dat er geen echte
besluiten zijn over de invloed op de ontwikkeling van het land, maar dat de auteurs het eerder
hebben over de persoonlijke problemen van de Congolezen om hun Belgisch diploma in eigen
land te valoriseren.
Naast deze twee belangrijke werken zijn er nog een aantal kritieken geformuleerd op het
beleid om Congolezen naar België te halen voor een opleiding.
Een eerste en tevens zeer harde kritiek is die van Piet Naesens uit 1979.11 In zijn artikel
"Over de ontwikkelingswaarde van de Belgische onderwijshulp" trekt hij zeer fel van leer
tegen de Belgische onderwijshulp voor Zaïre, omdat die volgens de auteur zeer nefaste
gevolgen heeft.12 Volgens hem is de gedachte achter de Belgische onderwijshulp neokoloniaal
en is het niet meer dan een voortzetting van de koloniale beschavingsmissie. Dat leidt tot
enkele boude uitspraken:
“… het onderwijs in België werkt erg vervreemdend. … Het is trouwens de vraag of
deze hulp niet evenzeer op het oog heeft, de banden met België te versterken, bv. om
ekonomische redenen, door een Belgisch-gezinde elite in Zaïre, Rwanda en Burundi te
installeren, die door haar hersenspoeling in de komfortmaatschappij en haar behoefte
aan Westerse technologie de slaaf wordt van het Westen.”13
Daarnaast stelt de auteur ook dat de onderwijshulp die België aan Zaïre verstrekt een zeer
elitaire zaak is. Volgens hem kan slechts een kleine elite profiteren van de door België
aangeboden opleidingen en omdat deze vorming niet doorstroomt naar de bredere massa
wordt de kloof tussen de intelligentsia en de rest van het volk vergroot. Tenslotte zou door de
onderwijshulp de ‘Afrikaanse cultuur’ verdrongen worden door ‘Westerse
moderniseringsopvattingen’, wat zich ondermeer uit in de Zaïrese curricula.
In 1988 bracht het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking een geredigeerde
bundel uit met de titel “Wederzijds: de toekomst van de Belgisch-Zaïrese samenwerking”.
Daarin werden ook twee korte artikels opgenomen die gewijd zijn aan de universitaire
11 De volgende paragraaf is gebaseerd op Piet Naesens, "Over de ontwikkelingswaarde van de Belgische
onderwijshulp," Tijdschrift voor diplomatie 5, no. 8 (1979). 12 Onder onderwijshulp verstaat Naesens “alle menselijke en materiële middelen die de welvarende landen
doelbewust inzetten om de vorming in de ontwikkelingslanden te verhogen. Konkreet gezien: het steunen van
formeel onderwijs, kaderopleiding en informeel onderwijs (volwassenenvorming, rurale opleiding, enz.).”;
Naesens, "Over de ontwikkelingswaarde," 605. 13 Naesens, "Over de ontwikkelingswaarde," 610-11.
Inleiding
7
ontwikkelingssamenwerking, waar de opleiding van Congolezen in België onderdeel van
uitmaakt.14 Hoewel de waarde en zelfs de noodzakelijkheid van deze vorm van
ontwikkelingssamenwerking hier niet in vraag gesteld worden, hebben de auteurs toch enkele
bemerkingen. Ten eerste kwam in die tijd de bezorgdheid de kop opsteken dat België de
toestroom aan Zaïrese studenten niet zou kunnen blijven dragen. Daarnaast begon men ook te
erkennen dat België, “door het bevorderen van het volgen van een universitaire opleiding in
ons land, een oneerlijke konkurrentiestrijd zou voeren met de universiteiten uit de Derde
Wereld.”15
Deze bestaande literatuur zou ons in staat moeten stellen om een relevante vraagstelling uit
te werken, waarbij we voortbouwen op wat reeds geschreven is voor de periode van de jaren
’90. De bedoeling is dan dat we dit uitbreiden met een meer historische benadering, waarbij
we teruggaan tot aan de onafhankelijkheid van Congo en waarbij we tevens rekening houden
met de hierboven geformuleerde kritieken.
Vraagstelling
In deze scriptie zal worden nagegaan wat voor de Anciens de Belgique de impact en het
belang geweest is van hun studies in België. Die invloed zal bestudeerd worden via twee grote
luiken: de professionele en de sociale impact. Onder de noemer ‘professionele impact’
verstaan we alles wat te maken heeft met de professionele carrière na de terugkeer uit België.
Met andere woorden, welke invloed hebben de Belgische studies gehad op de
carrièremogelijkheden en de werkomstandigheden van de Anciens de Belgique. Daarbij zullen
we ook trachten na te gaan in wat voor soort jobs deze Congolezen doorgaans terecht komen.
Het tweede en meest omvattende luik houdt in dat we zullen nagaan wat de impact geweest is
op de sociale relaties van de personen in kwestie: de relaties met familie en vrienden, de
sociale status en eventueel het prestige dat een studie in België met zich meebrengt. Daarnaast
14 Michel Norro, "De universitaire ontwikkelingssamenwerking," in Wederzijds: de toekomst van de Belgisch-
Zaïrese samenwerking, ed. Jules Devos, et al. (Brussel: NCOS, 1989).; Jean-Claude Willame, "De universitaire
samenwerking in cijfers," in Wederzijds: de toekomst van de Belgisch-Zaïrese samenwerking, ed. Jules Devos, et
al. (Brussel: NCOS, 1989). 15 Willame, "De universitaire samenwerking in cijfers," 234.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
8
zullen we het onder dit luik ook hebben over de adaptatieproblemen. Daarmee doelen we op
de problemen van de Anciens de Belgique om zich aan te passen eens ze terug zijn in eigen
land. Tenslotte zullen we ook onderzoeken of er onder de Anciens de Belgique netwerken
worden gevormd in Congo en wat de functie van die netwerken is. Tenslotte zullen we ook
nagaan hoe de Anciens de Belgique zelf hun studies in België en de impact ervan evalueren.
Hoewel deze vraagstelling in aanzienlijke mate overeenkomt met die van Kimwanga en
Moens, is er niettemin een belangrijk verschil: terwijl het onderzoek van deze auteurs, maar
ook dat van Bitumba, zich enkel toespitst op de jaren ’90, is dit een historisch onderzoek
waarbij wordt teruggegaan tot de allereerste Congolezen die na de onafhankelijkheid naar
België kwamen. Op die manier zal het mogelijk zijn om een evolutie te schetsen en na te gaan
of de conclusies van de twee bovenvermelde onderzoeken ook geldig zijn voor de periode
voor 1990. Bestond de problematiek van de braindrain ook al voor 1990? Kan men ook voor
de jaren ’90 al spreken van een sociaal of professioneel prestige bij de Anciens de Belgique?
Bestonden in vroegere periodes dezelfde problemen met de valorisatie van een Belgisch
diploma? Daarom zullen we hier eerst een korte schets geven van de sociale, economische en
politieke geschiedenis van Congo sinds de onafhankelijkheid. Zo kunnen we verder in dit
werk steeds terugvallen op deze geschiedenis en de bevindingen linken aan bepaalde
veranderingen en gebeurtenissen die we hier aanhalen.
Een korte geschiedenis van Congo sinds 1960
In een paper voor het project MAFE (Migrations between Africa and Europe) onderzochten
Bruno Schoumaker, Sophie Vause en José Mangalu of er een link bestond tussen de politieke
en economische achteruitgang en internationale migratie in Congo. Zij concluderen dat er
inderdaad een link is en dat internationale migratie sterk beïnvloed wordt door politieke
onrust en in mindere mate door economische crisissituaties.16 Wat we in dit onderzoek willen
doen is gelijkaardig, maar dan wel eerder op een kwalitatieve manier (in tegenstelling tot de
16 Bruno Schoumaker, Sophie Vause, en José Mangalu, Political Turmoil, Economic Crises, and International
Migration in DR Congo: Evidence from Event-History Data, 1975-2007, MAFE Working Paper 2 (MAFE,
2010), 29.
Inleiding
9
meer kwantitatieve en statistische benadering van Schoumaker et al.). We zullen niet zozeer
nagaan of de migratiebewegingen zelf beïnvloed worden door de politieke en economische
omstandigheden in Congo, maar eerder of de impact van de studies in België voor de Anciens
de Belgique een evolutie ondergaat die in verband gebracht kan worden met de evolutie van
de politieke en economische situatie in Congo. Daarvoor is het natuurlijk nodig om eerst een
korte historische situatie van Congo te schetsen sinds de onafhankelijkheid.
Gebaseerd op het werk van Crawford Young en Thomas Turner onderscheidt Gabi
Hesselbein een aantal verschillende periodes in de geschiedenis van Congo. De periode
onmiddellijk na de onafhankelijkheid wordt voornamelijk gekenmerkt door crisis en geweld.
De instabiliteit die de Eerste Republiek (1960-1965) kenmerkt, is te wijten aan verschillende
factoren: de muiterij in de Force Publique, de Katangese secessie en het ontbreken van een
politieke eenheid door de onderlinge strijd tussen verschillende lokaal of tribaal
georganiseerde partijen. Door de instabiliteit ontvluchtten de meeste Belgische ambtenaren en
militairen het land. Deze periode eindigde wanneer Mobutu in 1965 de macht greep en de
steun kreeg van zowel de Congolese elite als het grootste deel van de Afrikaanse en westerse
wereld. Dit was het begin van de Tweede Republiek (1965-1997).
Het eerste decennium van het Mobutu-tijdperk (1965-1974) waren jaren van staatsvorming
en waren relatief voorspoedig. Die staatsvorming rechtvaardigde in de eerste plaats de
introductie van een eenpartijstelsel, waarin Mobutu steeds grotere bevoegdheden verwierf. Op
economisch vlak leidde dit tot de Afrikanisatie van de economie, bijvoorbeeld door de
oprichting van GECAMINES (La Générale des Carrières et Mines), een staatsbedrijf dat
instond voor de ontginning van de natuurlijke rijkdommen. De economie groeide gestaag.
Vanaf 1971, wanneer Mobutu zijn authenticiteitspolitiek introduceerde, werd de Afrikanisatie
radicaler. Zaïre werd de nieuwe naam van zowel het land, als de Congo-stroom en de
nationale munt. Op alle vlakken (cultureel, politiek, administratief, economisch, …) werd er
door Mobutu een Zaïrisatie doorgevoerd, waarbij het land moest ontdaan worden van de
koloniale erfenis. Die Zaïrisatie had echter desastreuze gevolgen: door slecht economisch
beleid, versterkt door de internationale oliecrisis en het ineenstorten van de koperprijzen,
zakte de economie in Zaïre na 1974 als een pudding in elkaar.
Terwijl de economie verder achteruitging en de internationale schuld opliep tot ongeveer
drie miljard dollar, werd Mobutu tevens geteisterd door de rebellen van het FLNC (Front Pour
la Libération Nationale du Congo), die in 1977 en nogmaals in 1978 Shaba binnenvielen. Het
was enkel door de hulp van buitenlandse troepen dat de rebellen konden overwonnen worden.
Economisch gezien werd er afgestapt van de Zaïrisatie. Vooral de jaren tachtig waren jaren
De “Anciens de Belgique” in de DRC
10
van liberalisering en vele bedrijven werden opnieuw geprivatiseerd. Samen met de structurele
aanpassingsprogramma’s opgelegd door het IMF (Internationaal Monetair Fonds) en de
Wereldbank leidde dit zelfs kort tot een lichte stijging van het BBP (Bruto Binnenlands
Product). Maar hoewel de private sector enorm gestimuleerd werd in die jaren, werd de
publieke sector min of meer verwaarloosd. Vanaf 1983 werd er drastisch gesnoeid in het
onderwijsbudget en het ambtenarenbestand.
Vanaf 1990 ging het alleen nog van kwaad naar erger. Door interne en internationale druk
werd Mobutu gedwongen tot een democratisering. Daartoe werd de Conférence Nationale
Souveraine opgericht, maar net na de oprichting daarvan in 1991 braken er rellen uit in
Kinshasa. Soldaten en burgers kwamen op straat en plunderden de stad. De politieke situatie
was zeer instabiel en werd verder gedestabiliseerd door de genocide in Rwanda van 1994, die
zorgde voor een massale toestroom van Rwandese vluchtelingen in Congo. In 1997 greep
Laurent-Désiré Kabila met zijn AFDL (Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération
du Congo) de macht, gesteund door Rwanda, Uganda en Angola. Niet lang daarna, in 1998,
begon de tweede Congo Oorlog in het oosten van het land. Miljoenen mensen lieten het leven
en het land werd opgedeeld in drie verschillende territoria, bestuurd door verschillende
militaire groeperingen. Ook economisch gezien waren de jaren ’90 desastreus: het BBP
kelderde, hyperinflatie teisterde de economie en de internationale schulden stapelden zich op.
De bevolking voelde de gevolgen, aangezien de koopkracht in Congo sterk achteruitging.
In 2001 werd president Kabila vermoord en opgevolgd door zijn zoon, Joseph Kabila. Die
was bereid tot vrede en in 2002 werden de eerste vredesakkoorden getekend. Sinds 2003 was
de oorlog officieel gedaan, maar tot op de dag van vandaag wordt het oosten van Congo nog
steeds geteisterd door geweld. Anderzijds is de 21ste eeuw wel gekenmerkt door het begin van
een wederopbouw van het land, voor een groot deel gefinancierd door buitenlandse hulp. Het
BBP begon na 2002 voor het eerst opnieuw te stijgen en ook de toestand van de bevolking
verbeterde stilaan. Desalniettemin zijn de levensomstandigheden van de Congolese bevolking
tot op heden nog steeds zeer penibel.17
17 Deze paragraaf over de geschiedenis van Congo is gebaseerd opGabi Hesselbein, "The Rise and Decline of the
Congolese State: An Analytical Narrative on State-Making," (Londen: Crisis States Research Centre/DESTIN
(Development Studies Institute), 2007), Crawford Young en Thomas Turner, The Rise and Decline of the
Zairian State (Madison: The University of Wisconsin Press, 1985), Paul Nugent, Africa Since Independence: A
Comparative History (Houndmills: Palgrave Macmillan, 2004), Zana Aziza Etambala, Het Zaïre van Mobutu
(Leuven: Davidsfonds, 1996), Schoumaker, Vause, en Mangalu, Political Turmoil.
摀
Inleiding
11
Parallel met de interne geschiedenis van Congo zien we ook een aantal belangrijke
veranderingen in de relaties tussen Congo en België. Gauthier de Villers onderscheidt drie
grote periodes:
“1965-1974, c’est la « découverte du Zaïre », d’un pays qui, pour les Belges croyant
connaître « leur » Congo, sera le pays des surprises et d’une alternance aussi brutale
qu’épuisante entre espoir et désillusion. 1975-1985, c’est la quête d’une impossible
« normalisation », l’effort répété et vain de la Belgique pour arracher les relations
bilatérales à l’emprise des sentiments, aux ambiguïtés et aux revirements d’une
diplomatie de l’affection. 1986-1995, enfin, c’est « le temps de ruptures » avec,
d’abord, « le grand affrontement » de 1988-1989 délibérément provoqué par le
président Mobutu, avec, ensuite, à partir de 1990, la contre-attaque de la Belgique, le
boycottage du président Mobutu, et la recherche ou l’attente – à ce jour déçues – d’une
relève et d’un changement à la tête de l’Etat zaïrois.”18
Het is niet onaannemelijk dat deze veranderingen, zowel intern als in de Belgo-Congolese
relaties, een impact hebben gehad op de verschillende aspecten die voor een Congolees
gepaard gaan met het volgen van een hogere opleiding in België en met de terugkeer naar
eigen land. Het historische aspect van deze scriptie ligt dan ook in het feit dat we zullen
trachten te achterhalen hoe al deze veranderingen hun invloed hebben gehad op de levens van
de Anciens de Belgique sinds 1960.
Bronnen en methode
De voornaamste bron die bij dit onderzoek gebruikt zal worden zijn de interviews die in
Kinshasa werden afgenomen. Het gaat in totaal over achtentwintig interviews met
Congolezen die in België gestudeerd hebben op verschillende tijdstippen en aan verschillende
universiteiten. Volgende statistische gegevens zullen duidelijk maken wat het profiel is van
deze respondenten.
18 Gauthier de Villers, De Mobutu à Mobutu: Trente ans de relations Belgique-Zaïre, Politique et Histoire
(Brussel: De Boeck, 1995), 9-10.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
Profiel van de respondenten
Eerst en vooral bestaat de steekproef uit
in België hebben ondernomen, gaande van 1958 tot 2003. Het gemiddelde geboortejaar van
de respondenten is 1947 en de meesten onder hen ondernamen hun studies in de jaren ’70 en
’80. De mediaan van het aanvangsjaar is 1974; de mediaan van het eindja
van de studies varieert van een jaar tot negentien jaar en de gemiddelde duur is ongeveer acht
jaar. Grafiek I geeft een beeld van de verscheidenheid onder de respondenten op het vlak van
studieduur. Op vlak van studieperiode hebben we
groep.
Grafiek I. Aantal respondenten, verdeeld volgens de duur van het studieverblijf in België
Over de genderverdeling van de respondenten kunnen we kort zijn: slechts een vrouw werd
geïnterviewd. Dat komt dus ne
wanneer we bijvoorbeeld kijken naar de gegevens van de UCL voor de periode 1960
dan zien we dat van alle Congolezen die in die periode aan deze universiteit gestudeerd
hebben slechts 7,8 procent
respondenten: er zijn gewoon veel minder vrouwelijke
Wat betreft de universiteiten waar de respondenten gestudeerd hebben (
de drie grootste Franstalige universiteiten (ULB, Université Libre de Bruxelles; UCL,
Université Catholique de Louvain en Ulg, Université de Liège) het best vertegenwoordigd
zijn. Daarnaast zien we dat ook de drie belangrijkste Nederlandstalige universiteiten (VUB,
0
1
2
3
4
5
6
1 2 3 4
Aa
nta
l re
spo
nd
en
ten
De “Anciens de Belgique” in de DRC
Profiel van de respondenten
al bestaat de steekproef uit personen die in verschillende periodes hun
in België hebben ondernomen, gaande van 1958 tot 2003. Het gemiddelde geboortejaar van
de respondenten is 1947 en de meesten onder hen ondernamen hun studies in de jaren ’70 en
De mediaan van het aanvangsjaar is 1974; de mediaan van het eindja
van de studies varieert van een jaar tot negentien jaar en de gemiddelde duur is ongeveer acht
een beeld van de verscheidenheid onder de respondenten op het vlak van
. Op vlak van studieperiode hebben we dus te maken met een redelijk diverse
Aantal respondenten, verdeeld volgens de duur van het studieverblijf in België
Over de genderverdeling van de respondenten kunnen we kort zijn: slechts een vrouw werd
geïnterviewd. Dat komt dus neer op ongeveer 3,6 procent, wat zeer weinig lijkt.
wanneer we bijvoorbeeld kijken naar de gegevens van de UCL voor de periode 1960
dan zien we dat van alle Congolezen die in die periode aan deze universiteit gestudeerd
hebben slechts 7,8 procent vrouwelijk was. Dit verklaart het gebrek aan vrouwelijke
respondenten: er zijn gewoon veel minder vrouwelijke Anciens de Belgique
Wat betreft de universiteiten waar de respondenten gestudeerd hebben (
e Franstalige universiteiten (ULB, Université Libre de Bruxelles; UCL,
Université Catholique de Louvain en Ulg, Université de Liège) het best vertegenwoordigd
zijn. Daarnaast zien we dat ook de drie belangrijkste Nederlandstalige universiteiten (VUB,
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Studieduur (in jaren)
12
personen die in verschillende periodes hun studies
in België hebben ondernomen, gaande van 1958 tot 2003. Het gemiddelde geboortejaar van
de respondenten is 1947 en de meesten onder hen ondernamen hun studies in de jaren ’70 en
De mediaan van het aanvangsjaar is 1974; de mediaan van het eindjaar is 1980. De duur
van de studies varieert van een jaar tot negentien jaar en de gemiddelde duur is ongeveer acht
een beeld van de verscheidenheid onder de respondenten op het vlak van
dus te maken met een redelijk diverse
Aantal respondenten, verdeeld volgens de duur van het studieverblijf in België.
Over de genderverdeling van de respondenten kunnen we kort zijn: slechts een vrouw werd
er op ongeveer 3,6 procent, wat zeer weinig lijkt. Maar
wanneer we bijvoorbeeld kijken naar de gegevens van de UCL voor de periode 1960-1970,
dan zien we dat van alle Congolezen die in die periode aan deze universiteit gestudeerd
vrouwelijk was. Dit verklaart het gebrek aan vrouwelijke
Anciens de Belgique dan mannelijke.
Wat betreft de universiteiten waar de respondenten gestudeerd hebben (grafiek II) zien we dat
e Franstalige universiteiten (ULB, Université Libre de Bruxelles; UCL,
Université Catholique de Louvain en Ulg, Université de Liège) het best vertegenwoordigd
zijn. Daarnaast zien we dat ook de drie belangrijkste Nederlandstalige universiteiten (VUB,
16 17 18 19 20
n = 28
Vrije Universiteit Brussel; KUL, Katholieke Universiteit Leuven en Ugent, Universiteit Gent)
in het rijtje voorkomen.
Grafiek
*ICHEC = Institut Catholique des Hautes Etudes Commerciales, Brussel
Tenslotte valt er nog iets te zeggen over het soort studies dat ondernomen werd. Daarbij
zijn vooral de humane wetenschappen
pedagogie, rechten, economie en politieke en sociale wetenschappen als meest voorkomende
studies (grafiek III). De sterke vertegenwoordiging van Psychologische en Pedagogische
Wetenschappen geeft echter een vertekend beeld, want dit
dagen op rij verschillende interviews werden afgenomen aan de
Pédagogique Nationale) in Kinshasa
Nog even kort samengevat: deze scriptie gaat
Congolese onafhankelijkheid een universitaire of post
een Belgische universiteit. Daarbij horen zowel diegenen di
als diegenen die zelf voor financiering gezorgd hebben.
0 1 2
ULB
UCL
Ulg
VUB
Umons
KUL
UA
Ugent
ICHEC*
KMS
Universiteit Brussel; KUL, Katholieke Universiteit Leuven en Ugent, Universiteit Gent)
Grafiek II. Aantal respondenten per universiteit.
*ICHEC = Institut Catholique des Hautes Etudes Commerciales, Brussel
iets te zeggen over het soort studies dat ondernomen werd. Daarbij
zijn vooral de humane wetenschappen sterk vertegenwoordigd, met ps
pedagogie, rechten, economie en politieke en sociale wetenschappen als meest voorkomende
). De sterke vertegenwoordiging van Psychologische en Pedagogische
geeft echter een vertekend beeld, want dit is te wijten aan het feit dat
dagen op rij verschillende interviews werden afgenomen aan de
onale) in Kinshasa.
Nog even kort samengevat: deze scriptie gaat dus over alle Congolezen die sinds de
Congolese onafhankelijkheid een universitaire of post-universitaire studie hebben gevolgd aan
een Belgische universiteit. Daarbij horen zowel diegenen die dit met een beurs gedaan hebben
als diegenen die zelf voor financiering gezorgd hebben.
3 4 5 6 7 8 9
Inleiding
13
Universiteit Brussel; KUL, Katholieke Universiteit Leuven en Ugent, Universiteit Gent)
iets te zeggen over het soort studies dat ondernomen werd. Daarbij
sterk vertegenwoordigd, met psychologie en
pedagogie, rechten, economie en politieke en sociale wetenschappen als meest voorkomende
). De sterke vertegenwoordiging van Psychologische en Pedagogische
te wijten aan het feit dat er twee
dagen op rij verschillende interviews werden afgenomen aan de UPN (Université
over alle Congolezen die sinds de
universitaire studie hebben gevolgd aan
e dit met een beurs gedaan hebben
10 11 12
n = 28
銰
De “Anciens de Belgique” in de DRC
Grafiek
Naast deze interviews is er nog een belangrijke bron die voornamelijk een beter inzicht zal
moeten verschaffen in de ‘netwerking’ van de
in Congo een aantal verenigingen bestaan voor oud
universiteiten. Eerst en vooral is er de AMABEL
een meer algemene vereniging die niet specifiek gebonden is aan een bepaalde universiteit.
Daarnaast bestaan er in Congo verschillende specifieke oud
Belgische universiteiten. De documenten van deze verenigingen zullen in deze sc
gebruikt worden om meer te weten te komen over het reilen en zeilen van deze associaties en
op die manier een beeld te vormen van het verenigingsleven van de
is namelijk interessant om na te ga
groeperingen steun kunnen verlenen
Een andere belangrijke bron is eigenlijk strikt genomen geen bron, maar zal wel als
zodanig gebruikt worden. Het betreft hier een werk van Jean Omasombo. In zijn
“Biographies des acteurs de la Troisième République”
13%
10%
10%
10%
3%
De “Anciens de Belgique” in de DRC
Grafiek III. Aantal respondenten per studiegebied.
Naast deze interviews is er nog een belangrijke bron die voornamelijk een beter inzicht zal
ffen in de ‘netwerking’ van de Anciens de Belgique. Het is namelijk zo dat er
in Congo een aantal verenigingen bestaan voor oud-studenten van verschillende Belgische
universiteiten. Eerst en vooral is er de AMABEL (Amical de Congolais Anciens de Belgique)
een meer algemene vereniging die niet specifiek gebonden is aan een bepaalde universiteit.
Daarnaast bestaan er in Congo verschillende specifieke oud-studentenverenigingen van
Belgische universiteiten. De documenten van deze verenigingen zullen in deze sc
gebruikt worden om meer te weten te komen over het reilen en zeilen van deze associaties en
op die manier een beeld te vormen van het verenigingsleven van de Anciens de Belgique
t om na te gaan in welke mate zij zich groep
groeperingen steun kunnen verlenen in het dagelijks leven.
belangrijke bron is eigenlijk strikt genomen geen bron, maar zal wel als
zodanig gebruikt worden. Het betreft hier een werk van Jean Omasombo. In zijn
cteurs de la Troisième République” lijst hij de belangrijkste politieke
22%
16%
13%
3% Psychologie en Pedagogische
Wetenschappen
Rechtsgeleerdheid
Economie en Bedrijfskunde
Politieke en Sociale
Wetenschappen
Letteren en Wijsbegeerte
Wetenschappen
Bio-ingenieurswetenschappen
Geneeskunde en
Gezondheidswetenschappen
Militaire Studies
14
Naast deze interviews is er nog een belangrijke bron die voornamelijk een beter inzicht zal
. Het is namelijk zo dat er
studenten van verschillende Belgische
e Congolais Anciens de Belgique),
een meer algemene vereniging die niet specifiek gebonden is aan een bepaalde universiteit.
studentenverenigingen van
Belgische universiteiten. De documenten van deze verenigingen zullen in deze scriptie
gebruikt worden om meer te weten te komen over het reilen en zeilen van deze associaties en
Anciens de Belgique. Het
in welke mate zij zich groeperen en hoe die
belangrijke bron is eigenlijk strikt genomen geen bron, maar zal wel als
zodanig gebruikt worden. Het betreft hier een werk van Jean Omasombo. In zijn
lijst hij de belangrijkste politieke
Psychologie en Pedagogische
Wetenschappen
Rechtsgeleerdheid
Economie en Bedrijfskunde
Politieke en Sociale
Wetenschappen
Letteren en Wijsbegeerte
Wetenschappen
ingenieurswetenschappen
Geneeskunde en
Gezondheidswetenschappen
Militaire Studies
n = 28
킀Э
Inleiding
15
acteurs van de Derde Republiek (1997-heden) op, met telkens een korte biografie. 19 Dat is
voor ons zeer handig, omdat steeds vermeld wordt waar deze mensen gestudeerd hebben en
welke studies ze gevolgd hebben. Zo konden we uit dit boek een lijst abstraheren van alle
politieke acteurs uit de Derde Republiek die in België gestudeerd hebben. Dat resulteerde in
een databank van 125 personen die tussen 1960 en 2005 in België gestudeerd hebben. Van
elke persoon (mits enkele ontbrekende gegevens) weten we het geboortejaar, de periode van
de studies, de universiteit waaraan hij of zij gestudeerd heeft, welke richting hij of zij gevolgd
heeft en wat hij of zij na terugkeer naar Congo op professioneel vlak verwezenlijkt heeft.
Tot slot is er ook interessant archiefmateriaal beschikbaar. Het Algemeen Rijksarchief te
Brussel beschikt over dossiers van de Vreemdelingenpolitie. Voornamelijk de dossiers die de
studiemigranten in België behandelen zijn voor dit onderzoek interessant. Deze
archiefstukken bevatten wetteksten, verslagen van vergaderingen, briefwisselingen en ook
enkele beschrijvingen van individuele gevallen van studiemigranten. Deze documenten
bevatten soms interessante informatie. De Vreemdelingenpolitie was echter verantwoordelijk
voor alle studiemigranten en uiteraard niet enkel voor de Congolese. Dat maakt dat de nuttige
informatie die uit deze dossiers gehaald kon worden beperkt is.20
De methode
De methode voor het ondervragen van de respondenten kan het best omschreven worden
als een ‘open interview’. Dit gebeurde aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst
opgebouwd rond vier thema’s, in overeenstemming met de hierboven geformuleerde
vraagstelling:
19 Jean Omasombo, République Démocratique du Congo: Biographies des acteurs de la Troisième République
(Tervuren: Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2009). 20 Naast deze bron zijn er mogelijk nog andere interessante archieven, zeker wat betreft het studieverblijf in
België zelf. Zo zijn er bijvoorbeeld de archieven van het ex-ABOS, dat lange tijd verantwoordelijk was voor de
studiebeurzen voor studenten uit ontwikkelingslanden. Volgens de beheerder van deze archieven bevatten zij
onder andere individuele steekkaarten voor de jaren 1960 en de periode 1970-1977. Deze archieven werden
echter niet geconsulteerd, omdat de nadruk in dit onderzoek ligt op de impact van de studies, eerder dan op de
studies zelf.
쒐
De “Anciens de Belgique” in de DRC
16
1. De studies in België: deze vragen betreffen de studies in België zelf en behandelen
de motivatie, financiering, keuze van universiteit en studies en meer algemeen de
omstandigheden van het verblijf in België.
2. De terugkeer naar Congo: onder deze noemer valt de motivatie voor de terugkeer
naar eigen land na het voltooien van de studies in België.
3. De sociale impact: dit thema behandelt de invloed die het studieverblijf in België
heeft gehad op de sociale relaties van de persoon in kwestie en of er daarnaast ook
een meer algemene invloed was op de ‘sociale status’ van het individu.
4. De professionele impact: in dit laatste luik wordt nagegaan wat de impact op de
professionele carrière geweest is.
Alle vragen waren open vragen en dus werden ja-neen-vragen zoveel mogelijk vermeden,
teneinde zoveel mogelijk het woord te laten aan de respondenten zelf en hen de vrijheid te
geven om hun verhaal te doen. In dat opzicht kan gesteld worden dat het eindresultaat van elk
interview een soort life history is, ook omdat telkens gepeild werd naar de antecedenten van
de respondent (geboortejaar, lager en secundair onderwijs, carrière na de terugkeer uit België,
etc.). Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een vrij compleet inzicht in wat voor elk individu
apart de specifieke plaats is van zijn of haar studies in België.
Enkele kanttekeningen bij de representativiteit
Hoewel we dus op alle vlakken een relatief diverse steekproef hebben, moeten er toch ook
enkele kanttekeningen gemaakt worden.
Ten eerste was het door de beperkte duur van twee maanden opportuun om gedurende de
hele periode in Kinshasa te blijven. Het voordeel daarvan was dat er in Kinshasa heel wat
respondenten te vinden waren en dat er geen tijd verloren werd met lange transporten. Het
nadeel echter is dat we daardoor met enige voorzichtigheid zullen moeten omspringen met de
uiteindelijke resultaten, want zoals Mobutu graag verkondigde: “Kinshasa n’est pas le
Zaïre.”21 In dit geval betekent dat concreet dat we niet met zekerheid kunnen zeggen of
diegenen die na hun studies in België zijn teruggekeerd naar een andere grote stad, zoals
21 Theodore Trefon, ed., Reinventing Order in the Congo: How People Respond to State Failure in Kinshasa
(Londen: Zed Books, 2004), 7.
Inleiding
17
bijvoorbeeld Lubumbashi, of naar een dorp op het ‘platteland’ dezelfde ervaringen delen met
diegenen die in Kinshasa beland zijn.
Daarnaast valt er nog een onvolledigheid te signaleren met betrekking tot de gebruikte
steekproef. Alle geïnterviewden zijn na hun studies in België relatief succesvol geweest op
professioneel vlak (iets wat echter niet altijd gepaard is gegaan met financiële zekerheid). Wat
we hier echter missen is inzicht in de ‘onsuccesvolle’ gevallen. Zoals een van de respondenten
het verwoord heeft:
“Vous évoluez dans un environnement où les choses sont organisées finalement moins
compliqué (België, SDS). Et ici (Congo, SDS) vous arrivez: c'est une véritable jungle -
sans jeux de mots - où il y a des personnes qui ont perdu pied; des gens capables,
compétents, qui ont perdu pied, parce qu'en fait, l'environnement est tout à fait
différent.”22
Uit dit citaat kunnen we afleiden dat een Belgisch diploma blijkbaar geen garantie was op
een succesvolle carrière en dat het slagen op professioneel vlak sterk afhankelijk is van de
persoon zelf. Het feit dat diegenen die hun Belgisch diploma niet hebben kunnen valoriseren
na hun terugkeer naar Congo niet voorkomen in de groep van respondenten heeft als gevolg
dat we moeilijk kunnen zeggen of de meerderheid wel of niet haar Belgisch diploma heeft
kunnen valoriseren in Congo en dat we weinig inzicht hebben in de redenen waarom
sommigen geen professioneel succes hebben gekend na hun studies in België.
Tenslotte mogen we zeker niet uit het oog verliezen dat dit ‘maar’ een masterscriptie is. In
een jaar tijd en met achtentwintig interviews is het niet mogelijk om een volwaardig
onderzoek te doen. Dat wil uiteraard niet zeggen dat dit onderzoek geen waarde heeft.
Integendeel, gezien het huidige gebrek aan historisch onderzoek rond dit onderwerp kan deze
scriptie van grote waarde zijn als de eerste aanzet tot verder en uitgebreider onderzoek in dit
domein. Hopelijk kan deze bescheiden bijdrage ertoe leiden dat de interesse rond dit
onderwerp wordt aangewakkerd; dat – naast het verschaffen van een beter inzicht – is het
uiteindelijke doel van deze scriptie.
22 Interview met Emery Kalamba, 1953, advocaat en senator. Kinshasa, 26-11-2010.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
18
Ter begeleiding
Deze thesis is opgedeeld in twee grote delen. In het eerste deel zal de historische context
geschetst worden. Het eerste hoofdstuk behandelt het onderwijs tijdens de koloniale periode.
Daarbij wordt voornamelijk gekeken naar wat er wel en niet beschikbaar was voor de
Congolese bevolking qua onderwijs en wat het doel was van dit onderwijs. Hierbij worden de
verklarende factoren aangehaald voor het gebrek aan hoger opgeleiden aan de vooravond van
de onafhankelijkheid, teneinde beter te kunnen begrijpen waarom er vanuit België (en ook
vanuit andere landen) een beurzensysteem werd opgezet. Het tweede hoofdstuk wordt
aangevat bij de onafhankelijkheid van Congo en behandelt de Belgische studies van de
Anciens de Belgique: met hoeveel waren zij, aan welke universiteiten studeerden zij, wat
studeerden zij en hoe beleefden zij hun tijd in België? Ook zal er hier kort ingegaan worden
op de Belgische kant van het verhaal, in het bijzonder op de initiatieven en het beleid van de
Belgische overheid ten opzichte van de Congolese studenten. Dit alles omdat een inzicht in
hoe het studieverblijf in België voor deze Congolezen verliep, noodzakelijk is om te begrijpen
wat de impact geweest is op hun verdere leven.
Het tweede deel is het belangrijkste deel en vormt de neerslag van het eigenlijke
onderzoek. Dit deel zal naar analogie met de vraagstelling opgedeeld worden in twee
hoofdstukken, met toevoeging van een kort hoofdstuk ter afsluiting. In het eerste hoofdstuk
zullen we het hebben over de professionele impact van de Belgische studies. Hier ligt de
focus voornamelijk op de professionele carrière van de Anciens de Belgique en de impact van
het studieverblijf in België op die carrière. Concreet zullen we nagaan of er een belangrijke
impact geweest is en hoe die zich uit. In het tweede hoofdstuk over de sociale impact van de
studies in België, zal worden nagegaan hoe de sociale omgeving van de Anciens de Belgique
(familie, vrienden, sociale status, prestige, …) veranderd is na de studies in België. Daarnaast
zullen in dit hoofdstuk ook de aspecten en eventuele problemen behandeld worden van de
‘wederaanpassing’ aan het leven in Congo. Tenslotte bekijken we de netwerken van Anciens
de Belgique in Congo en de functies van die netwerken. In het laatste hoofdstuk zullen we het
kort hebben over een evaluatie van de studies in België, vanuit het standpunt van de Anciens
de Belgique zelf. Daarbij zal worden weergegeven hoe zij zelf hun studies in België en het nut
daarvan beoordelen.
Tot slot is het noodzakelijk om hier nog een algemene noot toe te voegen. Dit onderzoek
is, zoals eerder werd aangegeven, voornamelijk gebaseerd op interviews met Anciens de
Inleiding
19
Belgique. De bedoeling van deze thesis is dan ook om het persoonlijke verhaal van deze
mensen te vertellen vanuit hun eigen standpunt. De beste manier om de impact van hun
studies in België te onderzoeken is immers om hen zelf aan het woord te laten. Dat wil niet
zeggen dat we bijvoorbeeld de institutionele kant van het verhaal volledig zullen weglaten of
nooit dieper zullen ingaan op het Belgische standpunt, maar essentieel is dit een onderzoek
over individuen en hun ervaringen.
Dat leidt natuurlijk tot een grote subjectiviteit. Wanneer we steunen op mondelinge
getuigenissen moeten we er rekening mee houden dat deze getuigenissen vaak gekleurd zijn.
Dat wil niet zeggen dat de respondenten met opzet de waarheid verdraaien. We willen er
enkel op wijzen dat hun verhaal kan beïnvloed zijn door hun eigen ervaringen en
overtuigingen, maar ook door hun functie in de maatschappij. We kunnen er bijvoorbeeld van
uitgaan dat een minister een andere kijk zal hebben op de politieke toestand in Congo dan een
professor. Daar moet de lezer dus rekening mee houden. Deze thesis – zoals elke andere thesis
in de humane wetenschappen – kan dus geen absolute waarheden bevatten. Niettemin zijn de
meningen van de respondenten altijd interessant, ook al zijn ze gekleurd. Iedereen heeft
immers zijn eigen waarheid en op die manier geeft wat een respondent zegt toch altijd in
zekere mate weer hoe hij of zij iets beleefd heeft. Bovendien worden alle uitspraken ook
getoetst aan de uitspraken van alle andere respondenten. Zo kunnen we enkele elementen
distilleren die in verschillende getuigenissen terug te vinden zijn, wat wijst op het belang van
deze elementen.
De lezer moet dus geen grote theoretische modellen verwachten waar alle ervaringen van
de Anciens de Belgique op magische wijze ingepast worden en die verklaringen bieden voor
alle belevenissen die zij hebben meegemaakt. Wat deze thesis wel is, is een weergave van de
ervaringen van de Anciens de Belgique en een beschrijving van hoe deze ervaringen
veranderen doorheen de tijd, gekoppeld aan historische veranderingen op macro-niveau die
eventueel kunnen verklaren waarom die ervaringen veranderd zijn.
��
Deel 1
De historische context
21
Hoofdstuk 1
Onderwijs en elitevorming in Congo
Zaïre, dat is als het putteke van den Amazone, maar ge
kunt zonder schrik van Kinshasa naar Mbandaka
varen, daar zijn geen wilden meer. En daar hebben wij
Belgen voor gezorgd. Want wij hebben misschien
weinig universitairen opgeleid, maar tot in het kleinste
dorpke hadden wij lagere scholen.1
Er wordt vaak gezegd dat het onderwijs in koloniaal Congo sterk verschilde van het onderwijs
in andere kolonies; een feit dat vaak wordt aangehaald als de verklaring van de chaos na de
onafhankelijkheid van het land. In 1960 waren er, afhankelijk van de bron, elf tot dertig
Congolezen met een universitair diploma. Dat wil zeggen dat er op het ogenblik van de
onafhankelijkheid een gebrek was aan Congolezen met de kwalificaties en de ervaring die
nodig was voor het beheren van de nieuwe staat. Daartegenover stond dat het lager onderwijs
in Congo veel uitgebreider was dan in andere Afrikaanse kolonies. Kort samengevat:
“… while the Belgian system did produce skilled and literate Congolese, it did not
result in a cadre of elites comparable to those found in Nigeria, Ghana, and Senegal.”2
In dit hoofdstuk zullen we een korte geschiedenis schetsen van het onderwijs in Congo
sinds het begin van de koloniale periode. We beginnen bij de introductie van het ‘Europees’
onderwijssysteem door de missionarissen onder Leopold II en eindigen bij het Belgische
beurzensysteem dat opgezet werd na de onafhankelijkheid. Dit hoofdstuk heeft vooral tot doel
1 Lieve Joris, Terug naar Kongo (Amsterdam: Meulenhoff, 1987), 17. 2 William Milford Rideout, "Education and Elites: The Making of the New Elites and the Formal Education
System in the Congo (K)" (Doctoraatsthesis, Stanford University, 1971), 4-12.
←Р
De “Anciens de Belgique” in de DRC
22
te illustreren hoe het gebrek aan hoger opgeleiden bij de Congolese onafhankelijkheid tot
stand is gekomen, teneinde een beter inzicht te krijgen in de vraag waarom zoveel Congolezen
na de onafhankelijkheid zijn afgezakt naar België voor hun hogere studies. Het is niet de
bedoeling om in dit hoofdstuk een gedetailleerd overzicht te geven van de structuur van het
onderwijs tijdens de koloniale periode, maar eerder om in te gaan op de strategie en de
doelstellingen die achter dat onderwijs schuil gingen.
1.1 Onderwijs in Congo Vrijstaat
De koloniale onderneming in Congo werd vanaf het begin geleid door de ‘koloniale
drievuldigheid’, soms ook spottend de ‘onheilige drievuldigheid’ genoemd: de koloniale staat,
de kerk en de private bedrijven.3 Toch was het onderwijs lange tijd voornamelijk in handen
van de kerk. De missionarissen maakten onderwijs tot een van hun belangrijkste taken.
In 1879 openden zij in Congo hun eerste school.4 Volgens Barabara Yates waren de
intenties van koning Leopold II betreffende het onderwijs in zijn kolonie reeds vanaf het
begin zeer duidelijk en had het onderwijs zeker niet in de eerste plaats het welzijn van de
Congolezen zelf voor ogen:
“Leopold's goals were at least three-fold: to Belgianize the European presence in his
new "international" colony, to secure a cheap labor force to assist in pacification,
administration and economic exploitation, and to carry on these tasks under the guise of
international humanitarianism, one of the central themes of the Berlin Act (1885),
which served as the legal basis for his new Congo Independent State.”5
Het is echter zo dat de koloniale administratie zelf zich in het begin vrij afzijdig hield van
het onderwijs en voornamelijk de missionarissen aanspoorde om hun onderwijsactiviteiten uit
3 Eyamba Bokamba, "Education and Development in Zaire," in The Crisis in Zaire: Myths and Realities, ed.
Georges Nzongola-Ntalaja (Trenton: Africa World Press, 1986), 193. 4 Barbara Yates, "White Views of Black Minds: Schooling in King Leopold's Congo," History of Education
Quarterly 20, no. 1 (1980): 27. 5 Barbara Yates, "Educating Congolese Abroad: An Historical Note on African Elites," The International
Journal of African Historical Studies 14, no. 1 (1981): 35.
�Р
Onderwijs in koloniaal Congo
23
te breiden. Het waren dus voornamelijk de missionarissen die in het prille begin van de
koloniale periode in Congo de belangrijkste motor waren van het onderwijs.6 Maar de
doelstellingen van de missionarissen kwamen niet volledig overeen met die van de koloniale
staat. Terwijl Leopold op zoek was naar soldaten voor de Force Publique, vakmannen en
ambtenaren voor de administratie, wilden de missionarissen goede christenen vormen die hen
zouden helpen bij de kerstening van Congo.
“An urban, Europeanized, intellectual elite, estranged from the rural masses, was
undesirable … . Recipients of such academic education were said to lose their religious
interest and to acquire an anti-colonial outlook and an "arrogant" desire for assimilation.
… Missionaries wanted their best pupils to become catechists, evangelists, pastors and
priests, to assist in spreading the faith throughout the countryside.”7
Bijgevolg richtten de missionarissen zich voornamelijk op religieus beroepsonderwijs,
teneinde volgzame, gelovige onderdanen op te leiden die in hun eigen dorp konden blijven en
daar zouden dienen als “boodschapper van god voor hun eigen volk”.8 Aanvankelijk was er
maar weinig interesse voor onderwijs onder de Congolese bevolking en waren het in het begin
enkel de ‘buitenbeentjes’ die de schoolbanken bevolkten. Maar na verloop van tijd zag de
bevolking hoe scholing de levensstandaard kon verbeteren. Daarenboven kwamen de
Congolezen steeds meer in contact met West-Afrikanen, die werden ingezet voor de aanleg
van spoorwegen. Na het zien van de levensstijl van deze geschoolde en geletterde Afrikanen
nam de interesse in en het enthousiasme voor het onderwijs toe.9 Tabel 1.1 geeft een idee van
het succes van het missieonderwijs aan het einde van Congo Vrijstaat.
6 Rideout, "Education and Elites", 221-22. 7 Yates, "Educating Congolese Abroad," 35-36. 8 Yates, "White Views of Black Minds," 37. 9 Yates, "White Views of Black Minds," 34-35.; Rideout, "Education and Elites", 229.
ⰠР
De “Anciens de Belgique” in de DRC
24
Tabel 1.1. Onderwijsinspanning van de missies in Congo, 1908.10
Congregatie Aantal leerlingen
Witte Paters 4.020
Baptist Missionary Society 6.718
Zweedse Missionaire Gemeente 5.174
American Baptist Missionary Union 7.580
Jezuïten 10.000
American Presbyterian Congo Mission 2.700
Disciples of Christ 873
Congo Balolo Mission 1.500
Plymouth Brethren 400
Redemptoristen 316
Paters van het Heilig Hart 500
Christian and Missionary Alliance 1.730
Trappisten 300
Mill Hill Fathers 100
Premonstratenzers 300
Scheutisten 3.804
Totaal 46.015
De missiescholen waren echter niet de enige vorm van onderwijs in het Congo van
Leopold II. Om zijn Force Publique, die tegen 1898 een van de grootste legers in Afrika was,
te bevolken, werden de colonies scolaires opgericht. In deze kampen, die onder toezicht
stonden van de koloniale staat, werden kinderen gerekruteerd om opgeleid te worden als
soldaat voor de Force Publique.11 De colonies werden over het algemeen bevolkt met
10 Yates, "White Views of Black Minds," 34. 11 Rideout, "Education and Elites", 226-27.
朰
Onderwijs in koloniaal Congo
25
vondelingen, wezen en kinderen die werden ‘gered’ van de slavernij.12 Hoewel deze
instellingen onder toezicht stonden van de staat en het onderwijs erop gericht was soldaten
voort te brengen, werden de colonies over het algemeen door missionarissen bestuurd en
mochten zij er de kinderen van godsdienstonderwijs voorzien. Bovendien hadden
verschillende missies hun eigen schoolkolonies, waar kinderen niet opgeleid werden tot
soldaten maar tot catechisten.13
Wanneer de Belgische staat in 1908 de kolonie overnam van Leopold II waren er door het
onderwijssysteem drie nieuwe elitegroepen ontstaan, naast de reeds bestaande, traditionele
elite van chiefs. Dat waren ten eerste de preacher-teachers (de ‘leraar-predikant’), opgeleid
door de missionarissen; daarnaast was er de elite die voortkwam uit de colonies scolaires,
zijnde de soldaten in dienst van de Force Publique en een derde groep wordt door Barbara
Yates omschreven als de ambachtsmannen. Dat waren de Congolezen die in dienst stonden
van de koloniale administratie als geschoolde of halfgeschoolde arbeiders of de Congolezen
die bijvoorbeeld werkten voor de spoorwegmaatschappij. Ook deze elite werd gerekruteerd
uit de missiescholen.14
Op het ogenblik dat België zich over de kolonie ontfermde, waren de eerste geschoolde
elites dus al gevormd. Maar uit het voorgaande mag blijken dat dit slechts elites waren in een
zeer enge betekenis van het woord. Zij hadden een zekere scholing genoten en waren
daardoor naar de standaarden van de kolonisator hoger geplaatst dan de rest van de bevolking,
maar er is in geen enkel opzicht sprake van gelijkheid met de koloniale elite (i.e. de Europese
bezetters). In wat volgt zullen we zien dat het zeer lang geduurd heeft vooraleer het onderwijs
geleid heeft tot een dergelijke gelijkheid, als er al ooit sprake geweest is van een gelijkheid.
12 Lieve Spaas, How Belgium Colonized the Mind of the Congo: Seeking the Memory of an African People
(Lewiston: The Edwin Mellen Press, 2007), 28. 13 Marc Depaepe, ed., Kongo, een tweede Vaderland: de kolonie in het onderwijs en het onderwijs in de kolonie,
1908-1960 (Ieper: Stedelijk Onderwijsmuseum, 1994), 11. 14 Yates, "Educating Congolese Abroad," 36-37.
朰
De “Anciens de Belgique” in de DRC
26
1.2 Onderwijs in Belgisch Congo
Hoewel de samenwerking tussen de katholieke kerk en de koloniale staat op het vlak van
onderwijs reeds in de periode van Congo Vrijstaat duidelijk tot uiting kwam, werd deze
samenwerking na 1908 nog verstevigd. De klassieke strijd tussen katholieken en protestanten
voor het ‘winnen van zieltjes’ had zich ook in Congo afgespeeld en daarbij hadden de
protestanten aanvankelijk een lichte voorsprong verworven. Onder Leopold II waren er al
pogingen geweest om deze situatie om te keren en die pogingen werden voortgezet na de
overdracht van de kolonie aan de Belgische staat.15
Op 26 mei 1906 was er al een overeenkomst tussen het Vaticaan en de koloniale staat
waarin werd vastgelegd dat de staat de katholieke missies zou voorzien van grond. In ruil
moesten de missies zorgen voor onderwijs, meer bepaald “praktisch georiënteerd
(landbouw)onderwijs”. Ook in de subsidiëring zien we duidelijke tekenen van een nauwere
samenwerking tussen kerk en staat. De subsidies voor de missiescholen bedroegen in 1926
niet minder dan 3.843.508 Belgische frank (zie tabel 1.2).16
Tabel 1.2. Evolutie van de subsidiëring voor de katholieke missiescholen, 1912-1926.17
Jaar Totaal bedrag subsidies
(Belgische frank)
1912 50.000
1919 72.150
1923 145.000
1924 220.500
1926 3.843.508
Verder werden er tijdens de periode van 1908 tot 1960 twee belangrijke
onderwijshervormingen doorgevoerd in Belgisch Congo: een eerste in 1926 en de tweede in
1948. De hervorming van de jaren ’20 betekende de eerste stap in de uitbouw van het
onderwijs op secundair niveau. Naast de lagere scholen kwamen er nu ook ‘speciale scholen’,
15 Depaepe, ed., Kongo, 11. 16 Depaepe, ed., Kongo, 11. 17 Depaepe, ed., Kongo, 12.
횐Д
Onderwijs in koloniaal Congo
27
die beroepsgericht secundair onderwijs moesten verschaffen. De introductie van secundair
onderwijs had niet meteen voor ogen om een hoger geschoolde elite te creëren, maar eerder
om het chronisch gebrek aan mankracht in overheidsdiensten en industrie op te lossen.18
Maar de Tweede Wereldoorlog was een belangrijke katalysator voor verandering in
koloniaal Afrika. Na 1945 veranderde er heel wat in de Belgische kolonie, net zoals in vele
andere Afrikaanse kolonies. Volgens Crawford Young en Thomas Turner was de
verantwoording van de Belgische overheid voor de kolonisatie van Congo steeds de ideologie
van een mission civilisatrice geweest: “the “heart of darkness” was to be illuminated by the
kindly beams of European culture.”19 Congo werd aanzien als een tabula rasa, zonder enige
vorm van cultuur en zelfs zonder een eigen geschiedenis. Daarom was het de ‘white man’s
burden’ om door onderwijs en alfabetisering de westerse beschaving naar de kolonie te
brengen.20 Na de Tweede Wereldoorlog, waarbij ook de Belgische kolonie betrokken was als
leverancier van grondstoffen en soldaten voor het uitvechten van de oorlog op Afrikaans
grondgebied, kwam daar echter verandering in. Die verandering kwam in de eerste plaats
vanuit Congo zelf. Tegen de jaren 1930 had er zich, ondanks de beperkte mogelijkheden voor
het volgen van secundair onderwijs en het totale gebrek aan hoger onderwijs, een nieuwe,
Congolese elite van évolués gevormd. Deze klasse kwam voornamelijk voort uit de
seminaries en kan men als volgt omschrijven21:
“These were generally considered to be those Congolese who had “evolved” from a
purely tribal way of living, had achieved adequate literacy in French, had embraced
Christianity, had renounced polygamy, and who lived in a Western way as reflected by
their housing, education of their children, treatment of their wives, etc.”22
Deze elite, die eigenlijk het dichtst in de buurt kwam van de Europese, koloniale elite in
Congo, stelde na de Tweede Wereldoorlog steeds sterkere eisen voor grotere gelijkheid met
de Europeanen. Dit uitte zich in pleidooien voor meer gelijkheid op vlak van onderwijs en
beroepsmogelijkheden.23
18 Rideout, "Education and Elites", 230, 88. 19 Young en Turner, The Rise and Decline of the Zairian State, 36. 20 Georges Nzongola-Ntalaja, The Congo from Leopold to Kabila: A People’s History (Londen: Zed Books,
2002), 39. 21 Nugent, Africa Since Independence, 18. 22 Rideout, "Education and Elites", 360. 23 Rideout, "Education and Elites", 362.
�Р
De “Anciens de Belgique” in de DRC
28
Maar ook internationaal kwam het antikolonialisme de kop opsteken. Niet lang na het
einde van de oorlog verwierven de eerste kolonies in Azië de onafhankelijkheid. De
Verenigde Naties voegden artikel 73 toe aan hun charter, waarin de koloniale mogendheden
verplicht werden om voor de koloniale onderdanen de nodige capaciteiten te ontwikkelen
voor zelfbestuur. En dus stapte België min of meer af van de ideologie van een mission
civilisatrice.
“The pathway thus traced led to the welfare state. The perpetuity of the Belgian edifice
in Africa could only be assured if it could demonstrate its ability to bring material well-
being to the populace. If social mobility and economic prosperity were freely available
within the colonial framework to the African population, the ultimate emancipation
could occur within a Belgian-established context.”24
Deze ideologische verandering had ook zijn weerslag op het onderwijs. De
onderwijshervormingen van 1948 hadden tot doel om (1) het lager onderwijs te verbeteren en
(2) de ontwikkeling van het secundair onderwijs te bevorderen. Daarnaast werd ook
voorzichtig vermeld dat hoger onderwijs voorzien zou worden. Maar de belangrijkste
hervorming voltrok zich dus op het vlak van het secundair onderwijs: vanaf nu was er ook een
meer academische opleiding mogelijk.25
Een tweede belangrijke verandering op het vlak van onderwijs was het feit dat het quasi-
monopolie van de (katholieke) kerk voor het eerst begon af te brokkelen. Volgens William
Rideout was de periode van 1908 tot 1948 een periode geweest van steeds intensere
samenwerking tussen kerk en staat, waarbij onderwijs een onderdeel was van de mission
civilisatrice, waarover eerder reeds sprake was. De katholieke missie had in 1948 nog
ongeveer 80% van het totale onderwijsnet in handen (de protestantse missies waren goed voor
zo’n 15%). De staat en de officiële scholen speelden op dat ogenblik een zeer geringe rol.26
Daar kwam voor het eerst verandering in in 1946. In 1926 was er bepaald dat alle katholieke
missiescholen in Congo, mits ze voldeden aan enkele voorwaarden, aanspraak konden maken
op subsidies van de staat. Twintig jaar later werd dit herzien en kwamen ook protestantse
missiescholen in aanmerking voor subsidies. Daarnaast werd door de minister van Koloniën
in datzelfde jaar beslist dat er neutraal staatsonderwijs moest komen voor de kinderen van de
24 Young en Turner, The Rise and Decline of the Zairian State, 38. (eigen nadruk) 25 Rideout, "Education and Elites", 371. 26 Rideout, "Education and Elites", 337-38.
�Р
Onderwijs in koloniaal Congo
29
Europese kolonialen in Congo. De laïcisering van het onderwijs werd vanaf dat ogenblik
doorgezet. De subsidies voor het katholiek onderwijs werden verder ingeperkt als gevolg van
twee overeenkomsten in 1948 en 1952.27
Al vanaf het begin van de Belgische overname van de Congolese kolonie wilden de
socialisten dat de staat het onderwijs van de missionarissen zou overnemen. Wanneer in 1954
de Parti Socialiste Belge, in een coalitie met de liberale partij, in België aan de macht kwam,
betekende dat het begin van een reeks drastische hervormingen op vlak van het onderwijs in
Congo.28 In 1954 kwam er onder leiding van toenmalig minister van Koloniën Auguste
Buisseret een pedagogische commissie tot stand die het onderwijs in de kolonie moest
evalueren. Het rapport dat daaruit resulteerde “was ronduit vernietigend voor de
missiescholen, die niet enkel een ontoereikend niveau haalden, maar bovendien ervan werden
beschuldigd de overheidssubsidies slecht aan te wenden.”29 Dat was voor Buisseret de
aanleiding om hervormingen door te voeren in Congo: meer en meer staatsscholen werden
opgericht (nu ook voor de Congolese bevolking en niet enkel voor de kinderen van de
kolonialen). Daarnaast kwam er ook strengere controle op de religieuze scholen.30 In 1958
waren er al 279 officiële, gelaïciseerde scholen in Congo.31 Deze veranderingen worden ook
weerspiegeld in de snelle stijging van de schoolpopulatie na 1954 (zie grafiek 1.1).
27 Depaepe, ed., Kongo, 12, 16. 28 Rideout, "Education and Elites", 236. 29 Depaepe, ed., Kongo, 16. 30 Spaas, How Belgium Colonized the Mind of the Congo, 31. 31 Depaepe, ed., Kongo, 17.
�Р
De “Anciens de Belgique” in de DRC
Grafiek
1.3 Begin van het universitair onderwijs in Congo
Nu het secundair onderwijs
onvermijdelijk ook de vraag naar universitair onderwijs.
school afmaakten hadden slechts één keuze als ze wilden voortstuderen: het seminarie.
zich niet geroepen voelde tot het priesterambt kon nergens heen. Dat veranderde pas in 1954,
wanneer de eerste Congolezen begonnen aan de u
van de Belgische universiteit in Leuven en de eerste van zijn soort op Congolese bodem
Op vlak van universitair onderwijs was de Belgische kolonie een laatbloeier in vergelijking
met andere Afrikaanse landen. De
Frankrijk, verschaften al in de jaren 1940 voor het eerst universitair
Afrikaanse onderdanen. In de Britse kolonies werden in 1948 de eerste universiteiten gesticht
in Uganda, Nigeria en Goudkust, als gevolg van het nationalisme dat na de Tweede
32 Depaepe, ed., Kongo, 84. 33 Spaas, How Belgium Colonized the Mind of the Congo
0
200.000
400.000
600.000
800.000
1.000.000
1.200.000
1.400.000
1.600.000
1.800.000
2.000.000
19
13
19
15
19
17
19
19
Sch
oo
lpo
pu
lati
e
De “Anciens de Belgique” in de DRC
Grafiek 1.1. Evolutie van de schoolpopulatie, 1913-1961.
Begin van het universitair onderwijs in Congo
onderwijs volledig was opengesteld voor de Congolese bevolking volgde
onvermijdelijk ook de vraag naar universitair onderwijs. Congolezen die de middelba
school afmaakten hadden slechts één keuze als ze wilden voortstuderen: het seminarie.
tot het priesterambt kon nergens heen. Dat veranderde pas in 1954,
wanneer de eerste Congolezen begonnen aan de universiteit Lovanium, een dochter
van de Belgische universiteit in Leuven en de eerste van zijn soort op Congolese bodem
Op vlak van universitair onderwijs was de Belgische kolonie een laatbloeier in vergelijking
met andere Afrikaanse landen. De twee grootste koloniale mogendheden, Groot
Frankrijk, verschaften al in de jaren 1940 voor het eerst universitair
Afrikaanse onderdanen. In de Britse kolonies werden in 1948 de eerste universiteiten gesticht
Goudkust, als gevolg van het nationalisme dat na de Tweede
How Belgium Colonized the Mind of the Congo, 32-33.
19
19
19
21
19
23
19
25
19
27
19
29
19
31
19
33
19
35
19
37
19
39
19
41
19
43
19
45
19
47
Jaar
30
1961. 32
was opengesteld voor de Congolese bevolking volgde
golezen die de middelbare
school afmaakten hadden slechts één keuze als ze wilden voortstuderen: het seminarie. Wie
tot het priesterambt kon nergens heen. Dat veranderde pas in 1954,
iversiteit Lovanium, een dochterinstelling
van de Belgische universiteit in Leuven en de eerste van zijn soort op Congolese bodem.33
Op vlak van universitair onderwijs was de Belgische kolonie een laatbloeier in vergelijking
twee grootste koloniale mogendheden, Groot-Brittannië en
Frankrijk, verschaften al in de jaren 1940 voor het eerst universitair onderwijs aan hun
Afrikaanse onderdanen. In de Britse kolonies werden in 1948 de eerste universiteiten gesticht
Goudkust, als gevolg van het nationalisme dat na de Tweede
19
47
19
49
19
51
19
53
19
55
19
57
19
59
19
61
�Р
Onderwijs in koloniaal Congo
31
Wereldoorlog de kop kwam opsteken. In de Franse kolonies was het veel langer wachten op
de eerste universiteit: daar kwam de eerste universiteit er pas in 1957 in Dakar. Toch konden
ook daarvoor de koloniale onderdanen al universitair onderwijs genieten. Vanaf 1944
maakten de Franse kolonies immers deel uit van de Franse natie en konden Afrikanen naar de
universiteiten in de metropool trekken.34
In Belgisch Congo begonnen pas in 1954 de eerste Congolese studenten aan een
universitaire opleiding. De verklaring daarvoor ligt volgens Ruben Mantels in de visie die
België had voor haar kolonie:
“Zowel Groot-Brittannië als Frankrijk stimuleerden actief de universitaire ontwikkeling
van de Afrikanen onder impuls van een assimilatiepolitiek of met het oog op een
spoedige onafhankelijkheid. In België ontbrak een dergelijke emancipatorische visie op
de kolonisatie en bijgevolg een universitaire politiek. … Onderwijs – en zeker
universitair onderwijs – was een belangrijk middel tot ontvoogding van de inlandse
bevolking. Het werd door de Britse en Franse kolonisatoren aangegrepen en versneld
uitgevoerd als gevolg van hun gewijzigde koloniale politiek, die de gelijkheid tussen
koloniale heersers en onderdanen nastreefde. Vanuit een omgekeerde logica ontbrak bij
de Belgische overheid elk initiatief op het vlak van onderwijs … .”35
Hoewel de stemming in Belgisch Congo veranderd was na de Tweede Wereldoorlog, zoals
we reeds hebben aangehaald, bleef de Belgische overheid toch veronderstellen dat de weg
naar de onafhankelijkheid nog zeer lang was en dat men nog alle tijd van de wereld had. In
België geloofde men dat men gespaard zou blijven van de dekolonisatietrends die te zien
waren in andere Afrikaanse landen, zoals Ghana en Frans Togoland. Zoals Jean Stengers stelt:
They (de Belgen, SDS) were convinced … that they had ‘found the right formula’ – that
is, a formula that guaranteed them against the miscalculations other colonising countries
had made. It consisted in improving the native’s material condition to the point where
34 Ruben Mantels, Geleerd in de tropen: Leuven, Congo en de wetenschap, 1885-1960 (Leuven: Universitaire
Pers Leuven, 2007), 168-69. 35 Mantels, Geleerd in de tropen, 168.
�Р
De “Anciens de Belgique” in de DRC
32
he would not dream of the right to vote. That was the ‘formula’: Keep the natives happy
by looking after their welfare, their housing and their health.”36
Maar op de lange termijn bleek het toch onhoudbaar om geen universitair onderwijs te
introduceren in de Belgische kolonie. Onder andere door artikels in “La Voix du Congolais”
drukte de klasse van de évolués – zeker na de Tweede Wereldoorlog – hun ongenoegen uit
over het feit dat zij nog steeds niet op gelijke voet stonden met de Europeanen. Zij ijverden
dan ook voor het invoeren van hoger onderwijs voor Congolezen, dat door hen gezien werd
als een belangrijke motor voor vooruitgang en succes.37 Maar ook vanuit België zelf klonken
steeds meer stemmen voor het oprichten van een universiteit in Congo. In 1947 werd reeds
het Centre Universitaire in Kisantu opgericht. Dit was nog geen echte universiteit, maar wel
de eerste vorm van hoger onderwijs beschikbaar voor Congolezen.38 Wanneer men echter met
plannen kwam voor de verdere uitbreiding van dit universitair centrum was de koloniale
overheid niet al te enthousiast. Dit zou immers leiden tot een “broeihaard … waaruit enkel
onruststokers, revolutionairen in de dop of in elk geval tegenstanders van de kolonisatie
konden voortkomen.”39 Maar niet iedereen was het met deze visie eens en enkele
intellectuelen, onder andere enkele academici van de Katholieke Universiteit Leuven, pleitten
voor het opleiden van een universitaire elite. Daarom werden in 1947 de eerste humaniora in
Congo opgericht, die zes jaar later de eerste studenten zouden afleveren die klaargestoomd
waren voor een universitaire opleiding.40
In 1954 – na de opleiding van zes jaar werd in 1953 nog een pre-universitair jaar ingericht
– begonnen de eerste Congolezen hun studie aan de splinternieuwe universiteit Lovanium.
Onder de drieëndertig studenten die dat jaar van start gingen waren er zesentwintig
Congolezen. Dat aantal nam wel toe (zie tabel 1.3), maar tegen het jaar van de
onafhankelijkheid, 1960, waren er slechts twintig Congolezen afgestudeerd aan de
verschillende faculteiten van de universiteit (zie tabel 1.4).
36 Jean Stengers, "Precipitous Decolonization: The Case of the Belgian Congo," in The Transfer of Power in
Africa: Decolonization 1940-1960, ed. Prosser Gifford en William Roger Louis (Londen: Yale University Press,
1982), 315., geciteerd in, Nugent, Africa Since Independence, 52. 37 Rideout, "Education and Elites", 365. 38 de Saint-Moulin, "L’Université au Congo," 29. 39 Mantels, Geleerd in de tropen, 169. 40 Mantels, Geleerd in de tropen, 170.
�Р
Onderwijs in koloniaal Congo
33
In 1956 werd een tweede universiteit gesticht in Congo: de Université Officielle in
Elisabethville, een staatsuniversiteit. Dit was een gevolg van de internationale druk en de
nieuwe sociaal-liberale regering van 1954, die voorstander was van onafhankelijk
staatsonderwijs in plaats van katholiek onderwijs. Bij de opening van de universiteit waren er
negenennegentig Congolezen ingeschreven, maar in 1960 waren er nog maar vier Congolezen
afgestudeerd.41
Tabel 1.3. Aantal studenten aan de universiteit Lovanium, 1954-1964.42
Academiejaar Totaal
studenten
Afrikaanse studenten Niet-
Afrikaanse
studenten
Congolees Andere
nationaliteit
1954-1955 33 26 4 3
1955-1956 87 70 7 10
1956-1957 160 99 23 47
1957-1958 249 142 35 72
1958-1959 365 191 57 117
1959-1960 485 264 81 140
1960-1961 413 342 42 29
1961-1962 746 531 143 72
1962-1963 941 644 183 114
1963-1964 1087 743 211 133
41 Rideout, "Education and Elites", 402-05. 42 Rideout, "Education and Elites", 400.
�Р
De “Anciens de Belgique” in de DRC
34
Tabel 1.4. Congolese afgestudeerden van de verschillende faculteiten van Lovanium, 1958-1960.43
1958 1959 1960 Totaal
Faculteit voor
Pscychologie en
pedagogie
2 5 1 8
Faculteit voor
Politieke en Sociale
Wetenschappen
2 - 5 7
Faculteit voor
Economie 1 1 2 4
Faculteit voor
Agronomie - 1 - 1
Totaal 5 7 8 20
Dit alles toont nog maar eens aan dat de Belgen de tijd die ze nog hadden in Congo
volledig fout inschatten. Toen professor Van Bilsen in 1955 zijn programma voor de
onafhankelijkheid van Congo voorstelde, had hij het nog over een termijn van dertig jaar.
Maar zelfs dit konden de kolonialen op dat ogenblik moeilijk slikken.44 En dus was de
Belgische overheid totaal onvoorbereid wanneer in 1960 Congo plots onafhankelijk werd. Dat
zien we dan ook duidelijk vertaald in bovenstaande cijfers: slechts vierentwintig Congolezen
waren op dat ogenblik afgestudeerd aan een van de twee Congolese universiteiten en volgens
Léon de Saint-Moulin speelden in geen van de twee bestaande universiteiten de studenten een
belangrijke rol in de strijd voor de onafhankelijkheid of in de uitwerking van de eerste
modellen volgens dewelke de staat zou moeten georganiseerd worden.45 Dit wordt ook
bevestigd door de cijfers: in het eerste kabinet dat na de onafhankelijkheid gevormd werd
43 Rideout, "Education and Elites", 399. 44 Nugent, Africa Since Independence, 52. 45 de Saint-Moulin, "L’Université au Congo," 31.
�Р
Onderwijs in koloniaal Congo
35
door Lumumba, zat er geen enkele afgestudeerde van één van de twee Congolese
universiteiten.46
1.4 Dekolonisatie: “a botched job”47
Aan de vooravond van de onafhankelijkheid, in 1959, was de schoolpopulatie in Congo
opgelopen tot bijna 1,8 miljoen. Young en Turner schatten dat op dat ogenblik ongeveer 70
procent van de kinderen tussen zes en elf jaar waren ingeschreven in het onderwijs.48 Tabel 1.5
toont echter aan dat meer dan 93% van de totale schoolpopulatie in Congo was ingeschreven
in het lager onderwijs.
Tabel 1.5. Verdeling van de schoolbevolking over de verschillende niveaus, 1959-1960.49
Kleuteronderwijs 53.367 3,0 %
Lager Onderwijs 1.650.117 93,1 %
Algemeen Secundair Onderwijs 15.812 0,9%
Technisch Secundair Onderwijs 22.154 1,3 %
Normaal Secundair Onderwijs 22.202 1,3 %
Hoger Onderwijs 1.445 0,1 %
Volwassenenonderwijs 8.243 0,5 %
Totaal 1.773.340
De bewering dat België in haar kolonie een massa-onderwijs voorstond en dat een groot
deel van de Congolese bevolking toegang had tot het lager onderwijs blijkt dus te kloppen.
Maar dat geldt even goed voor de bewering dat onderwijs voor België gelijkstond aan
“grootbrengen door klein te houden”. En in die visie had universitair onderwijs lange tijd
geen plaats, wat dus resulteerde in slechts een handvol universitair afgestudeerden op het
46 Rideout, "Education and Elites", 398. 47 Deze titel werd ontleend aan het werk van Nugent, Africa Since Independence, 50. 48 Young en Turner, The Rise and Decline of the Zairian State, 38. 49 Naesens, "Over de ontwikkelingswaarde," 606.
�Р
De “Anciens de Belgique” in de DRC
36
ogenblik van de onafhankelijkheid. Het einddoel van het onderwijs was immers nooit om een
elite te creëren die evenwaardig was aan de Europese/Belgische koloniale elite. Zoals Marc
Depaepe het stelt: “Door de doorsnee-kolonist werden de autochtonen nog altijd beschouwd
als hulpjes die niet teveel kennis en inzicht nodig hadden.” 50
Maar ondanks alles kwam op 30 juni 1960 toch de onafhankelijkheid voor Congo. Dat
leidde ertoe dat de meerderheid van de Europeanen het land ontvluchtten en dat hun plaats
moest worden ingenomen door de Congolese bevolking. Vlak voor de onafhankelijkheid
waren er nog 110.000 Europese kolonialen in Congo, waarvan er ongeveer 10.000 Belgen
verantwoordelijk waren voor het besturen van de kolonie. Dus hoewel tijdens de koloniale
periode de Europese elite zelf een minderheid vormde in Congo, “its social hegemony was
complete”.51 Onder de Belgische overheersing was er in Congo een gecentraliseerde en sterk
geïnstitutionaliseerde bureaucratie gecreëerd, die volledig in functie stond van het
verwezenlijken van de commerciële en industriële doeleinden van België.52 Maar we hebben
in dit hoofdstuk gezien dat de Belgische koloniale staat nooit veel inspanning gedaan had om
Congolezen op te leiden om hoge posten in te nemen binnen deze bureaucratie. In 1960 was
er dus de onafhankelijke staat Congo, met een Belgisch nalatenschap in de vorm van een
gecentraliseerd staatsapparaat, maar amper Congolese mankrachten om dit staatsapparaat te
bevolken.
“This perception of the difficulties to be faced by the young nation and the clear benign
neglect in education exemplified by the meager results of colonial education brought
considerable criticism on Belgium from the World community for having left the
country so ill-prepared for self-rule.”53
Deze situatie leidde ertoe dat de internationale gemeenschap zich geroepen voelde om
Congo te hulp te komen. Het gevolg daarvan was dat er verschillende onderwijsprogramma’s
op touw werden gezet, onder auspiciën van verschillende internationale ngo’s. Er werden
onderwijshervormingen doorgevoerd in Congo zelf, er werden studiebeurzen uitgereikt aan
Congolezen voor een vorming in het buitenland en er werden nieuwe instituten voor hoger
50 Depaepe, ed., Kongo, 18. 51 Young en Turner, The Rise and Decline of the Zairian State, 106. 52 Zie onder andere Jean-Claude Willame, Patrimonialism and Political Change in the Congo (Stanford: Stanford
University Press, 1972).; Thomas Callaghy, The State-Society Struggle: Zaire in Comparative Perspective (New
York: Columbia University Press, 1984). en Young en Turner, The Rise and Decline of the Zairian State. 53 Bokamba, "Education and Development in Zaire."
�Р
Onderwijs in koloniaal Congo
37
onderwijs gesticht.54 Maar ook vanuit België werd er hulp op poten gezet. In een rapport uit
1961 schreef professor Van Bilsen – dezelfde die zes jaar eerder een dertigjarenplan voor de
onafhankelijkheid van Congo uitwerkte – dat het de plicht was van België (en “les peuples
occidentaux” in het algemeen) om de derdewereldlanden bij te staan bij hun ontwikkeling.
Dit onder andere “par un apport d’hommes, surtout en vue de la scolarisation des masses à
tous les niveaux.” Dat hield volgens hem ook in dat België eventueel beurzen moest
verschaffen aan studenten uit deze landen. 55 Het Koninklijk Besluit van 15 januari 1962 was
gebaseerd op het rapport van Van Bilsen en legde de oprichting van de Belgische structuren
voor ontwikkelingssamenwerking vast. Die ontwikkelingssamenwerking zou hoofdzakelijk
een bilaterale samenwerking met de Belgische ex-kolonie en de ex-mandaatgebieden zijn.56 In
artikel 26 van dat Koninklijk Besluit, over “[l]’office de la coopération au développement de
pays étrangers”, lezen we dat deze dienst ondermeer belast werd met “l’invitation et l’acceuil
de ressortissants étrangers venant effectuer des études ou des stages en Belgique.”57 Dit
betekende het begin van een nieuwe vorm van ontwikkelingssamenwerking die een belangrijk
onderdeel zou vormen van de hulp die België aan haar ex-kolonie bood.
In het begin van de jaren ’60 waren studiebeurzen bijna uitsluitend bestemd voor studenten
uit Congo, Rwanda en Burundi, met als doel een elite te creëren “die kon instaan voor het
beheer van de openbare en privé-sector in deze landen”. Net na de onafhankelijkheid was
40% van de beurzen nog voor het middelbaar onderwijs, maar tegen 1970 was dat al gezakt
naar 8%, omdat Zaïre op dat ogenblik over voldoende eigen infrastructuur voor secundair
onderwijs beschikte. Vanaf het einde van de jaren ’70 werden er voornamelijk beurzen
uitgereikt voor postuniversitaire studies en vervolmakingstudies en –stages (speciale licenties,
doctoraten, geneeskundige specialisaties, …). Er werd in 1978 ook in een Koninklijk Besluit
vastgelegd dat België enkel nog beurzen zou toekennen voor opleidingen die niet
georganiseerd werden in het land van herkomst van de bursaal.58 Tabel 1.6 toont de cijfers van
de Universitaire Technische Samenwerking (UTS), die lange tijd instond voor het verschaffen
van studiebeurzen. Deze tabel toont aan dat de studiebeurzen steeds een belangrijk onderdeel
54 Bokamba, "Education and Development in Zaire." 55 CRISP, "Belgique et Tiers-monde: élaboration de la politique belge d'assistance technique," Courrier
hebdomadaire, no. 133 (1961): 6. 56 Naesens, "Over de ontwikkelingswaarde," 605-06. 57 CRISP, "Belgique et Tiers-monde," 18. 58 Geert Laporte, "(Beurs)studenten uit de Derde Wereld aan Vlaamse universiteiten" (Licentiaatsverhandeling,
Rijksuniversiteit Gent, 1988), 21-22.
�Р
De “Anciens de Belgique” in de DRC
38
geweest zijn van de universitaire samenwerking. In de jaren ’80 zien we zelfs dat de uitgaven
voor studiebeurzen tot de helft van het totale budget van de UTS opslokken.
Tabel 1.6. Uitgaven van de UTS aan studiebeurzen als aandeel van het totale budget, 1970-1986.59
Jaar Totaal
UTS*
Studie-
beurzen*
Procent
van totaal
1970 195,1 54,7 28,0
1971 229,5 56,1 24,4
1972 249,0 60,1 24,1
1973 326,9 62,4 19,1
1974 364,6 54,9 15,1
1975 305,9 57,5 18,8
1976 304,1 71,5 23,5
1977 251,9 77,9 30,9
1978 249,4 84,4 33,8
1979 233,4 88,9 38,1
1980 259,4 79,0 30,5
1981 225,5 78,6 34,9
1982 180,2 70,8 39,3
1983 194,5 88,6 45,6
1984 168,2 68,7 40,8
1985 164,7 83,0 50,4
1986 / 70,0 /
* alle cijfers in miljoenen Belgische frank
59 Willame, "De universitaire samenwerking in cijfers," 234.
�Р
Onderwijs in koloniaal Congo
39
1.5 Conclusie
Vele Belgen – en niet enkel ex-kolonialen – maken zich vandaag de dag nog altijd sterk dat
het uitbouwen van een uitgebreid onderwijsnet in Congo een belangrijke verdienste is van de
koloniale periode. Telkens wanneer de kolonisatie bekritiseerd wordt, is er altijd wel iemand
die met het argument voor de proppen komt “dat België toch wel gezorgd heeft voor
onderwijs in heel Congo”. Maar in dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat er enkele
belangrijke kanttekeningen gemaakt moeten worden bij de beperkingen van dat onderwijs en
de ideologie die erachter zat.
Het onderwijs in koloniaal Congo kan men eigenlijk zien als de materiële expressie van de
beroemde koloniale slogan “pas d’élites, pas d’ennuis” (geen elites, geen problemen). De
inspanningen op het vlak van onderwijs waren het gevolg van het geloof dat het de plicht was
van de kolonisator om de “onbeschaafde” Afrikanen te verlichten door de Europese
beschaving naar het continent te brengen. Nooit was het de bedoeling om Congolezen op te
leiden die op gelijke voet zouden staan met de Europese kolonialen en hoge posten konden
bekleden in de administratie. Kwantitatief gezien is er inderdaad een zeer grote inspanning
geweest, voornamelijk door de missionarissen, en een groot deel van de Congolese bevolking
had toegang tot onderwijs. Maar kwalitatief gezien waren de beperkingen groot. Dat vertaalt
zich in de grote focus op lager onderwijs: eigenlijk is er pas na de Tweede Wereldoorlog echt
werk gemaakt van academisch gericht secundair onderwijs voor Congolezen. Universitair
onderwijs liet nog veel langer op zich wachten.
Dat alles heeft geleid tot een chaotische toestand op het ogenblik van de onafhankelijkheid:
België had een sterk geïnstitutionaliseerd staatsapparaat nagelaten, maar had het tegelijk ook
nagelaten om de bevolking op te leiden om dit staatsapparaat te bemannen. Aangezien het
universitair onderwijs in Congo zelf nog maar in zijn kinderschoenen stond, voelde België
blijkbaar de plicht om haar onderwijsactiviteiten ook na de onafhankelijkheid door te zetten
door Congolezen in België te laten studeren. Na vijfenzeventig jaar nagelaten te hebben om
een Congolese elite te creëren die zelf het bestuur van haar land op zich kon nemen, werd
deze inspanning nu wel geleverd. De vraag die ons daarom in de rest van deze thesis zal
bezighouden is eenvoudig: welke impact heeft dat gehad?
�Р
40
Hoofdstuk 2
De Congolese studenten in België
In '60 waren we in België. Natuurlijk met Lumumba
konden we een beetje voelen dat de mensen een beetje
nerveus waren tegenover de Congolezen. Nerveus,
maar niet discriminerend. Ik moet zeggen, ik heb zelfs
de indruk dat de Belg die in België woonde zeer
acceuillant was tegenover de Congolezen, de zwarten,
die naar Europa gingen. Er was een groot verschil
tussen de koloniaal zelf en de Belgen van België.1
De positieve ervaring van deze ene Ancien de Belgique is zeker geen alleenstaand geval.
Integendeel, alle respondenten die werden geïnterviewd houden blijkbaar goede herinneringen
over aan hun verblijf in België. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen problemen of
incidenten gerapporteerd werden of dat niemand het slachtoffer geweest is van enige vorm
van racisme. Maar die problemen lijken niet de bovenhand te nemen in de herinnering van de
respondenten en sommigen kijken zelfs met een gevoel van nostalgie terug op hun verblijf in
België.
Over dat verblijf in België zullen we het in dit hoofdstuk hebben. Daarbij zullen we de
verschillende aspecten behandelen van het studieverblijf van de Congolese studenten in
België. Eerst en vooral beginnen we met een meer algemeen overzicht van de studiemigratie
vanuit Congo naar België. Daarbij zullen we bekijken hoeveel Congolezen in België
gestudeerd hebben, wanneer ze dat gedaan hebben, aan welke universiteit ze gestudeerd
hebben en welke studies ze gevolgd hebben.
1 Interview met Damase “cicm” Ndembe Nsasi, [1936], priester en hoogleraar. Kinshasa, 17-11-2010.
�Р
De Congolese studenten in België
41
Vervolgens gaan we dieper in op het vertrek naar België. Daarbij kijken we enerzijds naar
de motivatie om in België te komen studeren en anderzijds naar de meer praktische kant van
het vertrek naar België. Hoewel heel wat Congolezen hun studies zelf financierden, waren er
ook velen met een beurs voor hun studies in België. Het is dus interessant om na te gaan hoe
de selectie voor deze beurzen verliep en wat een dergelijke beurs praktisch inhield.
Het derde aspect dat we zullen behandelen is het verblijf in België zelf en meer specifiek
hoe dit verblijf praktisch verliep. Daarmee doelen we op de contacten met de familie tijdens
het verblijf, de financiële situatie en eventuele wettelijke of persoonlijke problemen waarmee
de Anciens de Belgique te maken hadden.
Tot slot zullen we ook ingaan op de terugkeer naar Congo en vooral op de motivatie om
terug te keren. In de inleiding hebben we reeds het probleem aangehaald van Congolezen die
na hun studies in België blijven plakken. Hier zullen we dan ook nagaan in hoeverre het beeld
van de studiemigratie uit Congo als braindrain overeenstemt met de realiteit.
2.1 De Congolese studentenpopulatie in België
2.1.1 Evolutie
Van alle studiemigranten uit Sub-Sahara Afrika die sinds 1960 aan de Belgische
universiteiten gestudeerd hebben, zijn de Congolezen steeds de grootste groep geweest.2
Grafiek 2.1 geeft de evolutie van de Congolese studentenbevolking aan een aantal van de
belangrijkste Belgische universiteiten tussen 1957 en 1980 weer. Op deze grafiek zien we dat
er sinds 1960 een enorme stijging van het aantal Congolese studenten is. Dat is uiteraard in de
eerste plaats het gevolg van het opgezette beurzenprogramma van de Belgische overheid. Ook
de Zaïrese overheid verstrekte beurzen voor buitenlandse studies en een zeer groot deel van
deze bursalen kwam in België studeren. Daarnaast werden kinderen van rijke Congolese
2 Bonaventure Kagné en Marco Martiniello, L’immigration subsaharienne en Belgique, vol. 1721, Courrier
hebdomadaire (Brussel: CRISP (Centre de Recherche et d’Information Socio-Politiques), 2001), 6-8.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
families vaak naar België gestuurd voor hun opleiding.
de periode van 1970 tot 1975
van Mobutu, de Université Nationale du Congo
National du Zaïre) opgerich
ministerieel besluit van 7 augustus 1971
studenten die in België een richting volgden die ook in Congo zelf gevolgd kon worde
moesten terugkeren naar Congo en
hadden naar Congo moesten terugkeren
Congolese overheid geen nieuwe beurzen meer uitreikte voor studies in België
uitzonderingen).4
Grafiek 2.1. Aantal Congolezen
3 Zana Aziza Etambala, In het land van de Banoko: de geschiedenis van de
België van 1885 tot heden, Steunpunt Migranten (Leuven: Katholieke Universiteit Leuven, Hoger Instituut voor
de Arbeid, 1993), 80. 4 Algmeen Rijksarchief België (ARA)
années 1950-1970, Etudiants Boursiers I.5 Bart Roels, "Buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten: een onderzoek naar studentenmigratie en het
Belgische beurzenbeleid, 1945-1980" (Licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 2008), 163.
de UCL en de ULB gesplitst in een F
0
200
400
600
800
1000
1200
19
57
-19
58
19
58
-19
59
19
59
-19
60
19
60
-19
61
Aa
nta
l C
on
go
lese
stu
de
nte
n
de Belgique” in de DRC
families vaak naar België gestuurd voor hun opleiding.3 De enige uitzondering in d
de periode van 1970 tot 1975. In 1971 werd, als een onderdeel van de authenticiteitsbeweging
de Université Nationale du Congo (niet veel later omgedoopt tot
National du Zaïre) opgericht. In een poging om de nieuwe universiteit te bevolken werd in
esluit van 7 augustus 1971 door de Congolese regering beslist
studenten die in België een richting volgden die ook in Congo zelf gevolgd kon worde
moesten terugkeren naar Congo en (2) alle studenten die hun studie in België beëindigd
hadden naar Congo moesten terugkeren. In datzelfde jaar werd tevens beslist d
Congolese overheid geen nieuwe beurzen meer uitreikte voor studies in België
Aantal Congolezen aan de RUG, ULB, Ulg en UCL 1957
In het land van de Banoko: de geschiedenis van de Kongolese/Zaïrese aanwezigheid in
, Steunpunt Migranten (Leuven: Katholieke Universiteit Leuven, Hoger Instituut voor
Algmeen Rijksarchief België (ARA) – -5B 52.010/4-52.017/2, nr. 372. Office des étrangers
1970, Etudiants Boursiers I.
Bart Roels, "Buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten: een onderzoek naar studentenmigratie en het
1980" (Licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 2008), 163.
de UCL en de ULB gesplitst in een Franstalige (UCL en ULB) en een Nederlandstalige (KUL en VUB) sectie.
19
61
-19
62
19
62
-19
63
19
63
-19
64
19
64
-19
65
19
65
-19
66
19
66
-19
67
19
67
-19
68
19
68
-19
69
19
69
-19
70
19
70
-19
71
19
71
-19
72
19
72
-19
73
19
73
-19
74
Academiejaar
42
De enige uitzondering in de stijging is
, als een onderdeel van de authenticiteitsbeweging
niet veel later omgedoopt tot Université
een poging om de nieuwe universiteit te bevolken werd in het
r de Congolese regering beslist dat (1) alle
studenten die in België een richting volgden die ook in Congo zelf gevolgd kon worden
(2) alle studenten die hun studie in België beëindigd
. In datzelfde jaar werd tevens beslist dat de
Congolese overheid geen nieuwe beurzen meer uitreikte voor studies in België (mits enkele
aan de RUG, ULB, Ulg en UCL 1957-1980.5
Kongolese/Zaïrese aanwezigheid in
, Steunpunt Migranten (Leuven: Katholieke Universiteit Leuven, Hoger Instituut voor
Office des étrangers, Archives des
Bart Roels, "Buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten: een onderzoek naar studentenmigratie en het
1980" (Licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 2008), 163. Vanaf 1970 zijn
ranstalige (UCL en ULB) en een Nederlandstalige (KUL en VUB) sectie.
19
74
-19
75
19
75
-19
76
19
76
-19
77
19
77
-19
78
19
78
-19
79
19
79
-19
80
�Р
Voor de periode na 1980 hebben we geen nationale gegevens, maar wel gegevens voor de
Vlaamse universiteiten (zie grafiek
redelijk hoog, maar vanaf het begin van de jaren ’90 zien we een forse daling.
te maken met de breuk in de belgo
omschrijft Gauthier de Villers de periode 1988
van de ontevredenheid met de Belgische voorstellen om de Zaïrese schulden
nam Mobutu enkele politieke maatregelen gericht tegen de Bel
van die verbitterde relaties
Zaïrese studenten in België voor het einde van het a
terugkeren naar Zaïre. Dat veroorzaakte opschudding onder de Zaïrese studentenbevolking in
België en op 30 juni 1989 schreven zij een brief aan hun president met het verzoek hun
studies in België te mogen afmaken. Hoewel Mobut
Belgische en de Zaïrese overheid geen nieuwe overeenkomst meer afgesloten en
kwamen er zo goed als geen nieuwe bursalen meer naar België.
Grafiek 2.2. Inschrijvingen Zaïrezen/Congolezen aan de Vlaamse universiteiten, 1981
6 Etambala, In het land van de Banoko7 Gegevens uit Caestecker en Rea,
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
Aa
nta
l st
ud
en
ten
De Congolese studenten in België
1980 hebben we geen nationale gegevens, maar wel gegevens voor de
laamse universiteiten (zie grafiek 2.2). In de jaren 1980 blijft het aantal Congolese studenten
redelijk hoog, maar vanaf het begin van de jaren ’90 zien we een forse daling.
te maken met de breuk in de belgo-zaïrese relaties. Zoals we in de inleiding reeds zagen
omschrijft Gauthier de Villers de periode 1988-1989 als “le grand affrontement”.
van de ontevredenheid met de Belgische voorstellen om de Zaïrese schulden
nam Mobutu enkele politieke maatregelen gericht tegen de Belgische overheid. In het kader
kunnen we ook het besluit van de Zaïrese overheid situeren
Zaïrese studenten in België voor het einde van het academiejaar 1988
terugkeren naar Zaïre. Dat veroorzaakte opschudding onder de Zaïrese studentenbevolking in
België en op 30 juni 1989 schreven zij een brief aan hun president met het verzoek hun
studies in België te mogen afmaken. Hoewel Mobutu deze eis inwilligde, werd er tussen de
Belgische en de Zaïrese overheid geen nieuwe overeenkomst meer afgesloten en
kwamen er zo goed als geen nieuwe bursalen meer naar België.6
hrijvingen Zaïrezen/Congolezen aan de Vlaamse universiteiten, 1981
In het land van de Banoko, 81-82, de Villers, De Mobutu à Mobutu, 145.
Caestecker en Rea, Migreren voor een diploma.
Academiejaar
De Congolese studenten in België
43
1980 hebben we geen nationale gegevens, maar wel gegevens voor de
2.2). In de jaren 1980 blijft het aantal Congolese studenten
redelijk hoog, maar vanaf het begin van de jaren ’90 zien we een forse daling. Dat heeft alles
zaïrese relaties. Zoals we in de inleiding reeds zagen
“le grand affrontement”. Als gevolg
van de ontevredenheid met de Belgische voorstellen om de Zaïrese schulden te herbekijken,
gische overheid. In het kader
van de Zaïrese overheid situeren dat alle
cademiejaar 1988-1989 moesten
terugkeren naar Zaïre. Dat veroorzaakte opschudding onder de Zaïrese studentenbevolking in
België en op 30 juni 1989 schreven zij een brief aan hun president met het verzoek hun
u deze eis inwilligde, werd er tussen de
Belgische en de Zaïrese overheid geen nieuwe overeenkomst meer afgesloten en bijgevolg
hrijvingen Zaïrezen/Congolezen aan de Vlaamse universiteiten, 1981-1998.7
�Р
De “Anciens de Belgique” in de DRC
44
Toch blijft studiemigratie vanuit Congo naar België relatief populair. Van de Congolese
migranten die in 2007 naar België kwamen, was het aandeel van studiemigranten 31,3%.8
2.1.2 Studies: wat en waar?
Nu we een duidelijk beeld hebben van de evolutie van de Congolese studentenbevolking in
België, is het interessant om na te gaan aan welke universiteiten de Congolezen voornamelijk
gestudeerd hebben en welke studies zij gevolgd hebben.
Wat betreft die eerste vraag hebben we al een eerste indicatie gezien in de inleiding.
Grafiek II van de inleiding liet zien dat onder de respondenten die geïnterviewd werden voor
dit onderzoek, de ULB de populairste universiteit was, gevolgd door de UCL en daarna de
ULg. Grafiek 2.3 laat de evolutie van de verdeling van de Congolese studenten tussen de
ULB, ULg, RUG en KUL voor de periode 1957-1968 zien.9 Hieruit blijkt dat tijdens de jaren
’60 de KUL de meeste Congolese studenten had. Vanaf de jaren ’70, na de splitsing van de
KUL in een Nederlands- en Franstalige sectie, werd die leiderspositie echter overgenomen
door de Franstalige ULB (die tevens zelf in 1970 werd opgesplitst).10
Wanneer we de databank gedistilleerd uit het boek van Jean Omasombo bekijken zien we
ook hier gelijkaardige resultaten. Van alle studies die in België ondernomen werden, werd
ongeveer 26% ondernomen aan de ULB, gevolgd door de UCL met ongeveer 22% en daarna
op een afstand gevolgd door de Universiteit van Antwerpen met circa 10%.11 Wat uit deze
bevindingen zonder twijfel blijkt is dat de Congolese studenten voornamelijk naar de
Franstalige universiteiten zijn gegaan. Dat is natuurlijk logisch, aangezien het Frans sinds de
koloniale periode de officiële taal is in Congo en het Frans nog steeds de belangrijkste taal is
in het Congolese onderwijs.
8 Quentin Schoonvaere, Studie over de Congolese migratie en de impact ervan op de Congolese aanwezigheid in
België: analyse van de voornaamste demografische gegevens (Leuven: Studiegroep Toegepaste Demografie
(UCL) & Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, 2010), 30. 9 Zowel de ULB als de KUL waren in deze periode nog niet gesplitst in een Nederlandstalige en een Franstalige
sectie. Voor beide universiteiten geldt dat pas in 1970 een wettelijke splitsing werd doorgevoerd. 10 Roels, "Buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten", 46. 11 Omasombo, République Démocratique du Congo.
�Р
Grafiek 2.3. Verdeling van de Congolese studente
Wat betreft de studiegebieden die werden g
moeilijker om gegevens te vinden. Eigenlijk zou men daarvoor in de archieven van de
universiteiten moeten duiken, maar dat is een zeer tijdrovend werk en dat was voor deze
thesis dan ook onmogelijk. Er zijn wel enk
Ten eerste is er de database van respondenten die voor deze thesis werden gebruikt. Daarnaast
is er de lijst die werd opgesteld op basis van het boek van Jean Omasombo.
uit Anciens de Belgique
parlementsleden, ministers, partijleiders, …) uit de Derde Republiek worden gerekend.
Tenslotte is er nog een ledenlijst van de Congolese vereniging
de l'ULB” (UAE), een vereniging voor oud
12 Roels, "Buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten".
nog niet gesplitst in een Franstalige en een Nederlan
0
100
200
300
400
500
600
700
De Congolese studenten in België
. Verdeling van de Congolese studentenpopulatie over de ULB, ULg, UCL
1968.12
de studiegebieden die werden gekozen door de Congolese studenten is het
moeilijker om gegevens te vinden. Eigenlijk zou men daarvoor in de archieven van de
universiteiten moeten duiken, maar dat is een zeer tijdrovend werk en dat was voor deze
thesis dan ook onmogelijk. Er zijn wel enkele ‘bronnen’ die ons een indicatie kunnen geven.
Ten eerste is er de database van respondenten die voor deze thesis werden gebruikt. Daarnaast
is er de lijst die werd opgesteld op basis van het boek van Jean Omasombo.
gique die door de auteur tot de belangrijke politici (senatoren,
parlementsleden, ministers, partijleiders, …) uit de Derde Republiek worden gerekend.
Tenslotte is er nog een ledenlijst van de Congolese vereniging “Union des Anciens Etudiants
E), een vereniging voor oud-studenten van de ULB. Op deze lijst wordt er
Roels, "Buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten". Zowel de ULB als de UCL zijn in deze periode
nog niet gesplitst in een Franstalige en een Nederlandstalige sectie.
De Congolese studenten in België
45
npopulatie over de ULB, ULg, UCL en RUG, 1957-
ekozen door de Congolese studenten is het
moeilijker om gegevens te vinden. Eigenlijk zou men daarvoor in de archieven van de
universiteiten moeten duiken, maar dat is een zeer tijdrovend werk en dat was voor deze
ele ‘bronnen’ die ons een indicatie kunnen geven.
Ten eerste is er de database van respondenten die voor deze thesis werden gebruikt. Daarnaast
is er de lijst die werd opgesteld op basis van het boek van Jean Omasombo. Deze lijst bestaat
die door de auteur tot de belangrijke politici (senatoren,
parlementsleden, ministers, partijleiders, …) uit de Derde Republiek worden gerekend.
“Union des Anciens Etudiants
studenten van de ULB. Op deze lijst wordt er
Zowel de ULB als de UCL zijn in deze periode
ULB
ULg
KUL
RUG
De “Anciens de Belgique” in de DRC
46
voor elk lid steeds vermeld welke studies hij of zij gevolgd heeft. Deze ‘bronnen’ hebben het
voordeel dat ze niet tijdsgebonden zijn. Dat wil zeggen dat ze gegevens bevatten van
studenten die gestudeerd hebben van 1960 tot 2005. Een nadeel is dan weer dat de
representativiteit in vraag gesteld kan worden. De lijst van de UAE bevat enkel oud-studenten
van de ULB en dan nog enkel diegenen die lid geworden zijn van deze vereniging. Het
probleem met de lijst op basis van het boek van Omasombo is dat die enkel personen bevat
die ooit in de politiek beland zijn. Maar niettemin krijgen we aan de hand van deze gegevens
een eerste indicatie.
Op basis van grafiek 2.4 en grafiek 2.5 zien we dat met grote voorsprong de ‘Humane
Wetenschappen’ het best scoren.13 Er is wel een belangrijk verschil tussen beide grafieken.
Terwijl 27% van de leden van de UAE koos voor een richting binnen de toegepaste
wetenschappen, is dat percentage onder de politieke actoren uit het boek van Omasombo
slechts 17%. Dat valt hoogstwaarschijnlijk te verklaren door het feit dat diegenen met een
diploma in de toegepaste wetenschappen eerder in de private sector terechtkomen en niet in
de politiek. Een tweede belangrijke verschil is dat onder de politici uit het boek van
Omasombo de richtingen binnen de economie en bedrijfskunde veel populairder waren dan de
politieke en sociale wetenschappen. Bij de leden van de UAE is dat net omgekeerd. Daarbij
kunnen we stellen dat de gegevens op basis van de ledenlijst van de UAE waarschijnlijk
betrouwbaarder zijn, aangezien zij niet beperkt zijn tot personen binnen eenzelfde
beroepscategorie. Het laatste significante verschil tussen beide grafieken is dat er onder de
leden van de UAE niemand is terug te vinden die militaire of religieuze studies heeft gevolgd.
Dat valt eenvoudigweg te verklaren door het feit dat deze richtingen in de ULB niet werden
aangeboden. Wat ondanks al deze verschillen echter als een algemene conclusie geldig blijft
is dat het grootste deel van de Anciens de Belgique een richting binnen de humane
wetenschappen heeft gevolgd. Als we deze resultaten vervolgens vergelijken met onze eigen
database van respondenten (zie grafiek III), dan kunnen we stellen dat de representativiteit
van die steekproef relatief goed is, met uitzondering van de eerder vermelde vertekening wat
betreft de psychologische en pedagogische wetenschappen.
13 Onder de noemer ‘Humane Wetenschappen’ verstaan we hier in principe alles wat niet tot de noemer
‘Toegepaste Wetenschappen’ behoort, zijnde: Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Rechtsgeleerdheid,
Economie en Bedrijfskunde, Politieke en Sociale Wetenschappen, Letteren en Wijsbegeerte en Religieuze
Wetenschappen.
幠О
Grafiek 2.4. Verdeling van Congolese studenten
Grafiek 2.5. Verdeling van de Congolese studenten per studiegebied op basis van het boek van Jean
14 Union des Anciens Etudiants de l’U.L.B.
december 2010. 15 Omasombo, République Démocratique du Congo
35%
3%
15%
12%
n = 298
17%
4%
12%
5%
6%
n = 139
De Congolese studenten in België
. Verdeling van Congolese studenten per studiegebied op basis van de ledenlijst van de
UAE.14
. Verdeling van de Congolese studenten per studiegebied op basis van het boek van Jean
Omasombo.15
Union des Anciens Etudiants de l’U.L.B. – section Congo. Liste des members. Meest recente versie in
République Démocratique du Congo.
5%
21%
9%
35%
0% Psychologie en Pedagogische
Wetenschappen
Rechtsgeleerdheid
Economie en Bedrijfskunde
Politieke en Sociale
Wetenschappen
Letteren en Wijsbegeerte
Toegepaste Wetenschappen
Geneeskunde en
Gezondheidswetenschappen
Militaire Studies
Religieuze Wetenschappen
2%
22%
30%
2% Psychologie en Pedagogische
Wetenschappen
Rechtsgeleerdheid
Economie en Bedrijfskunde
Politieke en Sociale
Wetenschappen
Letteren en Wijsbegeerte
Toegepaste Wetenschappen
Geneeskunde en
Gezondheidswetenschappen
Militaire Studies
Religieuze Wetenschappen
De Congolese studenten in België
47
op basis van de ledenlijst van de
. Verdeling van de Congolese studenten per studiegebied op basis van het boek van Jean
Liste des members. Meest recente versie in
Psychologie en Pedagogische
Wetenschappen
Rechtsgeleerdheid
Economie en Bedrijfskunde
Politieke en Sociale
Wetenschappen
Letteren en Wijsbegeerte
Toegepaste Wetenschappen
Geneeskunde en
Gezondheidswetenschappen
Militaire Studies
Religieuze Wetenschappen
Psychologie en Pedagogische
Wetenschappen
Rechtsgeleerdheid
Economie en Bedrijfskunde
Politieke en Sociale
Wetenschappen
Letteren en Wijsbegeerte
Toegepaste Wetenschappen
Geneeskunde en
Gezondheidswetenschappen
Militaire Studies
Religieuze Wetenschappen
�؏
De “Anciens de Belgique” in de DRC
48
We hebben reeds gezien dat het de bedoeling was van de Belgische overheid om met het
opstarten van een beurzenprogramma voor Congolezen een elite te creëren om de openbare en
private sector in Congo te bemannen. In het Koninklijk Besluit van 28 april 1978 werd
impliciet gesteld dat studiebeurzen voor studenten uit ontwikkelingslanden moesten verleend
worden voor richtingen die prioritair waren voor de ontwikkeling van deze landen en in
functie moesten staan van de eigen behoeften van deze landen.16 De vraag is natuurlijk welke
richtingen prioritair zijn voor de ontwikkeling van een land. Richtingen zoals politieke
wetenschappen, rechten, economie, etc. zijn uiteraard belangrijk om de publieke sector te
bemannen, maar zonder wetenschappers en ingenieurs blijft een land ook afhankelijk van de
technologie en wetenschappelijke verwezenlijkingen van andere landen. Het is dus zeer
opmerkelijk dat er relatief weinig Congolese studenten in België een richting uit de toegepaste
wetenschappen gevolgd hebben, wanneer de bedoeling van deze studies juist was om Congo
niet enkel politiek, maar ook economisch onafhankelijker te maken.
2.2 Het vertrek naar België
In deze sectie zullen we trachten een aantal aspecten te belichten betreffende het vertrek naar
België. We zien hier het ‘vertrek’ in ruime zin, namelijk alles wat te maken heeft met de
motivatie om naar België te gaan en de praktische regeling. Enerzijds behandelen we dus de
waarom-vragen: waarom vertrekt men naar België? Waarom juist België? Waarom studeert
men niet in Congo? Anderzijds behandelen we de praktische regeling voor het vertrek.
Sommige Congolezen hadden een studiebeurs, anderen betaalden zelf. Diegenen die met een
studiebeurs vertrokken moesten die natuurlijk aanvragen en verkrijgen. In deze sectie zullen
we dan ook dieper ingaan op alles wat komt kijken bij het verkrijgen van een studiebeurs.
16 Laporte, "(Beurs)studenten uit de Derde Wereld aan Vlaamse universiteiten", 22.
�؏
De Congolese studenten in België
49
2.2.1 De motivatie
We hebben reeds meermaals aangehaald dat België ervoor koos om beurzen uit te reiken aan
Congolese studenten omdat men de plicht voelde om mensen op te leiden die het Congolese
staatsapparaat en de privésector konden bemannen. Maar dat is natuurlijk de Belgische
motivatie om Congolezen naar België te halen. Wat we hier willen belichten is de motivatie
van de Congolese studenten zelf om naar het buitenland – en meer specifiek België – te gaan
om te studeren.
2.2.1.1 Waarom het buitenland?
De eerste vraag die we moeten beantwoorden is waarom de Anciens de Belgique er voor
kozen om naar het buitenland te gaan voor een universitaire studie. Dat is immers niet
vanzelfsprekend, want zoals we in hoofdstuk 1 gezien hebben was er na de onafhankelijkheid
de mogelijkheid om in Congo naar de universiteit te gaan. Maar dat brengt ons meteen bij de
eerste en tevens belangrijkste motivatie om in het buitenland te gaan studeren: de kwaliteit
van het onderwijs in Congo. Verschillende respondenten gaven dit aan als reden voor hun
vertrek, zowel diegenen die reeds in de jaren ’60 vertrokken als diegenen die meer recent naar
België kwamen. Een constante die te horen is bij velen is het kwaliteitsverschil op materieel
vlak (documentatie, bibliotheken, didactisch materiaal, etc.).
“Ce que j'ai senti c'est que c'était surtout au niveau de la – peut-être pas de la
méthodologie, parce que le peu de temps que j'ai étudié ici au Congo, je pense qu'il y
avait quelques bons professeurs – mais c'est surtout … au niveau de ce qu'on appelle le
matériel didactique, … tout matériel en fait qui sert à donner un cours, qui est
absolument nécessaire. Là c'est vrai qu’il n'y a pas de doute que même déjà à l'époque
(1966, SDS) la Belgique présentait beaucoup plus d'avantages pour moi en tout cas. Je
l'ai senti comme ça.”17
Terwijl het kwaliteitsverschil op materieel vlak een constante is vanaf 1960 tot op heden,
kunnen we stellen dat vanaf de jaren ’80 het kwaliteitsverschil zich niet langer beperkte tot
het materieel niveau. Zoals Télésphore Tsakala en Willy Bongo-Pasi stellen over het hoger
onderwijs in Congo:
17 Interview met Emery Kalamba, 1953, advocaat en senator. Kinshasa, 26-11-2010.
�؏
De “Anciens de Belgique” in de DRC
50
“Since the early 1980s, institutions [of higher education] have become physically
dilapidated and intellectually undermined. Teaching and research capacity has declined
in proportion to the shrinking and generally unpaid salaries of the academic faculty and
staff.”18
De jaren ’80 waren economisch gezien de jaren van privatisering en liberalisering in
Congo. Terwijl de private sector alle aandacht kreeg, werd de publieke sector verwaarloosd.
Dat had natuurlijk een weerslag op het onderwijs, waar de uitgaven per leerling daalden van
159 USD in 1982 naar amper 4 USD in 2002. De lonen van leerkrachten gingen van een
gemiddelde van 68 USD naar 12,9 USD tussen 1982 en 2002. Tenslotte werd in diezelfde
periode het aantal leerkrachten dat door de staat betaald werd gehalveerd. Dit alles terwijl het
aantal studenten fors groeide. Aangezien de staat niet langer de nodige middelen voorzag voor
het onderwijs, werd er een beroep gedaan op de ouders van de studenten, die het
onderwijsbudget financierden door middel van bijdragen. Dat is vandaag de dag nog steeds
zo.19 Maar dat is uiteraard geen evidentie:
“Ce sont les parents qui financent l’enseignement dans notre pays: maternel, primaire,
secondaire, supérieur et universitaire; et ces parents-là sont pauvres, des chômeurs.”20
Een tweede belangrijke motivatie, naast het kwaliteitsverschil, is kort samen te vatten als
noodzaak. Wanneer men bijvoorbeeld een doctoraat wil doen, moet er een promotor zijn om
dat doctoraat te begeleiden. Maar wanneer men de eerste is om in een bepaald vakgebied te
doctoreren, is men wel genoodzaakt om naar het buitenland te trekken.21 Dat is ook waar de
Belgische overheid trachtte op in te spelen met haar beurzenprogramma. In het Koninklijk
Besluit van 28 april 1978, dat we eerder al aanhaalden, staat immers het volgende te lezen:
18 Télésphore Tsakala Munikengi en Willy Bongo-Pasi Moke Sangol, "The Diploma Paradox: University of
Kinshasa between Crisis and Salvation," in Reinventing Order in the Congo: How People Respond to State
Failure in Kinshasa, ed. Theodore Trefon (Londen/New York: Zed Books, 2004), 82. 19 Kristof Titeca en Tom De Herdt, "Real Governance Beyond the ‘Failed State’: Negotiating Education in the
Democratic Republic of the Congo " African Affairs 110, no. 439 (2011): 221-22. 20 Interview met Jérôme Makwala, 1936, professor. Kinshasa, 10-11-2010. 21 Interview met Jean-Jacques Nkongolo, 1937, professor. Kinshasa, 17-12-2010.
�؏
De Congolese studenten in België
51
“De beurzen worden slechts toegekend … als zij dienen voor opleidingen die niet
georganiseerd zijn in het land van herkomst van de kandidaat-bursaal.”22
Een derde en laatste vorm van motivatie hangt samen met het idee dat het onderwijs in
België kwalitatief beter is dan in Congo, namelijk het economische en sociale voordeel dat
een buitenlandse studie met zich zou meebrengen. Het is moeilijk om vast te stellen in
hoeverre het hier gaat over een reëel dan wel gepercipieerd voordeel. Maar niettemin was en
is er de overtuiging bij sommige Congolezen dat een Europees of ‘westers’ diploma een
economisch voordeel verschaft, in dat opzicht dat een dergelijk diploma een beter aanzien zou
hebben dan een Congolees diploma en dus deuren zou openen naar hogere posten in de
professionele sfeer. Anderzijds is er de sociale impact van een buitenlands diploma; daarmee
wordt gedoeld op het sociale prestige dat dit diploma aan de student, maar ook aan de naaste
familie, zou verschaffen.23 Deze aspecten zullen we echter hier niet verder behandelen. Zij
zullen verder uitgediept worden in de volgende twee hoofdstukken over de professionele en
sociale impact van de Belgische studies.
2.2.1.2 Waarom België?
De Anciens de Belgique hebben allen hun studies in Europa voltrokken, maar verder hebben
zij natuurlijk gemeenschappelijk dat zij binnen Europa voor België gekozen hebben. We
hebben dan wel vastgesteld wat hun motivatie was om in het buitenland te gaan studeren,
maar er zijn nog heel wat andere landen buiten België waar zij ook terecht konden. Als taal de
enige beslissende factor was, zouden we een even groot aantal Congolezen zien die voor hun
studies naar Frankrijk trokken en dat is niet het geval. Welke redenen hadden zij dan wel om
voor België te kiezen en hadden zij daar überhaupt een bijzondere reden voor?
Er wordt vaak gezegd dat de historische banden tussen Congo en België zorgden – en nog
steeds zorgen – voor een bijzondere aantrekkingskracht van België op de Congolese
bevolking. Dat zou dan verklaren waarom sinds de jaren ’60 de Zaïrese/Congolese studenten
zo talrijk waren in België. In een vergadering over studiemigranten uit Congo, Rwanda en
Burundi op 8 december 1970 op het ministerie van Buitenlandse Zaken werd dit als volgt
uitgelegd:
22 Koninklijk besluit houdende instelling van een stelsel van studie- en stagebeurzen, in België, ten gunste van
onderhorigen van ontwikkelingslanden, (30-04-1978). 23 Interview met Sala Fuku, 1956, professor. Kinshasa, 06-12-2010.
�؏
De “Anciens de Belgique” in de DRC
52
“[I]l existe un lien historique entre le Congo, le Rwanda et le Burundi, d’une part, et la
Belgique, d’autre part. Il est d’ailleurs constaté que les ressortissants des ex-pays
coloniaux se rendent en général vers leurs anciennes métropoles pour obtenir assistance
sous toutes ses formes. Si l’enseignement n’est pas assez développé dans leur propre
pays, on se rend surtout chez les “ex-patrons” pour s’instruire davantage. De ce lien
historique est né également le désir, pour la majorité des congolais surtout, de se rendre
au moins une fois en Belgique. C’est devenu un signe de “standing” au Congo.”24
Het is niet moeilijk om te geloven dat daar inderdaad iets van aan is. Men moet als Belg
maar naar Congo reizen om te weten dat voor vele Congolezen een Belg niet zomaar een
Europeaan is. Voor een aanzienlijk deel van de Congolese bevolking zijn de Belgen nog
steeds “les oncles”. Bitumba noemt dit het “complexe du colonisé” (het complex van de
gekoloniseerde): een soort minderwaardigheidscomplex dat gegroeid is uit de feitelijke
apartheid die bestond tijdens de koloniale periode (en die volgens Bitumba zelfs vandaag de
dag nog steeds bestaat in Congo). Omdat de Congolezen onder het koloniale bewind als
minderwaardig werden behandeld en zogezegd beschaafd moesten worden door ‘de blanke’,
hebben zij een enorm respect gekregen voor de zogezegd superieure cultuur van de
kolonisator en streven zij ernaar om op dezelfde manier te leven als hem.25
De cijfers liegen er ook niet om. Wanneer we bijvoorbeeld het boek van Jean Omasombo
erbij nemen zien we dat van de 1068 politieke actoren uit de nationale Congolese politiek die
in het boek zijn opgenomen 125 politici hun hogere studies in België gedaan hebben. Dit
terwijl er slechts 66 personen naar Frankrijk getrokken zijn voor hun studies en 32 naar de
Verenigde staten (zie grafiek 2.6).
24 ARA – -5B 52.010/4-52.017/2, nr. 187. Office des étrangers, Archives des années 1950-1970, Etudiants
généralités, 1970-1971, 1. 25 Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord, 54.
�؏
Grafiek 2.6. Verdeling van politieke actoren uit het werk van Omasombo
Op het eerste zicht lijkt België
op de Congolezen. Maar toch moet hier sterk genuanceerd worden. Ten eerste, wanneer
Bitumba het heeft over het complex van de gekoloniseerde,
obsessie met de Belgische cultuur, maar
Verschillende respondenten geven ook aan dat ze wilden studeren in het ‘westen’
Europa. Het was niet voor iedereen zo dat België een absolute voorkeur had
de keuze voor België een keuze uit praktische overwegingen. Een respondent geeft
bijvoorbeeld aan dat hij twijfelde om naar Frankrijk te gaan maar uiteindelijk toch naar België
ging, omdat een Belgisch doctoraatsdiploma blijkbaar meer compatibel wa
Congolese systeem.27 Een andere respondent
“Moi, quand je suis allé, c'était beaucoup plus pour faire les études en France, à Lille.
Mais quand je suis arrivé à Lille les inscriptions étaient terminée
universitaire qui était la plus proche c'était Mons.
Mons.”28
26 Omasombo, République Démocratique du Congo27 Interview met Martin Lukanu, 1949, professor. Kinshasa, 0928 Interview met Faustin Mpako, 1958, kabinetsdirecteur. Kinshasa, 24
0 10 20
België
Frankrijk
VS
Canada
Zwitserland
Italië
VK
Duitsland
Oostenrijk
Spanje
Denemarken
De Congolese studenten in België
. Verdeling van politieke actoren uit het werk van Omasombo volgens land van studies.
t België dus inderdaad een bijzondere aantrekkingskracht te hebben
op de Congolezen. Maar toch moet hier sterk genuanceerd worden. Ten eerste, wanneer
Bitumba het heeft over het complex van de gekoloniseerde, heeft hij het niet louter over
met de Belgische cultuur, maar met de ‘westerse’ levensstijl in het algemeen
Verschillende respondenten geven ook aan dat ze wilden studeren in het ‘westen’
Europa. Het was niet voor iedereen zo dat België een absolute voorkeur had
de keuze voor België een keuze uit praktische overwegingen. Een respondent geeft
bijvoorbeeld aan dat hij twijfelde om naar Frankrijk te gaan maar uiteindelijk toch naar België
ging, omdat een Belgisch doctoraatsdiploma blijkbaar meer compatibel wa
andere respondent wou eveneens aanvankelijk naar Frankrijk gaan
Moi, quand je suis allé, c'était beaucoup plus pour faire les études en France, à Lille.
Mais quand je suis arrivé à Lille les inscriptions étaient terminées et donc la ville
universitaire qui était la plus proche c'était Mons. C'est comme ça que je suis allé à
République Démocratique du Congo.
Lukanu, 1949, professor. Kinshasa, 09-12-2010.
Interview met Faustin Mpako, 1958, kabinetsdirecteur. Kinshasa, 24-12-2010.
20 30 40 50 60 70 80 90 100
De Congolese studenten in België
53
volgens land van studies.26
inderdaad een bijzondere aantrekkingskracht te hebben
op de Congolezen. Maar toch moet hier sterk genuanceerd worden. Ten eerste, wanneer
heeft hij het niet louter over een
levensstijl in het algemeen.
Verschillende respondenten geven ook aan dat ze wilden studeren in het ‘westen’ of in
Europa. Het was niet voor iedereen zo dat België een absolute voorkeur had, maar vaak was
de keuze voor België een keuze uit praktische overwegingen. Een respondent geeft
bijvoorbeeld aan dat hij twijfelde om naar Frankrijk te gaan maar uiteindelijk toch naar België
ging, omdat een Belgisch doctoraatsdiploma blijkbaar meer compatibel was met het
aanvankelijk naar Frankrijk gaan:
Moi, quand je suis allé, c'était beaucoup plus pour faire les études en France, à Lille.
s et donc la ville
C'est comme ça que je suis allé à
110 120 130 140
De “Anciens de Belgique” in de DRC
54
Voor anderen was de keuze voor België gewoon een logische keuze, omdat het een logisch
vervolg was op hun lagere en secundaire studies. Een respondent had bijvoorbeeld lager
onderwijs gevolgd in Congo, maar op een Belgische school en middelbaar onderwijs
grotendeels op een Frans lyceum in Congo. Daarom was het volgens hem logisch dat hij naar
Frankrijk of België zou gaan voor zijn hogere studies. Aangezien hij te laat was om zich in te
schrijven in Frankrijk, is hij uiteindelijk naar de UCL gegaan.29 Een andere respondent legt
zijn keuze als volgt uit:
“ Parce qu’en tant qu’étudiant dans un collège des pères Jésuites belges, je ne
connaissais pas d'autres possibilités que la Belgique. Deuxièmement, parce que quand
j'ai fini mes études au collège Albert I, qui est aujourd'hui le collège Boboto, les pères
Gilles Dubois et d'autres m'ont dit: "Allez en Belgique, à l'Université Catholique de
Louvain." C'était tout naturel. Et ils m'ont même fait des recommandations. Et c'est
comme ça que j'ai choisi la Belgique.”30
De conclusie is dus genuanceerd. Enerzijds zijn er de cijfers en die liegen er niet om:
België blijkt inderdaad een populaire bestemming te zijn voor de Congolezen die in het
buitenland gaan studeren. Anderzijds moet er wel enige nuance aangebracht worden wat
betreft de drijfveer om voor België te kiezen. De voorkeur voor België, in zoverre dat die er al
is, is niet enkel te danken aan de historische band die Congo deelt met haar ex-kolonisator.
Zoals we hierboven gezien hebben is de keuze voor België vaak ook een keuze uit praktische
overwegingen of is een studie in België gewoon een logische voortzetting van de studies in
Congo. Ten slotte mogen we ook niet vergeten dat er ook een omgekeerde voorkeur was,
namelijk de voorkeur van België voor haar ex-kolonies en –mandaatgebieden wat betreft
ontwikkelingssamenwerking. Vooral in het begin van de ontwikkelingssamenwerking was er
vanuit België een duidelijke voorkeur voor bilaterale samenwerking met Congo, Rwanda en
Burundi. Tabel 2.1 toont aan dat zeker tot het einde van de jaren ’70 Congo/Zaïre de
belangrijkste ontvanger was van alle beurzen die de Belgische Dienst
Ontwikkelingssamenwerking, het latere ABOS, uitreikte.31
29 Interview met Max Muland, 1968, agronoom. Kinshasa, 27-12-2010. 30 Interview met Roger Kasongo, 1956, chirurg. Kinshasa, 03-12-2010 (eigen nadruk). 31 In 1971 werd de DOS (Dienst Ontwikkelingssamenwerking) omgedoopt tot het ABOS (Algemeen Bestuur
voor Ontwikkelingssamenwerking). Het was het Belgische orgaan dat instond voor “de uitnodiging, het onthaal
en het verblijf van buitenlandse onderdanen die in België onderwijs of stage komen volbrengen”. (Roels,
“Buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten”, 85)
�Р
De Congolese studenten in België
55
Tabel 2.1. Aantal beursstudenten van het DOS/ABOS in België volgens continent, 1960-1979.32
Afrika Azië Europa Latijns-
Amerika
Midden-
Oosten Totaal
Congo/
Zaïre Totaal
1960-1961 461 615 0 0 0 0 615
1961-1962 855 1039 0 0 0 0 1039
1962-1963 999 1229 0 6 13 0 1248
1963-1964 1095 1360 3 29 66 0 1458
1964-1965 1097 1397 13 43 107 1 1561
1965-1966 1084 1494 16 30 206 12 1758
1966-1967 615 1126 27 24 303 17 1497
1967-1968 553 1042 23 21 320 14 1420
1968-1969 452 1003 22 17 355 13 1410
1969-1970 426 1029 35 6 383 7 1460
1970-1971 387 980 32 5 337 18 1372
1971-1972 352 1066 44 2 311 20 1443
1972-1973 330 1030 43 0 255 16 1344
1973-1974 287 960 46 2 177 11 1196
1974-1975 214 849 62 0 195 0 1106
1975-1976 205 783 72 0 138 2 995
1976-1977 197 698 75 0 95 12 880
1977-1978 184 692 78 0 97 12 879
1978-1979 231 849 70 0 112 16 1047
Dat alles wil echter niet zeggen dat, zelfs al was de keuze voor België eerder een
praktische of logische keuze, de historische banden met ons land helemaal niet meespeelden
bij de overwegingen om hier te komen studeren. Maar het beeld van België als een soort
Mekka voor de Congolezen lijkt toch overdreven en moet op zijn minst genuanceerd worden.
32 Roels, "Buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten", 115-16.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
56
2.2.2 Studiebeurzen
Wat betreft het verwerven van een beurs was er een officiële weg om dit te doen. In zeldzame
gevallen gebeurde het blijkbaar dat een student naar België vertrok en na een bepaalde tijd
daar een beurs aangeboden kreeg, maar normaalgezien was die volgorde omgekeerd: eerst
verwierf men een beurs, daarna vertrok men naar België. Die beurs kwam in de meeste
gevallen ofwel van de Belgische overheid ofwel van de Zaïrese/Congolese overheid. Een
klein aandeel van beurzen werd aangeboden vanuit andere instanties, zoals bijvoorbeeld de
verschillende instellingen van de Verenigde Naties, het Europees Ontwikkelingsfonds of
internationale organisaties zoals de Wereldbank.33 Informatie over het praktische parcours om
een beurs te verwerven hebben we voornamelijk voor de Belgische beurzen, uitgereikt door
het DOS (Dienst Ontwikkelingssamenwerking), dat in 1971 werd omgedoopt tot het ABOS
(Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking). Het belangrijkste daarbij is dat de
Congolese regering zelf de eerste selectie van kandidaten doorvoerde, waarna het ABOS uit
die groep van overgebleven kandidaten de uiteindelijke bursalen selecteerde.34
Er is heel wat kritiek geweest op de selectiemethode van het ABOS. Aangezien de regering
van het land van herkomst de uiteindelijke kandidaten voordroeg aan het ABOS en deze
laatste maar moeilijk de herkomst van de bursalen kon nagaan, werd geopperd dat nepotisme
het selectieproces verstoorde. In plaats van de kansarmen zouden vooral de getrouwen van de
regering en de politieke elite de grootste ontvangers van de beurzen geweest zijn.35 Maar
kritiek kwam er ook op de selectiecriteria. Het ABOS hanteerde enerzijds een aantal
reglementaire criteria en anderzijds een reeks minder bindende administratieve criteria. Deze
criteria werden vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 28 april 1978. De kandidaat moest
eerst en vooral voldoen aan de reglementaire criteria. Dat wil in de eerste plaats zeggen dat hij
“begaafd” moest zijn (lees: een goede student) en niet in staat om zijn eigen studies te
bekostigen. De administratieve criteria dienden om een selectie te maken tussen alle
kandidaten die voldeden aan de reglementaire criteria. Zo gaf het ABOS de voorkeur aan
studenten die niet te jong waren, van het platteland kwamen, fysisch en psychisch gezond
33 Laporte, "(Beurs)studenten uit de Derde Wereld aan Vlaamse universiteiten", 89-97. 34 Laporte, "(Beurs)studenten uit de Derde Wereld aan Vlaamse universiteiten", 26. 35 Laporte, "(Beurs)studenten uit de Derde Wereld aan Vlaamse universiteiten", 27.
�Р
De Congolese studenten in België
57
waren en nog enkele andere criteria.36 Dat leidt Piet Naesens in zijn artikel uit 1979 tot de
volgende uitspraak:
“De onderwijshulp komt vooral ten goede aan een kleine groep leerlingen en studenten,
die het hoofd boven water konden houden, in een hiërarchisch en selektief
onderwijssysteem. Op zichzelf moet men aan deze kritiek niet zo zwaar tillen, ware het
niet dat het sterk de vraag is of de vorming, die deze elite meekrijgt, doorstroomt naar
de brede massa. Geen enkel teken wijst hierop. De vorming vergroot veeleer de kloof
tussen de elite (intelligentsia) en de analfabetenmassa … .”37
Over het veronderstelde nepotisme vinden we niet meteen bevestigingen in de antwoorden
van de respondenten, maar dat is misschien ook niet zo verwonderlijk. Als zij al geholpen
werden door middel van hun relaties, bestaat de kans dat zij dit niet zullen toegeven in hun
getuigenis. Maar als we de situatie van de respondenten bekijken lijkt het toch zo te zijn dat
diegenen die uit een welgesteld gezin kwamen zonder beurs naar België vertrokken. De
interviews bevestigen dus niet de kritiek dat de beurzen vaak geschonken werden aan de
kinderen van de (financiële) elite. Niettemin zijn er toch enkele aanwijzingen dat relaties niet
onbelangrijk waren in het bemachtigen van een beurs. We hebben gezien dat het aantal
beurzen dat de Belgische overheid aanbood in Congo op het einde van de jaren ’70 fel
gedaald was. Ook hebben we in dit hoofdstuk aangehaald dat Mobutu sinds het begin van de
jaren ’70 er niet meer zo happig op was om Congolese studenten naar België te sturen. Een
respondent getuigt van zijn inspanningen om een beurs te krijgen in dat moeilijke klimaat:
“[En 1979] les bourses d'études n'étaient pas nombreuses. C'était une quantité réduite et
il fallait beaucoup d'acrobatie: il fallait avoir des relations dans ce milieu de
l'enseignement supérieure des affaires étrangères. Mais comme moi, j'avais des amis,
qui travaillaient dans ces structures là. J'ai facilement obtenu la bourse d'études. Je n'ai
pas casqué de l'argent. Très facilement, par mes relations, j'ai obtenu la bourse.”38
Dat de beurzen daarentegen voornamelijk gingen naar “een kleine groep leerlingen en
studenten die het hoofd boven water konden houden in een hiërarchisch en selektief
36 Laporte, "(Beurs)studenten uit de Derde Wereld aan Vlaamse universiteiten", 24-25. 37 Naesens, "Over de ontwikkelingswaarde," 611-12. (cursief van de auteur) 38 Interview met Martin Lukanu, 1949, professor. Kinshasa, 09-12-2010.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
58
onderwijssysteem”, daar valt wel iets voor te zeggen.39 Heel wat respondenten lijken het zeer
vanzelfsprekend te vinden dat zij een studiebeurs kregen, omdat zij tot de beste studenten
behoorden:
“A l'époque on sélectionnait. C'étaient les meilleurs – ceux qui avaient des résultats, qui
étaient prometteurs aux humanités – qui pouvaient bénéficier de la bourse d'études.”40
Een studiebeurs was dus niet voor iedereen haalbaar. Maar dat stond niet in de weg dat
sommigen toch naar België trokken, ook al hadden zij geen beurs. Sommigen hadden
vermogende ouders die hen genoeg konden financieren, anderen niet. Dat kon soms zorgen
voor lastige financiële situaties, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien.
2.3 Het verblijf in België
Een studieverblijf in een vreemd land, ver weg van huis, vrienden en familie, vergt voor
iedereen een aanpassing. Dat is voor de Anciens de Belgique natuurlijk niet anders geweest. In
dit hoofdstuk zullen we twee belangrijke aspecten bespreken van het verblijf in België: het
familiale en het financiële aspect. Ten eerste zullen we het in wat volgt hebben over het
contact met de familie: werd dat contact behouden tijdens het studieverblijf in België en zo ja,
op welke manier? Daarnaast is er de financiële situatie: de student moest in België zien rond
te komen met wat hij had. Voor sommigen was dat het geld dat men kreeg door middel van
een studiebeurs, anderen werden onderhouden door een privépersoon (ouders, familie,
vrienden, …). In dit hoofdstuk zullen we dus dieper ingaan op de financiële kant van een
studieverblijf in België. Kort samengevat: wat liet de financiële situatie van de Anciens de
Belgique toe en wat niet?
39 Naesens, "Over de ontwikkelingswaarde," 611. 40 Interview met Gaston Mpiutu, 1936, professor en rector. Kinshasa, 06-12-2010.
�؏
De Congolese studenten in België
59
2.3.1 Contact met de familie
Familie heeft in Afrika een grote waarde en is dus ook bij migraties zeer belangrijk, zoals
Sally Findley aangeeft:
“While many have claimed that migration is a family matter, nowhere does this seem to
be more true than in Africa. At virtually every step, non-migrant family members are
intimately involved with migration.”41
Als de familie sterk betrokken is bij migraties in Afrika, dan zou dit ook moeten gelden
voor de studiemigraties van de Anciens de Belgique in Congo. De vraag is dan ook hoe de
families van deze studiemigranten betrokken werden bij hun studieverblijf in België.
Dat gebeurde voornamelijk op twee tijdstippen: tijdens de periode in België en na
terugkomst. Over de betrokkenheid van de familie na terugkomst zullen we het verder hebben
in hoofdstuk 4 over de sociale impact van de Belgische studies. Hier zullen we ons richten op
de familiale relaties en contacten tijdens het studieverblijf in België. Die contacten verliepen
op twee mogelijke manieren: ofwel vertrok de student alleen naar België en werd het contact
met de hele familie behouden van op lange afstand, ofwel reisden het gezin of enkele
familieleden mee naar België.
Het hebben van een gezin in België was eigenlijk perfect mogelijk voor de Anciens de
Belgique en dit was dan ook geen uitzondering. Van alle respondenten was het merendeel niet
alleen in België, maar vergezeld door een partner, kinderen of eventueel broers of zussen.
Sommige respondenten vertrokken met hun partner (en eventueel ook kinderen) naar België,
maar het gebeurde ook geregeld dat men alleen naar België trok en daar trouwde met een
Congolese partner en kinderen kreeg. Financieel gezien vormde dit geen probleem: voor de
bursalen was er een financiële toeslag voorzien voor een eventuele partner en kinderen.
Daarnaast kon een partner ook een job uitoefenen en zo zelf geld verdienen. Maar er waren
wel andere mogelijke problemen verbonden aan het starten van een gezin in België.
Een eerste nefast effect betreft de aanpassingsproblemen van de kinderen die in België
geboren zijn, wanneer zij terug in Congo komen. In hoofdstuk 4 zullen we zien dat
verschillende Anciens de Belgique moeilijkheden hadden om zich terug aan te passen in de
Congolese maatschappij na hun studies in België. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit
41 Sally E. Findley, "Migration and Family Interactions in Africa," in Family, Population and Development in
Africa, ed. Aderanti Adepoju (Londen: Zed Books, 1997), 118.
�؏
De “Anciens de Belgique” in de DRC
60
ook geldt voor kinderen die in België geboren zijn en dus nog nooit in Congo geweest zijn.
Een tweede mogelijk probleem is eerder praktisch en heeft te maken met de beurzen. In de
dossiers van de vreemdelingenpolitie die handelen over buitenlandse studenten in België,
vinden we immers enkele individuele gevallen weer uit de jaren 1970 waar het trouwen van
de bursalen een probleem opleverde voor hun statuut in België.42 Het is niet zeer duidelijk wat
deze problemen precies inhielden, maar dit lijkt – tenminste wat de respondenten betreft – niet
echt een algemeen fenomeen geweest te zijn. Hoewel verschillende respondenten in België
hun gezin gesticht hebben, was er niemand die daarbij enig praktisch probleem te melden had.
Daarnaast is er nog het contact met de familie in Congo. Zowel zij die alleen naar België
kwamen als zij die samen met hun gezin afreisden, lieten familie achter in Congo. Een
belangrijk aspect van het contact met die familie, zowel de naaste familie als de uitgebreide
familie, is het opsturen van geld of andere zaken. Financiële steun verlenen aan de
familieleden die in Afrika gebleven zijn, is volgens Findley een soort verplichting en in de
jaren ’90 verzond ongeveer twee derden van alle Afrikaanse migranten geld naar de familie in
het thuisland.43 Ook bij Bitumba krijgt dit fenomeen een belangrijke plaats in zijn werk. Door
wat de auteur omschrijft als een “primitief Afrikaans communisme” is elke Afrikaan verplicht
tot verschillende (materiële en financiële) transfers richting familie en bij uitbreiding zijn hele
gemeenschap. Dit geldt zeker ook voor migranten, die onder druk staan om zowel materiële
cadeaus als geld op te sturen naar de familie in Afrika.44
De vraag is nu of bovenstaande verplichtingen ook geldig zijn voor de Congolezen die in
België gaan studeren. Ten eerste hebben zij financieel gezien weinig overschot, zoals we in de
volgende paragraaf zullen zien. Ten tweede zijn de conclusies van zowel Findley als Bitumba
voornamelijk gebaseerd op data en observaties uit de jaren ’90. Wanneer we naar de situatie
van de respondenten kijken, zien we dan ook dat zeker niet iedereen geld of cadeaus
opstuurde naar huis. Heel wat respondenten geven aan dat zij tijdens hun studies in België
niets hebben gedaan om hun familie in Congo te ondersteunen. De reden die daarvoor
gegeven wordt, is inderdaad financieel. Diegenen die met een beurs studeerden hadden weinig
overschot en hielden dus bijna niets over van hun beursgeld. Daarnaast waren er ook
Congolese studenten wier studies in België gefinancierd werden door de ouders. Hier
42 ARA – -5B 52.010/4-52.017/2, nrs. 187 & 188. Office des étrangers, Archives des années 1950-1970,
Etudiants généralités, 1970-1971, 1 & 2. 43 Findley, "Migration and Family Interactions in Africa," 120. 44 Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord, 126-32.
�؏
De Congolese studenten in België
61
verliepen de transacties omgekeerd, van Congo naar België, en werd er dus zeker niets
opgestuurd naar de familie aan het thuisfront. Toch zijn er enkele Anciens de Belgique die
tijdens hun verblijf in België een aantal cadeaus opstuurden naar de familie in Congo. Het
gaat hier echter niet om groot kapitaal, maar eerder kleinigheden zoals kledij.
We kunnen dus besluiten dat de Anciens de Belgique tijdens hun studies in België over het
algemeen enkel de familie in beperkte zin (i.e. het gezin) konden onderhouden, omdat de
partner en de kinderen veelal ook in België verbleven. Hun financiële situatie liet het echter
niet toe om ook de uitgebreide familie te ondersteunen, omdat zij uiteindelijk zelf ondersteund
moesten worden, hetzij door een beurs, hetzij door de familie. Dat wil niet zeggen dat het
zogenaamde “primitief Afrikaans communisme” geen vat had op de Anciens de Belgique.
Ook zij hadden immers de druk om alles te delen met de familie, maar die druk was er
voornamelijk na hun terugkeer naar Congo, zoals we verderop zullen zien.
2.3.2 Financiële situatie
2.3.2.1 De bursalen
De financiële situatie van de Anciens de Belgique was in de eerste plaats afhankelijk van de
financiering van hun verblijf in België. Wanneer die financiering via een beurs verliep, waren
er verschillende kanalen mogelijk, zoals we hogerop reeds zagen. Zowel de Belgische als de
Congolese overheid hadden een beurzenprogramma, dat op gelijkaardige wijze was ingevuld.
Uit het Koninklijk Besluit van 1978 kunnen we opmaken dat een universitair beursstudent van
het ABOS ongeveer 138.000 tot 144.000 Belgische frank kreeg op jaarbasis. Voor een
doctoraatsbeurs liep dit op tot 177.000 Belgische frank. Daarbij kon men ook genieten van
een gezinsbijslag wanneer ook partner en/of kind(eren) in België verbleven (3.000 frank per
maand voor de partner en 1.500 frank per maand voor elk kind). Wanneer de studies werden
afgerond kreeg men daar bovenop nog eens een toeslag van 7.500 frank voor een
licentiaatsverhandeling en 25.000 frank voor een doctoraatsverhandeling.45 Uit de interviews
blijkt dat de bedragen van de Zaïrese overheid gelijkaardig waren. Meer recente gegevens
hebben we niet voor de beurzen van de Belgische overheid, maar wel voor die van de Zaïrese
overheid: de bedragen voor de Zaïrese beurzen waren in 1992 ongeveer het dubbele van de
45 Koninklijk besluit houdende instelling van een stelsel van studie- en stagebeurzen, in België, ten gunste van
onderhorigen van ontwikkelingslanden.
�؏
De “Anciens de Belgique” in de DRC
62
bovenvermelde bedragen.46 Voor vroegere periodes hebben we helaas geen cijfergegevens uit
Koninklijke Besluiten.
We weten nu wel hoeveel geld de Congolese bursalen in België ongeveer kregen, maar die
bedragen zijn natuurlijk relatief. De belangrijkste vraag is niet hoeveel zij kregen, maar of dat
bedrag voldoende was om zichzelf en eventuele gezinsleden mee te onderhouden. Het
antwoord op die vraag is tijdsgebonden. In de jaren ’60 was het schijnbaar aangenaam leven
in België met het bedrag dat men van de studiebeurs ontving. De respondenten die in die
periode in België studeerden omschrijven hun verblijf als goed, gemakkelijk en zonder echte
complicaties op financieel vlak.
Vanaf de jaren ’70 komt daar voor het eerst verandering in. We hebben al gezien dat in het
begin van de jaren ’70 door Mobutu enkele maatregelen werden genomen die ervoor zorgden
dat er minder Congolese studenten naar België konden komen. De jaren ’70, voornamelijk
vanaf 1971, waren immers de jaren van de ‘retour à l’authenticité’ en de Zaïrisatie, waarbij
Mobutu de Congolese staat trachtte te bevrijden van ‘de koloniale erfenis’ en een radicale
authenticiteitspolitiek voerde. In het kader daarvan werd de universiteit Lovanium, zoals we
reeds zagen, in 1971 eerst omgedoopt tot de Université de Kinshasa en later, samengevoegd
met de andere Congolese universiteiten, tot de Université Nationale du Congo (de latere
Université Nationale du Zaïre).47 Deze nationalisatie op vlak van onderwijs had blijkbaar ook
zijn weerslag op de beurzen van de toenmalige Zaïrese overheid. Vanaf de jaren ’70 zijn er
onder de respondenten met een Zaïrese beurs steeds meer klachten over het onregelmatig
uitbetalen van deze beurzen. Sommigen moesten het twee tot drie maanden zonder geld
stellen, anderen zelfs een jaar.48
Die problematiek betreffende de onregelmatigheid van de Zaïrese beurzen is ook na de
jaren ’70 blijven bestaan, tot op het punt dat het zelfs gebeurde dat een bursaal geen enkele
frank ontving. Daarover zegt een van de respondenten, die in de jaren ’90 in België een
doctoraat deed en van wie de beurs nooit werd uitbetaald, het volgende:
“Ce n'était pas mon cas personnel, c'était le cas de tous les boursiers … . Parce que …
ceux qui dépendaient de l'AGCD, Agence de la Coopération Technique (het ABOS,
SDS), ils étaient payés régulièrement. Mais nous qui dépendions du gouvernement, nous
46 Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord, 91. 47 Etambala, Het Zaïre van Mobutu, 66, 72-73. 48 Interview met Faustin Mpako, 1958, kabinetsdirecteur. Kinshasa, 24-12-2010; Interview met Joseph Mukinayi,
1948, professor. Kinshasa, 17-11-2010.
�؏
De Congolese studenten in België
63
savions que le gouvernement n'est pas le modèle de ponctualité pour payer les bourses
et surtout pour payer les boursiers. Notamment du temps de Mobutu, parce que
beaucoup d'étudiants s'opposaient au régime qui était en place. Alors, donner l'argent à
quelqu'un qui va vous critiquer, on ne le fait pas toujours facilement.”49
Een beurs van de Belgische overheid – uitgereikt door het ABOS – bood dus meer
zekerheid dan een beurs van de Zaïrese overheid. Maar deze beurzen werden sinds het eind
van de jaren ’70 steeds minder uitgereikt aan Congolezen (zie tabel 2.2). In de jaren ’90 is het
aantal Congolese studenten met een beurs van de Belgische overheid “négligeable par
rapport à l'ensemble de la population estudiantine”, maar “[o]n retiendra à leur sujet qu'ils
sont les seuls à mener leurs études dans des conditions normales … .”50
Tabel 2.2. Beursstudenten van het DOS/ABOS uit Congo/Zaïre, 1960-1979.51
1960-1961 461
1961-1962 855
1962-1963 999
1963-1964 1095
1964-1965 1097
1965-1966 1084
1966-1967 615
1967-1968 553
1968-1969 452
1969-1970 426
1970-1971 387
1971-1972 352
1972-1973 330
1973-1974 287
1974-1975 214
1975-1976 205
1976-1977 197
1977-1978 184
1978-1979 231
49 Interview met Jean-Jacques Nkongolo, 1937, professor. Kinshasa, 17-12-2010. 50 Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord, 91. 51 Roels, "Buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten", 116.
�؏
De “Anciens de Belgique” in de DRC
64
De onregelmatigheid van de Congolese beurzen kon voor moeilijkheden zorgen voor de
student. Het bedrag dat men per jaar opstreek was immers geen fortuin, ook al leek dat voor
vele Zaïrezen wel zo. Een universitair student kreeg van de Zaïrese overheid in 1992 ongeveer
315.000 Belgische frank per jaar, maar in een document van de ULB uit datzelfde jaar werden
de kosten voor een universitaire studie in België geschat op 300.900 frank per jaar. Dat leidt
tot het volgende besluit:
“… la bourse d'études de l'Etat zaïrois ne constitue pas une fortune. Elle permet
simplement au bénéficiaire de mener décemment sa vie d'étudiant. Mais on doit noter
que cette bourse est surtout source de déception. Non seulement elle n'est pas régulière,
mais il peut arriver qu'elle ne soit pas payée pendant toute une année académique. …
Les étudiants abandonnés à eux-mêmes doivent leur salut aux petits boulots … .”52
Die situatie kon ook invloed hebben op de studies zelf. Zo kon een doctoraat bijvoorbeeld
langer dan vier jaar duren, omdat door de noodzaak om verschillende jobs te doen niet alle
tijd naar de studies kon gaan.53
De financiële situatie van de Congolese bursalen in België was dus aanvankelijk goed. De
bedragen van de beurzen waren dan wel geen fortuinen, maar als men het geld op een
verstandige manier beheerde, kon men gemakkelijk rond komen en was er zelfs nog enige
overschot, bijvoorbeeld om een nieuwe auto te kopen.54 Vanaf de jaren ’70 beginnen de
problemen: de Belgische overheid reikt steeds minder beurzen uit aan Congolezen en de
beurzen van de Congolese regering worden onregelmatig betaald. Dit leidt ertoe dat vele
Congolese studenten in België in een lastige financiële situatie terecht komen en hun
toevlucht moeten zoeken tot het uitoefenen van kleine jobs naast hun studies. Dat heeft
natuurlijk een weerslag op de studies zelf, omdat men zich dan niet langer kan concentreren
op enkel het studeren.
2.3.2.2 De niet-bursalen
Over de niet-bursalen valt er minder te zeggen. Ten eerste vertegenwoordigen zij in de
database van respondenten een minderheid. Van de achtentwintig respondenten waren er
52 Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord, 92. 53 Interview met Jean-Jacques Nkongolo, 1937, professor. Kinshasa, 17-12-2010. 54 Interview met Joseph Mukinayi, 1948, professor. Kinshasa, 17-11-2010.
De Congolese studenten in België
65
slechts zeven die zonder beurs in België studeerden. Ten tweede is het traject van deze zeven
respondenten zeer gelijkaardig: hun ouders waren welgesteld en hadden meestal ook goede
contacten in België, waardoor zij gemakkelijk deze studies konden financieren. Maar volgens
Bitumba zijn de Congolezen die zonder studiebeurs naar België trokken op te delen in twee
categorieën: de studenten die uit een welgesteld milieu komen en de arme studenten. Wat
betreft de eerste categorie zijn er volgens de auteur weinig problemen te melden: zij worden
gefinancierd door hun welgestelde ouders en komen dus financieel gezien niets tekort.55 Dat
beeld wordt bevestigd door de respondenten die in België waren en wiens studies gefinancierd
werden door de familie.
De problemen beperken zich voornamelijk tot de tweede categorie. Het werk van Bitumba
is natuurlijk beperkt tot de jaren ’90, maar de financiële problemen van de studiemigranten
zonder beurs zijn niet beperkt tot die periode. In een vergadering gehouden op 8 december
1970 op het ministerie van Buitenlandse Zaken werd kort uitgeweid over de buitenlandse
studenten die in België studeerden zonder beurs. Veel werd daar niet over opgetekend, maar
wel dat hun financiële situatie vaak moeilijk was en dat de schulden hoog opliepen.56
Onder de respondenten valt echter geen dergelijk geval terug te vinden. Zij die zonder
beurs naar België trokken werden ofwel financieel gesteund door de familie, die rijk genoeg
was waardoor zij niets tekortkwamen, ofwel werden zij in België opgevangen door een
Belgische familie of een contactpersoon en eventueel deden zij ook kleine jobs om zelf in hun
financiële behoeften te kunnen voorzien. Bovendien gebeurde het bij twee respondenten dat
zij na een jaar toch een beurs kregen, waardoor zij in dezelfde situatie als de andere bursalen
terecht kwamen.
Het is dus moeilijk om vanuit het eigen onderzoek iets zinnigs te zeggen over de financiële
problemen van de bursalen. Het volstaat om hier te stellen dat die problemen wel degelijk
bestonden, zoals het werk van Bitumba en de archieven van de vreemdelingenpolitie
aantonen. Maar die problemen waren er dus niet voor iedereen en het was dus niet
automatisch zo dat studeren in België zonder een beurs voor alle Congolezen, ook die van
minder welgestelde komaf, voor financiële problemen zorgde.
55 Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord, 92-93. 56 ARA – -5B 52.010/4-52.017/2, nr. 187. Office des étrangers, Archives des années 1950-1970, Etudiants
généralités, 1970-1971, 1.
�؏
De “Anciens de Belgique” in de DRC
66
2.4 “La question de retour et de non-retour”
We hebben eerder al gezien dat president Mobutu in de jaren ’70 en ’80 enkele maatregelen
trof om Zaïrese studenten die in België studeerden terug te halen naar hun vaderland. Dat doet
vermoeden dat Mobutu geen groot voorstander was van buitenlandse studies. In een
getuigenis uit 1989 verklaart hij waarom:
"Savez-vous que l’Europe compte autant sinon plus de médecins africains que l’Afrique
elle-même? A vous en croire, vous nous ouvrez vos universités pour nous aider; à
l’usage, nous constatons que les meilleurs de nos étudiants sont soumis à toutes sortes
de séductions pour rester chez vous. En somme, vous n’avez pas renoncé à trafiquer du
“bois d’ébène”, mais vous vous êtes spécialisés dans le haut de gamme!”57
We zagen ook al dat Bitumba de studiemigratie van Zaïre naar België/Europa als een
obstakel zag voor de ontwikkeling van Zaïre, omdat heel wat studenten na hun studies in
België bleven plakken.58 In 2001 schreef de socioloog Célestin Blaud een boek over
studiemigratie van Afrika naar Europa. De titel van deze paragraaf is ontleend aan de titel van
dit werk. De auteur tracht aan de hand van interviews te achterhalen waarom studenten uit
Ivoorkust, Kameroen en Senegal die in Canada gestudeerd hebben wel of niet terugkeren naar
hun vaderland na hun studies. Daarbij worden dertien belangrijke factoren onderscheiden. Ten
eerste zijn er volgens Blaud acht factoren die de ‘non-retour’ bevorderen of de duur van het
studieverblijf verlengen:
1. Een positieve waardering van het land waar men gestudeerd heeft;
2. De aanpassing op het vlak van onderwijs: vele studenten die in het buitenland
gaan studeren stappen bij aankomst af van het studiedomein dat zij oorspronkelijk
gekozen hadden, wat ervoor zorgt dat zij zich moeten aanpassen. Die aanpassing
zorgt voor een vertraging in hun studies en dus een verlenging ervan;
3. De financiële middelen: wanneer een beurs wordt stopgezet (bijvoorbeeld omdat
de studies langer duren dan verwacht) of wanneer men geen beurs heeft en zijn
toevlucht moet zoeken tot het uitoefenen van jobs in het land van de vorming,
57 Mobutu, Dignité pour l'Afrique: Entretiens avec Jean-Louis Remilleux (Parijs: Albin Michel, 1989), 123. 58 Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord.
De Congolese studenten in België
67
bouwt de student een nauwere relatie op met het land van de studies en verliest de
banden met het vaderland dat hem niet (langer) ondersteunt;
4. De wens om verder te studeren na het afronden van de initiële studies;
5. De onzekerheid over de professionele mogelijkheden in het thuisland;
6. De onzekerheid over de mate waarin de gevolgde studies zijn aangepast aan de
situatie in het thuisland;
7. Gezinshereniging: wanneer het hele gezin meereist naar het buitenland, is men
minder geneigd om daarna terug te keren;
8. De sociale integratie in het land waar men studeert: hoe beter de student
geïntegreerd is, hoe meer hij geneigd is om te blijven.
Daarnaast zijn er volgens de auteur ook vijf factoren die de terugkeer naar het thuisland
bevorderen:
1. De professionele situatie: wanneer men reeds een job heeft in het thuisland
alvorens het vertrek naar het buitenland en dus zeker is van tewerkstelling bij
terugkeer;
2. De familiale situatie: wanneer men de verantwoordelijkheid voelt om de
familie in het thuisland bij te staan;
3. Een positieve perceptie van de bruikbaarheid van de studies in het
thuisland;
4. Goede kansen op de arbeidsmarkt in het thuisland;
5. Een negatieve waardering van het land waar men gestudeerd heeft: vaak
vertrekt men met hoge verwachtingen, wat leidt tot ontgoocheling wanneer deze
niet worden ingelost.
Met dit model als basis zullen we nagaan in hoeverre de situatie van de Anciens de
Belgique hier aan beantwoordt. Aangezien alle geïnterviewden na hun studies zijn
teruggekeerd naar Congo, zullen we moeten achterhalen waarom ze zijn teruggekeerd en niet
in België zijn gebleven. Aan de hand van de interviews kunnen we een aangepast model
opstellen.
De verschillende factoren voor het al dan niet terugkeren naar Congo staan natuurlijk niet
volledig los van elkaar en het is dus niet altijd even gemakkelijk om een duidelijk onderscheid
te maken. Het is dan ook zo dat bij de meeste respondenten een samenspel van verschillende
幠О
De “Anciens de Belgique” in de DRC
68
factoren geleid heeft tot hun terugkeer. Wat daarnaast ook zal opvallen bij dit eigen model is
dat het aanzienlijk minder ‘egoïstisch’ is dan dat van Blaud. Terwijl bij Blaud bijna alle
motivaties – met uitzondering van de twee die betrekking hebben op de familie – draaien om
het welzijn van de student zelf en wat hij of zij denkt en vindt, zullen we zien dat de Anciens
de Belgique veel meer ‘altruïstisch’ waren in hun motivaties, wat natuurlijk niet uitsluit dat
ook zij aan zichzelf dachten. Aangezien de respondenten zelf voornamelijk redenen geven om
naar Congo terug te keren – eerder dan redenen om in België te blijven – zullen we beginnen
met de vijf grote factoren die ervoor gezorgd hebben dat de Anciens de Belgique zijn
teruggekeerd naar Congo.
2.4.1 Terugkeer als een contractuele overeenkomst
De reden die door de respondenten het meest werd opgegeven kunnen we omschrijven als het
navolgen van een soort contractuele overeenkomst. De meesten onder hen studeerden immers
met een beurs. Die beurs zagen zij als een contractuele overeenkomst. Het doel was een
opleiding volgen in België, om vervolgens terug te keren naar Congo en daar de verworven
capaciteiten tot nut te maken. Een respondent, die van 1977 tot 1984 in België heeft
gestudeerd, verwoordt het als volgt:
“Quand je suis parti (en 1977, SDS), c'était pour étudier et puis revenir. Et beaucoup de
mes amis, de mes camarades, c'était dans cet état d'esprit. Nous sommes une génération
qui allait pour les études et pour revenir au pays, pour travailler au pays. C'est après que
ça a changé.”59
Deze uitspraak geeft ook al een indicatie van het feit dat in latere periodes steeds meer
studenten niet meer terugkeerden na hun studies, maar daar zullen we verderop dieper op
ingaan. Het volstaat hier om te zeggen dat de ‘contractuele reden’ in principe niet gebonden is
aan een bepaalde periode en ook in de jaren ’90 nog steeds een drijfveer was om terug te
keren naar Congo.
59 Interview met Faustin Mpako, 1958, kabinetsdirecteur. Kinshasa, 24-12-2010.
幠О
De Congolese studenten in België
69
2.4.2 De professionele drijfveer
Verschillende Anciens de Belgique zijn naar Congo teruggekeerd om professionele redenen.
Daarbij kunnen we er twee onderscheiden, die ook in het model van Blaud zijn terug te
vinden:
Men had reeds een vaste job voor vertrek. Het gebeurde vaak dat Congolezen naar het
buitenland vertrokken voor een studie terwijl zij in Congo reeds een betrekking hadden. Dit
was in het bijzonder vaak zo bij assistenten aan een universiteit. Wanneer zij dan de
mogelijkheid kregen om naar België te gaan voor vervolmakingsstudies, voelden zij zich
enerzijds verplicht om daarna terug te keren; anderzijds was het voordelig om terug te keren,
omdat zij meteen terug aan de slag konden en hun Belgische studies vaak zorgden voor een
snellere promotie.
De kansen op de Congolese arbeidsmarkt waren goed. In het begin van de
onafhankelijke Congolese staat waren de kansen op de arbeidsmarkt, zeker voor de
universitairen, zeer goed. Een respondent getuigt daarvan:
“Pratiquement dès qu’on a son diplôme, le lendemain on prend l’avion pour rentrer.
Alors pourquoi? Parce qu’à l’époque il y avait des emplois, donc ce n’est pas comme
aujourd’hui. Il y avait des emplois, je peux dire pour tout le monde, surtout pour les
universitaires. Parce qu’en 1960 il n’y avait qu’onze universitaires quand nous avons eu
l’indépendance. Alors il y avait encore beaucoup de postes vraiment vacants et
beaucoup de compatriotes qui voulaient préparer la thèse ont même abandonné la thèse
pour vite rentrer et occuper de hauts postes. Et effectivement ils les ont occupés … .”60
De situatie is ondertussen uiteraard veranderd. Ten eerste bleef de schaarste aan
universitair gediplomeerden niet voortduren en een universitair diploma verloor dus ook zijn
waarde als garantie op tewerkstelling. Daarnaast hebben we al gezien dat vanaf 1974 de
economie in Zaïre is ingestort. De eerste jaren van het Mobutu-tijdperk waren relatief
voorspoedig geweest op economisch vlak. Tussen 1965 en 1974 steeg het BBP met een
gemiddelde van 7% per jaar. De totale tewerkstelling steeg tussen 1960 en 1970 van 562.134
tot 997.600. De tewerkstelling in de publieke sector bedroeg in 1975 nog 340.700; meer dan
een verdubbeling ten opzichte van 1960. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Anciens de
60 Interview met Jérôme Makwala, 1936, professor. Kinshasa, 10-11-2010.
�؏
De “Anciens de Belgique” in de DRC
70
Belgique die in die periode naar Congo terugkeerden, spreken van goede kansen op de
arbeidsmarkt.
Maar rond 1974 keerde de situatie. De oliecrisis van 1973, het ineenstorten van de
koperprijzen en de nefaste gevolgen van de Zaïrisatie op economisch vlak zorgden voor het
ineenstorten van de economie. Terwijl het land geteisterd werd door een negatieve groei van
het BBP, een torenhoge internationale schuld, inflatie en politieke troebelen zoals de Shaba-
oorlogen van 1977 en 1978, was er geen sprake meer van een overvloed aan
werkgelegenheid.61
Dit is waarschijnlijk een van de belangrijkste verklaringen waarom zowel Mobutu als
Bitumba konden spreken van buitenlandse studies als motor van een braindrain. Zoals
Gondola het verwoordde:
“Bardés de diplômes acquis dans les meilleures universités européennes, ces jeunes sont
réduits aux travaux les plus dégradants en Europe mais risquent le chômage s'ils se
hasardent à rentrer au pays.”62
2.4.3 De voordelen van de genoten opleiding delen
Deze vorm van motivatie hangt nauw samen met de perceptie van een contractuele
verplichting. Heel wat respondenten voelden het immers als een soort plicht of een
verantwoordelijkheid om de voordelen van de genoten opleiding te delen. Dat ‘delen van
voordelen’ kan op twee niveaus:
1. Op niveau van het land: sommigen voelden een zekere verplichting om met de
opgedane kennis en vaardigheden hun eigen land te helpen. Deze motivatie komt
eigenlijk bijna altijd samen met het gevoel van een contractuele verplichting om
terug te keren. Vele respondenten vonden immers dat zij de mogelijkheid hadden
gekregen om in het buitenland te gaan studeren om nadien een rol te spelen in de
ontwikkeling van het land, niet om na hun studies een leven op te bouwen in
België.
61 Deze paragraaf is gebaseerd op Nugent, Africa Since Independence, 237-38, Hesselbein, "The Rise and
Decline of the Congolese State," 30, Schoumaker, Vause, en Mangalu, Political Turmoil, 5-6. 62 Ch. Didier Gondola, "Musique moderne et identités citadines: le cas du Congo-Zaire," Afrique Contemporaine,
no. 168 (1993): 167. geciteerd in: Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord, 136.
De Congolese studenten in België
71
2. Op niveau van de familie: dit hangt samen met de familiale solidariteit die in
Afrika nog steeds bestaat en waar we het verderop uitgebreider over zullen hebben.
Aangezien het studeren in het buitenland vaak als een voorrecht werd aanzien,
voelden vele Anciens de Belgique ook de verplichting om de vruchten van die
studie te delen met de familie.
2.4.4 De waardering van Congo
Een vierde motivatie om terug te keren naar Congo is de waardering van het thuisland.
Daarmee bedoelen we in principe de liefde of de voorkeur voor eigen land, en dit om
verschillende redenen. Deze motivatie staat nooit op zichzelf, maar kan wel een extra
stimulans zijn bovenop andere motivaties. De redenen voor de waardering van Congo kunnen
zeer uiteenlopend zijn. Voor sommigen zijn die redenen vrij banaal, zoals bijvoorbeeld het
klimaat. Want zoals een respondent het stelt: “Le soleil tous les jours, mon cher ami, ce n’est
pas peu.”63 Voor anderen is die waardering meer algemeen en heeft die ook te maken met
bijvoorbeeld de kansen op de arbeidsmarkt: “à l'époque (jaren ’70, SDS) le Congo était très
bien, c'était un pays prospère, donc on n’avait pas de raisons de rester en Belgique”.64
Aangezien de toestand van het land sinds het midden van de jaren ’70 verslechterd is, geldt
ook hier dat de waardering van Congo steeds minder als motivatie is terug te vinden voor
respondenten die in de jaren ’80 of ’90 in België gestudeerd hebben.
2.4.5 Terugkeren vs. blijven
We hebben gezien in het model van Blaud dat er voor de Afrikaanse studenten in Canada heel
wat incentives waren om na hun studies in Canada te blijven. Waren er voor de Anciens de
Belgique dan geen redenen om in België te blijven? Het antwoord op die vraag ligt voor de
hand: natuurlijk wel. We weten immers dat er heel wat Congolese studenten na hun studies in
België gebleven zijn. Het is onmogelijk om de redenen die Blaud opsomt om niet terug te
keren, te toetsen aan de eigen database van interviews, omdat alle geïnterviewden uiteindelijk
zijn teruggekeerd. Maar we kunnen er wel van uitgaan dat er heel wat redenen waren om in
63 Interview met Jérôme Makwala, 1936, professor. Kinshasa, 10-11-2010. 64 Interview met Emery Kalamba, 1953, advocaat en senator. Kinshasa, 26-11-2010.
幠О
De “Anciens de Belgique” in de DRC
72
België te blijven: sommige respondenten gaven aan dat zij jobaanbiedingen kregen in België,
velen waren met het hele gezin naar België getrokken en hadden al een leven uitgebouwd in
België en tenslotte wisten verschillende respondenten dat zij het in Congo moeilijker gingen
hebben dan in België. Ook de waardering van België speelde bijvoorbeeld een belangrijke rol,
zeker sinds de jaren ’80. Sindsdien leeft er in Congo immers een beeld van België – en bij
uitbreiding het ‘westen’ – als een soort paradijs. Toch zien we dat de respondenten daar heel
pragmatisch tegenover staan:
“ J'étais bien accueilli par les membres de ma famille, mais avec un peu de regret pour
dire: "Mais vous étiez sorti du pays, pourquoi est-ce que vous revenez?" Parce qu'ici, la
croyance, la mentalité, c'est de penser que l'Europe c'est un paradis et qu'une fois qu'on
est sorti du pays, il faut tout faire pour rester de l'autre coté. Mais ayant vécu en
Belgique, je me suis rendu compte qu’on se faisait des illusions. C'étaient vraiment des
illusions. Et alors je me suis dit: avec un diplôme de doctorat, je ne peux pas perdre mon
temps à traîner inutilement en Belgique. Je savais que la situation du professeur n'était
pas une situation brillante ici, matériellement. Mais je me suis dit: autant rentrer dans
mon pays, être professeur d'université, que de rester en Europe pour aller faire des
travaux de bas niveau.”65
We moeten dus in het hoofd houden dat de bovengenoemde motivaties om terug te keren,
althans wat betreft de respondenten, sterker doorwogen dan de motivaties om in België te
blijven. Eigenlijk komt het erop neer dat zowat alle respondenten een zekere
verantwoordelijkheid voelden om terug te keren: ofwel een contractuele
verantwoordelijkheid, omdat de beurs die zij kregen enkel bedoeld was voor een opleiding,
ofwel een verantwoordelijkheid om het thuisland (of de familie in het thuisland) van dienst te
zijn, ofwel beiden. Daar komt nog bij dat de vooruitzichten bij een terugkeer naar Congo tot
ongeveer 1975 zeer goed waren en er dus eigenlijk weinig reden was om niet terug te keren.
We krijgen hier dus een veel genuanceerder beeld dan het beeld van een braindrain zoals
geschetst wordt door Bitumba. We willen hier de conclusies van Bitumba niet contesteren. Hij
bestudeerde enkel de periode van de jaren ’90 en besluit daarover dat “ne pas rentrer” de
algemene regel was voor de Zaïrese migranten in België – waaronder ook de
studiemigranten.66 Het voorgaande citaat van Martin Lukanu bevestigt trouwens dat die
65 Interview met Martin Lukanu, 1949, professor. Kinshasa, 09-12-2010. 66 Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord, 133.
幠О
De Congolese studenten in België
73
mentaliteit wel degelijk bestond. Ook Theodore Trefon geeft aan dat die mentaliteit leeft in
Congo, maar dat die zeker niet van alle tijden is. Sterker nog, volgens hem was de mentaliteit
vroeger eerder omgekeerd:
“In the past, students were under pressure from their families to return to Congo after
having been awarded their diplomas. Now they are under pressure to earn dollars or
Euros abroad and send money home.”67
Maar we willen hier toch enkele nuances aanbrengen. Eerst en vooral zijn er op elke
algemene regel uitzonderingen en dat is voor deze regel niet anders. Ook in de jaren ’90
waren er Zaïrese studenten die na hun studies uit België terugkeerden. Ten tweede lijkt de
algemene tendens om in België te blijven geen fenomeen van alle tijden te zijn. Zoals we
eerder al zagen gaf een respondent die in 1984 naar Zaïre terugkeerde nog aan dat hij
behoorde tot “une génération qui allait pour les études et pour revenir au pays, pour
travailler au pays”.68 Nog een andere respondent, die in 1971 naar Zaïre terugkeerde, geeft
ook zijn visie op het mentaliteitsverschil van de Congolese studiemigranten vroeger en nu:
“ Je ne sais pas aujourd'hui, comme il y a beaucoup des gens, des congolais, qui vont là-
bas et qui font n'importe quoi; mais nous, quand nous partions là-bas (en 1961, SDS),
c'était vraiment pour des buts biens précis. On allait étudier et il fallait retourner. Nous
retournions pour venir distribuer ce que nous avons reçu là-bas aux autres en Afrique.”69
67 Theodore Trefon, "Changing Patterns of Solidarity in Kinshasa," Caderno de Estudos Africanos, no. 3 (2002):
98. 68 Interview met Faustin Mpako, 1958, kabinetsdirecteur. Kinshasa, 24-12-2010. 69 Interview met Gaston Mpiutu, 1936, professor en rector. Kinshasa, 06-12-2010.
�؏
Deel 2
De impact van de studies in België
75
Hoofdstuk 3
De professionele impact
Nous sommes passés dans une école de formation
académique professionnelle, et même de la vie, qui
nous a beaucoup servi dans notre vie professionnelle.1
Wanneer we het hebben over de impact van de Belgische studies op het leven van de Anciens
de Belgique, moeten we het onder andere hebben over de impact op hun professionele leven.
Zoals we in het vorige hoofdstuk gezien hebben, was de carrière voor velen een drijfveer om
na hun studies in België onmiddellijk terug te keren naar Congo. De vraag die we ons moeten
stellen is of een Belgisch diploma voor de Congolezen een voordeel betekende op de
arbeidsmarkt ten opzichte van een diploma van een van de Congolese universiteiten.
In dit hoofdstuk zullen we dit trachten te achterhalen door in een breder kader het
professionele leven van de Anciens de Belgique te analyseren. Het eerste wat we daarbij
moeten doen, is kijken welke carrière zij hebben gehad. Met andere woorden, in welke
professionele sfeer (publiek of privaat) zijn de Anciens de Belgique terechtgekomen? Het
antwoord op deze vraag zal ook voor een stuk inzicht geven in de effectiviteit van het
beurzenprogramma dat sinds 1960 op poten werd gezet.
In het tweede luik van dit hoofdstuk zullen we de eventuele moeilijkheden belichten die
een Belgisch diploma met zich meebrengt op professioneel vlak. Daarbij denken we in de
eerste plaats aan de aanpassingsmoeilijkheden. De Ancien de Belgique heeft immers
gestudeerd in België, maar moet zijn kennis in de praktijk omzetten in Congo. Uiteraard delen
België en Congo een gemeenschappelijk stukje geschiedenis en zullen er dus overeenkomsten
zijn tussen beide landen op het vlak van de professionele sfeer. Toch kan men niet ontkennen
dat er ook grote verschillen zijn tussen beide landen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan alle inkt
1 Interview met Faustin Mpako, 1958, kabinetsdirecteur. Kinshasa, 24-12-2010.
朰
De “Anciens de Belgique” in de DRC
76
die al is gevloeid over de bureaucratie in Afrika. Een van de bekendste auteurs rond dit
onderwerp is waarschijnlijk Patrick Chabal die, samen met Jean-Pascal Daloz, beweert dat de
bureaucratie in Afrika wezenlijk verschilt van die in het ‘westen’. Volgens de auteurs is er in
Afrika geen duidelijke scheiding tussen publieke en private sfeer, wat leidt tot een
‘neopatrimonialistisch systeem’ (afgeleid van de typologie van Weber), waarin bijvoorbeeld
publieke goederen voor private doeleinden gebruikt worden.2 Men kan zich dus voorstellen
dat de realiteit van het werken in de Afrikaanse/Congolese bureaucratie ver verwijderd ligt
van de theoretische inzichten die men hierover in België krijgt aangeleerd.
3.1 De carrièremogelijkheden na de terugkeer uit België
3.1.1 Publiek vs. privaat
We hebben het al verschillende keren aangehaald, maar de doelstelling van het Belgische
beurzenprogramma voor studenten uit ontwikkelingslanden was het voorzien van hoog
opgeleide mankrachten voor de publieke en private sector in die landen. Als we Kimwanga en
Moens moeten geloven is het grootste deel van de Anciens de Belgique – toch in de jaren ’90,
de door hen bestudeerde periode – in de publieke sector beland. Meer specifiek is het grootste
deel enerzijds in de universiteiten en de instellingen voor hoger onderwijs terecht gekomen,
anderzijds waren ook de overheidsbedrijven een populaire bestemming.3 Deze bevinding komt
ook overeen met de database van respondenten voor dit onderzoek. Tabel 3.1 toont aan dat het
overgrote deel van de respondenten zijn of haar carrière gemaakt heeft in de publieke sector.
Natuurlijk is een steekproef van 28 personen niet echt representatief, maar de ervaring leert
dat het zeer gemakkelijk is om Anciens de Belgique terug te vinden op de verschillende
universiteiten in Kinshasa. Zo werd er voor dit onderzoek bijvoorbeeld een lijst opgesteld van
Anciens de Belgique die werken aan de UNIKIN. Hoewel deze lijst verre van exhaustief is,
2 Patrick Chabal en Jean-Pascal Daloz, Africa Works: Disorder as Political Instrument, African Issues (Londen:
International African Institute, 1999). 3 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 23-24.
�؏
De professionele impact
77
telt zij toch al vijftien namen. Daarentegen is het veel moeilijker om respondenten te
sprokkelen uit de private sector.
Tabel 3.1. Verdeling van de respondenten volgens beroep.4
Beroep Aantal Procent
Academisch 18 47,37
Nationale politiek 9 23,68
Private sector 5 13,16
Advocaat 4 10,53
Arts 1 2,63
Priester 1 2,63
TOTAAL 38 100,00
We hebben wel de ledenlijst van de UAE, die we reeds eerder hebben gebruikt en die toch
een wat grotere steekproef oplevert. Natuurlijk blijven alle voorgaande opmerkingen over de
representativiteit van die lijst ook hier geldig: enkel oud-studenten van de ULB die bovendien
lid zijn geworden van de vereniging zijn hierin opgenomen. Het is ook zo dat niet bij elk lid
het beroep vermeld wordt. Maar toch bieden de beschikbare gegevens ons een interessant
resultaat (zie tabel 3.2). Deze gegevens maken eveneens duidelijk dat de publieke sector een
populaire bestemming is voor de Anciens de Belgique. Binnen die publieke sector lijken
vooral de publieke bedrijven te zorgen voor een grote tewerkstelling onder de oud-studenten
van de ULB. In tegenstelling tot de steekproef van de respondenten zijn er onder de leden van
de UAE procentueel minder academici te vinden dan politici en werknemers uit
staatsbedrijven. Iets meer dan een derde van de leden zijn tewerkgesteld in de private sector,
met het overgrote deel in de ‘zakenwereld’ (bedrijven, banken, industrie, …). Wat we,
ondanks de beperkte representativiteit van deze gegevens, voorzichtig kunnen stellen is dat de
meeste Anciens de Belgique inderdaad in de publieke sector terechtkomen en dat zij
procentueel gezien minder vaak in de private sector belanden, hoewel de zakenwereld, apart
beschouwd, de tweede populairste bestemming is voor de Anciens de Belgique. Dat leert ons
dat de steekproef van respondenten die voor dit onderzoek werd gebruikt mogelijk een
4 Hoewel er maar 28 respondenten werden geïnterviewd, komen we aan een totaal van 33. Dat is te wijten aan
twee zaken: ten eerste zijn in de tabel zowel de huidige als de vroegere jobs van de respondenten opgenomen en
ten tweede is het zo dat heel wat geïnterviewden meer dan een job uitoefenen.
朰
De “Anciens de Belgique” in de DRC
78
vertekening toont in het feit dat de academici oververtegenwoordigd zijn, terwijl de
‘zakenmensen’ ondervertegenwoordigd zijn.
Tabel 3.2. Verdeling van de leden van de UAE volgens beroep.5
Beroep Aantal Procent
Publieke sector
Politiek 36 18,27
Academische sector 28 14,21
Overheidsbedrijven 47 23,86
Totaal 111 56,35
Juridische sector 15 7,61
Private sector
Zakenwereld 41 20,81
Zelfstandig 8 4,06
Medische instellingen 12 6,09
Onderzoeksinstelling 1 0,51
NGO's 9 4,57
Totaal 71 36,04
Totaal 197
Wat we echter vaak zien bij de respondenten is het combineren van academische en
politieke jobs. Dat kan enerzijds verklaard worden door de expertise die academici hebben
over bepaalde onderwerpen. Dat geldt zeker wanneer men in België gestudeerd heeft in een
studiedomein dat in Congo nog niet zo sterk was uitgewerkt of nog niet bestond. Zo werd
bijvoorbeeld Jacques Kazadi door Mobutu opgeroepen om voor hem te werken, aangezien hij
een van de eerste Zaïrese doctors in de economie was.6 Een andere reden is eerder financieel
en heeft te maken met de achteruitgang van de universiteiten en het beperkte
onderwijsbudget. Zoals de volgende respondent, die in 1980 terugkwam uit België,
5 Union des Anciens Etudiants de l’U.L.B. – section Congo. Liste des members. Meest recente versie in
december 2010. 6 Interview met Jacques Kazadi, 1936, professor emeritus. Kinshasa, 07-12-2010.
朰
De professionele impact
79
verduidelijkt: “… dans ce pays, si vous ne faites pas ça (des activités extra-académiques,
SDS)... L'université ne sera pas en mesure de vous nourrir.”7
Naast de academische sector is onder de respondenten – maar ook bijvoorbeeld onder de
leden van de UAE – het terrein van de politiek altijd sterk in trek geweest. Toen Lumumba in
1960 het eerste kabinet van het onafhankelijke Congo vormde, waren er al drie leden die een
Belgisch diploma op zak hadden.8 Vandaag de dag zijn er in de nationale politiek nog steeds
heel wat Anciens de Belgique terug te vinden. Hier is het boek van Jean Omasombo een zeer
interessante bron. Nog even kort: in zijn werk “Biographies des acteurs de la Troisième
République” vinden we de biografieën terug van de belangrijkste politieke figuren uit de
Derde Republiek (1997-heden). Van de 1068 actoren uit de Congolese nationale politiek die
in het boek worden opgelijst, zijn er maar liefst 125 Anciens de Belgique, wat overeenkomt
met een percentage van 11,7%.9 Dat er veel meer Anciens de Belgique in de publieke sector
werken, hoeft ook niet te verwonderen als we bekijken wat zij gestudeerd hebben. Zoals we
op grafieken 2.4 en 2.5 konden zien behoorden politieke en sociale wetenschappen, alsook
rechten tot de populairste richtingen. Dit zijn ideale richtingen voor een tewerkstelling in de
publieke sector.
3.1.2 Het voordeel van een Belgisch diploma op de arbeidsmarkt
Alles lijkt erop te wijzen dat de Anciens de Belgique, eens terug in Congo, redelijk goede
kansen hebben op de arbeidsmarkt. Dat kan natuurlijk gemakkelijk verklaard worden.
Aangezien zij in België waren om te studeren, komen zij terug met een diploma en is hun
waarde op de arbeidsmarkt uiteraard gestegen. Zeker wanneer men een opleiding gevolgd
heeft die in Congo nog niet bestaat en men, zoals de hogerop vermelde Jacques Kazadi, een
van de eerste Congolezen is met een specifiek diploma. Maar er zijn ook voldoende
aanwijzingen dat een Belgisch diploma hoger gewaardeerd wordt dan een Congolees diploma.
Verschillende respondenten geven aan dat niet alleen het diploma hen geholpen heeft op de
arbeidsmarkt, maar ook het feit dat dat diploma Belgisch was:
7 Interview met Raphaël Nyabirungu, 1947, professor, advocaat en nationaal afgevaardigde. Kinshasa, 23-12-
2010. 8 Rideout, "Education and Elites", 398-99. 9 Omasombo, République Démocratique du Congo.
�؏
De “Anciens de Belgique” in de DRC
80
“Une fois terminé en Europe, on rentrait en force; on pouvait avoir des postes plus
facilement, puisque vous avez - et ça c'est certain - un plus par rapport à ceux qui sont
sur le plan local. Ca c'est une évidence.”10
Dat voordeel lijkt niet echt tijdsgebonden te zijn. Zowel de eerste Anciens de Belgique als
de meer recente geven aan dat hun studies in België hen geholpen hebben op professioneel
vlak. Het is echter via interviews niet altijd eenvoudig om te achterhalen in hoeverre het feit
dat hun diploma Belgisch was, heeft doorgewogen in hun succes op professioneel vlak. Toch
geven velen aan dat zij zelf denken dat een Belgisch diploma een zeker voordeel biedt ten
opzichte van een Congolees diploma. Dat heeft natuurlijk weer alles te maken met de
kwaliteit van het hoger onderwijs in Congo. Diegenen die in de jaren ’60 en ’70 in België
gestudeerd hebben, geven aan dat er in Congo nog niet dezelfde mogelijkheden bestonden dan
in België, omdat het universitair onderwijs nog in haar kinderschoenen stond. Diegenen die
later naar België vertrokken zijn, duiden voornamelijk de achteruitgang van het onderwijs in
Congo aan als de belangrijkste verklaring voor het kwaliteitsverschil met België. Hoe het ook
zij, er lijkt altijd een dispariteit te hebben bestaan tussen de Congolese en de Belgische
universiteiten, wat de Anciens de Belgique toch een zeker voordeel heeft gegeven:
“Alors, sur le plan intellectuel – la formation – vous avez toujours un plus, parce que
c'est l'Europe qui fournit le savoir. Peut-être parce que nous n'avons pas encore les
moyens techniques, les moyens financiers qui puissent permettre d'arriver à ce niveau
là. Parce que lorsque les conditions de vie, nos conditions de travail, ne permettent pas
de réaliser le travail comme il faut, je vous assure, il y aura toujours cette disparité entre
deux chercheurs qui ont subi la même formation, mais ayant des contextes de travail
différents.”11
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de Anciens de Belgique zichzelf als intelligenter of
superieur beschouwen ten opzichte van de Congolezen die in Congo gestudeerd hebben of
zelfs dat zij denken dat zij beter gevormd zijn. Het betreft hier enkel hun perceptie van de
kansen die zij hebben gekregen op het vlak van opleiding en de gevolgen die dit voor hen
heeft gehad op hun professionele leven. De volgende respondent doet daar een interessante
uitspraak over:
10 Interview met Sala Fuku, 1956, professor. Kinshasa, 06-12-2010. 11 Interview met Sala Fuku, 1956, professor. Kinshasa, 06-12-2010.
朰
De professionele impact
81
“Ce sont les entreprises étrangères qui pensent que celui qui est formé en Belgique est
mieux formé que celui qui est formé ici. Alors ils pratiquent une discrimination sur le
plan salarial et là nous ne sommes pas d’accord. Ah non, il faut voir la personne sur ses
compétences, le mérite et pas le fait d’avoir fait des études aux Etats-Unis ou en
Europe.”12
In de buitenlandse bedrijven zou er dus een discriminatie bestaan tegenover de Congolezen
die in een lokale universiteit gestudeerd hebben. Dat is echter niet zo in de academische
sector. Daar geven de respondenten aan dat elk diploma gelijk is, ook al zeggen velen dat zij
nu hun studies in België redelijk snel van assistent tot professor geëvolueerd zijn.
Hoe het ook zij, het is voor de meeste respondenten duidelijk dat een Belgisch diploma
voornamelijk positieve gevolgen heeft op professioneel vlak.
“… vous êtes venu ici dans un marché de l'emploi où vous rentrez facilement, vous êtes
facilement engagé. Je ne connais pas beaucoup de gens qui sont venus de la Belgique
avec des bons diplômes et qui sont au chômage.”13
Toch zouden ze bestaan, Anciens de Belgique met “goede diploma’s”, maar niettemin
werkloos. Dat moet waarschijnlijk in verband gebracht worden met de moeilijkheden die
sommige Congolezen na hun studies in België ondervinden wanneer zij zich op de Congolese
arbeidsmarkt werpen.
3.2 Moeilijkheden op professioneel vlak
Ook Kimwanga en Moens besluiten dat een Belgisch diploma een pluspunt is op de
Congolese arbeidsmarkt, maar zij hebben het daarnaast ook over de moeilijkheden die er mee
gepaard gaan:
“Si, en termes … professionnels, le boursier jouit d’un certain prestige et d’une
reconnaissance de ses compétences par ses collègues, son insertion professionnelle reste
12 Interview met Jérôme Makwala, 1936, professor. Kinshasa, 10-11-2010. 13 Interview met Roger Kasongo, 1956, chirurg. Kinshasa, 03-12-2010.
朰
De “Anciens de Belgique” in de DRC
82
difficile à réaliser même s’il est bien souvent un fonctionnaire retrouvant son affectation
(rarement son poste). Quasi tous conservent la fonction publique comme principal
horizon; dans ce contexte, où le secteur privé n’a de raison d’être que comme
enrichissement personnel devant permettre la promotion des descendants directs du
boursier, la déliquescence de l’état en République démocratique du Congo … leur pose
de sérieux problèmes de réinsertion.”14
Wat de auteurs daarmee bedoelen wordt later verduidelijkt. Zij schetsen een beeld van
Congo als een land waar de staat zo goed als volledig afwezig is. De Anciens de Belgique,
eenmaal terug in Congo, komen terecht in de vervallen gebouwen van de ambtenarij en de
onderwijsinstelling. Deze instellingen worden geteisterd door een overvloed aan personeel dat
zo goed als werkloos is en dat op die manier volledig gedemotiveerd raakt. Niettemin
benadrukken de Anciens de Belgique die door de auteurs geïnterviewd werden wel hun eigen
belang in de ontwikkeling van hun land, onder het motto "si on fuit, qui va bâtir ce pays?"15
De vraag is of deze paradox ook terug te vinden is bij onze respondenten: demotivatie
enerzijds, maar strijdlust en een soort nationalisme anderzijds. In zekere mate is dat wel het
geval. Onder de respondenten bevinden zich bijvoorbeeld verschillende professoren die ouder
zijn dan 70 jaar. Zij beklagen zich over het feit dat ze op deze leeftijd nog moeten werken.
Immers, aangezien de staat het onderwijs amper nog financiert, worden er zo goed als geen
pensioenen betaald aan academici en moeten zij dus noodgedwongen blijven werken tot zij er
letterlijk bij neervallen. Het is zo dat onder de Anciens de Belgique die in het onderwijs
beland zijn heel wat kritiek te horen is op de lage lonen en de moeilijke werkomstandigheden.
Maar ondanks de kritiek en de klachten die de Anciens de Belgique uiten en de moeilijke
omstandigheden waarin zij moeten werken, zijn zij trots op wat zij doen en vinden zij dat wat
zij doen ook in mindere of meerdere mate belangrijk is. De analyse van Kimwanga en Moens
lijkt dus grotendeels stand te houden wanneer zij getoetst wordt aan onze groep van
respondenten en lijkt dus ook te gelden voor diegenen die voor de jaren ’90 in België
gestudeerd hebben. Niettemin moet de analyse iets minder scherp gesteld worden: van een
algemene demotivatie lijkt bij de respondenten immers geen sprake te zijn. Het lijkt eerder zo
dat zij zich trachten aan te passen aan de moeilijke omstandigheden en er het beste van willen
maken.
14 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 7. 15 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 24.
�؏
De professionele impact
83
Maar een aanpassing lijkt toch noodzakelijk. Het valt immers niet te ontkennen dat er grote
verschillen zijn tussen Congo en België. Wanneer de Anciens de Belgique terugkomen van
België worden zij geconfronteerd met deze verschillen en dat kan in sommige gevallen zorgen
voor aanpassingsmoeilijkheden.
3.2.1 Aanpassing op professioneel niveau
De aanpassingsmoeilijkheden waarmee de Anciens de Belgique te kampen hebben bij
terugkeer naar Congo zijn van diverse aard. Eerst en vooral moeten we opmerken dat we niet
altijd over ‘moeilijkheden’ kunnen spreken. Soms is het zo dat men zich wel moet aanpassen,
maar dat die aanpassing op zich eigenlijk weinig moeilijkheden met zich meebrengt. Ten
tweede is het opvallend dat zowel de eerste generatie Anciens de Belgique als diegenen die
pas in de jaren ’90 zijn teruggekeerd zich moeten aanpassen op verschillende vlakken.
Zo is er bijvoorbeeld de aanpassing op materieel vlak, die we zeker terugvinden bij de
academici, maar ook bijvoorbeeld bij artsen. In België hebben de Anciens de Belgique zich
vaak gespecialiseerd met de meest moderne technologie. Maar wanneer zij in Congo
terugkomen is diezelfde technologie niet voor handen en moeten zij zich zien te redden met
minder geavanceerde middelen. Deze aanpassing is uiteraard het gevolg van het feit dat
Congo nooit dezelfde technologie op dezelfde schaal ter beschikking gehad heeft als België.
Daarom is deze aanpassing niet tijdsgebonden.
Een tweede aanpassing die moet gebeuren, is een aanpassing binnen het eigen
studiedomein. Wanneer een Congolese student in België bijvoorbeeld rechten studeert en
vervolgens naar Congo terugkeert om daar advocaat of rechter te worden, komt hij in een
rechtssysteem terecht dat toch enigszins anders is. Maar ook hier geven de respondenten aan
dat het niet echt over een ‘aanpassingsmoeilijkheid’ gaat. De redenering is immers dat men in
België een goede opleiding heeft gekregen en dus een goede basis heeft, waardoor er weinig
problemen zijn om zich aan te passen. Bovendien speelt ook de historische band tussen België
en Congo hier volgens sommigen een rol. Zo is er bijvoorbeeld een respondent die stelt dat
het recht in Congo ongeveer gelijk is aan het Belgisch recht van vroeger en dat het gewoon
minder geëvolueerd is:
“Moi je suis donc juriste. C'est vrai que j'ai dû me réadapter pour par exemple apprendre
les matières du droit spécifiquement congolais. Mais c'est plus une démarche
d'adaptation par rapport aux certains domaines du droit qui n'étaient pas aussi
朰
De “Anciens de Belgique” in de DRC
84
développés. Par exemple la matière au droit de sociétés: ici ce n'était pas très développé.
… C'était le droit belge d'il y a près de 100 ans. Mais toute l'organisation de la société
du droit de secret compagnie, je l'avais apprise en Belgique, donc je n'ai pas eu
beaucoup de mal. J'ai dû m'adapter, mais ce n’était pas très compliqué.”16
De aanpassing binnen het eigen studiedomein is er trouwens niet altijd volgens sommige
respondenten, zeker niet wanneer men in Congo in het hoger onderwijs belandt. De curricula
in België en Congo zijn voor veel domeinen namelijk zeer gelijkaardig. Daarnaast is ook de
manier van lesgeven bijvoorbeeld zeer gelijkaardig.17 Bovendien is het zo dat verschillende
Anciens de Belgique in Congo reeds als assistent werkten voor zij naar België vertrokken. Zij
waren dus al vertrouwd met de werkomstandigheden in Congo en het was voor hen dan ook
niet al te moeilijk om zich na hun terugkeer opnieuw aan te passen.
Daarnaast lijkt er ook een belangrijk verschil te zijn tussen de publieke en de private
sector. Diegenen die in de publieke sector zijn beland, voornamelijk de academici, lijken zich
zonder al te veel problemen aan te passen. Daarentegen lijkt het erop dat diegenen die in de
private sector zijn terechtgekomen zich veel moeilijker kunnen aanpassen. Zij hebben
moeilijkheden om zich aan te passen aan de werkomstandigheden in Congo om diverse
redenen. Zo is er bijvoorbeeld het gebrek aan meritocratie:
“ Il faut s'intégrer ici. Ce n'est pas toujours le même état d'esprit. Je ne dis pas qu'en
Belgique c'est parfait, mais enfin, disons qu'il y a quand-même une notion de
méritocratie, donc il y a une notion de compétence.”18
Iemand anders klaagt dan weer over de Congolese werkkrachten:
“ Ce qui est difficile ici c'est la gestion des hommes. Dans mon métier vous trouvez de
moins en moins ... des gens qui sont techniques. Donc il faut toujours être là pour
apprendre l'a b c aux gens et ça, ça devient pénible, parce que vous ne faites plus
beaucoup de réflexions, vous devez toujours être là pour montrer, parce qu'il y a de
moins en moins des gens de métier. Ca c'est une triste réalité. Et alors, le problème aussi
16 Interview met Emery Kalamba, 1953, advocaat en senator. Kinshasa, 26-11-2010. 17 Interview met Fidèle Lungungu, 1944, professor. Kinshasa, 17-12-2010. 18 Interview met Faustin Mpako, 1958, kabinetsdirecteur. Kinshasa, 24-12-2010.
朰
De professionele impact
85
c'est que quand on prend des gens, on les forme, toute suite ils partent ailleurs, parce
qu'ils trouvent que vous ne payez pas. C'est tout ça. [Il faut] toujours recommencer.”19
Wat duidelijk opvalt is dat, terwijl bijvoorbeeld de professoren zich neerleggen bij de
omstandigheden waarin zij moeten werken in Congo en er het beste van trachten te maken,
sommige Anciens de Belgique in de private sector krampachtig blijven vasthouden aan de
omstandigheden die zij in België hebben gekend. Die spanning is er echter niet altijd, omdat
sommigen in Europese of Amerikaanse bedrijven terechtkomen, waar voornamelijk
‘westerlingen’ werken. Omgekeerd voelde een respondent zich niet thuis in een bedrijf waar
voornamelijk Congolezen werkten en daarom nam hij zijn ontslag. Zijn volgende job in een
Amerikaans bedrijf met voornamelijk Amerikaanse collega’s vergde daarentegen veel minder
aanpassingen. 20
Een laatste aanpassingsmoeilijkheid die zowel door respondenten uit de publieke als uit de
private sector werd gerapporteerd en die wel tijdsgebonden is, heeft te maken met het salaris
in Congo. We hebben het al gehad over de economische situatie in Congo en hoe die na 1974
volledig ineenstortte. Dat heeft duidelijk ook zijn weerslag gehad op de salarissen, wat voor
vele Anciens de Belgique niet gemakkelijk was. Daardoor kwamen zij namelijk in een situatie
terecht waarbij zij in Congo minder financiële middelen hadden dan dat zij in België hadden:
“Les choses sont devenues précaires. Il y en a même qui regrettent d'être revenus pour
travailler ici, parce que les salaires que nous avons ici, ce n'est pas un salaire. … A
l'époque les salaires étaient bons, comme j'étais secrétaire générale académique, bon, il
y avait quelques primes qui suffisaient que je puisse construire une maison. Mais
aujourd'hui ça devient vraiment difficile.”21
Ook dit is een van de vele verklarende factoren voor het feit dat vandaag de dag veel
Congolezen na hun studies in België blijven en niet naar hun land terugkeren.
Al bij al moeten de Anciens de Belgique na hun terugkeer naar Congo zich op
professioneel vlak op vele manieren aanpassen. Voor sommigen gaat dat zonder al te veel
moeilijkheden. Dat geldt in het bijzonder voor de academici en zeker voor diegenen die voor
hun vertrek naar België al werkervaring hadden in Congo. Anderen hebben het veel
19 Interview met Stéphane Kabasu, 1949, Algemeen directeur van “Metalpro”. Kinshasa, 08-11-2010. 20 Interview met Emery Kalamba, 1953, advocaat en senator. Kinshasa, 26-11-2010. 21 Interview met Gaston Mpiutu, 1936, professor en rector. Kinshasa, 06-12-2010.
�؏
De “Anciens de Belgique” in de DRC
86
moeilijker om zich aan te passen aan de werkomstandigheden in Congo. Dit laatste geldt
voornamelijk voor diegenen die in de private sector belanden, wat in sommige gevallen kan
leiden tot een soort vervreemding wanneer de Ancien de Belgique weigert om zich aan te
passen. Hoe het ook zij, door alle Anciens de Belgique moeten er op professioneel vlak
inspanningen gedaan worden om zich te adapteren en diegenen die daar niet in slagen, vinden
maar moeilijk hun weg op de Congolese arbeidsmarkt. We hebben in de inleiding reeds
aangehaald dat we zo goed als geen informatie hebben over de Anciens de Belgique die op
professioneel vlak onsuccesvol waren. Een responent gaf echter volgend inzicht mee:
“Vous évoluez dans un environnement où les choses sont organisées finalement moins
compliquées. Et ici vous arrivez: c'est une véritable jungle - sans jeux de mots - où il y a
des personnes qui ont perdu pied, des gens capables, compétents, qui ont perdu pied,
parce qu'en fait, l'environnement est tout à fait différent. L'adaptation était très difficile
pour beaucoup des anciens d'Europe.”22
Dat brengt ons meteen bij het volgend hoofdstuk. Want niet enkel op professioneel vlak
moet de Ancien de Belgique zich aanpassen na de terugkeer naar Congo. Ook op sociaal vlak
staat een studieverblijf in België garant voor een aantal veranderingen.
22 Interview met Emery Kalamba, 1953, advocaat en senator. Kinshasa, 26-11-2010.
朰
87
Hoofdstuk 4
De sociale impact
Il est … constaté que les ressortissants des ex-pays
coloniaux se rendent en général vers leurs anciennes
métropoles pour obtenir assistance sous toutes ses
formes. Si l’enseignement n’est pas assez développé
dans leur propre pays, on se rend surtout chez les “ex-
patrons” pour s’instruire davantage. De ce lien
historique est né également le désir, pour la majorité
des congolais surtout, de se rendre au moins une fois
en Belgique. C’est devenu un signe de “standing” au
Congo.1
Nu we de impact van de Belgische studies op het professionele leven van de Anciens de
Belgique hebben besproken, is het tijd om de impact op het sociale leven te belichten. De
literatuur geeft aan dat een Belgisch diploma een zeker prestige geeft aan de Anciens de
Belgique. Zoals Kimwanga en Moens stellen:
“[L]es études qu’ils ont effectuées en Belgique leur apportent considération, parfois
même prestige, au sein de leur société et de leur famille élargie. Cependant, ce prestige
est autant lié à la représentation dont l’Occident est le véhicule qu’à la valeur
intrinsèque de la formation elle-même; leur reconnaissance est celle dédiée à l’émigré
au Nord.”2
Als we bovenstaand citaat mogen geloven, heeft dat prestige dus meerdere facetten en
vooral meerdere oorzaken. Maar eerst zullen we moeten onderzoeken of dit prestige wel
1 ARA – -5B 52.010/4-52.017/2, nr. 187. Office des étrangers, Archives des années 1950-1970, Etudiants
généralités, 1970-1971, 1. 2 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 6.
朰
De “Anciens de Belgique” in de DRC
88
degelijk bestaat en of dit ook vroeger altijd bestaan heeft. Pas daarna kunnen we nagaan hoe
die bijzondere status zich al dan niet manifesteert.
In het citaat van Kimwanga en Moens wordt ook gewag gemaakt van een prestige bij de
familie. We zullen dan ook een blik werpen op het familiale leven van de Anciens de
Belgique, waarbij we onderzoeken of het prestige ook op dit vlak zijn effect heeft. Ook hier
gaan we natuurlijk op zoek naar een evolutie in de tijd. Des te meer omdat volgens
verschillende auteurs de familiale solidariteit in Kinshasa de laatste tijd een transformatie
ondergaat. Er zou spraken zijn van een afbrokkeling van de oude systemen van solidariteit,
die steeds meer gekenmerkt worden door pragmatisme en te lijden hebben onder een groeiend
individualisme.3 Het is dus interessant om na te gaan of die evolutie in de tijd ook
weerspiegeld wordt in de ervaringen van de Anciens de Belgique.
In het derde deel zullen we het hebben over de eventuele aanpassingsmoeilijkheden van de
Anciens de Belgique eens terug in Congo. We hebben in het vorig hoofdstuk al de aanpassing
op professioneel vlak besproken; hier bespreken we de aanpassing op sociaal vlak. Daarbij
gaan we er van uit dat niet enkel het professionele leven in Congo grondig verschilt van dat in
België, maar ook het gewone, dagelijkse leven en dat dit enige adaptatie vergt voor iemand
die lange tijd in België verbleven heeft.
Ten slotte zullen we het ook kort hebben over de netwerken van Anciens de Belgique die in
Congo werden gevormd. Daarbij doelen we op de verenigingen die ontstaan onder de vorm
van oud-studentenverenigingen. Voor elke grote Belgische universiteit bestaat er immers een
oud-studentenvereniging in Congo. Het is interessant om te zien welke rol deze verenigingen
spelen en of zij misschien een bepaalde vorm van steun bieden voor de Anciens de Belgique.
4.1 Status en prestige
Wat we hier willen onderzoeken is of de Anciens de Belgique een zeker prestige genieten in
Congo omdat ze gestudeerd hebben in België. Als we de literatuur mogen geloven is er sinds
de jaren ’90 inderdaad sprake van een dergelijke bijzondere sociale status. Zoals we reeds
3 Theodore Trefon, "Introduction: Reinventing Order," in Reinventing Order in the Congo: How People Respond
to State Failure in Kinshasa, ed. Theodore Trefon (Londen: Zed Books, 2004), 9-10.
朰
De sociale impact
89
gezien hebben is dit prestige volgens Kimwanga en Moens “lié à la représentation dont
l’Occident est le véhicule qu’à la valeur intrinsèque de la formation elle-même”.4 Dat is een
interessante uitspraak. Immers, als de representatie van het westen en de perceptie van de
kwaliteit van het onderwijs in België onderhevig geweest zijn aan een evolutie sinds de
onafhankelijkheid van Congo, dan zou ook het prestige dat samenhangt met het volgen van
een opleiding in België een veranderlijk gegeven moeten zijn. Meer nog: we kunnen ons zelfs
afvragen of dat prestige er wel altijd geweest is.
Wat betreft de perceptie van de kwaliteit van het onderwijs in België kunnen we eigenlijk
verwijzen naar wat we daarover in hoofdstuk twee gezegd hebben. Kort samengevat:
aangezien de Belgen veel te laat begonnen zijn met het invoeren van hoger onderwijs in
Congo, aanzag de Congolese bevolking reeds sinds het begin van het onafhankelijke Congo
het hoger onderwijs in België als kwalitatief hoogstander, aangezien het materieel gezien veel
sterker was uitgebouwd dan in Congo zelf. Die visie is blijven bestaan en is daarenboven nog
versterkt door de aftakeling van het hoger onderwijs in Congo zelf. Die aftakeling begon
eigenlijk al in de jaren ’70, wanneer volgens Zana Etambala de intellectuelen door Mobutu en
zijn Zaïrisatie werden gemuilkorfd.
“… intussen brokkelde het prestige van de universiteit zelf af. Dynamische mensen
kregen het steeds moeilijker om op een ernstige manier aan wetenschappelijk onderzoek
te doen. Een wat té kritische noot tegenover de nieuwe politiek bemoeilijkte ook hun
situatie.”5
De grote problemen begonnen, zoals we gezien hebben, in de jaren ’80, wanneer de
verwaarlozing van de publieke sector begon en het budget voor onderwijs stilaan begon op te
drogen. Die aftakeling van het onderwijs in Congo zorgde voor een positief beeld van het
onderwijs in België.
Wat betreft de perceptie van het westen – of meer precies België – in Congo is het
moeilijker om algemene uitspraken te doen. Toch lijkt het logisch dat die perceptie in 1960
niet dezelfde was als in de jaren ’90. Wanneer een land onafhankelijk wordt, zijn de
verwachtingen meestal hoog gespannen. Het lijkt dan ook logisch dat er op dat moment
vooral een gevoel heerst van fierheid over de eigen pasgeboren natie en dat de bevolking niet
4 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 6. 5 Etambala, Het Zaïre van Mobutu, 75.
朰
De “Anciens de Belgique” in de DRC
90
zeer positief staat tegenover de ex-kolonisator. Dat zien we bijvoorbeeld in de toespraak die
Patrice Lumumba gaf op de dag van de onafhankelijkheid van Congo:
“Ce que fut notre sort en 80 ans de régime colonial, nos blessures sont trop fraîches et
trop douloureuses encore pour que nous puissions les chasser de notre mémoire; Nous
avons connu le travail harassant, exigé en échange de salaires qui ne nous permettaient
ni de manger à notre faim; ni de nous vêtir ou nous loger décemment, ni d’élever nos
enfants comme des êtres chers. … Tout cela, mes frères, nous en avons profondément
souffert. Mais tout cela aussi, nous que le vote de vos représentants élus a agréés pour
diriger notre cher pays, nous qui avons souffert dans notre corps et dans notre cœur de
l’oppression colonialiste, nous vous le disons tout haut, tout cela est désormais fini.”6
Dat staat in fel contrast met het idee dat nu bij vele Congolezen leeft. Dat heeft natuurlijk
alles te maken met de toestand van het land en de miserabele levensomstandigheden van een
zeer groot deel van de bevolking. Dat leidt er zelfs toe dat men vandaag in Kinshasa
Congolezen kan tegenkomen die met een gevoel van nostalgie terugkijken op de koloniale
periode. Zij beschouwen deze periode als een tijd waarin het leven wel goed was. Zeker bij de
oudere generatie in Congo hoort men hier en daar de verzuchting dat de Belgen hen in de
steek gelaten hebben; nu het zo slecht gaat, nu ze de hulp echt nodig hebben, zijn zij er niet.
Europa is, zeker sinds de jaren ’80, in de perceptie van vele Congolezen een soort paradijs
geworden waar het succes voor het rapen ligt.7
Nu rest enkel nog de vraag of dit alles ook weerspiegeld wordt in een evolutie van het
prestige dat gepaard gaat met het bezitten van een diploma van een Belgische universiteit. Als
we afgaan op wat de respondenten aangeven, lijkt dat op het eerste zicht inderdaad zo te zijn.
Aanvankelijk, wanneer de onafhankelijkheid nog jong is en in de eerste, relatief voorspoedige
jaren van het Mobutu-regime, lijkt er nog niet echt sprake te zijn van een sociaal prestige voor
de Anciens de Belgique. Echter, rond het einde van de jaren ’70, wanneer de economie steeds
verder instort, zien we de eerste tekenen aan de wand dat het volgen van een opleiding in
België toch een zekere weerslag heeft op de sociale status in Congo. Dat wordt alsmaar
duidelijker naarmate het slechter en slechter gaat met het onderwijs in Congo zelf. Zeker
6 Patrice Emery Lumumba. ‘Discours à la cérémonie de l’indépendance congolaise, Léopoldville’, Afrocentricité
(30/06/1960). http://www.afrocentricite.com/patrice-emery-lumumba/discours-de-lumumba-le-30-juin-1960/.
Geraadpleegd op 10-07-2011. 7 Ch. Didier Gondola, "Dream and Drama: The Search for Elegance among Congolese Youth," African Studies
Review 42, no. 1 (1999): 28.
朰
De sociale impact
91
vanaf de jaren ’90, volgens Hesselbein het begin van “the road to collapse” in Congo, zien
we dat er een groot prestige gepaard gaat met het dragen van de titel “Ancien de Belgique”.8
Het sociaal prestige van de Ancien de Belgique is dus een fenomeen dat historisch gegroeid
is, min of meer evenredig met de achteruitgang van Congo. In het begin van de
onafhankelijke staat was er nog geen sprake van:
“[I]l n'y avait pas encore cette mentalité. Ca c'est la mentalité actuelle des jeunes gens
aujourd'hui. Quand on va en Europe, on doit ramener je ne sais quoi.”9
Het is pas wanneer de toestand in Congo – en in het bijzonder de toestand van het
universitair onderwijs – erop achteruit begon te gaan dat men een zeker prestige kon
verwerven door in het buitenland te studeren:
“… je sais que le doctorat belge est bien considéré ici, ça c'est vrai. Quand vous dites
que vous êtes docteur de Louvain-la-Neuve, on vous écoute avec respect. Ca c'est
certain. C'est certain.”10
Dat prestige lijkt inderdaad verbonden te zijn met de kwaliteit van het onderwijs. Zeker
sinds de jaren ’80 gaat men op zoek naar kwalitatief beter onderwijs in Europa. Maar ook het
professionele succes, zoals besproken in het vorige hoofdstuk, is een bepalende factor voor dit
prestige. Wat betreft het professionele aspect en de kwaliteit van het onderwijs kunnen we
verwijzen naar de voorgaande hoofdstukken. In hoofdstuk twee hebben we aangegeven dat de
kwaliteit van het onderwijs een van de belangrijkste redenen was voor de Congolezen om in
het buitenland te gaan studeren. In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat die studies bij
terugkeer in Congo aanleiding geven tot een bevoorrechte positie op de arbeidsmarkt. Wat
echter bijzondere aandacht verdient hier, is het prestige dat verband houdt met het beeld dat
men heeft van België en het westen in het algemeen. Er bestaan in Kinshasa zelfs speciale
woorden om iemand te benoemen die in Europa verbleven heeft (Parisien) of meer in het
bijzonder in België (Belgicain). Deze woorden op zich hebben een bijzondere connotatie.
8 Hesselbein, "The Rise and Decline of the Congolese State," 15. 9 Interview met Joseph Mukinayi, 1948, professor. Kinshasa, 17-11-2010. 10 Interview met Nyabirungu
朰
De “Anciens de Belgique” in de DRC
92
4.1.1 De “Belgicain”
In zijn werk verklaart Bitumba nader welke lading precies gedekt wordt door deze bijzondere
woordenschat:
“Quand nous affirmons que le voyage en Europe ressemble à une épreuve initiatique
pour le migrant zaïrois, c'est surtout parce que le plus grand rêve de ce dernier est de
rentrer un jour au pays, de "faire une descente", surtout à Kinshasa. Il y a de quoi.
“Parisien” est le terme général pour désigner les migrants zaïrois en Europe. On les
appelle aussi "Mikilistes" (Les gens du monde) ou encore "Bana Lola" (Enfants du
Paradis). Quand on veut préciser que l’émigrant habite la Belgique, on l'appelle
"Belgicain" ou "Djucain". Ces termes à eux seuls confèrent un grand prestige au
migrant de retour au pays. Le voyage est perçu comme un examen dont la proclamation
a lieu au pays d'origine.”11
Het is moeilijk een eenduidig beeld te krijgen over de terminologie. Sommige
respondenten gaven aan dat Belgicain eigenlijk een pejoratieve connotatie heeft. Een
Belgicain is namelijk een algemene term voor alle Congolezen die in België gewoond hebben.
Maar dat zou nog niet meteen een positieve connotatie geven, aangezien dit nog niet
automatisch duidt op enige verwezenlijking. Met andere woorden, de titel van Belgicain zou
niet hetzelfde prestige omvatten als het bezitten van een universitair diploma uit België:
“[Belgicain,] c'est celui qui a vécu en Belgique, mais ça ne veut pas décisivement dire
qu'il a une image sociale d'un bon niveau. Tandis que un diplômé d'une université de
Belgique, ça … donne déjà un niveau social. Parce que quand on est dans le marché de
l'emploi et on vous présente un curriculum vitae avec un diplôme de médecine en
Belgique ou des spécialisations en Belgique, c'est autrement qu'un diplôme locale.”12
Volgens een andere versie is die dubbelzinnigheid opgevangen door de introductie van een
ander woord: mikiliste.
“ Le mot Belgicain a disparu quand il fallait parler des gens qui étudiaient, parce
qu’après il y a eu des vagues des Congolais qui allaient en Belgique, pas nécessairement
pour étudier. C'était plus pour aller travailler ou pour aller vivre là-bas, parce-que c'est
11 Bitumba Tipo-Tipo, Migration sud/nord, 69-70. (eigen cursief) 12 Interview met Roger Kasongo, 1956, chirurg. Kinshasa, 03-12-2010.
睐
De sociale impact
93
mieux de vivre là-bas qu'ici. Alors, nous avons commencé à connaitre, mais ça c'est en
Lingala, … des mikilistes. Donc, ... les hommes vont dire que moi je suis Belgicain. Par
contre il y a d'autres, on dira: non, celui là, ce n'est pas un Belgicain, c'est un mikiliste,
simplement parce qu'il a vécu en Europe ou en Belgique, mais qu'est-ce qu'il a fait là-
bas? Aujourd'hui on ne peut pas dire qu'il a fait grande chose, alors celui là ce n'est pas
un Belgicain.”13
De term mikiliste is afkomstig van “mikili” in het Lingala, het meervoud voor “mokili”
(wereld) en synoniem voor Europa. Volgens Gondola is mikiliste sinds het begin van de jaren
’80 in de omgang – ter vervanging van Parisien – en duidt het op alle Congolese jongeren die
naar Europa getrokken zijn.14 Hoe het ook zij, al deze termen (mikiliste, Parisien, Belgicain)
lijken eerder te worden gebruikt in de sfeer van de vedetten, muzikanten en sapeurs
(Congolese jongeren die hun identiteit uitdrukken door zich overdreven uit te dossen volgens
de westerse mode).15 Ze zijn dus niet geschikt om de Anciens de Belgique mee aan te duiden,
omdat zij zich onderscheiden door hun diploma. Anderzijds is het wel zo dat zij door hun
landgenoten als Belgicain werden aanzien en dat zij dus ook deels prestige toegewezen
krijgen door het eenvoudige feit dat zij in Europa geweest zijn.
We kunnen dus besluiten dat we voor de Anciens de Belgique pas echt van een sociaal
prestige kunnen spreken vanaf het ogenblik dat de economische en politieke toestand in
Congo – en in het bijzonder de toestand van het onderwijs – erop achteruitging (dus ongeveer
vanaf de tweede helft van de jaren 1970). Dat prestige haalden de Anciens de Belgique,
althans volgens hun eigen oordeel, voornamelijk uit het feit dat zij in België gestudeerd
hebben en dus een kwaliteitsvolle opleiding genoten hebben. Dat heeft hen ook kansen
gegeven op de Congolese arbeidsmarkt en dus ook financiële garanties, wat hun prestige nog
verhoogde. Maar het prestige van de Anciens de Belgique is niet enkel afkomstig van hun
buitenlands diploma en hun verhoogde mogelijkheden op de arbeidsmarkt, maar ook deels
van het eenvoudige feit dat zij in Europa geweest zijn. Europa is voor veel Congolezen
immers, sinds de toestand in Congo erop achteruitgegaan is, “an immaculate, immense city of
13 Interview met Faustin Mpako, 1958, kabinetsdirecteur. Kinshasa, 24-12-2010. 14 Gondola, "Dream and Drama," 28. 15 Gondola, "Dream and Drama.", Joseph Trapido, "The Political Economy of Migration and Reputation in
Kinshasa," Africa 81, no. 2 (2011).
ᒰЦ
De “Anciens de Belgique” in de DRC
94
light, where magical, mechanical passageways carry people along, where fortunes are easily
made, and the climate healthy. In short, a place where the living is easy”.16
4.2 De familie
Eerder hadden we het al over het contact dat de Anciens de Belgique hadden met hun familie
tijdens hun verblijf in België. Daar hebben we al kort aangehaald dat de traditionele, familiale
solidariteit een belangrijke rol speelt. We stelden echter dat die tijdens het verblijf in België
niet zoveel druk uitoefende, omdat de Congolese studenten over het algemeen niet beschikten
over grote financiële middelen of omdat zij door hun familie zelf gesponsord werden. Maar de
druk van de familiale solidariteit wordt wel duidelijk wanneer de Anciens de Belgique
terugkomen in Congo. Eens zij zijn teruggekeerd, krijgen zij over het algemeen te maken met
een grotere druk om hulp te bieden aan de familie. Die druk is in de eerste plaats het gevolg
van de bijzondere waarde die men in Afrika aan de familie hecht en de familiale solidariteit
die nog steeds belangrijk is. Een respondent tracht het verschil met België toe te lichten:
“… en Belgique on est seul à organiser la famille. Il faut déposer les enfants à la crèche,
à l'école, prendre le métro, aller au travail et revenir et tout ça. Tandis que ici il a fallu
une adaptation parce qu’il y a la famille qui peut s'occuper des enfants. On n'est jamais
seul. Ce n'est pas la famille minimale: papa, maman, enfant. Non, la famille est plus
élargie. Il faut s'adapter. Il faut s'adapter au fait que les gens viennent te voir sans
rendez-vous. C'est la famille, c'est comme-ça. Il faut s'adapter, parce-que les gens
viennent demander de l'argent. Tu dois aider, tu dois participer aux deuils, tu dois
participer aux fêtes, plus qu'en Belgique, parce-que la famille est plus proche.”17
Maar het feit dat de Anciens de Belgique over het algemeen te maken krijgen met een grotere
familiale druk is ook het gevolg van het prestige dat zij genieten binnen de uitgebreide
familie.
16 Gondola, "Dream and Drama," 28. 17 Interview met Roger Kasongo, 1956, chirurg. Kinshasa, 03-12-2010.
De sociale impact
95
Ook hier hebben we al een indicatie uit het rapport van Kimwanga en Moens over hoe de
toestand in de jaren ’90 was:
“Le fait de partir en formation en Europe est porteur de beaucoup d’espoirs, au premier
rang desquels celui de sortir de la précarité ou d’avoir un pilier stable, quelqu’un sur qui
compter. … Au retour, la famille attend encore plus d’eux, elle imagine qu’ils ont
acquis des qualifications importantes qui leur permettront d’obtenir des postes de travail
plus intéressants, un salaire confortable et suffisant pour lui venir en aide de façon
récurrente.”18
Deze situatie leidt volgens de auteurs vaak tot familiale spanningen, omdat de Anciens de
Belgique vaak niet aan die hoge verwachtingen kunnen voldoen en omdat zij zich pragmatisch
opstellen: zij willen immers ook zelf kunnen overleven. Volgens de auteurs leidt dit tot
gespannen onderhandelingen met de familie en komt men zo tot een oplossing.
Wat we hier willen onderzoeken is of we de uitspraken van Kimwanga en Moens kunnen
bevestigen aan de hand van onze database van interviews en daarbij aansluitend zullen we
nagaan of die uitspraken ook gelden voor voorgaande periodes; met andere woorden, of er een
evolutie in de tijd valt waar te nemen. Daarbij baseren we ons op de stellingen van Tréfon die
we reeds eerder aanhaalden. Hij stelt het volgende:
“Solidarity systems have been designed by people as a way of compensating for the
failure of the Zaire of Mobutu and subsequently the Congo of Kabila père and fils.
[H]owever, … these systems are increasingly characterized by pragmatism and … there
is a marked rise of individualism.”19
Deze stelling kunnen we linken aan de spanningen die Kimwanga en Moens bespreken,
door te stellen dat die spanningen het gevolg zijn van een toenemend individualisme en een
afbrokkelende solidariteit. Wanneer we de ervaringen van de respondenten bekijken, kunnen
we dit deels bevestigen, in die zin dat de meeste problemen gerapporteerd worden door
diegenen die in de jaren ’80 of ’90 zijn teruggekeerd naar Congo. Daarentegen stellen we vast
dat er niet in alle gevallen een onderhandelde oplossing wordt bereikt tussen de respondenten
en zijn of haar familie. Sommigen weigeren eenvoudig om een grotere bijdrage te leveren aan
de familiale solidariteit, anderen distantiëren zich volledig van de familie. Dat laatste kan in
18 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 7. 19 Trefon, "Introduction: Reinventing Order," 9-10.
血
De “Anciens de Belgique” in de DRC
96
sommige gevallen zeer letterlijk genomen worden, wanneer de Ancien de Belgique zich
geografisch distantieert van de familie door op grote afstand te gaan wonen. Een respondent
beweert zelfs dat de druk van de familie een belangrijke factor geweest is voor sommige van
zijn kennissen om in België te blijven na hun studies.20
Dit zijn zeer sterke aanwijzingen dat we inderdaad kunnen spreken van een toenemend
individualisme, maar dat wil nog niet zeggen dat dit fenomeen beperkt is in de tijd. Het is wel
zo dat we onder de respondenten die in de periode voor de jaren ’80 naar Congo terugkeerden
verschillende gevallen vinden die de familiale solidariteit vanzelfsprekend vinden en het
normaal vinden dat zij hulp bieden aan de familie waar nodig. We zien dus een zekere
evolutie in de tijd, omdat de meest kritische respondenten diegenen zijn die na 1980 zijn
teruggekomen. Niettemin vinden we onder de respondenten die eerder terugkeerden naar
Congo toch ook enkele individuen die zich niet zo enthousiast uitlaten over de
solidariteitsmechanismen en benadrukken dat deze mechanismen heel wat druk leggen op de
Anciens de Belgique. Het is zelfs zo dat een respondent die reeds in 1973 naar Congo
terugkeerde zich volledig distantieerde van zijn familie. Hier is dus al duidelijk sprake van
individualisme. Wil dit dan zeggen dat dat individualisme toch niet zo recent is of zijn er
eventueel andere verklaringen te vinden voor dit geval?
Als we de situatie van deze respondent, Stéphane Kabasu, nader bekijken zijn er inderdaad
nog andere mogelijke verklaringen te vinden voor zijn houding ten opzichte van de familiale
solidariteit. Een van de meest voor de hand liggende verklaringen is de duur van zijn verblijf
in België: hij verbleef maar liefst twaalf jaar in België. Dat zorgde eerst en vooral voor een
vervreemding ten opzichte van zijn familie, zoals hij zelf verklaart:
“Comme je suis parti pendant longtemps, on ne s'est plus vu pendant longtemps, donc
on est resté comme ça. Je suis toujours resté comme un étranger vis-à-vis d'eux.”21
Maar er treedt niet alleen een vervreemding op tegenover de familie. Daarnaast valt er ook
een vervreemding ten opzichte van de Congolese samenleving te bemerken. In het geval van
de heer Kabasu is de verklaring daarvoor voor de hand liggend. Toen hij vertrok was hij
negentien jaar oud. Zodoende had hij in 1973 maar zeven jaar langer in Congo gewoond dan
in België en had hij het grootste deel van zijn opleiding in België genoten. Ook in het luik
20 Interview met Max Muland, 1968, agronoom. Kinshasa, 27-12-2010. 21 Interview met Stéphane Kabasu, 1949, Algemeen directeur van “Metalpro”. Kinshasa, 08-11-2010.
恐Ц
De sociale impact
97
over de professionele impact hebben we enkele citaten van hem aangehaald die erop wezen
dat hij ook op professioneel vlak moeilijkheden had om zich terug aan te passen.22
Dezelfde factor zien we ook bij de andere respondenten die min of meer negatief stonden
tegenover het systeem van familiale solidariteit. Zij hadden allen een aanzienlijke tijd in
België doorgebracht en hebben allen uiteraard hun hogere studies in België gevolgd. Dat
maakt het voor hen blijkbaar niet altijd even gemakkelijk om zich terug aan te passen aan het
dagelijkse leven in Congo. Zij zijn immers ondergedompeld geweest in de Belgische
maatschappij. Eens terug in Congo moeten zij zich opnieuw integreren, wat niet voor iedereen
zonder problemen verloopt.
4.3 De “wederaanpassing”
Wat de Anciens de Belgique te doen staat eenmaal terug in Congo valt het best te omschrijven
met het verouderde woord “wederaanpassing”. In het woordenboek vinden we daarvan de
volgende definitie terug: “het opnieuw geschikt-worden of -maken voor het milieu waartoe
men oorspronkelijk behoorde”.23 Ook Kimwanga en Moens erkennen dit:
“L’immersion dans la culture occidentale oblige le boursier à un questionnement sur sa
manière d’être et de penser, elle remet en question certains de ses acquis et le presse à
recomposer ou à réadapter certaines de ses pratiques. Son regard sur sa propre société,
sur sa manière d’agir et de pensée intègre petit à petit un réajustement des
comportements perceptible et décrié par les membres de sa famille lors de son retour.”24
We hebben het eerder al gehad over de wederaanpassing die nodig is op professioneel
niveau en die voor sommigen redelijk moeilijk valt. Hier zullen we het hebben over de
wederaanpassing op sociaal vlak en hoe de Anciens de Belgique hun ervaringen die zij in
België hebben opgedaan inpassen in hun leven in Congo.
22 Interview met Stéphane Kabasu, 1949, Algemeen directeur van “Metalpro”. Kinshasa, 08-11-2010. 23 Ton Den Boon en Dirk Geeraerts, eds., Van Dale: groot woordenboek van de Nederlandse taal (14de editie)
(Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, 2005). 24 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 6-7.
恐Ц
De “Anciens de Belgique” in de DRC
98
John en Jeanne Gullahorn identificeerden dit probleem reeds in 1963 met de theorie van de
‘W-curve hypothesis’. Dat was een uitbreiding op de voordien geformuleerde theorie van de
‘U-curve hypothesis’. Die laatste stelt dat wanneer een student naar het buitenland gaat om te
studeren er een zeker aanpassingsproces plaatsvindt: men begint met positieve verwachtingen,
vervolgens botst men op enkele problemen en frustraties en wanneer die opgelost raken, vindt
de student een soort modus vivendi (zodoende heeft dit proces de vorm van een U-curve). De
hypothese van de W-curve stelt simpelweg dat een gelijkaardig proces plaatsvindt wanneer de
student terugkomt in zijn thuisland:
“As a consequence of the resocialization experience in the alien environment, a
sojourner tends to acquire expectation patterns compatible with his new social system.
Indeed, if his interactions within the new society are particularly gratifying he may
identify rather deeply with the new group. The result, of course, is that the sojourner
typically finds himself out of phase with his home culture on his return.”25
Hoewel de studie van Gullahorn en Gullahorn gebaseerd is op interviews met Amerikaanse
studenten, gelden de conclusies ook grotendeels voor onze Anciens de Belgique. De
gemiddelde studieduur van de respondenten is acht jaar. Dat wil zeggen dat zij een lange
periode hadden om zich aan te passen aan de Belgische samenleving en een sociaal leven uit
te bouwen. Alle respondenten geven ook aan dat dat aardig lukte en de meesten onder hen
hebben tot op de dag van vandaag nog steeds heel wat vrienden en kennissen in België.
Wanneer zij dus na een relatief lange periode naar Congo terugkeren zijn zij min of meer
gewend aan de Belgische gang van zaken.
Wat de meeste respondenten aangaven, is dat zij zich moesten aanpassen aan wat we
kunnen omschrijven als comfort. Dat is voor sommigen zeer breed en omvat bijvoorbeeld de
algemene levensomstandigheden; maar ook bijvoorbeeld een aanpassing op het vlak van de
organisatie van het openbaar vervoer. Enerzijds zijn de problemen van wederaanpassing niet
tijdsgebonden, aangezien het comfort in Congo altijd in mindere of meerdere mate verschild
heeft van dat in België. We zien dan ook dat de wederaanpassingsproblemen gerapporteerd
worden door zowel respondenten die reeds in de jaren ’60 terugkeerden als zij die in de jaren
’90 terugkeerden. Anderzijds is er dan weer wel sprake van een zekere tijdsgebondenheid.
25 John T. Gullahorn en Jeanne E. Gullahorn, "An Extension of the U-Curve Hypothesis," Journal of Social
Issues 19, no. 3 (1963): 39.
艠
De sociale impact
99
Ook hier kunnen we een verband zien met de politieke en economische toestand van Congo.
Wanneer het land vanaf de tweede helft van de jaren ’70 in een neerwaartse spiraal belandt,
wordt de kloof met de levensomstandigheden in België alleen maar groter en wordt dus ook
de schok voor de Anciens de Belgique groter wanneer zij terugkeren naar hun thuisland. We
kunnen dan ook op basis van de interviews vaststellen dat de respondenten die na 1974 naar
Congo zijn teruggekeerd het moeilijker hadden om zich terug aan te passen, omdat zij met
veel grotere en meer diverse problemen te kampen kregen. Een van die problemen zijn
bijvoorbeeld de salarissen. Wanneer de huidige Congolese minister van Planning, Olivier
Kamitatu, in 1986 terugkeerde vanuit België was het voor hem dan ook niet gemakkelijk om
zijn weg te vinden:
“L'adaptation, elle est permanente. Je crois que, effectivement, c'est un moment
difficile, le retour, parce qu'il fallait trouver à la fois le niveau de confort qui n'était pas
là; le niveau - à l'époque - des salaires qui était très, très bas par rapport à mes
camarades avec un salaire important en Belgique; trouver une voie, parce que ce n'était
pas évident non plus. … Moi j'ai navigué entre secteur publique, les activités politiques
et le secteur privé. Donc j’ai cherché très longtemps avant de trouver une voie et encore
je ne sais pas si c'est ma voie. Donc, non, ce n'a pas été facile, ce n'est pas facile de
toute façon.”26
Dit citaat is ook interessant omwille van de eerste zin, waarin de respondent aangeeft dat
de aanpassing (of de wederaanpassing) permanent is. Dat wil dus zeggen dat de opleiding in
België een permanente invloed heeft op de Anciens de Belgique. We kunnen stellen dat de
vorming in België aanleiding geeft tot een mentaliteitsverandering. De meeste respondenten
erkennen dit ook, omdat zij dit zien als een gevolg van het feit dat hun mentaliteit voor een
groot deel gevormd is in België:
“Moi, quand je quitte mon pays, j'ai 19 ans. Je veux dire: j'ai déjà un peu mon jugement.
Mais je peux aussi dire qu'il n'est pas totalement établi, donc il y a certainement des
choses que j'ai connu en Belgique qui ont un peu changé ma façon de vivre, de voir.
Bon, ça c'est possible; je dirais même c'est vrai. Mais en même temps je reste un enfant
de mon pays.”27
26 Interview met Olivier Kamitatu, 1964, minister. Kinshasa, 20-12-2010. 27 Interview met Faustin Mpako, 1958, kabinetsdirecteur. Kinshasa, 24-12-2010.
恐Ц
De “Anciens de Belgique” in de DRC
100
Ondanks het feit dat zij een kind van eigen land blijven, zijn zij dus ook deels een kind van
een ander land. Zij kunnen de gang van zaken in eigen land vergelijken met de gang van
zaken in België en sommigen trachten zelfs die gang van zaken in bepaalde opzichten meer
Belgisch te maken. Niet alle Anciens de Belgique hebben in dezelfde mate een
mentaliteitsverandering ondergaan. Dit is afhankelijk van persoon tot persoon en ook van de
duur van de periode die men in België heeft doorgebracht. Maar we kunnen toch stellen dat de
meeste Anciens de Belgique permanent getekend zijn door hun studieverblijf in België op het
niveau van ideeën en mentaliteit. Daarom is het ook niet verwonderlijk dat zij in Congo elkaar
opzoeken en dat er verschillende verenigingen ontstaan zijn.
4.4 De verenigingen van “Anciens de Belgique”
In Kinshasa bestaan er verschillende solidariteitssystemen. Als een antwoord op de falende
staat hebben de Kinois (zoals de inwoners van Kinshasa zichzelf noemen) hun toevlucht
gezocht tot andere mechanismen die hen moeten helpen om in hun basisbehoeften te
voorzien. Zo is er bijvoorbeeld de familiale solidariteit, waarover hoger al sprake was, maar
daarnaast zijn er ook andere initiatieven. Van jonge schoolkinderen over leerkrachten tot
ambtenaren, vele Kinois maken bijvoorbeeld deel uit van een soort kredietassociaties, “a
group of people who make regular contributions to a fund that is redistributed to members on
a rotating basis”.28 We hebben in dit hoofdstuk al gezien dat er voor verschillende Anciens de
Belgique spanningen waren op het gebied van familiale solidariteit en dat sommigen zelfs
afstand namen van deze solidariteit. Volgens de volgende respondent is het zo dat de Anciens
de Belgique min of meer outsiders zijn en vaak niet kunnen meegenieten van de
solidariteitsmechanismen:
“C'est vrai que il y un prestige, ça c'est clair; un prestige d'avoir fait des études en
Europe. Mais il y a aussi un handicap, parce qu’entre les gens qui ont fait leurs études
ici – surtout quand vous arrivez dans votre profession – il y a une sorte de complexe qui
se forme, en disant: “bon, cela ce sont des Belgicains,” et on te parle un peu moins. Et
28 Trefon, "Changing Patterns of Solidarity in Kinshasa," 103.
芰
De sociale impact
101
puis on perd un peu de cette solidarité qu’il y a lorsque vous avez fait des études
ensemble, les sécurités formées ici vont se mettre ensemble. Il y a une solidarité et tout
ça. Ce n'est pas toujours le cas. Parfois ça arrive que les étudiants, les Anciens de
Belgique, se soit regroupés au sein des associations: les anciens de l'ULB, de l'UCL,
ainsi de suite, mais ce n'est pas aussi puisant.”29
Wat we hier willen onderzoeken is of deze verenigingen van Anciens de Belgique
inderdaad fungeren als een soort vervangend solidariteitsmechanisme. We zullen eerst kort
weergeven welke verenigingen er in Congo bestaan. Vervolgens zullen we, aan de hand van
een aantal documenten, nagaan wat het doel is van deze verenigingen en wat hun activiteiten
zijn.
4.4.1 Historiek en doelstellingen
Eerst en vooral is er de AMABEL (Amical de Congolais Anciens de Belgique), die fungeert
als een soort overkoepelende vereniging. Dit is een vereniging voor “les Congolais ayant
vécu antérieurement en Belgique pour des raisons diverses et vivant actuellement au Congo”.
Haar doel wordt als volgt omschreven:
“L’Amabel étant une association apolitique, a pour objet, entre autre, de créer un cercle
de réflexion centré sur les questions culturelles, scientifiques et tous les problèmes ayant
trait à la vie nationale et aux relations entre la Belgique et la RDC. Le secteur de
l’éducation retient plus son attention sur le plan national.”30
Daarnaast zijn er de verschillende organisaties die de Anciens de Belgique van een
bepaalde universiteit (of hogeschool) groeperen. Dit zijn:
• AUAnvers (Anciens de l’Université d’Anvers)
• AULg (Association des Anciens de l’Université de Liège)
• UAE (Union des Anciens Etudiants de l’ULB)
• ASSAL (Association des Anciens Etudiants de Louvain/Leuven)
• La Montoise (verenigt alle oud-studenten van de Université de Mons)
29 Interview met Emery Kalamba, 1953, advocaat en senator. Kinshasa, 26-11-2010. 30 Véron-Clément Kongo. ‘Coup d'envoi de la participation de l'Amabel au cinquantenaire de la RDC’, Le
Potentiel (20/04/2010).
http://www.lepotentiel.com/afficher_article.php?id_edition=&id_article=94997. Geraadpleegd op 06-08-2011.
恐Ц
De “Anciens de Belgique” in de DRC
102
• ASSANA (Association des Anciens de Namur)
• ALICHEC (verenigt de oud-studenten van het Institut Catholique des Hautes
Etudes Commerciales)
Niet al deze verenigingen zijn even oud. Zo werd de ASSANA pas in 2003 opgericht,
terwijl de AULg reeds in de jaren ’70 boven de doopvont gehouden werd.31 Maar het begin
van de 21ste eeuw lijkt voor alle verenigingen een belangrijk moment geweest te zijn. De
verenigingen die al voor de jaren ’90 bestonden, lijken een moeilijke periode te hebben gehad
in de jaren ’90. Caroline Landu, voorzitster van de UAE van 2001 tot 2007 bracht dit in
verband met de moeilijke situatie van Congo:
“A l’époque, il y avait un désintérêt général pour l’Union, désintérêt qui s’explique par
la situation politico-socio-économique catastrophique d’alors. Les Congolais et
Congolaises pensaient plus à la politique du ventre qu’à celle des associations et des
idées.”32
Pas na het aantreden van Landu als voorzitster in 2001 steeg het aantal leden gestaag, tot
ongeveer driehonderd leden in 2005.33 Ook de AULg had haar “glorietijd” tot het midden van
de jaren ’90. Wat er daarna gebeurde is onduidelijk, maar het is pas in de periode 2000-2002
dat de activiteiten werden hervat en de vereniging werd vernieuwd.34
De doelstellingen van de verschillende verenigingen zijn gelijkaardig. Een eerste
doelstelling is het onderhouden van de banden tussen de leden. Die leden zijn voornamelijk
alumni van de universiteit waarmee de associatie verbonden is. De verenigingen zijn immers
meestal nationale secties van de officiële alumniverenigingen van de Belgische universiteiten.
Het valt wel op dat niet alle leden Congolezen zijn. Zo heeft bijvoorbeeld de UAE heel wat
niet-Congolese leden, wat een gevolg is van het feit dat deze vereniging mede is opgericht
door Belgische alumni die in Congo verbleven:
31 Walter Badibanga. ‘Celtel RDC sponsorise la 4ième édition du Grand Bal des Anciens de l'Université de
Liège’, Mediacongo (14/05/2007).
http://www.mediacongo.net/extra/echoshow.asp?echo=102. Geraadpleegd op 06-08-2011; Association des
Anciens de Namur (ASSANA). Statuten van ASSANA, Kinshasa, 22-06-2003. 32 Interview met Caroline Landu, voorzitster van de Union des Anciens Etudiants de l’ULB – section Congo van
2001 tot 2007. Door Freddy Mulumba Kabuayi. In Le Potentiel, november 22, 2007. 33 Union des Anciens Etudiants de l’ULB – section Congo (UAE). Annuaire 2005. 2005 34 AULg. Bal 2008 – discours (intern document), 2008.
爀Ц
De sociale impact
103
“Des Belges, des Congolais, mais aussi des étudiants d’autres nationalités se sont
retrouvés ici à Kinshasa, alors Léopoldville. Ils ont ainsi créé une section internationale,
étrangère installée au Congo. La section Congo de l’Union des Anciens Etudiants de
l’ULB est aujourd’hui l’une de plus actives sans distinction de nationalité. Savez-vous
que l’actuel ambassadeur du Portugal est un de nos membres très actifs?”35
De grootte van het ledenbestand verschilt ook enorm van vereniging tot vereniging. Dat is
ook niet onbegrijpelijk. In hoofdstuk twee zagen we immers dat de ULB en de UCL de twee
belangrijkste bestemmingen waren voor de Anciens de Belgique. Het spreekt dan ook voor
zich dat de UAE en de ASSAL het grootste ledenbestand zouden hebben. Van de ASSAL zijn
er echter geen cijfers beschikbaar, maar voor de UAE weten we al dat zij in 2005 bijna
driehonderd leden telde. Daarnaast zijn er ook kleinere verenigingen. In 2008 telde de AULg
vijfenzestig effectieve leden.36 De ASSANA, een zeer recente organisatie die verbonden is met
een kleine universiteit, telde op het ogenblik van schrijven maar tweeëntwintig leden.37
Een tweede doelstelling van deze verenigingen betreft het onderhouden van de banden met
de Alma Mater en met België in het algemeen. Zo worden de doelstellingen van de AULg
omschreven als “contribuer au rayonnement de l'Université de Liège, ... renforcer et …
étendre les liens culturels et de coopération entre d'une part la Belgique et la Région
Wallonne et d'autres part la République Démocratique du Congo.”38 Daarrond worden dan
ook verschillende activiteiten gehouden, die ook vaak worden bijgewoond door Belgische
vertegenwoordigers.
Dat brengt ons bij een derde doelstelling die deze verenigingen gemeenschappelijk hebben:
het organiseren van socio-culturele activiteiten. Dit gaat van conferenties over kermissen tot
bals. Deze activiteiten hebben vaak wel een maatschappelijke insteek. Verschillende
verenigingen organiseren of sponsoren conferenties over actuele problematieken en thema’s.
Voor de AULg is een van de doelen van hun “wetenschappelijke en culturele” activiteiten dan
ook “la promotion du développement en général”.39 Dat is voor de andere verenigingen niet
anders. Wanneer we bijvoorbeeld de hoger vermelde doelstellingen van de AMABEL
35 Interview met Caroline Landu, voorzitster van de Union des Anciens Etudiants de l’ULB – section Congo van
2001 tot 2007. Door Freddy Mulumba Kabuayi. In Le Potentiel, november 22, 2007. 36 AULg. Annuaire AULg, 2008. 37 Correspondentie met Jean-Pierre Ntieti, voorzitter van de ASSANA. 38 Walter Badibanga. ‘Celtel RDC’. 39 AULg. Bal 2008 – discours.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
104
bekijken, zien we dat ook zij bijvoorbeeld willen dienen als een vereniging voor “réflexion
centré sur les questions culturelles, scientifiques et tous les problèmes ayant trait à la vie
nationale …”.40
4.4.2 Verenigingen als solidariteitsmechanisme?
De grote vraag is nu of deze verenigingen van Anciens de Belgique meer zijn dan gewone
socio-culturele verenigingen. Met andere woorden, zijn zij voor hun leden ook een steunpunt
waarop zij kunnen terugvallen voor verschillende vormen van bijstand? We hebben al gezien
dat de meeste verenigingen niet enkel Congolezen onder hun leden tellen, maar dat wil
natuurlijk nog niet zeggen dat voor de Congolese leden een dergelijke vereniging geen basis
kan zijn voor onderlinge solidariteit.
Caroline Landu omschreef haar vereniging in een interview met Le Potentiel als “un
réseau de solidarité”.41 Een van de doelstellingen van de ASSANA is “d’affermir et de
consolider les liens d’amitié, de fraternité et de solidarité entre ses membres”.42 Ook de AULg
wil de “collaboration et l'entraide tant matérielle que morale entre les membres” promoten. 43
Op papier lijkt het er dus inderdaad op dat de verenigingen van Anciens de Belgique
moeten dienen als een middel tot onderlinge steun tussen de leden. Maar hoe gaat dat dan in
de praktijk in zijn werk? Daar hebben we grotendeels het raden naar. Aan het begin van deze
sectie haalden we Emery Kalamba aan, lid van de UAE, die stelde dat deze verenigingen
zeker niet even krachtig waren als andere solidariteitsmechanismen die in Kinshasa worden
opgezet.
Het is moeilijk om na te gaan wat de verenigingen effectief doen of kunnen doen voor hun
leden. Als we Caroline Landu mogen geloven, kan de UAE bijvoorbeeld een hulpmiddel zijn
voor de Congolezen die afgestudeerd zijn aan de ULB en werk willen vinden in Congo. Zij
stelt echter zelf dat de mogelijkheden van de vereniging daarbij beperkt zijn:
“[N]ous sommes bien conscients que nous ne pouvons pas trouver un travail pour tous
les diplômés, mais par notre réseau, nous essayons de les aider. Nous sommes aussi en
40 Véron-Clément Kongo. ‘Coup d'envoi’. 41 Interview met Caroline Landu, voorzitster van de Union des Anciens Etudiants de l’ULB – section Congo van
2001 tot 2007. Door Freddy Mulumba Kabuayi. In Le Potentiel, november 22, 2007. 42 ASSANA. Statuten van ASSANA, Kinshasa, 22-06-2003. 43 Walter Badibanga. ‘Celtel RDC’.
牐Ц
De sociale impact
105
relation avec «Humanisme et solidarité» qui a son propre réseau. Malheureusement, le
marché de l’emploi au Congo n’est pas très ouvert. Parmi les anciens, nous comptons
aussi Malta Forrest qui, à Lubumbashi et à Kinshasa, encadre beaucoup d’anciens de
l’ULB.”44
Wat wel meteen opvalt bij een blik op de ledenlijsten van bijvoorbeeld de UAE of de
AULg, is dat er naast elke naam steeds een beroep vermeld staat. De vraag is natuurlijk of
enkel mensen met een beroep lid worden of dat tewerkstelling voor sommigen een gevolg is
van het lidmaatschap. Vreemd genoeg werd door Caroline Landu ontwijkend gereageerd op
de vraag of er onder de leden van de UAE ook werklozen waren. Haar antwoord op die vraag
resulteerde in een opsomming van alle prominente leden van de UAE: met veel trots werd
vermeld dat onder andere ministers Philomène Omatuku en Lambert Mende en
senaatsvoorzitter Léon Kengo Wa Dondo tot het ledenbestand behoorden. Maar er werd met
geen woord gesproken over leden zonder job.45
We kunnen de verenigingen van Anciens de Belgique zeker niet verwijten dat ze niet
maatschappelijk geëngageerd zijn. Getuige daarvan zijn de activiteiten, conferenties en
debatten die rond actuele problemen worden opgezet. De vraag is echter of deze verenigingen
een effectieve slagkracht hebben. Het is duidelijk dat deze associaties voor hun leden willen
optreden als een soort opvangnet, maar het is veel minder duidelijk of zij dat ook echt kunnen.
Daarnaast kunnen we ons ook de vraag stellen bij het ‘elitaire karakter’ van deze
verenigingen. Alle leden zijn tewerkgesteld en verschillende leden bekleden zelfs hoge
posten.
44 Interview met Caroline Landu, voorzitster van de Union des Anciens Etudiants de l’ULB – section Congo van
2001 tot 2007. Door Freddy Mulumba Kabuayi. In Le Potentiel, november 22, 2007. 45 Interview met Caroline Landu, voorzitster van de Union des Anciens Etudiants de l’ULB – section Congo van
2001 tot 2007. Door Freddy Mulumba Kabuayi. In Le Potentiel, november 22, 2007.
106
Hoofdstuk 5
Een evaluatie
Vraiment, on a eu une très, très bonne formation
politique, économique, dans tous les secteurs. Les gens
qui sont formés en Belgique, ils sont très, très utiles au
Congo. Très, très utiles. Incontestablement utiles.1
Alle literatuur die bestaat over de Congolese studenten in België tracht tevens een evaluatie te
geven van het nut van de studies in België voor Congo. Die evaluaties hebben we al
weergegeven in de inleiding. Zij hebben allen een gemeenschappelijke noemer, namelijk dat
ze overwegend negatief zijn. Het naar België halen van Congolezen voor een hogere studie
zou geen positieve invloed hebben op de ontwikkeling van Congo. De negatieve effecten
daarentegen zijn legio: van indoctrinatie door westerse ideeën tot oneerlijke concurrentie met
de Congolese universiteiten. Ook Kimwanga en Moens wagen zich in hun rapport aan de
vraag of het Belgische beurzenprogramma geholpen heeft in de ontwikkeling van Congo. Het
antwoord daarop luidt als volgt:
“En termes de développement du pays, l’apport des formations reçues demeure peu
signifiant, il est à tout le moins toujours en deçà des objectifs des initiateurs belges et
des attentes des boursiers. Cette politique de formation, comme toute formation, n’a pas
d’incidence directe ou mécanique sur le développement d’une région ou d’un pays.”2
1 Interview met Gaston Mpiutu, 1936, professor en rector. Kinshasa, 06-12-2010. 2 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 8. (cursief van de auteurs); deze bewering is een
algemene bewering die dus ook zou moeten opgaan voor de andere landen waar het onderzoek gevoerd werd,
zijnde Kameroen, Benin, Senegal en Marokko.
犠Ц
Een evaluatie
107
Daar blijft het echter bij. Er wordt in hun werk geen echte verduidelijking gegeven waarom
het beurzenprogramma niet heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van Congo. De auteurs
leggen de oorzaak echter wel bij de problemen die de Anciens de Belgique in hun thuisland
hebben om hun verworven competenties tot nut te maken op professioneel vlak.3 Maar dat is
echter een kritiek die betrekking heeft op de professionele moeilijkheden van de ex-bursalen,
niet op de ontwikkeling van Congo. Wanneer men wil weten wat de impact geweest is op de
ontwikkeling van Congo, zou men eigenlijk gedetailleerd moeten nagaan wat alle Anciens de
Belgique verwezenlijkt hebben na hun terugkeer uit België en of dit een weerslag gehad heeft
op het land. Het is echter onmogelijk om uit enkele tientallen interviews te achterhalen wat de
impact geweest is van de Congolezen met een Belgisch diploma op de ontwikkeling van
Congo.
Daarom zullen we ons in dit onderzoek niet aan deze vraag wagen. Wel willen we hier een
meer subjectieve evaluatie weergeven. Tot nu toe hebben we vooral getracht om het verhaal
van de Anciens de Belgique zelf weer te geven, om na te gaan welke rol de studies in België
in dat verhaal spelen. In dit hoofdstuk trekken we die lijn door en willen we nagaan hoe zij
zelf hun studies in België en het nut daarvan evalueren. Kimwanga en Moens maken dan weer
veel goed door ook daarover iets te zeggen:
“[E]n termes personnels, les anciens boursiers sont unanimes sur la qualité de
l’enseignement et la rigueur scientifique de la formation qu’ils ont reçue même s’ils
proposent parfois quelques amendements pratiques dans leur adéquation à leur situation
d’origine. Nombre d’entre eux décrivent ces années passées chez nous comme leurs
meilleures, un temps de formation pétri de souvenirs et de nostalgie. Tous en sont sortis
enrichis ; ils considèrent leur passage dans notre pays comme une chance.”4
In dit hoofdstuk laten we opnieuw voornamelijk de Anciens de Belgique zelf aan het woord
en gaan we na hoe zij hun studieverblijf in België en de impact daarvan evalueren. Is die
evaluatie positief of negatief en waarom is zij positief of negatief? Tot slot zullen we nog
even kort ingaan op enkele specifieke kritieken die door de respondenten werden
geformuleerd ten opzichte van hun opleiding in België.
3 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 8. 4 Kimwanga en Moens, "Que sont les boursiers devenus?," 6. (cursief van de auteurs)
De “Anciens de Belgique” in de DRC
108
5.1 De evaluatie door de Anciens de Belgique
Kimwanga en Moens hebben gelijk: de anciens zijn eigenlijk unaniem positief over hun
verblijf in België. Dat hoeft ook niet te verwonderen als we de bovenstaande hoofdstukken
lezen, waarin de toch wel eerder positieve impact van de studies in België op hun verdere
leven wordt beschreven. We kunnen dan ook stellen dat alle redenen die de Anciens de
Belgique opgeven als verklaring waarom hun verblijf in België zo positief geweest is reeds in
de vorige hoofdstukken zijn opgenomen. Het betreft dus de positieve invloed van hun studies
in België op hun professionele en sociale leven in Congo. Ook de kwaliteit van het onderwijs
in België is een zeer belangrijke factor in de positieve evaluatie van de respondenten, zo niet
de belangrijkste factor. Zowat alle respondenten zijn vol lof over de – naar hun eigen zeggen
– hoogstaande kwaliteit van de universitaire studies in België. Die kwaliteit uit zich volgens
hen zowel in het professorenkorps als in het voorhanden zijnde materiaal (bibliotheken,
documentatie, apparatuur, …), maar velen prijzen ook de mentaliteit die volgens hen in
België bestaat om veel te lezen en zelfstandig op te zoeken. Maar dat zijn zaken waar we in de
vorige hoofdstukken al voldoende over uitgeweid hebben.
In dit hoofdstuk willen we het hebben over twee andere, meer algemene factoren die
ervoor zorgen dat de Anciens de Belgique hun verblijf in België als positief en nuttig
omschrijven. Dat is enerzijds de ervaring van het verblijf in België als een verruiming van de
geest op alle vlakken. Immers, niet enkel het onderwijs dat de respondenten in België genoten
heeft volgens hen een positieve invloed gehad op hun leven. Ook de kennismaking met de
Belgische ‘cultuur’ heeft gezorgd voor een culturele uitwisseling en een geestelijke verrijking.
Daarnaast is er de perceptie bij verschillende respondenten dat hun studies in België wel
degelijk een positieve impact gehad hebben op de ontwikkeling van Congo of toch op zijn
minst binnen een bepaald domein, zoals bijvoorbeeld het onderwijs.
Natuurlijk kunnen we in de evaluatie van de studies in België ook een verband zien met de
historische evolutie van Congo. We hebben in de vorige hoofdstukken bijvoorbeeld gezien dat
naarmate de kwaliteit van het onderwijs in Congo erop achteruitging, de appreciatie van het
onderwijs in België toenam. Ook het sociaal prestige leek tijdsgebonden te zijn. Aangezien
deze factoren voor de Anciens de Belgique ook meespelen in de evaluatie van de studies in
België is er dus ook hier een zekere tijdsgebondenheid. Desalniettemin zullen we daar in dit
hoofdstuk niet veel van terugvinden. Dat komt omdat de beide elementen die we hier zullen
bespreken, de culturele uitwisseling en de bijdrage tot de ontwikkeling van Congo, eigenlijk
狰Ц
Een evaluatie
109
permanent zijn en geldig zijn voor alle tijdsperioden. Natuurlijk zijn er historische verschillen.
Wie in de jaren ’60 naar België ging, kwam niet in hetzelfde België als diegenen die in de
jaren ’90 gingen. Maar beiden hebben wel gemeenschappelijk dat zij in een omgeving
terechtkwamen die sterk verschilde met die die zij gewoon waren. Dat is wat we hier willen
uitdiepen.
5.1.1 Het verblijf in België als een culturele uitwisseling
Hoewel nagenoeg alle respondenten aangeven dat hun studies in België een positieve ervaring
geweest zijn omdat ze kwalitatief zo hoogstaand waren, zijn het toch niet enkel de studies zelf
die belangrijk waren in de positieve ervaring van de Anciens de Belgique. Naast de studies
was ook het contact met wat we kunnen noemen een andere ‘cultuur’ voor vele respondenten
een positieve ervaring, zoals deze minister aangeeft:
“Les études ont certainement un apport, mais ne suffisent pas. Donc je pense que c'est
plus l'ensemble de l'encadrement qui m'a permit effectivement de pouvoir mieux me
défendre. Les études ont concouru largement. Mais je dis: c'est un ensemble, ce n'est
pas seulement les études. C'est une ouverture d'esprit, c'est une culture, c'est une autre
approche; c'est tout ça à la fois.”5
De Congolezen bouwden in België een leven uit en kwamen zo in contact met de
Belgische samenleving. Dat wil zeggen dat zij kennis maakten met het politieke systeem, de
economie en het sociale leven in België. Daarbij werden deze nieuwe inzichten onderworpen
aan een vergelijking met het thuisland. In het vorige hoofdstuk hadden we het bijvoorbeeld
over de solidariteit in Congo en hoe de Congolezen meer geneigd zijn om te delen.
Verschillende respondenten gaven aan dat het voor hen een interessant inzicht was om te zien
hoe in België deze noodzaak om te delen grotendeels vervangen werd door het systeem van
sociale zekerheid en hoe bijgevolg de sociale interacties meer gekenmerkt worden door
individualisme.
Wat ook veel te horen is bij de respondenten is de appreciatie van het feit dat in België
alles “zo goed georganiseerd is”. Dat valt te linken aan de visie die de Congolezen hebben ten
opzichte van hun eigen staat. Volgens Theodore Trefon zien de meeste Congolezen de staat
5 Interview met Olivier Kamitatu, 1964, minister. Kinshasa, 20-12-2010.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
110
als een inefficiënt orgaan dat niet kan voorzien in de behoeften van de bevolking en niet kan
zorgen voor vooruitgang. Dat kan verklaren waarom verschillende respondenten hun
appreciatie uitdrukken over het feit dat in België de staat blijkbaar wel goed werkt: van de
universiteiten tot het openbaar vervoer, alles is in hun ogen efficiënt georganiseerd.
De vergelijkingen die gemaakt worden, blijven natuurlijk ook invloed uitoefenen nadat de
Anciens de Belgique zijn teruggekeerd naar Congo. In het vorige hoofdstuk hebben we gezien
dat dit bij verschillende respondenten noopte tot een (weder)aanpassing aan het Congolese
milieu, wat bij sommigen voor problemen zorgde. Maar daarnaast vinden vele Anciens de
Belgique dat de inzichten die zij verworven hebben in België kunnen dienen als een motor
voor vooruitgang in Congo. Een respondent legt het als volgt uit:
“On est … agent de progrès, parce que je voudrais avancer les choses. Ca ne veut pas
dire que nous devons ressembler au Belges. Non, ce n’est pas le cas. Mais [il faut]
adapter nos pratiques sociales à l’évolution du monde. … Donc évoluer les choses ça ne
veut pas dire faire évoluer les choses dans une direction européenne ou occidentale.
Non, je crois que ce n’est pas l’objectif. C’est surtout la diversité, mais une diversité
complémentaire, c'est-à-dire, il y des choses chez vous qui sont excellentes et nous
devons les prendre ; mais vous aussi: il y a des choses chez nous que vous devez
prendre. Nous sommes dans un monde d’échange, d’échange continu et permanent.”6
Vele Anciens de Belgique vinden dat hun verblijf in België, naast een mogelijkheid om een
diploma te halen, een soort culturele uitwisseling geweest is. Nadat zij naar Congo zijn
teruggekeerd vinden zij dan ook dat zij met hun kennis van de Belgische/Europese cultuur een
bijdrage kunnen leveren aan de Congolese samenleving. Dat brengt ons meteen bij het
volgende aspect van de positieve evaluatie van de Belgische studies door de Anciens de
Belgique: de bijdrage die zij leveren aan de ontwikkeling van Congo.
5.1.2 De positieve impact op de ontwikkeling van Congo
We hebben er al op gewezen dat het zeer moeilijk is om na te gaan wat de impact van de
Anciens de Belgique geweest is op de ontwikkeling van Congo, zeker wanneer men dit tracht
te doen aan de hand van interviews. Dat is dan ook niet wat we hier trachten te doen. Wel is
6 Interview met Jérôme Makwala, 1936, professor. Kinshasa, 10-11-2010.
獀Ц
Een evaluatie
111
het zo dat de respondenten zelf een mening hebben over wat zij hebben bijgedragen tot de
ontwikkeling van hun land. Dat is wat we hier willen bespreken.
Over het algemeen zijn er weinig respondenten die het hebben over de bijdrage van de
Anciens de Belgique als groep aan de ontwikkeling van Congo. Toch zijn er enkelen van
mening dat het feit op zich dat er Congolezen in België gestudeerd hebben, heeft bijgedragen
tot de vorming van het hedendaagse Congo, zoals bijvoorbeeld de volgende respondent:
“Des Congolais qui sont [formés] là-bas (en Belgique, SDS) ils apportent une bonne
pierre d'édification dans la nation congolaise … . Ils sont des députés, ils sont au sénat,
ils sont pratiquement dans tous les secteurs de la vie nationale, les Anciens de Belgique.
… Les gens qui sont formés en Belgique, ils sont très, très utiles au Congo. Très, très
utiles. Incontestablement utiles.”7
Dat is natuurlijk zeer subjectief. Dat er Anciens de Belgique in alle sectoren van de
publieke en private sfeer zijn terug te vinden, wil misschien wel zeggen dat zij iets hebben
bijgedragen aan die sectoren, maar dat wil natuurlijk nog niet zeggen dat zij bijdragen tot de
ontwikkeling van Congo in positieve zin. Nog een andere respondent vergelijkt de elite
gevormd in België (meer specifiek aan de ULB) met de elite gevormd in Congo:
“Quand on voit cette élite qui a été formée ici, qu’est-ce qu’elle a fait pour le pays? Elle
se jette dans le matérialisme et dans le richissisme [sic.]. Ce n’est pas que nous qui
venons de l’ULB, nous sommes des anges. Non, il y a aussi des gens parmi nous qui se
sont aussi jetés là-dedans. Mais il y a quand-même aussi des gens jusqu'à présent qui
sont des gens respectables.”
De meeste respondenten hebben het echter niet over het belang van de Anciens de Belgique
in het algemeen. Een andere respondent erkent dat dat niet zinvol is. Wanneer we volgens
hem de politieke en economische situatie van Congo bekijken, kan men moeilijk concluderen
dat de Anciens de Belgique gezorgd hebben voor ontwikkeling in Congo:
“Vous regardez donc dans l'ambiance du pays, ce que nous avons connu depuis soixante
et compagnie; je ne sais pas si là on voit du tout que cette élite formée en Europe ou
7 Interview met Gaston Mpiutu, 1936, professor en rector. Kinshasa, 06-12-2010.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
112
ailleurs a été vraiment bénéfique au pays. Je penserai que si vous regardez les choses
froidement – et je les regarde froidement – l'impact à été insignifiant.”8
De meeste respondenten hebben het dan ook eerder over datgene wat zij zelf hebben
kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van hun vakgebied of over hoe anderen hebben kunnen
profiteren van hun kennis die zij hebben opgedaan in België. Verschillende professoren
hebben het bijvoorbeeld over hun bijdrage die zij geleverd hebben aan de vorming van de
Congolese jeugd of de uitbouw van het universitair onderzoek. Ook enkele advocaten zijn van
mening dat zij een bijdrage geleverd hebben aan het rechtssysteem in Congo, bijvoorbeeld
door het doorvoeren van een wetswijziging. Over het algemeen worden deze
verwezenlijkingen bijna rechtstreeks in verband gebracht met de kwaliteitsvolle opleiding die
zij in België genoten hebben. Alle respondenten zijn het er eigenlijk over eens dat zij door
hun opleiding in België een zeer solide basis hebben meegekregen, waardoor zij hun kennis
gemakkelijk konden aanpassen en toepassen in het Congolese milieu. Dat is opvallend, want
eerder hebben we bijvoorbeeld gezien dat verschillende respondenten uit het werk van
Célestin Blaud aangaven dat zij niet wilden terugkeren naar Afrika omdat zij vonden dat hun
studies niet nuttig zouden zijn in een Afrikaanse context.
Het lijkt er dus sterk op dat de Anciens de Belgique zelf geen graten zien in hun Belgische
opleiding en niet akkoord gaan met de kritiek dat die opleiding hen vervreemd heeft van de
Congolese samenleving en niet is aangepast aan de noden van de Congolese bevolking. Zij
zijn dus overwegend positief, zowel wat betreft hun verblijf in België als de gevolgen van hun
studies na de terugkeer naar Congo. Ook het feit dat verschillende respondenten zelf kinderen
hebben die in het buitenland studeren of gestudeerd hebben, bevestigt dat zij van mening zijn
dat dit voor hen een verrijking is en weinig of geen negatieve gevolgen heeft.
8 Interview met Emery Kalamba, 1953, advocaat en senator. Kinshasa, 26-11-2010.
恐Ц
113
Conclusie
Het mag duidelijk zijn dat de conclusies die uit dit onderzoek voortvloeien geen
overkoepelende wetten of algemene modellen zijn die op alle Anciens de Belgique van
toepassing zijn. Wat we hier getracht hebben, is het weergeven van verschillende individuele
verhalen uit verschillende periodes, om zo een aantal gemeenschappelijke karakteristieken te
ontdekken. Maar hoeveel overeenkomsten er ook zijn tussen de parcours van de Anciens de
Belgique, er zijn ook nog altijd heel wat verschillen. Die spanning tussen individualiteit en
gemeenschappelijkheid zien we bijvoorbeeld al duidelijk als het gaat over de studies in België
zelf. Sommige respondenten verbleven minder dan vijf jaar in België, anderen meer dan tien
jaar. Verschillende respondenten hadden een beurs van de Belgische overheid, anderen
hadden een beurs van de Zaïrese/Congolese overheid en nog anderen hadden geen beurs.
Anderzijds is er een grote gemeenschappelijkheid, met name in het feit dat alle respondenten
succesvol hun studies hebben afgemaakt zonder al te veel problemen en dat zij ook na hun
terugkeer naar Congo een succesvolle carrière hebben uitgebouwd. De eerste conclusie zou
dan ook moeten zijn dat de Congolezen die in België studeerden de impact van deze studies
niet allemaal op dezelfde manier ervoeren. Die impact is immers sterk afhankelijk van de
persoonlijkheid van elk individu en hoe hij of zij met die impact omgaat. Maar aangezien er
grote overeenkomsten zijn tussen de parcours van de verschillende respondenten is het toch
mogelijk om een aantal meer algemene uitspraken te doen.
Maar de individualiteit is niet het enige dat invloed heeft op de levenswandel van de
Anciens de Belgique. In de inleiding hebben we aangehaald dat we zouden onderzoeken of de
politiek-economische situatie van Congo verbonden is met de invloed die de Belgische studie
heeft gehad op het leven van de respondenten. Die historische context is natuurlijk voor elk
fenomeen belangrijk en dit onderzoek vormt daar uiteraard geen uitzondering op.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
114
In eerste instantie is het de historische context van de kolonisatie die de verklaring biedt
voor het feit dat na 1960 een groot aantal Congolezen de Belgische universiteiten heeft
bevolkt. De Belgische kolonisatie was een beschavingsmissie en in die beschaving speelde
onderwijs natuurlijk een belangrijke rol. Maar anderzijds was die beschaving ook zeer
beperkt: de bedoeling was niet om een Congolese elite te creëren die op gelijke voet zou staan
met de Europese bezetter. Daarom was het onderwijs voor de Congolese bevolking voor het
grootste deel van de koloniale periode beperkt tot het lager onderwijs, met in beperkte mate
de mogelijkheid tot secundair onderwijs.
Daar kwam pas verandering in na de Tweede Wereldoorlog en uiteindelijk werd er toch
universitair onderwijs beschikbaar gesteld voor de Congolese onderdanen. Maar dat was
ruimschoots te laat: zes jaar later kwam de onafhankelijkheid en de bevolking was niet
voorbereid op de overname van het staatsapparaat dat de Belgische bezetter had nagelaten.
Dat is het sleutelelement in de verklaring van het feit waarom heel wat Congolezen sindsdien
naar België gekomen zijn: het universitair onderwijs in Congo stond nog in haar
kinderschoenen. Daarnaast deed de Belgische overheid ook zelf inspanningen om Congolese
studenten de mogelijkheid te geven om in ons land te studeren.
Maar wat we voornamelijk hebben getracht, is de evolutie van de politiek-economische
toestand in Congo in verband brengen met de impact die de Belgische studie heeft gehad op
de Congolezen nadat zij waren teruggekeerd uit België. Dat brengt ons meteen bij een zeer
belangrijk element dat als een rode draad door deze thesis loopt: de kwaliteit van het
onderwijs in België. Wanneer we het daarnet hadden over hoe alles afhankelijk is van persoon
tot persoon, dan is dit waarschijnlijk de enige uitzondering daarop. Geen enkele respondent
liet zich immers negatief uit over de kwaliteit van de opleiding die zij in België hebben
genoten. Hoewel het een constante is voor alle respondenten, is de waardering van de
Belgische universiteiten toch verbonden met de situatie in Congo zelf. Het is immers zo dat
die waardering voor een deel afhankelijk is van de vergelijking met de Congolese
onderwijssituatie op universitair niveau. Die situatie ondergaat een belangrijke wijziging
vanaf de onafhankelijkheid. Aanvankelijk, net na 1960, was het universitair onderwijs nog
weinig uitgebouwd, aangezien de eerste universiteit dateerde van 1954. Vervolgens was er de
Zaïrisatie vanaf 1971, de nationalisatiebeweging die ook invloed had op het universitair
onderwijs en niet enkel in positieve zin. De intellectuele vrijheid werd beperkt en de
universiteiten moesten in dienst staan van de staat. Maar de echte achteruitgang begint pas in
de jaren ’80, met de liberaliseringsbeweging in de private sector die gepaard gaat met een
verwaarlozing van de publieke sector. Het budget voor onderwijs gaat fors achteruit en als een
珠Ц
115
gevolg daarvan zien we ook een kwalitatieve achteruitgang van de Congolese universiteiten.
Dus al vanaf de jaren ‘60 zijn er verklaringen te vinden voor het bestaan van een
kwaliteitsverschil tussen de Congolese en Belgische universiteiten, voornamelijk op materieel
vlak (bibliotheken, lesmateriaal, beschikbare uitrusting van laboratoria, …). Dit
kwaliteitsverschil wordt uiteraard groter vanaf de jaren ’80, naarmate het beschikbare budget
voor het onderwijs afneemt.
Dat kwaliteitsverschil tussen de Congolese en Belgische universiteiten blijkt bij elke stap
in het parcours van de Anciens de Belgique een belangrijke rol te spelen. Een eerste keer dat
deze factor een grote invloed uitoefent, is bij het vertrek naar België. De uitstekende kwaliteit
van het universitair onderwijs in België is voor vele respondenten de belangrijkste motivatie
om voor een opleiding naar daar te trekken. Na 1980, wanneer de perceptie van het Congolese
onderwijs steeds negatiever wordt, lijkt deze drijfveer enkel nog aan belang te winnen. Ook
op professioneel vlak zou een Belgisch diploma een groot voordeel bieden, eveneens omdat
dat diploma op de arbeidsmarkt positief gewaardeerd wordt door de connotatie van de
kwalitatieve opleiding die ermee verbonden is. In het sociale leven van de Anciens de
Belgique speelt de kwaliteit van de opleiding die zij genoten hebben eveneens een belangrijke
rol en tot slot is deze factor ook een van de sleutelelementen in de positieve evaluatie die de
respondenten zelf hebben betreffende hun studies in België.
Maar de historische evolutie van de politiek-economische situatie in Congo heeft ook op
andere manieren invloed gehad op het leven van de Anciens de Belgique, bijvoorbeeld bij de
keuze om na de studies in België terug te keren naar Congo. De motivaties die daarvoor
worden opgegeven zijn niet allemaal verbonden aan de situatie in Congo. Het is immers zo
dat de meeste respondenten naar hun thuisland terugkeerden omdat zij zich daartoe min of
meer moreel verplicht voelden; enerzijds omdat verschillenden met een beurs studeerden,
waarbij het de bedoeling was dat zij zouden terugkeren na hun studies, anderzijds omdat zij
een verantwoordelijkheid voelden om de opgedane kennis tot nut te maken voor het land of
voor de familie.
Maar vaak speelden er verschillende motivaties een rol bij de keuze om terug te keren naar
Congo. Zo was er bij heel wat respondenten een professionele drijfveer om naar hun thuisland
terug te keren. Voor sommigen omdat zij al een betrekking hadden voor hun vertrek en
meteen terug aan de slag konden na hun terugkeer, maar voor verschillende respondenten ook
omdat zij hun kansen op de Congolese arbeidsmarkt goed inschatten. Als een gevolg van de
achteruitgang van de economische situatie in Congo na 1974 en de daarmee gepaard gaande
stijgende werkloosheid, namen de kansen op de arbeidsmarkt voor de Anciens de Belgique af.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
116
Bijgevolg zien we dat deze motivatie vanaf dat ogenblik een minder grote rol speelt. Daarmee
gepaard gaande, zien we dat er ook steeds meer Congolezen, zeker in de desastreuze jaren
’90, niet terugkeerden naar hun thuisland na hun studies. Een andere factor die voor sommige
Anciens de Belgique meespeelde in hun overweging om terug te keren naar Congo is de
waardering van hun eigen land. Ook hier zien we hetzelfde verhaal: naarmate de situatie in
Congo verslechtert, duikt deze motiverende factor steeds minder op.
Het belangrijkste doel van deze thesis was echter het bepalen van de impact van de
Belgische studies op het leven van de Anciens de Belgique in een historische benadering. Die
impact hebben we opgedeeld in twee luiken: de impact op het professionele leven en de
impact op het sociale leven.
Eenmaal terug in Congo zien we dat een groot deel van de Anciens de Belgique in de
publieke sector terechtkomen, voornamelijk in de academische sector en in de
overheidsbedrijven. Wat betreft de impact op het professionele leven kunnen we besluiten dat
er wel degelijk sprake is van een positieve beïnvloeding van de carrièremogelijkheden door
het Belgische diploma. Die positieve impact is verbonden met de perceptie van de kwaliteit
van het onderwijs in België. Dat wil echter niet zeggen dat de professionele insertie van de
Anciens de Belgique steeds zonder problemen verliep. Zeker voor diegenen die vanaf de jaren
’80 naar Congo terugkeerden en in de publieke sector belandden, geldt dat zij terechtkwamen
in een ambtenarij die geteisterd werd door heel wat problemen. Maar in principe geldt voor
alle respondenten – of zij nu in de jaren ’60 of in de jaren ’90 terugkwamen en of zij nu in de
publieke of in de private sector belandden – dat zij zich hebben moeten aanpassen. Voor de
ene verliep dat al moeizamer dan voor de andere.
Ten eerste hebben de Anciens de Belgique zich gespecialiseerd in een ander milieu
(België) dan dat waarin zij uiteindelijk moesten werken (Congo). Hoewel sommige literatuur
suggereert dat dit problemen zou opleveren, lijkt dit voor de respondenten niet het geval te
zijn. Zij moeten zich wel aanpassen, maar die aanpassing verloopt zonder al te veel moeite,
omdat zij stellen dat zij in België een goede basis hebben meegekregen die hen in staat stelt
om zich gemakkelijk aan te passen aan elke situatie. Een tweede factor die tot aanpassing
noopt is het verschil in de materiële situatie tussen België en Congo. Terwijl de Anciens de
Belgique in België over het algemeen gestudeerd hebben met de modernste technologie ter
beschikking, moeten zij het in Congo vaak stellen zonder deze materialen. Dat is niet
eenvoudig, maar ook hier geldt het principe dat het gemakkelijker is om zich aan te passen
wanneer men een kwalitatief hoogstaande opleiding heeft genoten. Een laatste aanpassing op
professioneel vlak is de aanpassing op vlak van salaris. Dit is het element dat het meest
117
samenhangt met de economische situatie in Congo. Naarmate de economische situatie in
Congo erop verslechtert, gaan ook de salarissen erop achteruit. Dat maakt dat het verschil
groter wordt tussen wat de respondenten in België hadden (het geld van een beurs, van familie
of eventueel van een job) en wat zij in Congo verdienen.
Ook op het sociale leven van de Anciens de Belgique hebben de Belgische studies een
belangrijke impact. We kunnen zelfs spreken van het bestaan van een sociaal prestige dat
gepaard gaat met het bezitten van een diploma van een Belgische universiteit. Die bijzondere
sociale status is echter een fenomeen dat historisch gegroeid is en afhankelijk is van een
aantal verschillende factoren. Ten eerste is dit niet los te denken van het professionele succes
van de Anciens de Belgique, dat ook op sociaal vlak automatisch voor een zeker aanzien
zorgt. Ten tweede is ook hier de perceptie van de kwaliteit van het onderwijs in België een
belangrijke factor in de verklaring van het feit dat de respondenten van een hogere sociale
status genoten. Tenslotte is ook het beeld van België – en bij uitbreiding van heel Europa –
dat in Congo leeft een belangrijk element. Maar zeker deze laatste twee factoren zijn
onderhevig aan evolutie en zodoende is ook het sociaal prestige van de Anciens de Belgique
aan een zekere evolutie onderworpen. Het is namelijk zo dat we pas vanaf de periode aan het
einde van de jaren ’70 en het begin van de jaren ’80 kunnen spreken van een echt sociaal
prestige voor de Anciens de Belgique. Dat is de periode waarin de economische situatie en de
situatie van het Congolese onderwijs er sterk op achteruit begint te gaan en het beeld van
Europa als een soort paradijs waar het geluk voor het rapen ligt, vorm begint te krijgen. Dat
laatste uit zich ook in een bijzondere woordenschat die voornamelijk in Kinshasa in omgang
is. Met het woord Belgicain worden alle Congolezen aangeduid die in België verbleven
hebben. Dit woord dekt echter niet de volledige lading voor de Anciens de Belgique. Het
impliceert namelijk niet het bezit van een diploma en bovendien zijn er ook andere
connotaties aan verbonden zijn die zich meer in de wereld van de ‘vedetten’ situeren.
Niettemin wordt het toch gebruikt om de Anciens de Belgique mee aan te duiden. Dit
impliceert duidelijk dat ook zij genieten van het prestige dat verbonden is aan het emigreren
naar Europa.
Wat tevens van groot belang is in het sociale leven van de Anciens de Belgique is de
familie. Het is zo dat de familie zeer belangrijk is in Afrika en dat is voor Congo niet anders.
Ook in de migratiepatronen van Congolezen spelen familieleden een belangrijke rol en dat
zien we ook bij de Anciens de Belgique. Reeds tijdens de studiemigratie zelf is familie een
belangrijk element. Sommigen reizen samen met hun familie af naar België; anderen
onderhouden contacten met hun familie van op afstand. Ook het opsturen van cadeaus en geld
瑠Ц
De “Anciens de Belgique” in de DRC
118
is een belangrijk aspect in de migratie naar Europa, maar we hebben aangetoond dat dit voor
de studiemigranten minder het geval is, daar zij weinig middelen hebben of omdat zij vaak
zelf gesponsord moeten worden door de familie.
De belangrijkste impact op het familiale leven van de Ancien de Belgique vindt dan ook
plaats na de terugkeer naar Congo. In Afrika kunnen we spreken van een uitgebreide familiale
solidariteit, een soort primitief communisme, waarbij welvaart verdeeld wordt onder
familieleden. Ook de Anciens de Belgique worden geacht om hun bijdrage te leveren aan deze
vorm van solidariteit, maar vaak is de druk voor hen extra groot omdat de familieleden ervan
uitgaan dat hun studies in België automatisch zorgen voor een verbeterde financiële situatie.
Sommige Anciens de Belgique weten daar goed mee om te gaan en aanvaarden dat dit
solidariteitsmechanisme eigen is aan hun samenleving. Maar bij andere respondenten was
deze druk van de familie uit aanleiding voor heel wat spanningen, die bij enkelingen zelfs
aanleiding gaf tot een breuk met de familie. Dit individualisme van de Anciens de Belgique
kan gekoppeld worden aan een algemene stijging van het individualisme in Kinshasa dat door
sommige auteurs wordt waargenomen. Maar het moet zeker ook gekoppeld worden aan het
feit dat de respondenten in België kennis gemaakt hebben met een andere maatschappij, die in
vergelijking met de Afrikaanse veel individueler is.
Ook op sociaal vlak moeten de Anciens de Belgique zich dus aanpassen na de terugkeer uit
België. In dit geval kunnen we spreken van een wederaanpassing, daar zij zich opnieuw
moeten aanpassen aan een milieu waarin zij oorspronkelijk zijn opgegroeid. Die
wederaanpassing heeft de vorm van een U-curve. Aanvankelijk keren de respondenten terug
en verwachten ze goede kansen op de arbeidsmarkt of willen ze hun kennis tot nut maken in
hun eigen land. Maar na verloop van tijd worden ze geconfronteerd met een aantal
aanpassingsproblemen, die te maken hebben met wat we in het algemeen kunnen omschrijven
aan een verschil in comfort tussen België en Congo. De respondenten zijn ondertussen
gewend aan de Belgische standaarden en eens terug in Congo moeten zij zich dan ook
opnieuw aanpassen aan bijvoorbeeld het openbaar vervoer, de salarissen, de
werkomstandigheden, … Die wederaanpassing verloopt voor de ene al moeilijker dan voor de
andere – het is zelfs zo dat verschillende respondenten helemaal geen problemen rapporteren
– maar uiteindelijk vinden zij allen een modus vivendi, een compromis tussen de waarden die
zij meegenomen hebben uit België en de waarden van hun eigen maatschappij.
Desalniettemin zijn de Anciens de Belgique blijvend getekend door hun verblijf in België, wat
zich uit in hun mentaliteit en het feit dat zij permanent vergelijkingen maken tussen de
Congolese en de Belgische situatie.
119
Het feit dat de Anciens de Belgique allen getekend zijn door een gelijkaardige ervaring is
waarschijnlijk een van de verklaringen voor het feit dat er in Congo verschillende
verenigingen bestaan waarin zij zich groeperen. Dit zijn over het algemeen nationale secties
van alumniverenigingen van de Belgische universiteiten. Het hoofddoel van deze
verenigingen is dan ook het onderhouden van de banden met de Alma Mater en met België in
het algemeen. Zij zijn in wezen apolitiek, maar wel duidelijk maatschappelijk geëngageerd,
wat zich uit in het organiseren van verschillende socio-culturele activiteiten, vaak rond actuele
onderwerpen. Een van de basisfuncties is tevens het onderhouden van de banden tussen de
leden, zijnde alle afgestudeerden van een bepaalde Belgische universiteit. De vraag is of we
daarbij kunnen spreken van een soort vervangend solidariteitsmechanisme, waarbij de
Anciens de Belgique een netwerk opbouwen om wederzijdse morele en materiële steun te
bieden. Op papier zien we dat deze verenigingen inderdaad een dergelijke rol willen
opnemen, maar het is sterk de vraag of zij in de praktijk de nodige slagkracht hebben om dit te
doen. Daarnaast lijkt het er ook op dat de leden van deze verenigingen enkel diegenen zijn die
een zeker succes kennen op professioneel vlak, wat aangetoond wordt door het feit dat er geen
werklozen tot het ledenbestand behoren.
Dit alles in beschouwing genomen kunnen we concluderen dat de studies in België zeer
zeker een invloed hebben gehad op het leven van de Anciens de Belgique. De mate van die
impact is echter niet voor iedereen gelijk en is afhankelijk van verschillende factoren. Ten
eerste is er een sterk verschil van persoon tot persoon en het verschillende parcours dat elk
individu heeft gevolgd. Een tweede factor die van groot belang is, is de periode waarin de
Ancien de Belgique is teruggekeerd en de politiek-economische toestand waarin het land zich
op dat ogenblik bevond.
Desalniettemin is er een grote constante en een conclusie die voor elke respondent, van de
eerste tot de laatste, geldig is: dat is het feit dat alle respondenten hun studies in België en het
nut en de impact ervan overwegend positief beoordelen. Eerst en vooral wordt de kwaliteit
van het onderwijs in België geloofd en de impact die deze kwaliteitsvolle opleiding heeft
gehad op hun verdere leven in Congo. Maar door velen wordt ook in meer algemene zin het
wonen in België, met andere woorden het verblijven in een ander milieu, als een verrijkende
ervaring beschouwd. Bovendien trekken de meeste respondenten het nut van hun Belgische
studies niet in twijfel, aangezien de meesten van mening zijn dat zij zich in Congo nuttig
hebben kunnen maken en met hun opgedane kennis hun steentje hebben bijgedragen aan de
maatschappij.
環Ц
De “Anciens de Belgique” in de DRC
120
Deze thesis moest een analyse vormen van de persoonlijke verhalen van de Anciens de
Belgique en dat is dan ook wat het uiteindelijk geworden is. De voornaamste conclusie is
daarbij dat dit voornamelijk een positief verhaal is. Wanneer we ons verplaatsen van het
macro- naar het microniveau en het institutionele verhaal en de vraag naar de impact op de
ontwikkeling van Congo buiten beschouwing laten, krijgen we een heel ander verhaal. Een
verhaal dat misschien hier en daar gekenmerkt wordt door een aantal specifieke problemen en
moeilijkheden, maar waar de focus voornamelijk ligt op de positieve impact die de Belgische
studies op het leven van de Anciens de Belgique hebben gehad. Dat hoeft ook niet te
verwonderen. In Europa bestaat er al een heel lange traditie om voor de studies naar het
buitenland te gaan. Die traditie bestaat omdat de meeste mensen ervan overtuigd zijn dat
studeren in het buitenland zorgt voor een verrijking. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat
deze mening ook gedeeld wordt in Congo. Doorheen de geschiedenis zijn er dan ook ettelijke
Congolese studenten naar het buitenland getrokken voor het volgen van een universitaire
opleiding en velen daarvan kozen België. Wanneer we kijken naar de impact die dit gehad
heeft op hun persoonlijke leven, dan kunnen we niet anders dan besluiten dat deze impact
positief geweest is. Zij zullen dat in ieder geval zelf niet tegenspreken.
粐Щ
121
Bibliografie
Primair bronnenmateriaal
Interviews
Interview met J. Komanda Aloni, 1939, professor. Kinshasa, 08-11-2010.
Interview met Emmanuel Bamba, 1939, professor. Kinshasa, 09-12-2010.
Interview met Sala Fuku, 1956, professor. Kinshasa, 06-12-2010.
Interview met Stéphane Kabasu, 1949, Algemeen directeur van “Metalpro”. Kinshasa, 08-11-
2010.
Interview met Emery Kalamba, 1953, advocaat en senator. Kinshasa, 26-11-2010.
Interview met Denis Kalume, 1946, voormalig minister. Kinshasa, 15-12-2010.
Interview met Olivier Kamitatu, 1964, minister. Kinshasa, 20-12-2010.
Interview met Roger Kasongo, 1956, chirurg. Kinshasa, 03-12-2010.
Interview met mevr. Bestine Kazadi, 1963, advocate en schrijfster. Kinshasa, 20-12-2010.
Interview met Jacques Kazadi, 1936, professor emeritus. Kinshasa, 07-12-2010.
Interview met Caroline Landu, voorzitster van de Union des Anciens Etudiants de l’ULB –
section Congo. Door Freddy Mulumba Kabuayi. In Le Potentiel, november 22, 2007.
Interview met Martin Lukanu, 1949, professor. Kinshasa, 09-12-2010.
Interview met Fidèle Lungungu, 1944, professor. Kinshasa, 17-12-2010.
Interview met Jérôme Makwala, 1936, professor. Kinshasa, 10-11-2010.
Interview met Denis Malasi, 1954, professor. Kinshasa, 09-12-2010.
鷠Ц
De “Anciens de Belgique” in de DRC
122
Interview met Pierre Malongo, 1936, professor. Kinshasa, 09-12-2010.
Interview met Bernard Claude Mbu ne Letang, 1937, advocaat en stafhouder. Kinshasa, 25-
11-2010.
Interview met Faustin Mpako, 1958, kabinetsdirecteur. Kinshasa, 24-12-2010.
Interview met Gaston Mpiutu, 1936, professor en rector. Kinshasa, 06-12-2010.
Interview met Joseph Mukinayi, 1948, professor. Kinshasa, 17-11-2010.
Interview met Max Muland, 1968, agronoom. Kinshasa, 27-12-2010.
Interview met Damase “cicm” Ndembe Nsasi, [1936], priester en hoogleraar. Kinshasa, 17-
11-2010.
Interview met Jean-Jacques Nkongolo, 1937, professor. Kinshasa, 17-12-2010.
Interview met Nathan Nyongombe, 1953, professor. Kinshasa, 06-12-2010.
Interview met Raphaël Nyabirungu, 1947, professor, advocaat en nationaal afgevaardigde.
Kinshasa, 23-12-2010.
Interview met André Takoy, 1945, professor. Kinshasa, 17-11-2010.
Interview met mr. Tshibangu, 1952, professor. Kinshasa, 06-12-2010.
Interview met mr. Tshiunza, 1943, professor en algemeen directeur van “MKD mapping”.
Kinshasa, 09-12-2010.
Interview met Fabien-Emery Zulu, 1946, voormalig diplomat en nationaal afgevaardigde.
Kinshasa, 21-12-2010.
Archiefmateriaal
Algemeen Rijksarchief België (ARA)
-5B 52.010/4-52.017/2, nr. 187. Office des étrangers, Archives des années 1950-1970,
Etudiants généralités, 1970-1971, 1.
-5B 52.010/4-52.017/2, nrs. 188. Office des étrangers, Archives des années 1950-1970,
Etudiants généralités, 1970-1971, 2.
-5B 52.010/4-52.017/2, nr. 372. Office des étrangers, Archives des années 1950-1970,
Etudiants Boursiers I.
123
Documenten
Association des Anciens de Namur (ASSANA). Statuten van ASSANA, Kinshasa, 22-06-2003.
Association des Anciens de l’Université de Liège (AULg). Annuaire AULg, 2008.
———. Bal 2008 – discours (intern document), 2008.
Koninklijk besluit houdende instelling van een stelsel van studie- en stagebeurzen, in België,
ten gunste van onderhorigen van ontwikkelingslanden. Belgisch Staatsblad, 30-04-
1978.
Union des Anciens Etudiants de l’U.L.B. – section Congo. Liste des members. Meest recente
versie in december 2010.
———. Annuaire 2005. 2005.
Websites
Lumumba, Patrice Emery. ‘Discours à la cérémonie de l’indépendance congolaise,
Léopoldville’, Afrocentricité (30/06/1960).
http://www.afrocentricite.com/patrice-emery-lumumba/discours-de-lumumba-le-30-
juin-1960/. Geraadpleegd op 10-07-2011.
Primaire literatuur
Joris, Lieve. Terug naar Kongo. Amsterdam: Meulenhoff, 1987.
Mobutu. Dignité pour l'Afrique: Entretiens avec Jean-Louis Remilleux. Parijs: Albin Michel,
1989.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
124
Secundaire literatuur
Boeken en artikels
Adepoju, Aderanti, ed. Family, Population and Development in Africa. Londen: Zed Books,
1997.
Bitumba Tipo-Tipo, Mayoyo. Migration sud/nord: levier ou obstacle? Les Zaïrois en
Belgique, Afrika Studies - Zaïre, Années 90. Brussel: Afrika Instituut - ASDOC,
1995.
Bokamba, Eyamba. "Education and Development in Zaire." In The Crisis in Zaire: Myths and
Realities, geredigeerd door Georges Nzongola-Ntalaja, 191-218. Trenton: Africa
World Press, 1986.
Caestecker, Frank, en Andrea Rea. Migreren voor een diploma: studenten van buiten de
Europese Unie in het Belgisch hoger onderwijs. Leuven: Acco, 2009.
Callaghy, Thomas. The State-Society Struggle: Zaire in Comparative Perspective. New York:
Columbia University Press, 1984.
Chabal, Patrick, en Jean-Pascal Daloz. Africa Works: Disorder as Political Instrument,
African Issues. Londen: International African Institute, 1999.
CRISP. "Belgique et Tiers-monde: élaboration de la politique belge d'assistance technique."
Courrier hebdomadaire, no. 133 (1961): 19.
de Saint-Moulin, Léon. "L’Université au Congo, hier, aujourd’hui et demain." In L’Université
dans le devenir de l’Afrique: un demi-siècle de présence au Congo-Zaïre,
geredigeerd door Isidore Ndaywel è Nziem, 29-35. Parijs: L'Harmattan, 2007.
de Villers, Gauthier. De Mobutu à Mobutu: Trente ans de relations Belgique-Zaïre, Politique
et Histoire. Brussel: De Boeck, 1995.
Den Boon, Ton, en Dirk Geeraerts, eds. Van Dale: groot woordenboek van de Nederlandse
taal (14de editie). Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie, 2005.
Depaepe, Marc, ed. Kongo, een tweede Vaderland: de kolonie in het onderwijs en het
onderwijs in de kolonie, 1908-1960. Ieper: Stedelijk Onderwijsmuseum, 1994.
Devos, Jules, Jean-Philippe Peemans, Robrecht Renard, Emiel Vervliet, en Jean-Claude
Willame, eds. Wederzijds: de toekomst van de Belgisch-Zaïrese samenwerking.
Brussel: Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking, 1989.
Etambala, Zana Aziza. Het Zaïre van Mobutu. Leuven: Davidsfonds, 1996.
125
———. In het land van de Banoko: de geschiedenis van de Kongolese/Zaïrese aanwezigheid
in België van 1885 tot heden, Steunpunt Migranten. Leuven: Katholieke Universiteit
Leuven, Hoger Instituut voor de Arbeid, 1993.
Findley, Sally E. "Migration and Family Interactions in Africa." In Family, Population and
Development in Africa, geredigeerd door Aderanti Adepoju, 109-38. Londen: Zed
Books, 1997.
Gifford, Prosser, en William Roger Louis, eds. The Transfer of Power in Africa:
Decolonization 1940-1960. New Haven: Yale University Press, 1982.
Gondola, Ch. Didier. "Dream and Drama: The Search for Elegance among Congolese Youth."
African Studies Review 42, no. 1 (1999): 23-48.
———. "Musique moderne et identités citadines: le cas du Congo-Zaire." Afrique
Contemporaine, no. 168 (1993): 155-68.
Gullahorn, John T., en Jeanne E. Gullahorn. "An Extension of the U-Curve Hypothesis."
Journal of Social Issues 19, no. 3 (1963): 33-47.
Hesselbein, Gabi. "The Rise and Decline of the Congolese State: An Analytical Narrative on
State-Making." Londen: Crisis States Research Centre/DESTIN (Development
Studies Institute), 2007.
Kagné, Bonaventure, en Marco Martiniello. L’immigration subsaharienne en Belgique. Vol.
1721, Courrier hebdomadaire. Brussel: CRISP (Centre de Recherche et
d’Information Socio-Politiques), 2001.
Kimwanga, Pélerin, en Frédéric Moens. ""Que sont les boursiers devenus ?": Recherche en
appui à la politique de coopération au développement (RAP), deuxième phase." 159.
Liège: Université de Liège – Facultés universitaires catholiques de Mons, 2004.
Koninklijk besluit houdende instelling van een stelsel van studie- en stagebeurzen, in België,
ten gunste van onderhorigen van ontwikkelingslanden. Belgisch Staatsblad, 30-04-
1978.
Laporte, Geert. "(Beurs)studenten uit de Derde Wereld aan Vlaamse universiteiten."
Licentiaatsverhandeling, Rijksuniversiteit Gent, 1988.
Mantels, Ruben. Geleerd in de tropen: Leuven, Congo en de wetenschap, 1885-1960. Leuven:
Universitaire Pers Leuven, 2007.
Naesens, Piet. "Over de ontwikkelingswaarde van de Belgische onderwijshulp." Tijdschrift
voor diplomatie 5, no. 8 (1979): 605-12.
De “Anciens de Belgique” in de DRC
126
Ndaywel è Nziem, Isidore, ed. L'université dans le devenir de l'Afrique: un demi-siècle de
présence au Congo-Zaïre, Mémoires lieux de savoir - Archive congolaise. Parijs:
L'Harmattan, 2007.
Norro, Michel. "De universitaire ontwikkelingssamenwerking." In Wederzijds: de toekomst
van de Belgisch-Zaïrese samenwerking, geredigeerd door Jules Devos, Jean-Philippe
Peemans, Robrecht Renard, Emiel Vervliet en Jean-Claude Willame, 224-32.
Brussel: NCOS, 1989.
Nugent, Paul. Africa Since Independence: A Comparative History. Houndmills: Palgrave
Macmillan, 2004.
Nzongola-Ntalaja, Georges. The Congo from Leopold to Kabila: A People’s History. Londen:
Zed Books, 2002.
———, ed. The Crisis in Zaire: Myths and Realities. Trenton: Africa World Press, 1986.
Omasombo, Jean. République Démocratique du Congo: Biographies des acteurs de la
Troisième République. Tervuren: Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2009.
Rideout, William Milford. "Education and Elites: The Making of the New Elites and the
Formal Education System in the Congo (K)." Doctoraatsthesis, Stanford University,
1971.
Roels, Bart. "Buitenlandse studenten aan Belgische universiteiten: een onderzoek naar
studentenmigratie en het Belgische beurzenbeleid, 1945-1980."
Licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 2008.
Schoonvaere, Quentin. Studie over de Congolese migratie en de impact ervan op de
Congolese aanwezigheid in België: analyse van de voornaamste demografische
gegevens. Leuven: Studiegroep Toegepaste Demografie (UCL) & Centrum voor
Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, 2010.
Schoumaker, Bruno, Sophie Vause, en José Mangalu. Political Turmoil, Economic Crises,
and International Migration in DR Congo: Evidence from Event-History Data, 1975-
2007, MAFE Working Paper 2: MAFE, 2010.
Spaas, Lieve. How Belgium Colonized the Mind of the Congo: Seeking the Memory of an
African People. Lewiston: The Edwin Mellen Press, 2007.
Stengers, Jean. "Precipitous Decolonization: The Case of the Belgian Congo." In The Transfer
of Power in Africa: Decolonization 1940-1960, geredigeerd door Prosser Gifford en
William Roger Louis, 305-36. Londen: Yale University Press, 1982.
Titeca, Kristof, en Tom De Herdt. "Real Governance Beyond the ‘Failed State’: Negotiating
Education in the Democratic Republic of the Congo " African Affairs 110, no. 439
(2011): 213-31.
謐Ц
127
Trapido, Joseph. "The Political Economy of Migration and Reputation in Kinshasa." Africa
81, no. 2 (2011): 204-25.
Trefon, Theodore. "Changing Patterns of Solidarity in Kinshasa." Caderno de Estudos
Africanos, no. 3 (2002): 93-110.
———. "Introduction: Reinventing Order." In Reinventing Order in the Congo: How People
Respond to State Failure in Kinshasa, geredigeerd door Theodore Trefon, 1-19.
Londen: Zed Books, 2004.
———, ed. Reinventing Order in the Congo: How People Respond to State Failure in
Kinshasa. Londen: Zed Books, 2004.
Tsakala Munikengi, Télésphore, en Willy Bongo-Pasi Moke Sangol. "The Diploma Paradox:
University of Kinshasa between Crisis and Salvation." In Reinventing Order in the
Congo: How People Respond to State Failure in Kinshasa, geredigeerd door
Theodore Trefon, 82-98. Londen/New York: Zed Books, 2004.
Willame, Jean-Claude. "De universitaire samenwerking in cijfers." In Wederzijds: de
toekomst van de Belgisch-Zaïrese samenwerking, geredigeerd door Jules Devos,
Jean-Philippe Peemans, Robrecht Renard, Emiel Vervliet en Jean-Claude Willame,
233-36. Brussel: NCOS, 1989.
———. Patrimonialism and Political Change in the Congo. Stanford: Stanford University
Press, 1972.
Yates, Barbara. "Educating Congolese Abroad: An Historical Note on African Elites." The
International Journal of African Historical Studies 14, no. 1 (1981): 34-64.
———. "White Views of Black Minds: Schooling in King Leopold's Congo." History of
Education Quarterly 20, no. 1 (1980): 27-50.
Young, Crawford, en Thomas Turner. The Rise and Decline of the Zairian State. Madison:
The University of Wisconsin Press, 1985.
Websites
Badibanga, Walter. ‘Celtel RDC sponsorise la 4ième édition du Grand Bal des Anciens de
l'Université de Liège’, Mediacongo (14/05/2007).
http://www.mediacongo.net/extra/echoshow.asp?echo=102. Geraadpleegd op 06-08-
2011.
ꂰЦ
De “Anciens de Belgique” in de DRC
128
Kongo, Véron-Clément. ‘Coup d'envoi de la participation de l'Amabel au cinquantenaire de la
RDC’, Le Potentiel (20/04/2010).
http://www.lepotentiel.com/afficher_article.php?id_edition=&id_article=94997.
Geraadpleegd op 06-08-2011.