125
CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS 5844 DOC 50 1918/006 DOC 50 1918/006 CHAMBRE 5e SESSION DE LA 50e LÉGISLATURE KAMER 5e ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE 2003 2002 29 november 2002 29 novembre 2002 PROJET DE LOI WETSONTWERP tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken modifiant le régime des sociétés en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale PROPOSITION DE LOI WETSVOORSTEL tot wijziging van de artikelen 18, 21 en 264 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 modifiant les articles 18, 21 et 264 du Code des impôts sur les revenus 1992 PROPOSITION DE LOI WETSVOORSTEL houdende vervanging van de aanvullende crisisbijdrage voor vennootschappen door een aanvullende gemeentelijke vennootschapsbelasting in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 remplaçant, dans le Code des impôts sur les revenus 1992, la contribution complémentaire de crise pour les sociétés par une taxe communale additionnelle à l’impôt des sociétés PROPOSITION DE RÉSOLUTION VOORSTEL VAN RESOLUTIE strekkende tot fiscale stimuli voor investeringen in veiligheid door zelfstandige ondernemers demandant de prendre des mesures fiscales afin d’inciter les entrepreneurs indépendants à investir dans le domaine de la sécurité PROPOSITION DE LOI WETSVOORSTEL modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 afin de permettre une déduction pour investissement majorée pour les investissements visant à améliorer la sécurité VERSLAG NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIEN EN DE BEGROTING UITGEBRACHT DOOR DE HEER Éric van WEDDINGEN RAPPORT FAIT AU NOM DE LA COMMISSION DES FINANCES ET DU BUDGET PAR M. Éric van WEDDINGEN tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 om een verhoogde investeringsaftrek mogelijk te maken voor veiligheidsbevorderende investeringen

K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS

DE BELGIQUE

BELGISCHE KAMER VAN

VOLKSVERTEGENWOORDIGERS

5844

DOC 50 1918/006DOC 50 1918/006

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

29 november 2002 29 novembre 2002

PROJET DE LOIWETSONTWERPtot wijziging van de vennootschapsregeling

inzake inkomstenbelastingen entot instelling van een systeem van

voorafgaande beslissingen in fiscale zaken

modifiant le régime des sociétésen matière d’impôts sur les revenuset instituant un système de décision

anticipée en matière fiscale

PROPOSITION DE LOIWETSVOORSTELtot wijziging van de artikelen 18, 21

en 264 van het Wetboek vande inkomstenbelastingen 1992

modifiant les articles 18, 21 et 264du Code des impôts sur les

revenus 1992

PROPOSITION DE LOIWETSVOORSTELhoudende vervanging van de aanvullende

crisisbijdrage voor vennootschappendoor een aanvullende gemeentelijke

vennootschapsbelasting in het Wetboekvan de inkomstenbelastingen 1992

remplaçant, dans le Code des impôts surles revenus 1992, la contributioncomplémentaire de crise pour lessociétés par une taxe communale

additionnelle à l’impôt des sociétés

PROPOSITION DE RÉSOLUTIONVOORSTEL VAN RESOLUTIEstrekkende tot fiscale stimuli voor

investeringen in veiligheid door zelfstandigeondernemers

demandant de prendre des mesures fiscalesafin d’inciter les entrepreneurs indépendants

à investir dans le domaine de la sécurité

PROPOSITION DE LOIWETSVOORSTELmodifiant le Code des impôts sur les revenus

1992 afin de permettre une déductionpour investissement majorée pour

les investissements visant à améliorerla sécurité

VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIEVOOR DE FINANCIEN EN DE BEGROTING

UITGEBRACHT DOORDE HEER Éric van WEDDINGEN

RAPPORT

FAIT AU NOM DE LA COMMISSIONDES FINANCES ET DU BUDGET

PARM. Éric van WEDDINGEN

tot wijziging van het Wetboek van deInkomstenbelastingen 1992 om een

verhoogde investeringsaftrek mogelijk temaken voor veiligheidsbevorderende

investeringen

Page 2: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

2 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Abréviations dans la numérotation des publications :

DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e législature,suivi du n° de base et du n° consécutif

QRVA : Questions et Réponses écritesCRIV : Compte Rendu Intégral, avec à gauche, le

compte rendu intégral et, à droite, le compterendu analytique traduit des interventions (surpapier blanc, avec les annexes)

CRIV : Version Provisoire du Compte Rendu intégral(sur papier vert)

CRABV : Compte Rendu Analytique (sur papier bleu)PLEN : Séance plénière (couverture blanche)COM : Réunion de commission (couverture beige)

Publications officielles éditées par la Chambre des représentantsCommandes :

Place de la Nation 21008 Bruxelles

Tél. : 02/ 549 81 60Fax : 02/549 82 74

www.laChambre.bee-mail : [email protected]

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigersBestellingen :Natieplein 21008 BrusselTel. : 02/ 549 81 60Fax : 02/549 82 74www.deKamer.bee-mail : [email protected]

AGALEV-ECOLO : Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l’organisation de luttes originalesCD&V : Christen-Democratisch en VlaamsFN : Front NationalMR : Mouvement RéformateurPS : Parti socialisteCDH : Centre démocrate HumanisteSP.A : Socialistische Partij AndersVLAAMS BLOK : Vlaams BlokVLD : Vlaamse Liberalen en DemocratenVU&ID : Volksunie&ID21

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

DOC 50 0000/000 : Parlementair document van de 50e zittingsperiode +basisnummer en volgnummer

QRVA : Schriftelijke Vragen en AntwoordenCRIV : Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag

en rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken(op wit papier, bevat ook de bijlagen)

CRIV : Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groenpapier)

CRABV : Beknopt Verslag (op blauw papier)PLEN : Plenum (witte kaft)COM : Commissievergadering (beige kaft)

Samenstelling van de commissie op datum van indiening van het verslag/Composition de la commission à la date du dépôt du rapport :

Voorzitter / Président : Olivier Maingain

A. — Vaste leden / Membres titulaires :

VLD Fientje Moerman, Ludo Van Campenhout,Georges Lenssen.

CD&V Greta D’hondt,Yves Leterme, Dirk Pieters.

Agalev-Ecolo Peter Vanhoutte, Gérard Gobert.PS Jacques Chabot, François Dufour.MR Olivier Maingain, Eric van Weddingen.Vlaams Blok Alexandra Colen, Hagen Goyvaerts.SP.A Peter Vanvelthoven.CDH Jean-Jacques Viseur.VU&ID Alfons Borginon.

B. — Plaatsvervangers / Membres suppléants :

Willy Cortois, Pierre Lano, Frans Verhelst, Tony Smets.

Mark Eyskens, Daniël Vanpoucke, Herman VanRompuy, N.

Zoé Genot, Muriel Gerkens, Lode Vanoost.Claude Eerdekens, Bruno Van Grootenbrulle, Léon Campstein.François Bellot, Philippe Collard, Serge Van Overtveldt.Gerolf Annemans, Roger Bouteca, Francis Van den Eynde.Ludwig Vandenhove, Henk Verlinde.Raymond Langendries, Joseph Arens.Danny Pieters, Karel Van Hoorebeke.

Page 3: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

31918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

SOMMAIRE

I. Exposé introductif du ministre des Finances . . . . . . 3

II. Auditions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11III. Exposé des auteurs des propositions de loi . . . . . . 33

IV. Discussion générale . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35V. Discussion des articles et votes . . . . . . . . . . . . . . . 81VI. Annexes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111

Documents précédents :

Doc 50 1918/ (2001/2002) :001 : Projet de loi.002 : Annexe.003 à 005 : Amendements.

Doc 50 0361/ (1999/2000) :001 : Proposition de loi de MM. Dehu et Chabot.

Doc 50 1513/ (2001/2002) :001 : Proposition de loi de MM. Van Eetveld et Pieters.

Doc 50 1962/ (2001/2002) :001 : Proposition de résolutin de MM. Goyvaerts, Bultinck et D’haeseleer.

Doc 50 2047/ (2001/2002) :001 : Proposition de loi de MM. Van Parys, Leterme et Pieters, Mme

Trees Pieters et M. Verherstraeten.

Voorgaande documenten :

Doc 50 1918/ (2001/2002) :001 : Wetsontwerp.002 : Bijlage.003 tot 005 : Amendementen.

Doc 50 0361/ (1999/2000) :001 : Wetsvoorstel van de heren Dehu en Chabot.

Doc 50 1513/ (2001/2002) :001 : Wetsvoorstel van de heren Van Eetveld en Pieters.

Doc 50 1962/ (2001/2002) :001 : Voorstel van resolutie van de heren Goyvaerts, Bultinck en D’haeseleer.

Doc 50 2047/ (2001/2002) :001 : Wetsvoorstel van de heren Van Parys, Leterme en Pieters, mevrouw

Trees Pieters en de heer Verherstraeten.

INHOUD

I. Inleidende uiteenzetting van de ministervan Financiën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3

II. Hoorzittingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11III. Uiteenzettingen van de indieners van de

wetsvoorstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33IV. Algemene bespreking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35V. Artikelsgewijze bespreking en stemmingen . . . . . . 81VI. Bijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111

Page 4: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

4 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

MESDAMES, MESSIEURS,

Votre commission a examiné ce projet et ces proposi-tions de loi au cours de ses réunions des 16 juillet, 15 et22 octobre, et 12 et 13 novembre 2002.

Dans le cadre de l’examen de ce projet de loi, votrecommission a en outre entendu, les 15 et 22 octobre2002, les personnes suivantes :

– M. M. de Fays, conseiller à la Cour des comptes ;

– M. B. Jurion, président de la section «Fiscalité etparafiscalité» du Conseil supérieur des Finances.

I.— EXPOSÉ INTRODUCTIF DU MINISTRE DESFINANCES

M. Didier Reynders, ministre des Finances, attire l’at-tention sur le contexte dans lequel se situe cette impor-tante réforme fiscale. Elle constitue un volet importantd’une série de projets lancés par le gouvernement.

Au début de la législature, le département des Finan-ces avait pour ambition de mettre en oeuvre des réfor-mes fondamentales dans un certain nombre de domai-nes.

Sur le plan international, il y a lieu à cet égard d’attireravant tout l’attention sur la présidence belge de l’Unioneuropéenne et sur le passage réussi à l’euro fiduciaire.

Sur la base de 16 programmes BPR (businessprocess reengineering), le ministère des Finances s’estattelé à une réforme profonde de sa structure organisa-tionnelle interne. Le plan Coperfin aboutira, dans le cou-rant de l’année 2002, à une nouvelle structure adminis-trative. Le rapport final des groupes de travail Coperfinsera présenté le vendredi 17 juillet 2002. Ce rapport fi-nal définit les principaux axes de la modernisation duministère.

La surveillance du secteur financier et des servicesfinanciers ont également été l’objet d’une réforme pro-fonde dans le cadre de laquelle la collaboration entre laBanque nationale de Belgique, l’Office de contrôle desassurances et la Commission bancaire et financière aété considérablement renforcée (loi du 2 août 2002 rela-tive à la surveillance du secteur financier et aux servi-ces financiers, Moniteur belge du 4 septembre 2002).

DAMES EN HEREN,

Uw commissie heeft dit wetsontwerp en deze wets-voorstel en besproken tijdens haar vergadering van 16juli 2002, 15 en 22 oktober en 12 en 13 november 2002

In het kader van de bespreking van dit wetsontwerpheeft uw commissie bovendien op 15 en 22 oktober 2002volgende personen gehoord :

– de heer M.de Fays, raadsheer bij het Rekenhof ;

– de heer B. Jurion, voorzitter van de afdeling«Fiscaliteit en parafiscaliteit» van de Hoge Raad vanFinanciën.

I. — INLEIDENDE UITEENZETTING VAN MINISTER VAN FINANCIËN

Minister van Financiën Didier Reynders, vestigt deaandacht op de context waarin deze belangrijke fiscalehervorming zich situeert. Ze vormt een cruciaal onder-deel van een reeks projecten die deze regering heeftopgestart.

Het departement Financiën had bij het begin van dezelegislatuur de ambitie om op een aantal beleidsterreinenfundamentele veranderingen tot stand te brengen.

Op internationaal vlak moet hierbij in eerste instantiegewezen worden naar het Europees voorzitterschap ennaar de geslaagde invoering van de chartale euro.

Binnen het ministerie van Financiën werd er op basisvan 16 business process reengineering-programma’shard gewekt aan een grondige hervorming van de in-terne organisatiestructuur. Het Coperfin-plan zal in deloop van het jaar 2002 resulteren in een nieuwe admini-stratieve structuur. Op vrijdag 17 juli 2002 zal het eind-verslag van de Coperfin-werkgroepen worden voorge-steld. In het eindrapport worden de belangrijkstekrachtlijnen van de modernisering van het ministerie uit-getekend.

Er is ook een grondige hervorming tot stand gebrachtvan het toezicht op de financiële sector en de financiëlediensten, waarbij de samenwerking tussen de NationaleBank van België, de Controledienst voor de Verzekerin-gen en de Commissie voor het Bank-en Financiewezenaanzienlijk werd versterkt (Wet van 2 augustus 2002 be-treffende het toezicht op de financiële sector en de fi-nanciële diensten, publicatie in Belgisch Staatsblad van4 september 2002).

Page 5: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

51918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Le gouvernement a ensuite pris une série d’initiativesvisant à réduire la pression fiscale, et plus particulière-ment celle pesant sur le travail. À cet égard, l’importanteréforme de l’impôt des personnes physiques réalisée parle gouvernement revêt une importance essentielle (loidu 10 août 2001 portant réforme de l’impôt des person-nes physiques, Moniteur belge du 20 septembre 2002).

En ce qui concerne les impôts indirects, le ministredes Finances renvoie au projet de loi portant diversesdispositions fiscales en matière d’écotaxes etd’écoréductions (DOC 50 1912/001), qui a été déposérécemment et qui vise à remplacer le système actueld’écotaxes sur les récipients pour boissons par un nou-veau concept.

Enfin, un certain nombre d’aspects spécifiques denotre fiscalité ont fait l’objet d’importantes mesures. En-tre-temps, tous les arrêtés royaux d’exécution de la loidu 22 mai 2001 relative aux régimes de participationdes travailleurs au capital et aux bénéfices des sociétésont été pris (arrêté royal du 21 décembre 2001 portantexécution de l’article 8, § 4, de la loi du 22 mai 2001relative aux régimes de participation des travailleurs aucapital et aux bénéfices des sociétés ; arrêté royal du 21décembre 2001 portant exécution de l’article 6, § 2, dela loi du 22 mai 2001 relative aux régimes de participa-tion des travailleurs au capital et aux bénéfices des so-ciétés ; arrêté royal du 19 décembre 2001 fixant la dated’entrée en vigueur de la loi du 22 mai 2001 relative auxrégimes de participation des travailleurs au capital et auxbénéfices des sociétés, publiés au Moniteur belge du 29décembre 2001).

Les amendements relatifs aux aspects fiscaux dudeuxième pilier des pensions (projet de loi relatif auxpensions complémentaires – DOC 50 1340/001) serontprochainement approuvés en Conseil des ministres.

Avant la fin 2002, le gouvernement aura déposé auparlement toutes les initiatives législatives nécessairesà l’exécution de ces réformes.

La réforme de l’impôt des sociétés s’inscrit parfaite-ment dans le cadre d’un des principaux objectifs que legouvernement entend réaliser, à savoir la réduction dela pression fiscale sur les revenus du travail et la réduc-tion des charges sociales.

Pour les particuliers, la réduction de la pression fis-cale sur les revenus du travail passe par la réforme del’impôt des personnes physiques. En outre, les cotisa-tions personnelles de sécurité sociale ont également étéréduites pour les revenus les plus faibles.

De regering heeft vervolgens ook een geheel van ini-tiatieven genomen om de fiscale druk en inzonderheiddeze op arbeid te verminderen. Essentieel hierbij is debelangrijke hervorming van de personenbelasting diedeze regering heeft verwezenlijkt met de wet van 10augustus 2001 houdende hervorming van de personen-belasting (publicatie in Belgisch Staatsblad van 20 sep-tember 2002).

Op het vlak van de indirecte belastingen verwijst deminister van Financiën naar het onlangs ingediendewetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen op hetstuk van milieutaksen en ecobonussen (DOC 50 1912/001) waarbij het bestaande stelstel van milieutaksen opverpakkingen voor dranken wordt vervangen door eennieuw concept.

Ten slotte werden er inzake een aantal specifieke as-pecten van onze fiscaliteit belangrijke beleids-maatregelen genomen. Alle koninklijke besluiten tot uit-voering van de wet van 22 mei 2001 betreffende dewerknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst vande vennootschappen werden ondertussen genomen (ko-ninklijk besluit van 21 december 2001 tot uitvoering vanartikel 8, § 4, van de wet van 22 mei 2001 betreffende dewerknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst vande vennootschappen, koninklijk besluit van 21 decem-ber 2001 tot uitvoering van artikel 6, § 2 van de wet van22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie inhet kapitaal en in de winst van de vennootschappen,koninklijk besluit van 19 december 2001 tot vaststellingvan de datum van inwerkingtreding van de wet van 22mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in hetkapitaal en in de winst van de vennootschappen,publicatie in Belgisch Staatsblad van 29 december 2001).

De amendementen inzake de fiscale aspecten vande tweede pensioenpijler (wetsontwerp betreffende deaanvullende pensioenen – DOC 50 1340/001) zulleneerstdaags op de ministerraad worden goedgekeurd.

Voor eind 2002 zal de regering alle wetgevende initia-tieven die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dezehervormingen aan het parlement hebben voorgelegd.

De hervorming van de vennootschapsbelasting kadertvolledig in een van de belangrijkste beleidsdoelstellingenvan deze regering : nl. de vermindering van de fiscaledruk op de inkomsten uit arbeid en de vermindering vande sociale lasten.

Voor de particulieren wordt de daling van de fiscaledruk op de inkomsten uit arbeid verwezenlijkt door dehervorming van de personenbelasting. Bovendien wer-den voor de laagste inkomens de persoonlijke bijdragenvoor de sociale zekerheid ook verminderd.

Page 6: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

6 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

En ce qui concerne les entreprises, le gouvernements’est d’abord efforcé de réduire les charges sociales,étant donné que la réduction des cotisations de sécuritésociale a une incidence favorable sur l’emploi. Cette ré-duction a été mise en œuvre dès le mois d’avril 2000.

Les principaux objectifs poursuivis par la réforme del’impôt des sociétés se situent toutefois sur un autre plan.

La réforme a évidemment aussi pour objectif de ré-duire les charges des entreprises. Un certain nombrede mesures spécifiques sont dès lors essentiellementaxées sur les entreprises dont les activités ont une forteincidence sur l’emploi. Il ressort très clairement des chif-fres que ce sont les PME qui créent le plus d’emplois.

En procédant à la réforme de l’impôt des sociétés, legouvernement veut toutefois avant tout donner un si-gnal clair aux investisseurs en diminuant les taux. Lesinvestisseurs étrangers ne peuvent plus avoir l’impres-sion que les taux nominatifs belges en matière d’impôtsdes sociétés sont plus élevés que ceux appliqués dansles pays voisins. La diminution des taux bénéficiera sur-tout aux PME. La réforme est dès lors particulièrementbien accueillie par les organisations représentatives despetites et moyennes entreprises.

Afin que le gouvernement puisse disposer de suffi-samment de moyens budgétaires pour diminuer l’impôtdes personnes physiques et réduire les charges socia-les, il faut que la réforme de l’impôt des sociétés s’ins-crive dans un cadre budgétaire neutre. Cela signifie quediverses dépenses fiscales devront être réduites et qu’ilsera par ailleurs mis fin à certaines anomalies du ré-gime fiscal actuel. Si l’on réduit fortement les taux, il estnormal que certaines déductibilités soient modifiées,étant donné que ces déductibilités avaient précisémentpour objet de compenser quelque peu les taux relative-ment élevés.

Certaines des mesures compensatoires devant as-surer la neutralité budgétaire de la réforme de l’impôtdes sociétés ne sont toutefois pas applicables aux peti-tes et moyennes entreprises.

Dès lors que les possibilités permettant actuellementde passer des accords préalables avec le fisc sont loind’être optimales, le projet à l’examen prévoit une régle-mentation conférant au ruling un cadre légal approprié.Désormais, tous les contribuables - particuliers commesociétés - pourront obtenir un accord de la part du fisc,ce qui renforcera considérablement la sécurité juridi-que. De plus, la transparence requise est également

Wat de ondernemingen betreft, werd er eerst gestreefdnaar een vermindering van de sociale lasten, aangeziende verlaging van de bijdragen voor de sociale zekerheideen gunstige invloed heeft op de werkgelegenheid. Dezeverlaging werd vanaf april 2000 doorgevoerd.

De belangrijkste doelstellingen die worden beoogd metde hervorming van de vennootschapsbelasting, liggenevenwel op een ander vlak.

De hervorming heeft natuurlijk ook tot doel de lastenvan de ondernemingen te verminderen. Een aantal spe-cifieke maatregelen zijn daarom in de eerste plaats toe-gespitst op de ondernemingen met activiteiten die eensterke impact hebben op de werkgelegenheid. Uit decijfergegevens blijkt overduidelijk dat het de KMO’s zijndie de meeste werkgelegenheid creëren.

Met de hervorming wil de regering evenwel in de eer-ste plaats een duidelijk signaal geven aan de investeer-ders door het verminderen van de tarieven. Buitenlandseinvesteerders mogen niet de indruk meer hebben dat deBelgische nominale tarieven op het vlak van devennootschapsbelasting hoger zijn dan in onze buurlan-den. De vermindering van de tarieven zal vooral in hetvoordeel spelen van de KMO’s. De hervorming is danook bijzonder positief onthaald bij de representatieve or-ganisaties van de kleine en middelgrote ondernemingen.

Om over voldoende budgettaire middelen te kunnenbeschikken voor de verlaging van de personenbelastingen de vermindering van de sociale lasten, moet de her-vorming van de vennootschapsbelasting plaatsvinden ineen budgettair neutraal kader. Dit betekent dat verschil-lende fiscale uitgaven zullen moeten worden verminderden dat er bovendien paal en perk moet worden gesteldaan bepaalde anomalieën in het bestaande fiscale stel-sel. Bij een sterke daling van de tarieven is het normaaldat bepaalde aftrekmogelijkheden worden bijgestuurd,aangezien deze aftrekmogelijkheden juist tot doel had-den de vrij hoge tarieven enigszins af te zwakken.

Een aantal van de compenserende maatregelen diemoeten zorgen voor de budgettaire neutraliteit van devennootschapshervorming, zijn evenwel niet van toepas-sing op de kleine en middelgrote ondernemingen.

De bestaande mogelijkheden om voorafgaande ak-koorden met de fiscus af te sluiten, zijn verre van opti-maal. In het ontwerp is daarom een regeling uitgewerktwaardoor de ruling een aangepast wettelijk kader krijgt.Voortaan zullen alle belastingplichtigen, zowel particu-lieren als vennootschappen, over de mogelijkheid be-schikken om een akkoord te krijgen van de fiscus waar-door de rechtszekerheid sterk zal verhogen. Hierbij wordt

Page 7: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

71918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

assurée en la matière : tous les accords - dont certainséléments resteront néanmoins anonymes - seront pu-bliés (article 24 du projet de loi). Le parlement sera, luiaussi, informé de l’application de la pratique dite du«ruling» par voie de rapport (article 25 du projet de loi).

Le régime fiscal des centres de coordination estadapté en fonction de certaines directives européennes,le ministre et M. Mario Monti, Commissaire européen àla concurrence, s’étant déjà concertés à ce sujet.

Pour les entreprises qui décident d’investir, la sécu-rité juridique est un critère tout aussi important que lestaux d’imposition. Pour de nombreuses entreprises, lastabilité du régime fiscal est d’une importance décisive.En tout état de cause, la pratique dite du «ruling» ren-force la sécurité juridique.

En ce qui concerne la diminution des taux, le ministrefait observer que lui-même et le premier ministre avaientproposé un taux de 34%. Étant donné que la contribu-tion complémentaire de crise n’a pas encore été entiè-rement supprimée pour les particuliers, aucun consen-sus ne s’est dégagé pour la supprimer totalement pourles sociétés. L’accord qui a été engrangé revient à fixerle nouveau taux normal à 33%, majoré de la contribu-tion complémentaire de crise. Il s’agit en l’occurrenced’une première phase. L’objectif du gouvernement estd’atteindre, à terme , un taux nominal de 30%. Un pre-mier pas dans ce sens pourrait être la suppression de lacontribution complémentaire de crise, étant donné quecelle-ci sera entièrement supprimée pour les particuliersen 2003.

La réduction des taux applicables aux PME se pour-suit. Le taux spécifique applicable aux PME est ensuite,lui aussi, majoré de la contribution complémentaire decrise.

À vrai dire, il s’agit, en l’occurrence, d’une réformeparticulièrement simple, consistant principalement enune réduction des taux. En ce qui concerne les PME, ilest cependant prévu d’instaurer un certain nombre demesures spécifiques complémentaires visant, en pre-mier lieu, à accroître les moyens propres de ces entre-prises. Celles-ci peuvent bénéficier d’une exonérationlorsqu’une partie de leurs bénéfices est réservée pourdes investissements futurs. Tout comme en ce qui con-cerne le crédit d’impôt, qui a été instauré lors de la ré-forme de l’impôt des personnes physiques, le ministreespère pouvoir continuer à développer ce régime aucours des prochaines années, ce qui permettra aux en-treprises de disposer plus facilement de leur propre ca-

ook gezorgd voor de nodige transparantie : alle akkoor-den – waarbij bepaalde gegevens wel anoniem zullenblijven – zullen worden gepubliceerd (artikel 24 van hetwetsontwerp). Ook het parlement zal via een verslag opde hoogte worden gebracht over de toepassing van hetruling-systeem (artikel 25 van het wetsontwerp).

Het stelsel van de coördinatiecentra wordt aangepast,waarbij wordt ingespeeld op een aantal Europese richt-lijnen. De minister heeft hierover reeds overleg gepleegdmet Mario Monti, Europees Commissaris bevoegd voorhet concurrentiebeleid.

Bij het nemen van een investeringsbeslissing is derechtszekerheid voor de ondernemingen een even be-langrijk criterium als de hoogte van de tarieven. Voor veelondernemingen is de stabiliteit van het fiscale systeemvan doorslaggevend belang. Het ruling-systeem bete-kent in elk geval een versterking van de rechtszeker-heid.

Wat betreft de vermindering van de tarieven, wijst deminister erop dat hij samen met de eerste minister eentarief van 34 pct. had voorgesteld. Aangezien de aanvul-lende crisisbijdrage voor de particulieren nog niet volle-dig is afgeschaft, was er geen consensus om de aanvul-lende crisisbijdrage volledig af te schaffen voor devennootschappen. Het akkoord dat werd bereikt, komterop neer dat het nieuwe normale tarief 33 pct. bedraagt,vermeerderd met de aanvullende crisisbijdrage. Het gaathier om een eerste fase. Het streefdoel van de regeringis om op termijn een nominaal tarief van 30 pct. te berei-ken. Een eerste stap die in die richting kan worden ge-zet, is de afschaffing van de aanvullende crisisbijdrage,aangezien die in 2003 volledig wordt afgeschaft voor departiculieren.

De reeds bestaande verlaagde tarieven voor de KMO’sworden verder verminderd. Het specifieke KMO-tariefwordt vervolgens ook vermeerderd met de aanvullendecrisisbijdrage.

Eigenlijk betreft het hier een bijzonder eenvoudigehervorming die hoofdzakelijk bestaat uit een verminde-ring van de tarieven. Voor de KMO’s zijn er wel een aan-tal bijkomende specifieke maatregelen genomen die inde eerste plaats een versterking van de eigen middelenvan de KMO’s beogen. KMO’s komen in aanmerking vooreen vrijstelling wanneer winsten worden gereserveerdvoor toekomstige investeringen. Net zoals bij hetbelastingskrediet dat werd ingevoerd naar aanleiding vande hervorming van de personenbelasting, hoopt de mi-nister deze regeling in de loop van de komende jarenverder te kunnen uitbouwen, waardoor de ondernemin-gen in staat zullen zijn gemakkelijker over hun eigenkapitaal te beschikken. Verder zal er aan de KMOs ook

Page 8: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

8 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

pital. En outre, une exonération de toute majoration d’im-pôt sera accordée aux PME en cas d’absence ou d’in-suffisance de versements anticipés au cours des troispremiers exercices comptables suivant leur constitution.

Les mesures compensatoires devant assurer la neu-tralité budgétaire de la réforme ont déjà suscité de nom-breuses réactions. L’administration veillera à ce que lesassociations sans but lucratif soient mieux contrôlées,afin d’éviter que de fausses ASBL échappent à l’impôtdes sociétés auquel elles devraient normalement êtreassujetties. Lorsqu’on constatera que des ASBL dé-ploient des activités commerciales, l’impôt des sociétésleur sera appliqué.

Les mailles du filet seront encore resserrées pour cequi est de la déduction des revenus définitivement taxés.Les conditions d’application du régime des revenus dé-finitivement taxés sont devenues plus strictes. Cette ten-dance s’observe d’ailleurs depuis quelques années déjà.Les nouvelles solutions ont été élaborées à la lumièredes travaux préparatoires du Conseil supérieur des fi-nances.

L’application d’un précompte mobilier de 10% auxbonis de liquidation a déjà donné lieu, à l’occasion de lapublication d’un avis à ce sujet au Moniteur belge du 23avril 2002, à divers échanges de vues, tant en commis-sion des Finances et du Budget (question n° 7009 deMme Trees Pieters, question n° 7086 de M. Geert Bour-geois, voir Compte rendu intégral du 30 avril 2002, etinterpellation n° 1263 de Mme Trees Pieters, voir Compterendu intégral du 21 mai 2002) qu’en séance plénière(question n° 9619 de M. Dirk Pieters, voir Compte renduintégral du 25 avril 2002). Dès lors que tous les revenussont imposés, il faut considérer que cet impôt de 10%sur les bonis de liquidation n’est que normal. Par com-paraison avec le taux appliqué aux dividendes, il s’agitdu reste d’un taux qui n’a rien d’excessif.

Le ministre répète que l’on ne peut pas considérerqu’il y ait à proprement parler rétroactivité dans l’appli-cation de cette mesure.

En ce qui concerne les mesures relatives aux impôtsrégionaux, le ministre fait observer que l’autonomie fis-cale doit aller de pair avec la responsabilité fiscale. Ilconvient dès lors de savoir si les impôts perçus aux ni-veaux régional, provincial et communal doivent entraî-ner une déductibilité fiscale au niveau fédéral.

Le gouvernement souhaite dès lors supprimer la dé-

een vrijstelling worden toegestaan van belasting-verhoging ingeval geen of ontoereikende vooraf-betalingen zijn gedaan in de loop van de eerste drie boek-jaren van hun oprichting.

De compenserende maatregelen die ervoor moetenzorgen dat de hervorming plaatsvindt in een budgettairneutraal kader, hebben reeds heel wat reactie uitgelokt.De administratie zal ervoor zorgen dat de verenigingenzonder winstoogmerk beter worden gecontroleerd omte vermijden dat oneigenlijke vzw’s zouden ontsnappenaan de vennootschapsbelasting waaraan zij normaler-wijze moeten worden onderworpen. Wanneer vastgesteldwordt dat vzw’s commerciële activiteiten ontwikkelen,zullen zij worden onderworpen aan de vennootschaps-belasting.

Inzake de aftrek voor definitief belaste inkomsten zul-len de mazen van het net verder worden gedicht. Detoepassingsvoorwaarden van het stelsel van de defini-tief belaste inkomsten zijn strikter geworden. Deze ten-dens is trouwens reeds enkele jaren aan de gang. Bijhet uitwerken van nieuwe oplossingen werd gebruik ge-maakt van het voorbereidende werk van de Hoge Raadvan Financiën.

Over de toepassing van een roerende voorheffing van10 pct. op de liquidatieboni en naar aanleiding van depublicatie van een bericht hierover in het Staatsblad van23 april 2002 is zowel in de commissie voor de Finan-ciën en de Begroting (Vraag nr. 7009 van mevr. TreesPieters, vraag nr. 7086 van de heer Geert Bourgeois,zie Integraal Verslag van 30 april 2002 en interpellatienr. 1263 van mevr. Trees Pieters, zie Integraal Verslagvan 21 mei 2002) als in de plenaire vergadering (vraagnr. 9619 van de heer Dirk Pieters, zie Integraal Verslagvan 25 april 2002) reeds verscheidene malen van ge-dachten gewisseld. Aangezien alle inkomens wordenbelast, moet een belasting van 10 pct. op liquidatiebonials niet meer dan normaal worden beschouwd. In ver-gelijking met het tarief waaraan dividenden worden be-last, is dit trouwens een behoorlijk laag tarief.

De minister herhaalt zijn standpunt dat er bij de toe-passing van deze maatregel geen sprake kan zijn vaneen echte terugwerkende kracht.

Wat betreft de maatregelen inzake de gewestelijkebelastingen, wijst de minister erop dat fiscale autonomiegepaard moet gaan met fiscale verantwoordelijkheid. Devraag dringt zich dan ook op of belastingen op geweste-lijk, provinciaal, gemeentelijk vlak aanleiding moetengeven tot een fiscale aftrekmogelijkheid op federaal vlak.

De regering wenst dan ook de aftrek als beroeps-

Page 9: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

91918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

ductibilité à titre de frais professionnels d’une série d’im-pôts régionaux spécifiques. Il s’agit, en l’occurrence, es-sentiellement de diverses formes de taxesenvironnementales. Le gouvernement entend ainsi inver-ser la tendance. Ne serait-il en effet pas préférable queles régions structurent différemment leur fiscalité, afind’éviter que des entreprises ayant fourni des efforts im-portants dans le domaine de l’environnement, doiventmalgré tout encore payer des taxes environnementales ?Si des entreprises sont particulièrement respectueusesde l’environnement, pourquoi devraient-elles encore payerdes taxes environnementales ? À cet égard, il convientsans nul doute d’harmoniser davantage les sanctions etles incitants. Le ministre a d’ailleurs l’impression que lesinstances régionales songent déjà à réaliser une telleharmonisation.

Le ministre a constaté, à l’occasion de la réforme del’impôt des personnes physiques, que la pression fis-cale tendait à diminuer à tous les niveaux de pouvoir. EnFlandre, la redevance radio et télévision a été suppri-mée, l’impôt des personnes physiques a été réduit parle biais de la technique des centimes soustractionnelset les taux des droits d’enregistrement ont diminué. Laréforme fiscale à laquelle la Région de Bruxelles-Capi-tale a procédé a également pour but de réduire la pres-sion fiscale. Et en Région wallonne, on observe égale-ment une diminution de la pression fiscale. En ce quiconcerne l’augmentation des taxes communales, le mi-nistre fait observer que de nombreuses communes onttendance à augmenter les taxes communales au coursde la période qui suit immédiatement les élections com-munales. Si de nouvelles élections communales s’an-noncent, les taxes communales tendent à nouveau àdiminuer.

Le ministre n’est pas convaincu que la suppressionde la déductibilité de certaines taxes environnementalesrégionales constituera une sanction pour les entrepri-ses.

Le ministre fait observer que certaines entreprises nepeuvent se braquer sur cette seule mesure pour affir-mer que la réforme de l’impôt des sociétés aura un effetnégatif sur elles. Elles perdent assez facilement de vueque les autres mesures de la réforme (diminution destaux, mesures en faveur des PME) leur seront favora-bles.

Pour l’essentiel, la modification en matière d’amortis-sements implique qu’un premier amortissement de l’exer-cice comptable au cours duquel des immobilisations sontacquises ou constituées, ne sera pris en considérationque prorata temporis. Dans l’état actuel de la législation,un investissement réalisé le 31 décembre peut encoreêtre amorti pour la durée complète de l’année comme

kosten van een aantal specifieke gewestelijke belastin-gen af te schaffen. In hoofdzaak gaat het hier om allerleivormen van milieuheffingen. Hiermee wil de regering eentrendbreuk tot stand brengen. Zou het namelijk niet be-ter zijn dat de gewesten hun fiscaliteit anders structure-ren om te vermijden dat ondernemingen die op het vlakvan het milieu zware inspanningen hebben geleverd, tochnog milieuheffingen moeten betalen ? Indien bedrijvenbijzonder milieubewust werken, waarom moeten ze dannog milieuheffingen betalen ? Op dit vlak moetensanctionerende en stimulerende maatregelen ongetwij-feld beter op elkaar opgestemd worden. De minister heefttrouwens de indruk dat er op gewestelijk niveau reeds indeze richting wordt gedacht.

Naar aanleiding van de hervorming van de personen-belasting heeft de minister vastgesteld dat er zich opalle beleidsniveaus een tendens voordoet naar een da-lende fiscale druk. In Vlaanderen werd het kijk- en luister-geld afgeschaft, werd de personenbelasting verlaagd viade techniek van de afcentiemen en daalden de tarievenvan de registratierechten. De fiscale hervorming die hetBrussels Hoofdstedelijk Gewest heeft doorgevoerd, heeftook tot doel de fiscale druk te verminderen. En ook inhet Waals Gewest doet er zich een daling van de fiscaledruk voor. Wat betreft de stijging van de gemeentelijkebelastingen, wijst de minister erop dat vele gemeente-besturen de neiging hebben de gemeentebelastingen teverhogen in de periode die onmiddellijk volgt op degemeenteraadsverkiezingen. Zijn er opnieuwgemeenteraadsverkiezingen in aantocht, dan vertonende gemeentebelastingen opnieuw een dalende trend.

De minister is er niet van overtuigd dat de bedrijvengestraft worden door het schrappen van deaftrekbaarheid van bepaalde gewestelijke milieu-heffingen.

De minister merkt op dat bepaalde ondernemingenzich niet mogen toespitsen op deze ene maatregel omte beweren dat de hervorming van de vennootschaps-belasting voor hen een negatief effect heeft. Ze verlie-zen nogal gemakkelijk uit het oog dat de ander maatre-gelen uit de hervorming (vermindering van de tarieven,maatregelen ten voordele van de KMO’s) wel in hun voor-deel spelen.

In essentie komt de wijziging op het vlak van de af-schrijvingen erop neer dat een eerste afschrijving in hetboekjaar waarin vaste activa werden verkregen of totstand gebracht, slechts pro rata temporis in aanmerkingwordt genomen. Volgens de bestaande regeling kan eeninvestering die op de 31ste december tot stand komt, toch

Page 10: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

10 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

s’il avait été réalisé le 1er janvier de la même année. Il estdès lors étrange de constater que certaines décisionsen matière d’investissements ne sont prises qu’en find’année.

La règle pro rata temporis en matière d’amortisse-ments correspond mieux à la réalité économique. Lesamortissements ont encore toujours lieu, mais sont ré-partis différemment dans le temps. La règle actuellementen vigueur pour les amortissements n’est d’ailleurs pasmodifiée pour les PME.

Le but est que les dispositions relatives à la diminu-tion des taux, les mesures compensatoires et et cellesconcernant le «ruling» entrent en vigueur au début de2003. La réforme Coperfin doit donc aussi être finaliséed’ici fin 2002. La réussite de la réforme est tributaire del’adaptation des structures administratives.

Les mesures fiscales ne doivent pas toujours êtreopposées aux mesures sociales. La mesure la plus effi-cace contre l’exclusion sociale est celle qui consiste àoffrir un accès au marché du travail à un maximum depersonnes. À cet égard, des mesures fiscales telles quel’octroi d’un crédit d’impôt aux groupes ayant les reve-nus les plus bas (mesure prévue par la réforme de l’im-pôt des personnes physiques) et les réductions d’impôtaccordées aux PME, sont particulièrement efficaces pourlutter contre l’exclusion sociale. La réduction d’impôtaccordée aux PME a en effet un impact important sur lacréation de nouveaux emplois.

Le ministre exècre le point de vue selon lequel lesréductions d’impôt doivent être considérées comme desmesures purement économiques, sans le moindre im-pact social, et selon lequel seule une augmentation desallocations peut être qualifiée de mesure sociale. Il es-time dès lors que le projet de loi à l’examen constitueraun instrument politique particulièrement efficace dans lalutte contre l’exclusion sociale.

Pour vérifier le respect de la neutralité budgétaire, ilsera fait appel à la Cour des comptes, qui sera chargéed’un contrôle de l’évolution des recettes de l’impôt dessociétés. L’évaluation sera étalée sur plusieurs exerci-ces d’imposition (2004-2006). La neutralité budgétaireimplique qu’il ne peut y avoir ni perte ni bénéfice pourles caisses de l’État. Si les recettes de l’impôt des socié-tés augmentent parce que la base imposable s’accroîtsous l’effet d’une intensification de l’activité économique,il sera donc possible de poursuivre la réduction des tauxnominaux. En revanche, si les recettes diminuent et quela neutralité budgétaire est menacée, des mesures com-pensatoires supplémentaires devront être envisagées.

nog afgeschreven worden voor de duur van het volle-dige jaar. Ze heeft als het ware op 1 januari van het-zelfde jaar plaatsgevonden. Het is dan ook merkwaardigom te moeten vaststellen dan sommige investerings-beslissingen pas op het jaareinde worden genomen.

De pro rata temporis regeling van de afschrijvingenstemt meer overeen met de economische werkelijkheid.De afschrijvingen vinden nog steeds plaats, maar wor-den anders in de tijd gespreid. De bestaande regelinginzake de afschrijvingen wordt overigens niet gewijzigdvoor de KMO’s.

De bedoeling is dat de bepalingen inzake daling vande tarieven, de compenserende maatregelen en de rulingvanaf aanvang 2003 in werking treden. De Coperfin-her-vorming moet dus ook tegen eind 2002 zijn afgerond.Voor het slagen van de hervorming is een aanpassingvan de administratieve structuren vereist.

Fiscale maatregelen moeten niet altijd afgewogenworden tegenover sociale maatregelen. De meest effi-ciënte maatregel tegen sociale uitsluiting is zoveel mo-gelijk mensen toegang te bieden tot de arbeidsmarkt. Indit opzicht kunnen fiscale maatregelen zoals het toeken-nen van een belastingkrediet voor de laagste inkomens-groepen waarin de hervorming van de personenbelastingvoorziet en belastingverminderingen voor KMO’s, bijzon-der doeltreffend zijn in de strijd tegen de sociale uitslui-ting. De belastingvermindering voor KMO’s heeft eenbelangrijke impact op de werkgelegenheidscreatie.

De minister hekelt de mentaliteit waarbij belasting-verminderingen louter beschouwd worden als economi-sche maatregelen die geen enkele sociale impact heb-ben en waarbij alleen verhogingen van de uitkeringenaanzien worden als een sociale maatregel. Hij is danook van mening dat het ter bespreking voorliggendewetsontwerp een bijzonder efficiënt beleidsinstrumentzal zijn in de strijd tegen de sociale uitsluiting.

Om te verifiëren of de budgettaire neutraliteit is ge-respecteerd, zal een beroep worden gedaan op hetRekenhof, dat belast zal worden met een monitoring vande evolutie van de ontvangsten inzake vennootschaps-belasting. De evaluatie zal gedurende verscheideneaanslagjaren (2004-2006) worden uitgevoerd. Budget-taire neutraliteit houdt in dat er geen verlies maar ookgeen winst is voor de staatskas. Indien de inkomsten uitde vennootschapsbelasting toenemen omdat de belast-bare basis groter wordt door een sterkere economischeactiviteit, zal dit dus de mogelijkheid creëren om de no-minale tarieven verder te laten dalen. Dalen de inkom-sten en komt de budgettaire neutraliteit in gevaar, dan

Page 11: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

111918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Le ministre est toutefois convaincu que cette dernièrehypothèse ne se réalisera pas. Il ressort d’ailleurs desrésultats du contrôle budgétaire que les recettes fisca-les sont parfaitement conformes aux prévisions budgé-taires. Les réductions d’impôt décidées par ce gouver-nement n’ont donc pas provoqué – comme l’avaientpourtant prédit certains esprits critiques – un dérapagedes recettes fiscales. Cela prouve une fois de plus queles impôts peuvent être diminués sans pour autant hy-pothéquer les finances publiques.

II.— AUDITIONS

A. Audition de M. de Fays, conseiller à la Cour descomptes

1. Exposé de M. de Fays

M. de Fays attire l’attention des membres de la com-mission sur l’article 35 du projet de loi.

Cet article est libellé comme suit:

«La Cour des comptes est chargée de réaliser uneévaluation des conséquences budgétaires des mesu-res contenues dans la présente loi en vue de garantir laneutralité budgétaire.»

Le monitoring de l’évolution des recettes de l’impôtdes sociétés, dont il est question dans cet article, vise-rait à mesurer le respect de la neutralité budgétaire de laprésente réforme de cet impôt. Cette évaluation, par laCour des comptes, se réaliserait ex post et pourrait vi-ser à vérifier si les mesures de réduction de taux de cetimpôt et de stimulation des investissements sont effecti-vement compensées par les autres mesures prévuespar la loi au titre précisément de mesures compensatoi-res.

Cette évaluation porterait sur les mesures légales qui,en vertu de la loi, sont soumises à cette condition deneutralité. A cet égard, il convient de souligner une im-précision dans l’article 35 précité du projet. La référenceque fait cet article aux «mesures contenues dans la pré-sente loi» implique que toutes les mesures reprises dansladite loi sont concernées, y compris par exemple cellesdu ruling contenues dans le titre III. Des décisions anti-cipées en matière fiscale, qui s’appliquent à l’ensembledes impôts et non au seul impôt des sociétés. Si l’inten-tion du législateur est bien de limiter le respect de laneutralité budgétaire aux mesures de la présente loi qui

zullen er bijkomende compenserende maatregelen moe-ten worden overwogen. De minister is er evenwel vanovertuigd dat deze laatste hypothese zich niet zal voor-doen. Uit de resultaten van de begrotingscontrole blijkttrouwens dat de fiscale ontvangsten volledig in de lijnliggen van de budgettaire ramingen. De belasting-verlagingen waartoe deze regering heeft beslist, heb-ben dus geen aanleiding gegeven – zoals door sommigecritici nochtans was voorspeld – tot een ontsporing ophet vlak van de fiscale inkomsten. Dit bewijst nog eensdat de belastingen verlaagd kunnen worden zonder datde overheidsfinanciën in de gevarenzone komen.

II.— HOORZITTINGEN

A. Hoorzitting met de heer de Fays, raadsheer bijhet Rekenhof

1. Uiteenzetting door de heer de Fays

De heer de Fays vestigt de aandacht van decommissieleden op artikel 35 van het wetsontwerp.

Dit artikel luidt als volgt :

«Het Rekenhof wordt ermee belast een evaluatie temaken van de budgettaire gevolgen van de maatrege-len vervat in onderhavige wet met het oog op het garan-deren van de budgettaire neutraliteit. »

De monitoring van de evolutie van de ontvangsten vande vennootschapsbelasting waarvan sprake in dat arti-kel, zou als doel hebben de inachtneming van de bud-gettaire neutraliteit door de onderhavige hervorming vandie belasting te meten. Die evaluatie door het Rekenhofzou ex post gebeuren en zou erin kunnen bestaan na tegaan of de maatregelen tot vermindering van debelastingvoeten van deze belasting en tot stimulering vande investeringen effectief worden gecompenseerd doorde andere maatregelen die de wet precies als compen-serende maatregelen vooropstelt.

Die evaluatie zou betrekking hebben op de wettelijkemaatregelen die krachtens de wet aan die voorwaardevan neutraliteit onderworpen zijn. In dat verband dient teworden gewezen op een onnauwkeurigheid in het boven-vermelde artikel 35 van het wetsontwerp. De verwijzingvan dat artikel naar de «maatregelen vervat in onderha-vige wet» impliceert dat alle maatregelen die de wetbevat, worden beoogd, met inbegrip bijvoorbeeld van dievan de ruling welke vervat zijn in titel III Voorafgaandebeslissingen in fiscale zaken die van toepassing zijn ophet geheel van de belastingen en niet enkel op devennootschapsbelasting. Indien het wel degelijk de in-

Page 12: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

12 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

concernent le seul impôt des sociétés, ce qui paraît logi-que, il conviendrait de le préciser clairement.

Par ailleurs, l’exposé des motifs invite la Cour descomptes non seulement à évaluer la neutralité de cetteréforme, mais aussi à affiner son analyse dans ce cadrede manière à identifier les mesures qui, le cas échéant,ne généreraient pas l’effet escompté. Il serait, dès lors,nécessaire que le gouvernement précise clairement, aumoment de l’adoption de la loi et pour chacune des me-sures soumises à la condition de neutralité budgétaire,quel en est l’effet escompté.

D’une manière générale, l’exposé des motifs du pro-jet de loi rappelle que la vérification du respect de laneutralité budgétaire est en premier lieu un objectif dugouvernement. La Cour des comptes interviendrait dansce contexte en tant qu’organe collatéral du Parlement etne pourrait établir son rapport que sur la base, notam-ment, de données collectées et analysées au préalablepar les administrations fiscales sous la responsabilitédu ministre des Finances. Il appartiendra à la Cour descomptes de valider ces données et de les commenter.

Compte tenu des dates d’entrée en vigueur retenuespar le projet de loi pour les diverses mesures (le plussouvent, l’exercice d’imposition 2004, donnant lieu enprincipe à une déclaration dans la première moitié de2004 au plus tôt), il faut signaler que le premier rapportannuel d’évaluation de la Cour des comptes ne pourrapas être présenté avant le second semestre de 2005.La vérification de la neutralité budgétaire de la réformesuppose, en effet, qu’un bilan de l’ensemble des mesu-res visées puisse être dressé. Par la suite, selon l’ex-posé des motifs, cette mission se traduirait par la pré-sentation de rapports annuels d’évaluation successifs.

Inversement, il faut souligner que cet exercice d’éva-luation de la neutralité budgétaire de la réforme de 2002risque de perdre au fil des années de sa pertinence.D’autres modifications législatives interviendront sansdoute à l’avenir et l’intérêt de mesurer la neutralité d’uneréforme passée ne se justifiera probablement pas indé-finiment.

tentie van de wetgever is de inachtneming van de bud-gettaire neutraliteit te beperken tot de maatregelen in deonderhavige wet die enkel de vennootschapsbelastingbetreffen, wat logisch lijkt, moet dat duidelijk wordengepreciseerd.

De memorie van toelichting verzoekt het Rekenhofbovendien niet enkel de neutraliteit van die hervormingte evalueren, maar ook zijn analyse in dat raam te verfij-nen teneinde de maatregelen te identificeren die even-tueel niet de verhoopte uitwerking zouden hebben. Hetzou derhalve noodzakelijk zijn dat de regering, op hetogenblik van de goedkeuring van de wet en voor allemaatregelen die aan de voorwaarde van de budgettaireneutraliteit zijn onderworpen, duidelijk preciseert welkedat gewenste effect is.

Op algemene wijze herinnert de memorie van toe-lichting van het wetsontwerp eraan dat de verificatie vande inachtneming van de budgettaire neutraliteit in deeerste plaats een oogmerk van de regering is. Het Reken-hof, dat als collateraal orgaan van het Parlement zouoptreden, zou derhalve zijn verslag slechts kunnen op-stellen op grond van gegevens die vooraf door de fis-cale besturen onder de verantwoordelijkheid van de Mi-nister van Financiën zijn ingezameld en geanalyseerd.Het Rekenhof zou dan die gegevens moeten bekrachti-gen en becommentariëren.

Rekening houdend met de data van inwerkingtredingdie het wetsontwerp voor de verschillende maatregelenin aanmerking neemt (meestal het aanslagjaar 2004, datin principe aanleiding geeft tot een aangifte ten vroegstein de eerste helft van 2004), blijkt dat het eerste jaar-lijkse evaluatierapport van het Rekenhof pas vanaf hettweede semester van 2005 zal kunnen worden voorge-legd. De verificatie van de budgettaire neutraliteit van dehervorming veronderstelt immers dat een balans van hetgeheel van de beoogde maatregelen kan worden opge-maakt. Vervolgens zou die opdracht volgens de memo-rie van toelichting worden geconcretiseerd door het voor-leggen van opeenvolgende jaarlijkse evaluatierapporten.

Omgekeerd dient te worden onderstreept dat die oe-fening inzake het evalueren van de budgettaire neutrali-teit van de hervorming van 2002 het gevaar loopt naverloop van jaren aan relevantie in te boeten. Er zullenin de toekomst ongetwijfeld andere wijzigingen in dewetgeving worden aangebracht en het belang om deneutraliteit van een vroegere hervorming te meten zalwaarschijnlijk niet tot in het oneindige kunnen wordenverantwoord.

Page 13: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

131918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Enfin, il convient de souligner que, pour la réalisationde cette mission, la Cour des comptes reste tributairedes données qui seront collectées par les administra-tions fiscales. Dès lors, après l’adoption de ce projet deloi, la Cour invitera le ministre des Finances à opérer unrecensement des mesures concrètes à mettre en œuvre,dès 2003, par les administrations fiscales pour garantirl’existence à terme de données permettant d’opérer cemonitoring.

Ce dernier aspect est d’autant plus important que lamasse des recettes de l’impôt des sociétés d’une an-née budgétaire est constituée du total des impositionspratiquées durant cette année, tous exercices d’imposi-tion confondus, tandis que l’évaluation de la neutralitébudgétaire de la réforme, qui implique la vérification del’efficacité des mesures compensatoires, ne concerneraque les recettes générées par application des règlesnouvelles. Ce travail nécessitera donc de consulter desdonnées plus fines que le simple total des impositionsannuelles.

D’une manière générale, la déclaration à l’impôt dessociétés et ses annexes devront dès lors être aména-gées de sorte qu’il soit possible, non seulement d’endégager les bases imposables nouvelles, mais égale-ment de reconstituer à partir de ces dernières ce qu’el-les auraient été sous l’empire des règles anciennes.Seule cette manière de procéder permettra en effet deconfronter concrètement et réalistement deux chiffres,l’un exprimant l’effet des mesures de réduction de l’im-pôt et l’autre, le total des effets des mesures compensa-toires. La qualité de la déclaration à l’impôt des sociétésrend cette approche réalisable.

À cette mesure s’appuyant sur les bases imposableseffectivement enregistrées, pourront être adjointes lesestimations de l’effet d’autres facteurs concernés, no-tamment celui de l’effet attractif du nouveau régime.

Un premier rapport pourrait être adressé à la Cham-bre des représentants dans les mois qui suivront l’en-trée en vigueur de la loi, à l’issue des contacts avec lesadministrations fiscales.

Tot slot dient te worden onderstreept dat het Reken-hof voor het verwezenlijken van die opdracht aangewe-zen blijft op de gegevens die zullen worden ingezamelddoor de fiscale besturen. Na de goedkeuring van datwetsontwerp zal het Rekenhof de Minister van Finan-ciën bijgevolg vragen een inventaris op te maken van demaatregelen die vanaf 2003 concreet zullen moetenworden toegepast door de fiscale besturen om te waar-borgen dat er op termijn gegevens beschikbaar zullenzijn om die monitoring te kunnen uitvoeren.

Dat laatste aspect is des te belangrijker daar de massavan de ontvangsten van de vennootschapsbelasting vaneen begrotingsjaar bestaat uit het totaal van de gedu-rende dat jaar uitgevoerde aanslagen, zonder onder-scheid naar aanslagjaar, terwijl de evaluatie van de bud-gettaire neutraliteit van de hervorming, die impliceert datde doeltreffendheid van de compenserende maatrege-len moet worden geverifieerd, enkel betrekking zal heb-ben op de ontvangsten gegenereerd na toepassing vande nieuwe regels. Voor dat werk zullen dus meer ver-fijnde gegevens moeten worden geraadpleegd dan hetgewone totaal van de jaarlijkse aanslagen.

In het algemeen moeten de aangifte voor devennootschapsbelasting en de bijlagen ervan bijgevolgzo worden opgevat dat het mogelijk is niet enkel denieuwe belastbare grondslagen eruit te halen maar even-eens op basis daarvan een wedersamenstelling te ma-ken van wat ze geweest zouden zijn bij toepassing vande oude regels. Enkel via die werkwijze zal men immerstwee cijfers op concrete en realistische wijze met elkaarkunnen vergelijken, waarvan het ene het effect uitdruktvan de maatregelen inzake vermindering van de belas-ting en het andere het totaal van de effecten van de com-penserende maatregelen. Deze benadering is uitvoer-baar door de kwaliteit van de aangifte in devennootschapsbelasting.

Naast die meting die steunt op de effectief geregis-treerde belastbare grondslagen kunnen ook ramingenworden gemaakt van het effect van andere factoren inkwestie, inzonderheid van de attractiviteit van de nieuweregeling.

Er zou in de maanden na de inwerkingtreding van dewet, na afloop van contacten met de fiscale besturen,een eerste rapport aan de Kamer van Volksvertegen-woordigers kunnen worden gericht.

Page 14: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

14 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

B. Questions et observations des membres

M. Dirk Peeters (CD&V) souhaite obtenir des préci-sions sur la méthodologie qui sera appliquée lors dumonitoring. En effet, l’évolution future des recettes fis-cales ne sera pas uniquement influencée par les dimi-nutions des taux et les mesures compensatoires.D’autres facteurs exogènes, tels que la conjoncture éco-nomique et la législation existante, peuvent avoir un im-pact important sur l’évolution des recettes. Isoler l’effetd’une mesure compensatoire n’est donc certainementpas une sinécure.

Cette méthodologie sera sans aucun doute consignéedans un document avec des lignes directrices concrè-tes. Avant d’appliquer cette méthodologie, il serait sou-haitable que ce document soit transmis à la commissiondes Finances et du Budget, et ce, afin d’éviter que cetteméthodologie puisse être contestée au moment de lapublication des résultats du premier monitoring.

Le libellé «mesures contenues dans la présente loi»(art. 35 du projet de loi) peut-il être interprété au sensstrict ? Dans la déclaration de politique fédérale du 8octobre 2002, il a également été question d’augmenterla contribution due lors du dépôt des comptes annuels àla Centrale des Bilans de la Banque nationale. Cetteaugmentation de la contribution ne relève-t-elle donc pasdes mesures visées à l’article 35 du projet de loi ? Dansun tableau réalisé par l’Inspection des finances, uneamélioration de la perception de la TVA est égalementconsidérée comme une mesure compensatoire. Cepen-dant, cela n’entre pas dans le cadre du projet de loi àl’examen.

Le monitoring est une analyse ex post. On peut réel-lement craindre que les résultats du monitoring révèlentque la neutralité budgétaire n’a pas été respectée parcequ’il y a eu une augmentation ou une diminution du pro-duit de l’impôt des sociétés. S’il s’avère qu’il s’agit dedépassements graves, le prochain gouvernement devrarectifier la situation. Le ministre a-t-il déjà une idée de lamanière dont il convient de réagir aux conclusions dumonitoring ?

M. Alfons Borginon (VU&ID) fait observer que lors del’évaluation des différentes mesures, il faut aussi tenircompte de l’évolution dans le temps. Les revenus prove-nant du nouveau régime en matière de bonis de liquida-tion pourraient par exemple être moins élevés que prévula première année et augmenter fortement l’année sui-vante.

B. Vragen en opmerkingen van de leden

De heer Dirk Pieters (CD&V) wenst enige verduidelij-king te krijgen over de methodologie die bij de monitoringzal worden gehanteerd. De toekomstige evolutie van defiscale ontvangsten zal namelijk niet alleen worden beïn-vloed door de tariefverlagingen en de compenserendemaatregelen. Ook andere exogene factoren zoals deeconomische conjunctuur en reeds bestaande wetge-ving kunnen een belangrijke impact hebben op de evo-lutie van de ontvangsten. Het isoleren van het effect vaneen compenserende maatregel is dus zeker geen sine-cure.

Ongetwijfeld zal deze methodologie worden uitge-schreven in een handleiding met concrete richtlijnen.Vooraleer deze methodologie wordt toegepast, zou hetnuttig zijn mocht dit document aan de commissie voorde Financiën en de Begroting worden voorgelegd. Hier-door vermijdt men dat de gehanteerde methodologie invraag zou worden gesteld op het ogenblik dat de resul-taten van de eerste monitoring bekend worden gemaakt.

Mag de omschrijving «maatregelen vervat in onder-havige wet» (artikel 35 van het wetsontwerp) strikt wor-den geïnterpreteerd ? In de federale beleidsverklaringvan 8 oktober 2002 was er bijvoorbeeld ook sprake vaneen hogere bijdrage voor de neerlegging van de jaar-rekeningen bij de Balanscentrale van de Nationale Bank.Deze verhoging van de bijdrage valt dus niet onder demaatregelen die in artikel 35 van het wetsontwerp wor-den beoogd ? In een tabel die werd opgesteld door deInspectie van Financiën wordt een betere inning van deBTW ook beschouwd als een compenserende maatre-gel. Nochtans valt dit buiten het bestek van het ter be-spreking voorliggende wetsontwerp.

De monitoring is een expost analyse. De kans is reëeldat er de resultaten van de monitoring zullen aangevendat de budgettaire neutraliteit niet werd gerespecteerddoordat er zich een verhoging of een verlaging van deopbrengst van de vennootschapsbelastingen heeft voor-gedaan. Wanneer blijkt dat het gaat om ernstigeoverschrijdingen, zal de volgende regering moeten bij-sturen. Heeft de minister reeds enig idee op welke wijzeer gereageerd moet worden op de conclusies van demonitoring ?

De heer Alfons Borginon (Vu&ID) wijst erop dat bij deevaluatie van de verschillende maatregelen ook reke-ning moet worden gehouden met de tijdsevolutie. De in-komsten uit de nieuwe regeling inzake de liquidatiebonizouden bijvoorbeeld het eerste jaar minder hoog kun-nen uitvallen dan verwacht, terwijl ze het jaar daaropsterk toenemen.

Page 15: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

151918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

C. Réponses du ministre des Finances et de M. deFays

Le ministre des Finances fait observer que le gouver-nement transmettra les chiffres de l’évaluation ex antede l’incidence des mesures proposées (tant la diminu-tion des taux que les mesures compensatoires) à la Courdes comptes. En collaboration avec la Cour des comp-tes, le gouvernement isolera les chiffres relatifs aux re-cettes fiscales à l’impôt des sociétés. En ce qui con-cerne les recettes fiscales, une distinction devra êtreétablie entre les montants relatifs à l’exercice d’imposi-tion auquel s’applique le monitoring et les recettes pro-venant d’exercices d’imposition antérieurs. Les mesu-res nécessaires à cet effet seront prises dès 2003.

L’accord fiscal préalable permettant de prendre desdécisions anticipées en ce qui concerne l’application dela législation fiscale existante ne fait pas partie des me-sures compensatoires et ne peut pas non plus être con-sidéré comme une mesure ayant pour objet de diminuerl’impôt des sociétés.

Toutes les mesures compensatoires dont le monito-ring devra tenir compte, seront énumérées clairementdans une note, qui sera mise à la disposition de la Courdes comptes et de la commission des Finances et duBudget.

La note d’évaluation présentant un calcul de l’impactbudgétaire de la réforme de l’impôt des sociétés, élabo-rée par les services du ministre du Budget en collabora-tion avec l’administration des Finances, sera égalementmise à la disposition de la commission. (voir annexe auprésent rapport). Le rapport rédigé à ce sujet par l’Ins-pection des Finances est dépassé. La meilleure percep-tion de la TVA, à laquelle M. Pieters a fait allusion, n’estpas considérée comme une mesure compensatoire.

Pour répondre à la question de M. Pieters, le ministreconfirme que les mesures visées à l’article 35 ne con-cernent que les mesures prévues par le projet de loi àl’examen. Il est exclu que la Cour des comptes puisseprendre en compte d’autres mesures dans le cadre deson évaluation.

Le ministre est disposé à soumettre à la commissiondes Finances et du Budget les documents explicitant laméthodologie qu’il est prévu d’appliquer. Quoi qu’il ensoit, les administrations fiscales auront une tâche im-portante à accomplir lorsqu’en 2004, elles devront dis-tinguer clairement les recettes des différents exercicesd’imposition.

C. Antwoorden van de minister van Financiën en deheer de Fays

De minister van Financiën merkt op dat de regeringde cijfers van de ex ante evaluatie over de impact van devoorgestelde maatregelen (zowel de verlaging van detarieven als de compenserende maatregelen) aan hetRekenhof zal bezorgen. In samenwerking met het Reken-hof zullen de relevante cijfers uit de fiscale ontvangstenvan de vennootschapsbelasting geïsoleerd worden. Bin-nen de fiscale ontvangsten zal een onderscheid moetenworden gemaakt tussen de bedragen die betrekkinghebben op het aanslagjaar waarop de monitoring vantoepassing is en de inkomsten afkomstig uit vooraf-gaande aanslagjaren. Vanaf 2003 zullen hiervoor denodige maatregelen worden genomen.

De ruling waardoor voorafgaande beslissingen overde toepassing van de bestaande fiscale wetgeving kun-nen worden genomen, maakt geen deel uit van de com-penserende maatregelen en kan ook niet beschouwdals maatregel die tot doel heeft de vennootschaps-belasting te verlagen.

In een nota zal een duidelijke opsomming wordenverstrekt van alle compenserende maatregelen waar-mee de monitoring rekening moet houden. Deze notazal ter beschikking worden gesteld van het Rekenhof ende commissie voor de Financiën en de Begroting.

De evaluatienota met een berekening van de budget-taire impact van de hervorming van de vennootschaps-belasting die werd opgesteld door de diensten van minis-ter van Begroting in samenwerking met de administratievan Financiën, zal ook ter beschikking worden gesteldvan de commissie. (zie bijlage bij dit verslag). Het verslagdat hierover werd opgesteld door Inspectie van Finan-ciën, is achterhaald. De betere inning van de BTW waar-naar de heer Pieters heeft verwezen, wordt niet be-schouwd als een compenserende maatregel.

Naar aanleiding van de vraag van de heer Pietersbevestigt de minister dat de maatregelen waarvan sprakein artikel 35 alleen betrekking hebben op de maatrege-len die zijn opgenomen in het ter bespreking voorliggendewetsontwerp. Bij de monitoring door het Rekenhof kun-nen andere maatregelen niet in aanmerking worden ge-nomen.

De minister is bereid de documenten waarin de tehanteren methodologie wordt uitgewerkt, voor te leggenaan de commissie voor de Financiën en de Begroting. Inelk geval is een belangrijke taak in dit verband wegge-legd voor de fiscale administraties die in 2004 een dui-delijk onderscheid tot stand zullen moeten brengen inde ontvangsten van de verschillende aanslagjaren.

Page 16: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

16 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Il faut contrôler la neutralité budgétaire en se basantsur une seule et même conjoncture économique. Unerécession ou une amélioration sensible de la conjonc-ture économique ne peuvent influencer les calculs.

Le ministre souligne une fois encore que la neutra-lité budgétaire implique que la réforme de l’impôt dessociétés n’engendre ni pertes ni bénéfices pour lesfinances publiques. Si les recettes de l’impôt des so-ciétés devaient augmenter par suite d’une relance dela conjoncture économique ou en raison des retom-bées positives des mesures compensatoires, une nou-velle réduction des taux pourrait être opérée jusqu’à30%. Ainsi qu’il l’a déjà indiqué dans son exposé in-troductif, le ministre espère que les taux pourront en-core être réduits. Si les effets de retour ont une inci-dence positive sur les recettes de l’impôt des sociétés,cela dégagera une marge permettant une réductiondes taux. Dès lors que la réforme proposée aura unimpact positif sur l’activité économique, il est d’ailleursfort possible que des retombées positives soient en-registrées.

La Cour des comptes a pour mission de vérifier l’inci-dence des différentes mesures sur le budget. En revan-che, la décision relative à la façon de réagir à l’évolutiondes recettes de l’impôt des sociétés est une décisionpurement politique.

Pour pouvoir apporter des corrections en connais-sance de cause, une évaluation doit être prévue pen-dant plusieurs années. La Cour des comptes pourra faireun rapport dès 2005 et jusqu’en 2007. Ensuite, touteévaluation deviendra inutile étant donné qu’entre-tempsla situation de départ aura considérablement évolué.

En ce qui concerne les bonis de liquidation, le minis-tre fait observer que cette mesure est déjà d’applicationen 2002. Les autorités disposent donc déjà de recettessupplémentaires sans qu’une réduction des taux ait eulieu. Dans son premier rapport relatif à l’exercice d’im-position 2004, revenus 2003, la Cour des comptes tien-dra compte du fait qu’en ce qui concerne les bonis deliquidation, la mesure a été introduite dès 2002.

M. de Fays fait observer qu’une bonne collaborationentre la Cour des comptes et les administrations fisca-les est essentielle pour le monitoring. La Cour des comp-tes fera rapport au parlement sur le déroulement de cemonitoring.

Bij de uitvoering van de monitoring inzake begrotings-neutraliteit moet uitgegaan worden van eenzelfde eco-nomische conjunctuur. Een recessie of een sterk verbe-terde economische conjunctuur mag de berekening nietbeïnvloeden.

De minister vestigt er nog eens de aandacht op datbudgettaire neutraliteit betekent dat de hervorming vande vennootschapsbelasting geen verlies, maar ook geenwinst oplevert voor de overheidsfinanciën. Wanneer alsgevolg van een sterke economische conjunctuur of van-wege de terugverdieneffecten van de compenserendemaatregelen de opbrengsten van de vennootschaps-belasting zouden toenemen, kunnen de tarieven verderverlaagd worden tot 30 %. Zoals hij reeds heeft aange-geven in zijn inleidende uiteenzetting, hoopt de ministerdat de tarieven in de toekomst verder verlaagd kunnenworden. Wanneer terugverdieneffecten een positieveweerslag hebben op de inkomsten uit de vennootschaps-belasting, ontstaat de marge om de tarieven verder teverlagen. Aangezien de voorgestelde hervorming eenpositieve weerslag zal hebben op de economische acti-viteit, is het trouwens heel goed mogelijk dat er zich eenterugverdieneffect zal voordoen.

De taak van het Rekenhof bestaat erin na te gaan watde impact op de begroting is van de verschillende maat-regelen. Hoe er gereageerd moet worden op de evolutievan de inkomsten uit de vennootschapsbelasting, is eenlouter politieke beslissing.

Om met kennis van zaken te kunnen bijsturen, moeter gedurende meerdere jaren een evaluatie plaatsvin-den. Vanaf 2005 tot in 2007 kan het Rekenhof een ver-slag uitbrengen. Nadien wordt evalueren zinloos omdatde uitgangssituatie ondertussen volledig zal zijn veran-derd.

Wat betreft de liquidatieboni, merkt de minister op datdeze maatregel reeds geldt voor 2002. De overheid be-schikt dus reeds over meerinkomsten zonder dat er eentariefverlaging heeft plaatsgevonden. In zijn eerste ver-slag over het aanslagjaar 2004, inkomsten 2003 zal hetRekenhof voor wat de maatregel inzake de liquidatie-boni betreft, er dus mee rekening moeten houden datdeze maatregel reeds in 2002 werd ingevoerd.

De heer de Fays merkt op dat een goede samenwer-king tussen het Rekenhof en de fiscale administratiesvan essentieel belang is voor de monitoring. Het Reken-hof zal verslag uitbrengen aan het parlement over hetverloop van deze monitoring.

Page 17: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

171918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

La Cour des comptes pourra également se servir del’évaluation ex ante de l’impact budgétaire des différen-tes mesures réalisée par le gouvernement.

B. Audition de M. Bernard Jurion, président de lasection « Fiscalité et parafiscalité » du Conseil Su-périeur des Finances

M. Jurion indique que le rapport portant sur la réformede l’impôt des sociétés1 a été établi par la section « fis-calité et parafiscalité » du Conseil Supérieur des Finan-ces à la demande du ministre des Finances. Son objec-tif est de tracer un certain nombre de pistes permettantde réduire le taux nominal de l’impôt tout en élargissantsuffisamment la base taxable afin de répondre à la con-trainte de neutralité budgétaire.

L’objet du présent exposé n’est pas seulement de syn-thétiser les principales conclusions du rapport, mais aussiet surtout, de les replacer dans le contexte de la missionqui avait été confiée à la section, tout en tenant compteà la fois du contexte international et de l’évolution de lastructure des recettes du pouvoir fédéral dans les dixdernières années.

Parmi les mesures qui sont suggérées pour réduirele taux de l’impôt des sociétés tout en respectant la con-trainte de neutralité budgétaire, la section a distinguécelles qui sont envisageables à court terme de cellesqui ne sont possibles qu’à long terme. Elle a aussi réflé-chi aux objectifs et aux modalités d’un régime fiscal spé-cifique pour les petites et moyennes entreprises.

La section « fiscalité et parafiscalité » du Conseil Su-périeur des Finances a consacré 14 réunions à la pré-paration du rapport et a auditionné plusieurs juristes,spécialistes de l’imposition des entreprises ainsi que desmembres de l’Administration. Un de ses membres n’apas participé aux travaux tandis qu’un autre n’a pas ap-prouvé le rapport. Dans le présent exposé, M. Juriontient à préciser qu’il prend seul la responsabilité de toutcommentaire qui ne refléterait pas parfaitement la philo-sophie de ce rapport.

1. La mission confiée par le gouvernement fédéral àla section « fiscalité et parafiscalité » du Conseil Supé-rieur des Finances.

Cette mission consistait à envisager les modalités dela mise en œuvre de l’intention exprimée comme suit

Het Rekenhof zal ook gebruik kunnen maken van deex ante evaluatie van de budgettaire impact van de ver-schillende maatregelen die door de regering werd opge-steld.

B. Hoorzitting met de heer Bernard Jurion, voor-zitter van de afdeling «Fiscaliteit en Parafiscaliteit»van de Hoge Raad van Financiën

De heer Jurion stipt aan dat het rapport over de her-vorming van de vennootschapsbelasting op verzoek vande minister van Financiën werd opgesteld door de afde-ling «Fiscaliteit en Parafiscaliteit» van de Hoge Raad vanFinanciën1. Bedoeling van dat rapport is een aantal denk-pistes uit te tekenen die het mogelijk moeten maken denominale aanslagvoet te verlagen, maar tegelijkertijd debelastbare grondslag voldoende te verbreden om tege-moet te komen aan de vereiste inzake budgettaire neu-traliteit.

Tijdens deze uiteenzetting zullen de belangrijkste con-clusies van dat rapport niet alleen op een rij worden ge-zet, maar ook en vooral worden geduid in het licht vande opdracht die de afdeling «Fiscaliteit en Parafiscaliteit»heeft meegekregen. Daarbij zal ook rekening wordengehouden met de internationale context en de evolutievan de structuur van de federale ontvangsten tijdens dejongste tien jaar.

Volgens de afdeling kunnen de thans gesuggereerdebudgettair neutrale maatregelen ter verlaging van devennootschapsbelasting worden opgesplitst in twee ca-tegorieën: de maatregelen die op korte termijn haalbaarzijn en de maatregelen die dat pas op lange termijn zijn.Voorts heeft de afdeling nagedacht over de doelstellin-gen van en de voorwaarden voor een specifieke belasting-regeling voor de kleine en middelgrote ondernemingen.

De afdeling «Fiscaliteit en Parafiscaliteit» van de HogeRaad van Financiën heeft aan de voorbereiding van hetrapport veertien vergaderingen gewijd en heeft ook tal vanjuristen, specialisten inzake het belasten van ondernemin-gen en ambtenaren gehoord. Een van haar leden heeftniet aan de werkzaamheden deelgenomen; een ander lidheeft het rapport niet goedgekeurd. Wat deze uiteenzettingbetreft, geeft de heer Jurion aan dat hij zelf alle verant-woordelijkheid op zich neemt voor commentaar die nietecht spoort met de basisideeën van dit rapport.

1. De opdracht die de federale regering aan de afde-ling «Fiscaliteit en Parafiscaliteit» van de Hoge Raad vanFinanciën heeft toevertrouwd

Die opdracht bestond erin te bepalen onder welkevoorwaarden concreet gestalte kan worden gegeven aan

1 Conseil superieur des Finances, Section «Fiscalité et parafiscalité»( avril 2001), La réforme de l’impôt des sociétés : le cadre, lesenjeux et les scénarios possibles, Ministère des Finances, Bulle-tin de Documentation, n°4, pp.155-370.

1 Hoge Raad van Financiën, afdeling «Fiscaliteit en Parafiscaliteit»(april 2001), «De hervorming van de vennootschapsbelasting: hetkader, de inzet en de mogelijke scenario’s», Ministerie van Finan-ciën, Documentatieblad, nr. 4, blz. 155-370.

Page 18: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

18 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

het voornemen dat in de federale regeringsverklaringwerd geformuleerd, te weten: «[inzake] devennootschapsbelasting zal de regering de bestaandeinternationale trend volgen tot verlaging van de nomi-nale tarieven en dit binnen een budgettair neutraal ka-der. Een hervorming zal worden voorbereid waarbij debasisaanslagvoet zal worden verminderd gecompen-seerd door de vermindering van de aftrekmogelijkheden.In dit kader zal het fiscaal statuut van de KMO’s en voor-namelijk dat van de kleinste ondernemingen moetenworden opgewaardeerd om de investeringen met eigenmiddelen te stimuleren.» (Stuk Kamer, nr. 20/1 - 1999(B.Z.)).

De in uitzicht gestelde hervorming van devennootschapsbelasting heeft dus een dubbele doelstel-ling:

– de nominale aanslagvoet verlagen;– het fiscaal statuut van de KMO’s herzien, teneinde

de investeringen met eigen middelen te stimuleren.Tevens behoort rekening te worden gehouden met de

vereiste dat die hervorming budgettair neutraal moet zijn.

Dat voornemen werd bevestigd naar aanleiding vande federale beleidsverklaring van 17 oktober 2000: «[een]hervorming van de vennootschapsbelasting zal wordendoorgevoerd om ondernemingen aan te moedigen meerin België te investeren. Deze hervorming strekt ertoe tweetarieven in te voeren, een basistarief vergelijkbaar metdat van de ons omliggende landen en een verlaagd ta-rief voor KMO’s, innovatievennootschappen en vennoot-schappen die investeren in onderzoek en op het inter-net.» (zie integraal verslag van de plenaire vergaderingvan 17 oktober 2000, CRIV 50 PLEN 075, blz. 7).

De twee doelstellingen van de hervorming wordenopnieuw bevestigd, met name om de buitenlandse on-dernemingen ertoe aan te zetten meer in België te in-vesteren, inzonderheid de innovatievennootschappen ende vennootschappen die investeren in onderzoek. Te-vens wordt eraan herinnerd dat de hervorming budgettairneutraal moet zijn.

Kort gezegd moet worden nagegaan hoe de belast-bare grondslag voldoende kan worden verhoogd om er-voor te zorgen dat de verlaging van de nominale aanslag-voet budgettair neutraal blijft.

2. Budgettaire neutraliteit en neutraliteit van de belas-ting ten opzichte van de economische keuzes

Voor tal van leden van de afdeling kwam dieneutraliteitsvereiste over als een wens van de regeringom de neutraliteit van de belasting ook te garanderenten aanzien van economische keuzes, inzonderheid de

dans la déclaration du gouvernement fédéral : «En ma-tière d’impôt sur les sociétés, le gouvernement suivra latendance internationale favorable à une diminution destarifs nominaux et ce, dans un cadre budgétaire neutre.Une réforme sera préparée tendant à réduire le taux d’im-position, compensée par une réduction du nombre depossibilités de déductions. Dans ce cadre, le statut fis-cal des PME, et en particulier des plus petites entrepri-ses, doit être revalorisé pour stimuler l’investissementsur fonds propres» (Doc. 20/1 – 1999 (S.E.) ).

La réforme projetée de l’impôt des sociétés a, dèslors, un double objectif :

– réduire le taux nominal de l’impôt– revoir le statut fiscal des PME dans l’objectif de sti-

muler l’investissement sur fonds propres.Et est soumise à une contrainte, celle d’un cadre bud-

gétaire neutre.

Cette intention est réaffirmée par la déclaration depolitique fédérale du 17 octobre 2000 : «une réforme del’impôt des sociétés sera menée pour encourager lesentreprises étrangères à investir davantage en Belgique.Cette réforme vise à introduire les deux tarifs : un tarifde base comparable à ce qui est pratiqué dans les paysvoisins et un tarif diminué pour les PME, les sociétésinnovantes et les sociétés qui investissent dans la re-cherche et dans Internet» (cf. le compte rendu intégralde la séance plénière du 17 octobre 2000, CRIV 50 PLEN075, p. 7).

Les deux objectifs de la réforme sont réaffirmés dansle but notamment d’encourager les entreprises étrangè-res à investir davantage en Belgique et plus particulière-ment, parmi elles, les sociétés innovantes et celles in-vestissant dans la recherche. La contrainte d’un cadrebudgétaire neutre est rappelée.

Plus simplement, il conviendra de voir comment aug-menter suffisamment la base taxable pour compenserla réduction du taux nominal de taxation dans un cadrebudgétaire neutre.

2. Neutralité budgétaire et neutralité de l’impôt vis-à-vis des choix économiques

Plusieurs membres de la section ont perçu la con-trainte de neutralité comme le souhait du gouvernementde voir également assurer la neutralité de l’impôt vis-à-vis des choix économiques et notamment des modes

Page 19: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

191918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

financieringswijze van de ondernemingen. Heeft de re-gering de specifieke aard van het fiscaal statuut van deKMO’s immers niet verantwoord door aan te voeren datzij aldus een impuls wil geven aan investeringen meteigen middelen, veeleer dan via leningen? Door meerbepaald de belastingvoet te verlagen en bepaalde fis-cale-aftrekposten af te schaffen, zouden we geleidelijkaan moeten evolueren naar een belastingstelsel dat min-der doorweegt op de economische keuzes, waardoordie keuzes veel meer dan vandaag zullen zijn ingege-ven door de rendabiliteit van het geïnvesteerde kapitaalvóór belasting. De keuze voor neutraliteit is een resolutekeuze voor economische doeltreffendheid. Daartoe be-horen de belastingen zo eenvormig en zo laag mogelijkte zijn, en mogen afwijkingen slechts worden toegestaanter bijsturing van externe factoren en markt-onvolkomenheden.

Het ligt misschien meer voor de hand dat de neutrali-teit alleen maar betrekking zou mogen hebben op debudgettaire impact van de op de sporen gezette hervor-ming. Maar dan moet wel nog worden nagegaan wat hetbegrip «budgettaire neutraliteit» precies inhoudt.

– Uit een (te?) strikt oogpunt zou het erom kunnengaan de verlaging van de belastingvoet volledig te com-penseren door de afschaffing van sommige aftrek-mogelijkheden, zodat de fiscale ontvangsten bij onge-wijzigde bedrijfswinst op hetzelfde niveau blijven. In diehypothese zou de hervorming van de vennootschaps-belasting uitsluitend een herverdelend effect hebben.Sommige ondernemingen of bedrijfstakken zouden vasten zeker minder belastingen betalen, andere dan weermeer.

– Uit een soepeler oogpunt zou ook rekening kunnen(moeten?) worden gehouden met het terugverdieneffectals gevolg van nieuwe investeringen en de bijkomendeontvangsten die zij opleveren. Aldus zou de hervorminghet mogelijk maken de daling van de belastingdruk opde ondernemingen deels te compenseren door nieuweontvangsten als gevolg van hogere winsten. Dan rijst welde vraag hoe groot dat terugverdieneffect zal zijn. Eenuiterst omzichtige inschatting waarbij men ervan uit zougaan dat er geen terugverdieneffect is, zou ons weer bijde eerste, hierboven beschreven hypothese brengen.Daar staat wel tegenover dat de regering de belasting-hervorming precies rechtvaardigt door te stellen dat zijde investeringen van buitenlandse ondernemingen inBelgië wil aanmoedigen… en, bijgevolg, ervoor wil zor-gen dat winst wordt gemaakt waarop dan weer belastin-gen kunnen worden geheven.

de financement des entreprises. Ne justifie-t-il d’ailleurspas la spécificité du statut fiscal des PME par le soucide stimuler l’investissement sur fonds propres plutôt quele recours à l’emprunt ? Plus précisément, en réduisantle taux d’imposition et en supprimant certaines déduc-tions fiscales, on devrait progresser vers un système fis-cal qui exerce moins d’emprise sur les choix économi-ques et rend ceux-ci davantage fonction du rendementavant impôt du capital investi. Le choix de la neutralitéaccorde la primauté à la recherche de l’efficacité écono-mique. Dans cette perspective, l’impôt devrait être uni-forme, perçu au taux le plus bas possible, les déroga-tions étant limitées à la prise en compte des externalitéset des imperfections de marché.

Plus vraisemblablement, peut-être, la neutralité de-vrait concerner seulement l’impact budgétaire de la ré-forme entreprise. Encore faut-il savoir ce que recouvreexactement cette notion de neutralité budgétaire :

– Il pourrait s’agir, dans une perspective très (trop ?)rigoureuse, de compenser parfaitement la baisse du tauxde l’impôt par la suppression de certaines déductionsde telle sorte qu’à profit constant des entreprises, le ren-dement de l’impôt reste inchangé. Dans cette hypothèse,la réforme de l’impôt des sociétés aurait uniquement uneffet redistributif. Certaines entreprises, certaines bran-ches d’activité paieraient certainement moins d’impôts.Au même moment, d’autres entreprises en paieraientplus.

– D’une façon plus souple, on pourrait (devrait ?) pren-dre en compte l’effet de retour entraîné par de nouveauxinvestissements et les profits supplémentaires qu’ilscréent. La réforme permettrait alors de compenser par-tiellement la baisse de la pression fiscale sur les entre-prises par de nouvelles recettes issues de profits plusélevés. Se pose alors la question de la mesure de l’im-portance de cet effet de retour. Une prudence extrême,nous conduisant à admettre qu’il est nul, nous ramène-rait à la première hypothèse ci-dessus. Mais le gouver-nement ne justifie-t-il pas lui-même la réforme de l’impôtpar le souci d’encourager les entreprises étrangères àinvestir plus en Belgique…et, par conséquent, à y réali-ser des profits qui seront taxés ?

Page 20: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

20 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

3. Vaststellingen - Recente ontwikkelingen inzakevennootschapsbelasting

De vennootschapsbelasting werd begin de jaren ’90gekenmerkt door een lichte verlaging van de nominaleaanslagvoet (van 43% tot 39%, gevolgd door een stij-ging tot 40,17% wegens de aanvullende crisisbijdrage).Later in de jaren ’90 werd die verlaging ruimschoots ge-compenseerd door een verbreding van de belastbaregrondslag, waardoor de effectieve belastingvoet voor deondernemingen beetje bij beetje is gestegen.

Grafiek nr. 1 hieronder vergelijkt (sinds 1978) de evo-lutie van de nominale aanslagvoet met die van de effec-tieve aanslagvoet. De effectieve aanslagvoet wordt be-rekend door de effectief door de vennootschappenverschuldigde belasting te delen door het bedrag vanhun winst zonder inachtneming van belastingen (maarmét inachtneming van de «verworpen» uitgaven, waar-van de aftrek op grond van de belastingwetgeving niet istoegestaan). Het aldus verkregen bedrag van de winstbenadert bijgevolg het best het «referentiesysteem»waarop de fiscale uitgaven afwijkingen vormen. Een -economische niet echt pertinente - variante daarop (ef-fectieve aanslagvoet, grondslag verhoogd met DBI)neemt het bedrag van de definitief belaste inkomsten opin het bedrag van de bedrijfswinst, waardoor de effec-tieve aanslagvoet evenredig lager komt te liggen.

3. Le constat. Les évolutions récentes en matièred’impôt des sociétés.

L’évolution de l’impôt des sociétés pendant les années90 montre qu’une légère diminution du taux nominal del’impôt en début de période (de 43 à 39% avant de re-monter à 40,17% sous l’effet de la contribution complé-mentaire de crise) a été plus que compensée par unélargissement de la base imposable de telle sorte quele taux de taxation effectif des entreprises s’est progres-sivement accru.

Le graphique 1 ci-dessous compare, depuis 1978,l’évolution du taux nominal d’imposition et celle du tauxd’imposition effectif. Ce dernier est calculé en faisant lerapport entre l’impôt effectivement dû par les sociétés etle montant de leurs bénéfices dont on n’a pas déduit lesdépenses fiscales (mais bien les «dépenses non admi-ses» dont la déduction n’est pas permise par la législa-tion fiscale). Ce montant de bénéfices est, par consé-quent, le plus proche possible du «système de référence»par rapport auquel les dépenses fiscales constituent desdérogations. Une variante (taux d’imposition effectif, basemajorée des RDT) inclut, sans beaucoup de pertinenceéconomique cependant, le montant des revenus défini-tivement taxés dans celui des bénéfices des entrepri-ses, ce qui réduit d’autant le taux de taxation effectif.

Page 21: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

211918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Grafiek 1 Graphique 1

Effectieve aanslagvoet

grondslag gecorrigeerd voor DBI

0.0%

10.0%

20.0%

30.0%

40.0%

50.0%

60.0%

1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998

Aanslagjaren

Nominale aanslagvoetEffectieve aanslagvoet, strikte interpretatie

Idem, grondslag verhoogd met DBI

Page 22: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

22 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De effectieve en de nominale aanslagvoet zijn lang-zamerhand naar elkaar toegegroeid, dankzij deterugdringing van de fiscale uitgaven, inzonderheid doorde investeringssteun toe te spitsen op de KMO’s en opinvesteringen met een positieve externe weerslag (zo-als onderzoek en ontwikkeling, schone technolo-gieën,…), alsook dankzij de uitvaardiging van maatre-gelen ter bestrijding van misbruiken.

Voor sommige ondernemingen of, meer in het alge-meen, voor sommige activiteitensectoren (tabel 1) ligtde effectieve aanslagvoet zelfs hoger dan de nominale.Dat komt door de omvang van de verworpen uitgavendie, zoals we eerder reeds aangaven, worden afgetrok-ken van de referentiewinst, maar niet van de belastbarewinst.

Alles wel beschouwd blijven er niet veel aanzienlijkefiscale uitgaven over, behalve de vrijgestelde winsten inhet raam van de preferentiële stelsels en, wat die stel-sels betreft, meer in het bijzonder de winsten van decoördinatiecentra.

La réduction des dépenses fiscales, notamment parun recentrage des aides à l’investissement sur les PMEet sur les investissements générateurs d’externalitéspositives telles que la recherche-développement et lestechnologies propres ainsi que l’adoption de mesuresanti-abus ont rapproché progressivement le taux de taxa-tion effectif du taux de taxation nominal.

Pour certaines entreprises ou, plus globalement, pourcertaines branches d’activité (tableau 1), le taux de taxa-tion effectif est même supérieur au taux nominal. C’estla conséquence de l’importance des dépenses non ad-mises qui, comme indiqué ci-dessus, sont déduites dubénéfice de référence sans l’être du profit imposable.

En fin de compte, peu de dépenses fiscales impor-tantes subsistent sinon les bénéfices exonérés des ré-gimes préférentiels et parmi eux, plus particulièrement,ceux des centres de coordination.

Page 23: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

231918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Tabel 1Aanslagvoet per bedrijfstak: twee interpretaties

Tableau 1Taux d’imposition par secteur d’activité: deux lectures

Tabel 2.1

Verdeling van de aftrekken voor DBI – aanslagjaar 1996.

Aantal Idem, Idem, Totale Idem, Idem, Gemiddelde aftrekken % van

totaal gecumu-leerde %

aftrek % van totaal

gecumu-leerde %

aftrek

Eenheden Miljoenen Miljoenen 1 3.125 81,2% 81,2% 9.828 3,7% 3,7% 3,1 2 226 5,9% 87,1% 6.653 2,5% 6,2% 29,4 3 109 2,8% 89,9% 4.702 1,8% 7,9% 43,1 4 66 1,7% 91,6% 3.912 1,5% 9,4% 59,2 5 47 1,2% 92,9% 3.489 1,3% 10,7% 74,2 6 39 1,0% 93,9% 4.837 1,8% 12,5% 124,0 7 20 0,5% 94,4% 2.590 1,0% 13,5% 129,5 8 17 0,4% 94,8% 1.661 0,6% 14,1% 97,7 9 16 0,4% 95,2% 1.854 0,7% 14,8% 115,8

10 9 0,2% 95,5% 2.456 0,9% 15,7% 272,8 11 12 0,3% 95,8% 2.538 0,9% 16,7% 211,5 12 7 0,2% 96,0% 2.293 0,9% 17,5% 327,5 13 11 0,3% 96,3% 2.012 0,8% 18,3% 182,9 14 4 0,1% 96,4% 1.866 0,7% 19,0% 466,5 15 140 3,6% 100,0% 216.634 81,0% 100,0% 1.547,3

Totaal 3.848 100,0% 267.325 100,0% De klassen komen overeen met opeenvolgende schijven van 20 miljoen aan aftrekken, de 15e klasse omvat dus de aftrekken die hoger zijn dan 280 miljoen. Bron: Rekenhof

Tableau 1

Taux d’imposition par secteur d’activité : deux lectures

Taux d’imposition effectif N° Intitulé du secteur

Définition stricte Base élargie aux R.D.T.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

Agriculture

Extraction de minéraux énergétiques

Extraction de minéraux non énergétiques

Alimentation, boisson, tabac

Textile

Cuir, chaussures, habillement

Autres industries manufacturières

Electricité et eau

Chimie

Fabrication métallique

Bâtiment et génie civil

Commerce – Horeca

Transports et comm.

Banques

Autres services financiers

Holdings

Sociétés d’investissement

Assurances

Autres services

37.3%

n.s.

46.7%

42.7%

48.5%

42.9%

44.6%

7.8%

38.6%

42.7%

43.8%

47.4%

44.8%

39.1%

37.4%

36.9%

7.8%

44.9%

23.6%

30.6%

1.5%

20.2%

24.1%

41.6%

33.6%

39.2%

3.1%

30.7%

29.8%

38.7%

38.2%

36.8%

32.8%

8.5%

2.3%

7.2%

21.9%

19.2%

Ensemble des secteurs 36.1% 23.9%

Page 24: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

24 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Het rapport behandelt ook de vraag wat de doelgroepmoet zijn van de bepalingen ter voorkoming van de dub-bele heffing van belastingen op winsten die werden uit-gekeerd op grond van de definitief belaste inkomsten,dan wel op gereserveerde winsten die voortvloeien uitmeerwaarden. In de veronderstelling dat de financiëlemarkten naar behoren functioneren, compenseren diemeerwaarden immers vroegere gereserveerde winstendie reeds werden belast, dan wel toekomstige en voorafdoor de economische actoren uitgekeerde gereser-veerde winsten waarop nog belastingen zullen wordengeheven. Vandaar de parallel die de afdeling heeft willentrekken tussen de belastingregeling voor de definitiefbelaste inkomsten en die voor de meerwaarden.

4. De internationale context

Het is zonneklaar dat een kleine en zeer open econo-mie zoals de Belgische geen belastingstelsel kan uit-bouwen of hervormen zonder daarbij rekening te hou-den met de regelingen die in de andere landen bestaan.Onder impuls van de Europese integratie en, meer inhet algemeen, van de mondialisering van de economie,vielen bovendien tal van niet-fiscale mobiliteits-belemmeringen weg, waardoor de belastbare grondslagvan de ondernemingen mobieler is geworden en fiscaleoverwegingen een steeds grotere rol zijn gaan spelen inbeslissingen inzake investeringen en de vestigingsplaatsvan economische activiteiten.

Het advies van de Hoge Raad van Financiën kon bij-gevolg alleen maar gebaseerd zijn op een internationalevergelijking van de diverse regelingen inzakevennootschapsbelasting.

Tabel 2 toont voor verschillende landen aan welk aan-deel de ontvangsten uit de vennootschapsbelasting gedu-rende de jongste twintig jaar hebben gehad in het brutobinnenlands product. Tevens kan men op grond van dietabel - zij het met de nodige omzichtigheid - vergelijkenhoe zwaar de vennootschapsbelasting van land tot landweegt.

Le rapport a également posé la question du ciblagedes dispositions visant à éliminer la double impositiondes bénéfices distribués au travers des revenus définiti-vement taxés ou des bénéfices réservés au travers desplus-values. En effet, dans l’hypothèse de marchés fi-nanciers fonctionnant convenablement, ces plus-valuessont la contrepartie soit de bénéfices réservés passésqui ont déjà été taxés, soit de bénéfices réservés futurs,anticipés par les agents économiques et qui seront taxés.De là, la symétrie que la section a voulu établir entre letraitement fiscal réservé aux revenus définitivement taxés(RDT) et celui des plus-values.

4. Le contexte international

Il est bien clair qu’une petite économie fortementouverte comme l’économie belge ne peut concevoir sonsystème fiscal ou discuter de sa réforme sans le com-parer aux systèmes en vigueur dans les autres pays.Qui plus est, l’intégration européenne et, de façon géné-rale, la globalisation de l’économie ayant supprimé beau-coup d’obstacles non fiscaux à la mobilité, la base taxabledes entreprises est devenue plus mobile et le poids dela fiscalité dans leurs décisions d’investissement et delocalisation des activités économiques s’est considéra-blement accru.

L’avis du Conseil Supérieur des Finances ne pouvait,par conséquent, que reposer sur une comparaison in-ternationale des systèmes d’impôt des sociétés.

Le tableau 2 donne, pour différents pays, l’évolutiondans les vingt dernières années de la part des recettesde l’impôt des sociétés dans le produit intérieur brut. Ilpermet également, avec une certaine prudence tout aumoins, des comparaisons entre États de la pression decet impôt.

Page 25: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

251918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Tabel 2

Vennootschapsbelasting in % van het BBP – 1990-98

1980 1985 1990 1995 1998B 2.5 2.6 2.4 3.0 3.9DK 1.5 2.4 1.5 2.0 2.8D 2.1 2.3 1.8 1.1 1.6F 2.1 2.0 2.3 2.1 2.7IR 1.5 1.2 1.7 2.8 3.5IT 2.4 3.2 3.9 3.6 3.0L 7.1 8.5 7.1 7.7 8.2NL 3.0 3.1 3.4 3.1 4.3UK 3.0 4.7 4.2 3.3 4.1US 2.9 2.0 2.1 2.6 2.6

EU-gemiddelde (l.5) 2.2 2.6 2.7 2.8 3.5OESO-gemiddelde 2.5 2.8 2.8 2.9 3.3

Bron : OESO – «Statistique des recettes publiques»

Voor de meeste betrokken landen is het percentagevan de opbrengst van de vennootschapsbelasting in deloop van die periode gestegen. Dat is inzonderheid toete schrijven aan de sterke gevoeligheid van deondernemingswinsten voor de ontwikkeling van de con-junctuur, en daarom ook aan een zelfde gevoeligheidvan de opbrengst van een belasting terzake.

Voorts moet men er zich bewust van zijn dat het opgrond van de verstrekte ratio’s alleen mogelijk is het fis-caal beleid in de verschillende Staten onderling op af-doende wijze te vergelijken indien het aandeel van deondernemingswinsten in het bruto binnenlands productin elk land in dezelfde orde van grootte ligt, wat hoege-naamd niet het geval is (cf. de bijzonder specifieke toe-stand in het Groothertogdom Luxemburg).

Uit deze internationale vergelijking van de diverse stel-sels van vennootschapsbelasting trekt de heer Jurion inhoofdzaak de volgende conclusies :

a. België heeft een van de hoogste nominaleaanslagvoeten (zie tabel 3). Wanneer Duitsland enFrankrijk de aangekondigde fiscale hervormingen zul-len hebben doorgevoerd, zal België het land zijn met dehoogste nominale aanslagvoet.

Tableau 2

Impôt des sociétés en % du PIB-1980-98

1980 1985 1990 1995 1998B 2.5 2.6 2.4 3.0 3.9DK 1.5 2.4 1.5 2.0 2.8D 2.1 2.3 1.8 1.1 1.6F 2.1 2.0 2.3 2.1 2.7IR 1.5 1.2 1.7 2.8 3.5IT 2.4 3.2 3.9 3.6 3.0L 7.1 8.5 7.1 7.7 8.2NL 3.0 3.1 3.4 3.1 4.3UK 3.0 4.7 4.2 3.3 4.1US 2.9 2.0 2.1 2.6 2.6

Moyenne UE(l.5) 2.2 2.6 2.7 2.8 3.5MoyenneOCDE 2.5 2.8 2.8 2.9 3.3

Source : OCDE -Statistique des recettes publiques

Pour la majorité des pays concernés, le pourcentagedes recettes d’impôt des sociétés dans le produit inté-rieur brut a augmenté au cours de la période. Il faut yvoir notamment la forte sensibilité des profits des entre-prises à l’évolution conjoncturelle et donc aussi du ren-dement d’un impôt sur ces profits.

Il faut aussi être conscient que les ratios présentésne peuvent permettre une comparaison significative despolitiques fiscales des différents États que si la part desbénéfices des sociétés dans le produit intérieur brut estdu même ordre de grandeur dans chacun d’entre eux,ce qui est loin d’être le cas (voir la situation très particu-lière du Grand-Duché de Luxembourg).

De cette comparaison internationale des systèmesd’impôt des sociétés, M. Jurion tire comme principalesconclusions que :

a. En ce qui concerne le taux nominal de l’impôt (voirtableau 3), la Belgique occupe une des positions de tête.Lorsque la France et l’Allemagne auront mené les réfor-mes annoncées, le taux facial de l’impôt sera plus élevéen Belgique que dans les pays voisins.

Page 26: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

26 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Tabel 3

Tarief van de vennootschapsbelasting – Centrale over-heid

(*) Het eerste tarief heeft betrekking op de gereser-veerde winsten, het tweede op de uitgekeerde winsten.

Bron : OESO, Tax database; I.B.F.D. (2000)

Daarbij moet dan nog de vraag worden opgeworpenof ondernemers die besluiten in een land te investeren,zich niet veeleer laten leiden door de nominale aanslag-voet dan door de effectieve aanslagvoet die wordt bere-kend naar gelang van de toegestane fiscale uitgaven.Indien het antwoord op die vraag bevestigend is, dreigtde hierboven beschreven situatie de aantrekkelijkheidvan België voor de internationale ondernemingen ern-stig aan te tasten.

Toch moet die conclusie enigszins worden genuan-ceerd :

– in de gemaakte vergelijking (cf. tabel 4) zijn de be-lastingen op de winsten die door andere overheids-niveaus binnen dezelfde staat worden geheven, nietopgenomen;

– ook de andere door de ondernemingen verschul-digde belastingen zijn er niet in opgenomen;

– de vennootschapsbelasting is geen eindbelastingwat de uitgekeerde winsten betreft, zodat de weergege-ven tarieven niet de totale fiscale druk weergeven.

Niettemin rijst daarbij de vraag in hoeverre die op-merking relevant is gelet op de internationalisering vande markten en op het gemak waarmee kapitalen vanhet ene naar het andere land vloeien.

Tableau 3

Taux de l’impôt des sociétés - Pouvoir central

(*) Le premier taux s’applique aux bénéfices réser-vés, le second aux bénéfices distribués.

Source : O.E.C.D.Tax database ; I.B.F.D. (2000)

Encore faut-il se demander si, lorsqu’ils prennent ladécision d’investir dans un pays, les entrepreneurs sontplus sensibles au taux nominal de l’impôt qu’au taux ef-fectif calculé en fonction des dépenses fiscales admi-ses. Si la réponse à cette question est positive, la situa-tion décrite ci-dessus risque de compromettre gravementl’attractivité de la Belgique pour les entreprises interna-tionales.

Cette conclusion doit cependant être quelque peunuancée :

– La comparaison réalisée (voir tableau 4) n’intègrepas les impôts sur les bénéfices prélevés, à l’intérieurd’un même État, par d’autres niveaux de pouvoir que lepouvoir central.

– Elle n’intègre pas non plus les autres impôts duspar les entreprises.

– Pour les bénéfices distribués, l’impôt des sociétésn’est pas un impôt final de telle sorte que les taux pré-sentés ne représentent pas la charge fiscale totale.

On doit toutefois s’interroger sur la pertinence de cetteremarque dans la perspective de l’internationalisationdes marchés des capitaux et du transfert aisé de cescapitaux d’un pays à l’autre.

Pays 2000 Intentions annoncées

Belgique (B) 40.17% Baisse du taux, à recettes constantes,

sans objectif précis

Allemagne (D) (*) 42.2%-31.65% Baisse à 25% en 2001

Danemark (Dk) 32% -

France (F) 40% 33.33% après suppression de la surtaxe

en 2001

Irlande (Ir) 24% Baisse programmée à 20% en 2001,

16% en 2002 et à 12.5% à partir de 2003

Italie (I) 37% Baisse annoncée à 35% en 2003

Luxembourg (L) 31.2% Baisse annoncée pour 2002 à 30%

avec suppression des impôts locaux

Pays-Bas (NL) 35% -

Royaume-Uni (UK) 30% -

Etats-Unis 35% -

Land 2000 Aangekondigde voornemens

België (B) 40.17 % Verlaging aanslagvoet bij

gelijkblijvende ontvangsten, zonder

precieze doelstelling

Duitsland (D) (*) 42.2 % -31.65 % Verlaging tot 25 % in 2001

Denemarken (DK) 32 % -

Frankrijk (F) 40 % 33.33 % na afschaffing van de

heffingstoeslag

in 2001

Ierland (IR) 24 % Geplande verlagingen tot 20 % in

2001,

16 % in 2002 en tot 12.5 % vanaf

2003

Italië (I) 37 % Verlaging aangekondigd tot 35 %

en 2003

Luxemburg (L) 31.2 % Aangekondigde verlaging tot 30 %

in 2002

met afschaffing van de lokale

belastingen

Nederland (NL) 35 % -

Verenigd Koninkrijk

(UK)

30 % -

Verenigde Staten 35 % -

Page 27: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

271918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Tabel 4Globale aanslagvoeten op de winsten – 2000

Land Centraal Lokale Totaal (*) Idem, metoverheden aangekon-

digdedalingen

B 40.17 40.17 40.17D (Frankfort) 42.2 11.8 54.0 40.36DK 32.0 32.0 32.0F 40.0 41.7 33.33IR 24.0 28.0 12.5IT 37.0 37.0 37.0L (Luxemburg) 31.2 9.1 37.5 30.0NL 35.0 35.0 35.0UK 30.0 31.0 31.0US (New-York) 35.0 8.5 40.5 40.5

(*) rekening houdend met de aftrekbaarheid van delokale belastingen bij de berekening van de belastbaregrondslag.

Bron : IBFD (2000) – OECD Tax database.

b. Omdat vormen van degressieve afschrijving wor-den gehanteerd, valt de vergelijking van de algemeneafschrijvingsregels uit in het voordeel van België. Wijbehoren tot de landen met de hoogste netto geactuali-seerde waarde van de overeenstemmende annuïteiten.

c. Ons belastingstelsel leidt niet tot een uitgespro-ken comparatief nadeel, noch inzake de voorzieningenen waardeverminderingen op schuldvorderingen, nochinzake de nadere regels voor de recuperatie van verlie-zen.

d. Met betrekking tot de definitief belaste inkomstenheeft België veeleer gekozen voor vrijstelling in plaatsvan voor verrekening. De vrijstellingscoëfficiënt (95 %)is minder gunstig dan in andere landen die voor dezelfderegeling hebben geopteerd. Voorts kan de vraag wor-den gesteld welke betekenis die vrijstellingscoëfficiëntheeft, behalve dan een louter boekhoudkundige. Departicipatiegraad van 5 % is daarentegen vrij laag. Zon-der in bijzonderheden te treden, moet er op worden ge-wezen dat sommige andere landen, net zoals België vrij-stelling van meerwaarden en niet-aftrekbaarheid vanminderwaarden combineren.

Tot besluit van deze vergelijking merkt de spreker op,dat het relatieve nadeel dat ons land lijdt ten opzichtevan de buurlanden, hoofdzakelijk terug te voeren is opde nominale aanslagvoet. Voor ts biedt onzevennootschapsbelasting aan de ondernemingen geenbijzondere voordelen, behalve via de fiscale stelsels vancoördinatiecentra en via daarmee gelijkgestelde rege-

Tableau 4Taux globaux d’imposition des bénéfices - 2000

Pays Central Pouvoirs Total (*) Idem, aveclocaux baisses

annoncées

B 40.17 40.17 40.17D (Francfort) 42.2 11.8 54.0 40.36DK 32.0 32.0 32.0F 40.0 41.7 33.33IR 24.0 28.0 12.5IT 37.0 37.0 37.0L (Luxembourg) 31.2 9.1 37.5 30.0NL 35.0 35.0 35.0UK 30.0 31.0 31.0US (New-York) 35.0 8.5 40.5 40.5

(*) compte tenu de la déductibilité des impôts locauxdans le calcul de la base imposable

Source : I.B.F.D. (2000) - O.E.C.D. Tax database.

b. Par contre, en raison de l’utilisation de modesd’amortissement dégressif, la comparaison des régimesgénéraux d’amortissement est favorable à la Belgique.Nous faisons partie des pays où la valeur actualisée nettedes annuités correspondantes est la plus élevée.

c. Notre régime fiscal ne souffre pas de désavan-tage comparatif marqué pour ce qui concerne les provi-sions et réductions de valeurs sur créances ou encoreles modalités de récupération des pertes.

d. En matière de revenus définitivement taxés, laBelgique a opté pour l’exemption plutôt que pour l’impu-tation. Le coefficient d’exemption (95%) est moins favo-rable que dans les autres pays qui ont opté pour le mêmesystème. On peut d’ailleurs s’interroger sur la significa-tion économique, autre que strictement budgétaire, dece coefficient d’exemption. Par contre, le seuil de parti-cipation de 5% est relativement bas. Sans entrer dansles détails, on notera aussi que plusieurs autres payscombinent, comme la Belgique, exemption des plus-va-lues et non-déductibilité des moins-values.

En conclusion de cette comparaison, l’intervenantobserve que l’infériorité relative de notre pays par rap-port aux États voisins concerne essentiellement le tauxfacial de l’impôt. Par ailleurs, notre système d’impôt dessociétés ne procure pas d’avantages particuliers auxentreprises, sauf au travers des régimes des centres decoordination et assimilés. Se pose ici la question des

Page 28: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

28 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

lingen. Hierbij rijst het vraagstuk inzake de schadelijkebelastingpraktijken, dat moet worden overwogen in hetlicht van de aanbevelingen die werden gedaan in hetRUDING-rapport en in de Europese Gedragscode.

5. Belangrijkste conclusies van het rapport

In deze laatste afdeling wenst de heer Jurion de be-langrijkste conclusies van het rapport samen te vatten;hij doet dat door een onderscheid te maken tussen ener-zijds de oplossingen die alleen mogelijk zijn indien devennootschapsbelasting diepgaand wordt hervormd, enanderzijds die welke op korte termijn toepasbaar zijn.Voorts gaat hij in op het advies van de Afdeling inzakede wenselijkheid te voorzien in een specifieke fiscaleregeling voor de kleine en middelgrote ondernemingen.

a. Doelstellingen inzake het tarief

De Afdeling heeft, als aanwijzing, twee doelstellingeninzake het nominale tarief in aanmerking genomen : 35% en 30 %. Voorts heeft zij de kosten van die beleidslij-nen voor de begroting berekend zonder dat daarbijsprake is van een terugslag, anders gesteld bij ongewij-zigde economische factoren; deze zouden respectieve-lijk 40 en 78 miljard Belgische frank bedragen. Dezecijfers bakenen de opbrengst af die moet voortvloeienuit de verbreding van de belastbare grondslag opdat hetcriterium van budgettaire neutraliteit in acht kan wordengenomen. Die verbreding zou gedeeltelijk (de groottevan dat aandeel zou dan wel nog moeten worden be-oordeeld) dienen voort te vloeien uit een verhoging vande winstbelasting (grotere investeringen die leiden toteen hogere opbrengst, buitenlandse ondernemingen diezich op Belgisch grondgebied vestigen, enzovoort).

b. Overwogen maatregelen

De weerslag van de meeste van die maatregelen konniet precies worden berekend. De opbrengst ervan zalimmers afhangen van de wijze waarop debelastingplichtigen erop zullen reageren, onder meer indie gevallen waarin de mobiliteit van de productiefactorenof van de belastbare grondslagen sterk is. Het valt bij-gevolg moeilijk a priori te zeggen of zij al dan niet vol-doende zijn om de budgettaire neutraliteit te vrijwaren,noch of zij niet te zwaar zullen doorwegen gelet op degevergde inspanning wat het tarief betreft.

Overigens betreft het maatregelen die de Afdelingmogelijk acht, ook al beveelt zij ze niet noodzakelijker-wijs aan. Zij zijn immers voor enige kritiek vatbaar; eenaantal kritische opmerkingen terzake zijn in het rapportopgenomen.

pratiques fiscales dommageables à envisager à la lu-mière des recommandations du rapport RUDING et duCode de conduite de l’Union européenne.

5. Les principales conclusions du rapport

Dans cette dernière section, M. Jurion souhaite syn-thétiser les principales conclusions du rapport en distin-guant les solutions qui ne sont possibles que dans lecadre d’une refonte profonde de l’impôt des sociétés decelles qui sont applicables à court terme. Il aborderaégalement l’avis de la section sur l’opportunité d’un ré-gime fiscal spécifique pour les petites et moyennes en-treprises.

a. Les objectifs de taux

La section a retenu, à titre indicatif, deux objectifs detaux nominaux : 35% et 30%. Elle a aussi calculé lecoût budgétaire de ces politiques sans effet de retour,c’est-à-dire à comportements inchangés des agentséconomiques : respectivement, 40 et 78 milliards defrancs belges. Ces chiffres délimitent le rendement quedevrait procurer l’élargissement de la base imposablepour assurer la neutralité budgétaire. Cet élargissementdevrait provenir en partie (encore faudrait-il évaluer cettepartie) d’une hausse des bénéfices taxés (augmenta-tion des investissements amenant une hausse des pro-fits, implantation d’entreprises étrangères sur le territoirebelge, …).

b. Les mesures envisagées

La majorité de ces mesures n’a pu être chiffrée avecprécision. Leur rendement dépendra, en effet, de la fa-çon dont les contribuables y réagiront, notamment là oùla mobilité des facteurs de production, et donc des ba-ses imposables, est grande. On ne peut donc dire, apriori, si elles seront suffisantes ou non pour assurer laneutralité budgétaire, ni si elles ne seront pas trop im-portantes compte tenu de l’effort demandé en matièrede taux.

Par ailleurs, les mesures proposées sont des mesu-res que la section estime possibles. Il ne s’agit pas né-cessairement de mesures qu’elle recommande. En ef-fet, ces mesures ne sont pas absentes de critiques, dontcertaines ont été émises dans le cadre du rapport.

Page 29: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

291918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Ten slotte heeft de Afdeling zich, teneinde de belast-bare grondslag in voldoende mate te verbreden, hoofd-zakelijk toegespitst op de essentiële componenten vande vennootschapsbelasting.

– Met betrekking tot de fiscale regeling inzake inves-teringen (afschrijvingen en fiscale steun) suggereert deAfdeling in essentie de degressieve afschrijving te ver-vangen door de lineaire afschrijving. Hoewel die maat-regel op korte termijn zeker hogere belastinginkomstenzou opleveren, is het effect van eerstgenoemde maatre-gel op lange termijn twijfelachtig, tenzij men toestaat datde investeringsuitgaven onafgebroken en elk jaar stij-gen. Hij zou integendeel de rentabiliteit van sommigeinvesteringsprojecten ernstig in gevaar kunnen brengen,en aldus een van de doelstellingen van de belasting-hervorming dwarsbomen.

– Met betrekking tot de preferentiële belastingstelselsmerkt de Afdeling op dat de verbintenissen die zijn aan-gegaan op het niveau van de EU en de OESO het be-houd van de preferentiële belastingstelsels ter discus-sie stellen, en dat de doelstelling inzakeconcurrentievermogen op middellange termijn daaromzal moeten steunen op andere instrumenten. Als Belgiëeconomische activiteiten op zijn grondgebied wenst tebehouden of hierheen wenst te halen, moet ons landvolgens de afdeling steunen op regels tot bepaling vande belastbare grondslag die conform de internationaleprincipes zijn en moet het aan aanzienlijke verlaging vande nominale aanslagvoet nastreven.

Het gaat erom de doelstelling inzake concurrentie-vermogen opnieuw te definiëren door middelen die, re-kening houdend met de nieuwe politieke context op in-ternationaal vlak, aan de investeerders de noodzakelijkerechtszekerheid verlenen. In dat perspectief (maar hetbetreft hier geen van de in het rapport getrokken conclu-sies), zou voor een grotere rechtszekerheid kunnenworden gezorgd door de implementatie van vooraf-gaande belastingakkoorden (zogenaamde ruling-metho-des), met name van het type dat thans in Nederland wordttoegepast.

– De aftrekken voor definitief belaste inkomsten moe-ten volgens de Afdeling opnieuw worden gericht op huneerste doelstelling, te weten dubbele belasting voorko-men. Zij heeft in dat opzicht vier scenario’s uitgedachtdie gaan van minimale aanpassingen aan het huidige,op vrijstelling gestoelde stelsel (de dividenden wordenniet langer belast indien ze in een vroegere fase werdenonderworpen aan een «met de vennootschapsbelastingvergelijkbare buitenlandse belasting»; zoniet wordt debuitenlandse belasting niet in aanmerking genomen) totde overgang naar een verrekeningsstelsel (de in het

Finalement, dans l’objectif d’élargir suffisamment labase imposable, la section s’est concentrée principale-ment sur les éléments essentiels du système de l’impôtdes sociétés :

– Le régime fiscal de l’investissement (amortissementset aides fiscales) : la section suggère essentiellement, àce propos, le remplacement de l’amortissement dégres-sif par l’amortissement linéaire. Si cette mesure amè-nerait certainement une hausse des recettes fiscales àcourt terme, on peut douter de son effet à long terme, àmoins d’admettre des dépenses d’investissement enperpétuelle augmentation, année après année. Elle ris-querait, par contre, de compromettre la rentabilité decertains projets d’investissement et de contrecarrer decette façon un des objectifs de la réforme fiscale.

– Les régimes fiscaux préférentiels : la section ob-serve que les engagements pris au niveau de l’Unioneuropéenne et de l’OCDE remettent en question le main-tien des régimes fiscaux préférentiels et qu’à moyenterme, l’objectif de compétitivité devra, par conséquent,reposer sur d’autres instruments. Elle considère qu’ilfaudra alors, pour les activités économiques que la Bel-gique veut attirer ou maintenir sur son territoire, s’ap-puyer sur des règles de détermination de la base impo-sable conformes aux principes internationaux et sur unebaisse significative du taux nominal de l’impôt.

Il s’agira de redéfinir l’objectif de compétitivité par desmoyens qui, compte tenu du nouveau contexte politiqueau niveau international, offrent aux investisseurs la né-cessaire sécurité juridique. Dans cette perspective (maisil ne s’agit pas ici d’une des conclusions du rapport), lamise en œuvre d’accords fiscaux préalables (des mé-thodes de «ruling»), du type de ceux appliquésaujourd’hui aux Pays-Bas, pourrait contribuer à amélio-rer cette sécurité juridique.

– Les déductions pour revenus définitivement taxés :la section estime que ces déductions doivent être re-centrées sur leur objectif premier qui est l’élimination dela double imposition. Elle a imaginé quatre scénariosqui vont d’adaptations minimales au système actuel basésur le principe d’exemption (les dividendes ne sont plustaxés s’ils ont été soumis en amont à un «impôt étran-ger analogue à l’impôt des sociétés», sinon l’impôt étran-ger n’est pas pris en compte) au passage à un systèmed’imputation (l’impôt effectivement payé à l’étranger estpris en compte en déduction de l’impôt dû en fonction

Page 30: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

30 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

buitenland effectief betaalde belasting wordt in minde-ring gebracht van de verschuldigde belasting, zulks naargelang van de nationale aanslagvoet). De Afdeling merktevenwel op dat ongeacht welk ander scenario dan hethuidige (zulks eventueel gepaard gaand met strengeretaxatievoorwaarden) ertoe zou leiden dat Belgische groe-pen verplicht belastingen moeten betalen op de vrijge-stelde winsten van coördinatiecentra … iets wat op kortetermijn niet te verwezenlijken valt. Op lange termijn ge-ven de meeste leden de voorkeur aan een gemengdeformule, te weten een vrijstellingsregeling voor belang-rijke permanente deelnemingen waarvan de inkomstenin een vroegere fase belast werden tegen een tarief datin de buurt ligt van datgene wat in België geldt, in combi-natie met een stelsel van verrekening van de daadwer-kelijk betaalde belasting wanneer aan ten minste eenvan deze voorwaarden niet wordt voldaan.

– Met betrekking tot de vrijstelling van meerwaardenop aandelen heeft de spreker reeds onderstreept dat,met efficiënte financiële markten voor ogen, een parallelmoet worden getrokken tussen de fiscale behandelingvan de meerwaarden op aandelen en die van de defini-tief belaste inkomsten. De onderzochte scenario’s in-zake de vrijstelling van meerwaarden op aandelen zijner dus ook op gericht de dubbele belasting weg te wer-ken. Gelet op de huidige fiscale behandeling van dedefinitief belaste inkomsten, zou een strikt parallellismeervoor zorgen dat de vrijstelling van de meerwaardennog slechts voor 95 % geschiedt (thans voor 100 %),dat de permanentievoorwaarden van toepassing zijn, endat voor bepaalde vennootschappen bovendien departicipatiedrempel geldt. Volgens sommige leden zou-den die beperkingen evenwel bijzonder moeilijk verenig-baar zijn met de flexibiliteit die noodzakelijk is om eenactivaportefeuille te kunnen beheren, en al even hinder-lijk uitvallen voor het beheer van bepaalde ondernemin-gen.

c. Op korte termijn haalbare maatregelen

Op korte termijn zijn maar weinig maatregelen om debelastbare grondslag in voldoende mate te verbredenhaalbaar. Natuurlijk is voorgesteld de degressieve af-schrijving te vervangen door de lineaire afschrijving, maarde beperkingen van dat voorstel zijn reeds aangetoond.Een andere mogelijkheid in dezelfde lijn ware ertoe tebesluiten alle vormen van fiscale steunmaatregelen voorde investeringen af te schaffen, of zelfs de grenzen vande bijdragen voor extrawettelijke pensioenen te herzien.Ook daarop is kritiek geleverd.

Bovendien werd opgemerkt dat het weinig redelijk isom op korte termijn een belangrijke hervorming door tevoeren van de nadere regels inzake de aftrek voor de

du taux de taxation national). La section observe toute-fois que tout autre scénario que le maintien du scénarioactuel, assorti éventuellement du renforcement des con-ditions de taxation, conduirait à imposer, pour les grou-pes belges, les bénéfices exonérés des centres de coor-dination… ce qui ne permet pas d’envisager saréalisation à court terme. Pour le long terme, une majo-rité de membres de la section privilégie une formule mixteassociant un système d’exemption pour les participa-tions importantes, permanentes et dont les revenus ontsubi en amont une imposition proche de celle qui pré-vaut en Belgique avec un système d’imputation de l’im-pôt effectivement payé lorsqu’au moins une des condi-tions n’est pas satisfaite.

– L’immunisation des plus-values sur actions : l’inter-venant a déjà souligné le parallélisme qu’il convient detracer, dans l’hypothèse de marchés financiers efficients,entre le traitement fiscal des plus-values sur actions etcelui des revenus définitivement taxés. Les scénariosexaminés en matière d’immunisation des plus-valuess’articulent donc aussi sur l’objectif d’élimination de ladouble imposition. Compte tenu du traitement fiscal ac-tuel des revenus définitivement taxés, un strict parallé-lisme conduirait dès lors à n’immuniser les plus-valuesqu’à concurrence de 95% (pour 100% actuellement) età appliquer aussi les conditions de permanence et, pourcertaines sociétés, de seuil de participation. Des mem-bres estiment cependant que ces contraintes seraientparticulièrement mal adaptées à la flexibilité nécessaireà la gestion d’un portefeuille d’actifs et à celle de certai-nes entreprises.

c. Les mesures possibles à court terme

Peu de mesures sont possibles à court terme pourélargir suffisamment la base imposable à l’impôt dessociétés. Bien sûr, a-t-on suggéré le remplacement del’amortissement dégressif par l’amortissement linéaire ;mais les limites de cette proposition ont cependant étédémontrées. Dans le même ordre d’idées, on pourraitdécider la suppression de toute aide fiscale à l’investis-sement, voire même la révision des limites des cotisa-tions de pensions extra-légales. Là aussi des critiquesont été formulées.

Par ailleurs, il a été indiqué qu’il n’est guère raisonna-ble de mettre en œuvre, à court terme, une réforme im-portante des modalités de déduction des revenus défi-

Page 31: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

311918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

definitief belaste inkomsten en de vrijstelling van demeerwaarden op aandelen vóór de toepassing van deinternationale gedragscodes en zonder de nominaleaanslagvoet van de vennootschapsbelasting aanzienlijkte verminderen. Er kan alleen worden gedacht aan eenminimale aanpassing van de taxatievoorwaarden voorde definitief belaste inkomsten en, gelet op de vrees diesommigen uitten, eventueel de vrijstellingsvoorwaardenvan de meerwaarden ten dele afstemmen op de voor-waarden voor aftrek van die definitief belaste inkomsten.

d. Een specifiek fiscaal stelsel voor de kleine en mid-delgrote ondernemingen

Het belang van de kleine en middelgrote ondernemin-gen voor de economie is onbetwistbaar: heel wat vandie ondernemingen nemen actief deel aan de ontwikke-ling van de economische structuur en hebben een be-langrijke impact op het scheppen van banen.

In vergelijking met andere ondernemingen hebbendeze ondernemingen voorts moeilijk toegang tot kredieten liggen hun financieringskosten hoger. Die situatie leidttot een onderkapitalisatie, die wordt gecompenseerd dooreen grotere autofinanciering. Die onderkapitalisatie kanals een onvolkomenheid van de markt worden be-schouwd indien zij niet vrijwillig is en kan zo een speci-fieke belastingheffing verantwoorden. Daarom dringt deafdeling in het bijzonder aan op het gebruik van fiscaletechnieken om de kosten inzake eigen middelen te ver-minderen.

We hebben echter te maken met een verscheiden-heid van situaties en definities van kleine en middelgroteondernemingen. Er moet dus worden nagegaan hoe eenonderscheid kan worden gemaakt tussen enerzijds dekleine vennootschap - die de vennootschapsvorm aan-neemt zonder dat er sprake is van een werkelijke in-breng van middelen in gemeenschap - en anderzijds demiddelgrote onderneming. Zo kan beter rekening wor-den gehouden met de specifieke financieringswijzen vandie ondernemingen:

– Voor de kleine vennootschappen zonder werkelijke«inbreng van middelen in gemeenschap», stelt de afde-ling voor de personenbelasting als basisregel in te stel-len en tegelijk het huidige «belastingkrediet eigen mid-delen» uit te breiden teneinde rekening te houden metde specifieke aspecten van de financiering. Het«belastingkrediet eigen middelen» zou worden uitgebreidtot een investeringsreserve en zowel de autofinancieringals de verwezenlijkte investering omvatten. Een anderemethode met hetzelfde doel is de invoering van een stel-sel van ‘dual income tax’, dat reeds wordt toegepast doorverschillende Europese landen (met name de Scandina-

nitivement taxés et d’immunisation des plus-values suractions avant l’application des codes de conduite inter-nationaux et sans réduire de façon importante le tauxde l’impôt des sociétés. Tout au plus, pourrait-on envi-sager un aménagement minimal des conditions de taxa-tion des revenus définitivement taxés et éventuellement,en tenant compte des craintes émises par certains, unalignement partiel des conditions d’immunisation desplus-values sur les conditions de déduction de ces reve-nus définitivement taxés.

d. Un régime fiscal spécifique pour les petites etmoyennes entreprises.

L’importance des petites et moyennes entreprisesdans l’économie est indéniable : beaucoup d’entre ellesparticipent activement au développement du tissu éco-nomique et ont un impact important en termes de créa-tion d’emplois.

Ces entreprises connaissent aussi, relativement àd’autres, des difficultés d’accès au crédit et un coût dufinancement plus élevé. Cette situation se traduit parune sous-capitalisation compensée par un auto-finan-cement plus important. Cette sous-capitalisation peutêtre considérée comme une imperfection de marché sielle n’est pas volontaire et justifier ainsi une impositionspécifique. C’est la raison pour laquelle la section in-siste tout particulièrement sur l’utilisation de techniquesfiscales destinées à réduire le coût des fonds propres.

On est cependant confronté à une diversité de situa-tions et de définitions des petites et moyennes entrepri-ses qui invite à examiner des pistes conduisant à traiterdistinctement la petite société où l’utilisation de la formesociétaire ne s’accompagne pas d’une véritable «miseen commun des moyens» et la moyenne entreprise. Ontiendrait mieux compte ainsi des modes de financementspécifiques de ces entreprises :

– Pour les petites sociétés où il n’y aurait pas réelle-ment «mise en commun des moyens», la section pro-pose d’instaurer l’impôt des personnes physiques commerègle de base, en l’assortissant d’une redéfinition de l’ac-tuel «crédit d’impôt fonds propres» pour tenir comptedes questions spécifiques de financement. Celui-ci se-rait étendu à une réserve d’investissement et couvriraitainsi la mise en réserve au même titre que l’investisse-ment réalisé. Une autre formule, ayant le même objec-tif, serait d’introduire un système de «dual income tax»comme l’ont fait plusieurs pays européens, notammentles pays scandinaves. Ce système scinderait l’imposi-

Page 32: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

32 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

vische landen). Dat systeem splitst de algemene, pro-gressieve belasting van de inkomsten van natuurlijkepersonen in twee componenten: de beroepsinkomstendie belast zouden blijven tegen progressieve tarieven ende kapitaalinkomsten (niet alleen de inkomsten uit hetprivé-vermogen, maar ook de inkomsten uit door de zelf-standigen en de bedrijfsleiders van kleine ondernemin-gen geïnvesteerd kapitaal) die een lineaire belastingzouden genieten, tegen een tarief dat lager ligt dan hetmaximale marginale tarief in de progressieve regeling.Op die manier kan rekening worden gehouden met hetverschil tussen de effectieve aanslagvoet en de schijn-bare aanslagvoet voor de kapitaalinkomsten vermits zij,in tegenstelling tot de beroepsinkomsten, de invloed vande inflatie op de reële waarde van het vermogen inte-greren.

– Voor de andere KMO’s is de afdeling van meningdat het behoud van de belastbaarheid in devennootschapsbelasting verantwoord kan blijven, maardat de huidige verlaagde aanslagvoeten moeten wor-den behouden. Derhalve zijn nieuwe maatregelen ver-eist om de kosten voor de eigen middelen te verminde-ren. Zij zouden kunnen worden uitgebreid als debudgettaire beperkingen van de overheid zulks toestaan.Met het oog op de samenhang zou een regel van toewij-zing van beroepsinkomsten moeten worden opgelegdvoor elke bedrijfsleider die in de vennootschap actief is.

e. De hoop op een terugverdieneffect

Zoals hierboven werd aangegeven, is het uitermateonduidelijk wat de gevolgen van sommige voorgesteldemaatregelen zijn. Bovendien is de effectieve aanslag-voet van de ondernemingen het laatste decennium ge-leidelijk gestegen, net als het aandeel van devennootschapsbelasting in het nationaal product (metname onder invloed van de meer dan proportionele stij-ging van de belaste winsten). Sommige leden van deafdeling vragen zich af of de regering in deze omstan-digheden niet ten minste de inspanning zou kunnen le-veren om de aanvullende crisisbijdrage bij ongewijzigdebelastbare grondslag af te schaffen of zelfs de nominaleaanslagvoet met enkele bijkomende punten te vermin-deren, met de hoop op een terugverdieneffect, vooralwegens de weerslag op de investeringen.

Andere minder optimistische leden menen, op basisvan bestaande macro-economische studies, dat deterugverdieneffecten op korte en op middellange termijngering zijn en bijgevolg een niet-gecompenseerde ver-laging van de vennootschapsbelasting niet kunnen fi-nancieren zolang het criterium van budgettaire neutrali-teit geldt.

tion globale, progressive, des revenus des personnesphysiques en deux composantes : les revenus profes-sionnels qui resteraient soumis aux taux progressifs etles revenus du capital (non seulement les revenus dupatrimoine privé mais aussi les revenus du capital in-vesti par les travailleurs indépendants et les dirigeantsde petites entreprises) qui bénéficieraient d’une taxa-tion linéaire à un taux inférieur au taux marginal maxi-mal du barème progressif. Il permettrait de tenir comptede l’écart entre le taux de taxation effectif et le taux detaxation apparent des revenus du capital puisque ceux-ci, à la différence des revenus professionnels, intègrentl’effet de l’inflation sur la valeur réelle du patrimoine.

– Pour les autres PME, la section estime que le main-tien de la taxation à l’impôt des sociétés resterait justifié,tout en gelant cependant les taux réduits actuels. Denouvelles mesures seraient alors nécessaires pour ré-duire le coût des fonds propres. Elles pourraient êtreamplifiées si la contrainte budgétaire des pouvoirs pu-blics le permet. Un souci de cohérence devrait conduireà imposer une règle d’attribution de revenus profession-nels pour chaque dirigeant actif dans la société.

e. L’espoir d’un effet de retour important

Comme indiqué ci-dessus, les effets de certainesmesures proposées sont fort incertains. D’autre part, letaux d’imposition effectif des entreprises s’est progres-sivement accru au cours des dix dernières années toutcomme d’ailleurs la part de l’impôt des sociétés dans leproduit national (sous l’influence notamment de l’aug-mentation plus que proportionnelle des bénéfices taxés).Certains membres de la section se demandent si, dansces circonstances, le gouvernement ne pourrait pas faire,à tout le moins, l’effort de supprimer la contribution com-plémentaire de crise à base taxable inchangée, voiremême de réduire de quelques points supplémentairesle taux de taxation nominal en espérant un effet de re-tour positif, principalement par l’effet sur l’investissement.

D’autres, moins optimistes, en se basant sur des étu-des macro-économiques existantes, estiment, au con-traire, que les effets de retour sont faibles à court et àmoyen terme et qu’ils ne permettent pas, par conséquent,le financement d’une baisse non compensée du taux del’impôt des sociétés tant que le critère de neutralité bud-gétaire est en jeu.

Page 33: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

331918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Het voorgaande geeft een duidelijk beeld van de ver-schillende meningen over de economische gevolgen vaneen belastingheffing op de ondernemingswinsten en bij-gevolg over de gepaste manier om die heffing te hervor-men, zonder de grote veranderlijkheid van sommigeproductiefactoren uit het oog te verliezen.

Volgens de heer Bernard Jurion zal de verlaging vanhet nominaal tarief van de vennootschapsbelasting deBelgische en buitenlandse investeerders wellicht gerust-stellen en bijgevolg winsten en daardoor ook bijkomendefiscale ontvangsten opleveren.

** *

De heer Éric van Weddingen (MR) vraagt of de afde-ling «Fiscaliteit en parafiscaliteit» verschillende moge-lijkheden inzake de terugverdieneffecten heeft berekend.Werden ter zake plannen gemaakt?

De heer Bernard Jurion wijst erop dat het verslag vande afdeling een aantal door het Federaal Planbureau ver-schafte evaluaties bevat, maar dat die voornamelijk pes-simistisch zijn.

De spreker voegt daaraan toe dat het voor de afde-ling veel moeilijker was dan in andere gevallen om deterugverdieneffecten van de verschillende voorstellenexact te berekenen.

III. — UITEENZETTING VAN DE INDIENERSVAN DE WETSVOORSTELLEN

1. Wetsvoorstel nr. 2047

De heer Yves Leterme (CD&V) merkt op dat het feno-meen van de «ramkraken» de laatste jaren op onrust-wekkende wijze is toegenomen. Deze bijzonder geweld-dadige overvallen creëren een groot gevoel vanonveiligheid bij de winkeliers.

In haar persbericht van 6 november 2002 heeft deberoepsorganisatie van de zelfstandige ondernemersUNIZO ervoor gepleit dat de overheid meer tegemoetzou komen aan zelfstandige ondernemers die een aan-tal veiligheidsbevorderende initiatieven (camera-bewaking, inbraakwerende gevelelementen…) wensente nemen. In haar communiqué maakt UNIZO de over-heid erop attent dat de verzekerbaarheid van bepaaldewinkels die zich in een risicozone bevinden of die«risicoproducten» zoals juwelen verkopen ernstig in hetgedrang komt. Zo blijkt minstens 40 % van de juweliersniet over een diefstalverzekering te beschikken wegens

Ceci traduit suffisamment les divergences d’opinionsportant sur les effets économiques d’un impôt sur le profitdes entreprises et, par conséquent, sur la façon adé-quate de le réformer tout en n’ignorant pas la forte mobi-lité actuelle de certains facteurs de production.

Pour sa part, M. Jurion estime que la réduction dutaux nominal de l’impôt des sociétés doit rassurer lesinvestisseurs belges et étrangers et, par conséquent,générer des profits et, par le fait même, des recettesfiscales supplémentaires.

** *

M. Éric van Weddingen (MR) demande si la section«Fiscalité et parafiscalité» a tenté de chiffrer différenteshypothèses en termes d’effets de retour. Des projectionsont-elles été réalisées en la matière ?

M. Jurion indique que le rapport de la section contientcertaines évaluations fournies par le Bureau fédéral duplan mais celles-ci sont essentiellement pessimistes.

L’intervenant ajoute que pour la section, il a été plusdifficile que dans d’autres contextes de chiffrer exacte-ment les retombées des différentes propositions qu’ellea formulées.

III. — EXPOSÉ DES AUTEURS DESPROPOSITIONS DE LOI

1. Proposition de loi n° 2047

M. Yves Leterme (CD&V) fait observer que le phéno-mène des attaques commises à l’aide de voitures-bé-liers a pris une ampleur inquiétante ces dernières an-nées. Ces attaques particulièrement violentes créent unfort sentiment d’insécurité chez les commerçants.

Dans son communiqué de presse du 6 novembre2002, l’organisation professionnelle des entrepreneursindépendants UNIZO a plaidé pour que les pouvoirspublics aident davantage les entrepreneurs indépendantsqui souhaitent investir pour accroître la sécurité (sur-veillance caméra, éléments de façade antivol…). Dansson communiqué, l’UNIZO attire l’attention des pouvoirspublics sur le fait que l’assurabilité de certains commer-ces qui se trouvent dans une zone à risque ou vendentdes «produits à risque» tels que des bijoux est sérieu-sement compromise. C’est ainsi qu’au moins 40 % desbijoutiers ne disposent pas d’une assurance vol, parce

Page 34: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

34 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

de te hoge verzekeringspremies. Verder roept UNIZOde overheid op om voor investeringen in veiligheids-bevorderende initiatieven bijkomende fiscale maatrege-len te nemen. Het wetsvoorstel nr. 2047 dat ertoe strektde verhoogde investeringsaftrek toepasbaar te makenop vaste activa die de veiligheid van de ondernemers ende handelswaar verhogen, speelt in op de alarmkreetvan UNIZO.

De samenwerking en het overleg tussen de vertegen-woordigers van de winkeliers en de politiecolleges le-vert ongetwijfeld resultaten op, maar het is een utopie teonderstellen dat een opsporings- en vervolgingsbeleidvoldoende zijn om het fenomeen van de gewelddadigeaanslagen op ondernemingen een halt toe te roepen.

Verscherpt politietoezicht moet dus aangevuld wor-den met bijkomende maatregelen. Materiële ingrepen(camerabewaking, alarmsystemen…) kunnen preventiefbijzonder veiligheidsbevorderend zijn. Fiscaleaftrekbaarheid moet de ondernemers ertoe aanzettennog meer veiligheidsbevorderende investeringen te doen.Hierdoor zal de taaklast van de politiediensten ook af-nemen.

Verder vestigt de spreker er ook de aandacht op datallerlei regelgeving en stedenbouwkundige verplichtin-gen het nemen van beveiligingsmaatregelen soms no-deloos bemoeilijken. Het afleveren van een bouwvergun-ning voor beveiligingspaaltjes kan soms tergend langaanslepen.

Het ter bespreking voorliggende wetsvoorstel strekter dus toe het Wetboek van de inkomstenbelastingen1992 aan te passen om voor investeringen in activa diede veiligheid van de ondernemers en hun handelswaarverhogen een verhoogde investeringsaftrek mogelijk temaken.

Een dergelijke fiscale stimulans zal de inspanningenbelonen van de ondernemers die bereid zijn in de eigenveiligheid te investeren. Deze preventieve veiligheids-bevorderende investeringen zullen kostenbesparend zijndoordat zij reactief politie- en veiligheidsoptreden voor-komen.

De spreker is ervan overtuigd dat het wetsvoorsteluitstekend beantwoordt aan de vragen die door UNIZOwerden opgeworpen. Hij hoopt dan ook dat de ministervan Financiën bereid zal zijn om op dit wetsvoorstel in tegaan.

que les primes d’assurance sont trop élevées. L’UNIZOexhorte par ailleurs les pouvoirs publics à prendre desmesures fiscales supplémentaires pour les investisse-ments dans des initiatives visant à accroître la sécurité.La proposition de loi n°2047, qui vise à étendre la dé-duction pour investissement majorée aux immobilisationsdestinées à améliorer la sécurité des entrepreneurs etdes marchandises, répond à ce cri d’alarme de l’UNIZO.

Si la collaboration et la concertation entre les repré-sentants des commerçants et des collèges de policedonnent indubitablement des résultats, il semble utopi-que de penser qu’une politique de recherche et de pour-suite efficace permettrait à elle seule d’éradiquer le phé-nomène des attaques violentes commises contre desentreprises.

Il convient donc de compléter la surveillance policièrerenforcée par des mesures supplémentaires. À titre pré-ventif, des dispositions d’ordre matériel (surveillancecaméra, systèmes d’alarmes, …) sont susceptibles d’ac-croître considérablement la sécurité. La déductibilité fis-cale doit inciter les entrepreneurs à effectuer encoredavantage d’investissements susceptibles d’accroître lasécurité, ce qui aura également pour effet de réduire lacharge de travail des services de police.

L’intervenant attire aussi l’attention sur le fait que tou-tes sor tes de réglementations et d’obligationsurbanistiques compliquent parfois inutilement la mise enœuvre de mesures de protection. Les permis de bâtirpour les poteaux de sécurité sont parfois délivrés avecune lenteur exaspérante.

La proposition de loi à l’examen tend à adapter le Codedes impôts sur les revenus 1992 afin de majorer la dé-duction pour investissement en cas d’investissementsen immobilisations visant à accroître la sécurité des en-trepreneurs et de leurs marchandises.

Un tel incitant fiscal récompensera les efforts des pro-fessionnels qui sont disposés à investir dans leur propresécurité. Ces investissements d’ordre préventif, qui ontpour but d’accroître la sécurité, permettront de réaliserdes économies, du fait qu’ils évitent des interventionsréactives de la police et d’agents de sécurité.

L’intervenant est convaincu que la proposition de loi àl’examen répond aux demandes formulées par l’UNIZO.Il espère dès lors que le ministre des Finances sera dis-posé à souscrire à cette proposition de loi.

Page 35: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

351918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

2. Voorstel van resolutie nr. 1962

De heer Hagen Goyvaerts (Vlaams Blok) merkt opdat zijn voorstel van resolutie inspeelt op dezelfde pro-blematiek van de ramkraken die door de heer Letermewerd geschetst.

Het voorstel van resolutie werd ingediend naar aan-leiding van een reeks van bijzonder brutale ramkrakendie zich voordeden in de grensstreek tussen West-Vlaan-deren en Frankrijk.

De bedoeling is de regering aan te sporen om doormiddel van fiscale stimulansen de zelfstandige onder-nemers in staat te stellen de noodzakelijke investerin-gen in veiligheid te doen. Zowel milieuvriendelijke alsenergiebesparende investeringen kunnen rekenen opeen fiscale stimulansen. Voor investeringen in veiligheidis dit nog steeds niet het geval.

IV. — ALGEMENE BESPREKING

De heer Hagen Goyvaerts (Vlaams Blok) stelt vastdat de manier waarop dit wetsontwerp tot stand is geko-men, symptomatisch is voor het beslissingsproces vandeze regering, waarbij beslissingen waarover er eigen-lijk nog geen consensus binnen de meerderheid is, reedslang vooraf in de media worden aangekondigd.

In tegenstelling tot de hervorming van de personen-belasting mag de hervorming van de vennootschaps-belasting er niet toe leiden dat er minder geld terecht-komt in de Schatkist. De verslechterende budgettairecontext, die wordt bevestigd door de recente, somberebegrotingsvooruitzichten van het Federaal Planbureau,heeft er toe geleid dat deze hervorming strikt budgettairneutraal moet zijn.

Over het percentage van de tariefdalingen werden erheel wat tegenstrijdige berichten de wereld ingestuurd.Op 26 april 2001 verklaarde de heer Luc Coene, de toen-malige kabinetschef van de eerste minister en de hui-dige voorzitter van het directiecomité van de FOD Kan-selarij van de eerste minister, dat het nominale tarief vande vennootschapsbelasting zou dalen tot 34 pct. De pre-mier had evenwel bij verscheidene gelegenheden reedsmedegedeeld dat het de bedoeling van zijn regering wasom het nominale tarief te laten dalen tot 30 pct. Uit dezeuiteenlopende verklaringen leidt de spreker af dat tarief-dalingen tot heel wat onenigheid hebben geleid binnende paarsgroene meerderheid. Het eindresultaat is dathet nominale tarief slechts daalde tot 33,99 pct, dat wilzeggen een nieuw nominaal tarief van 33 pct, vermeer-derd met de aanvullende crisisbijdrage, die nog steedsniet werd afgeschaft.

2. Proposition de résolution n° 1962

M. Hagen Goyvaerts (Vlaams Bok) fait observer quesa proposition de résolution aborde la même probléma-tique, en l’occurrence celle des attaques à la voiture-bélier, que celle évoquée par M. Leterme.

La proposition de résolution a été déposée à la suited’une série d’attaques à la voiture-bélier particulièrementviolentes qui se sont déroulées dans la zone frontalièreentre la Flandre occidentale et la France.

L’objet de cette proposition est d’encourager le gou-vernement à permettre aux entrepreneurs indépendants,par le truchement d’incitants fiscaux, d’effectuer les in-vestissements nécessaires dans le domaine de la sécu-rité. Tant les investissements respectueux de l’environ-nement que ceux effectués en vue d’économiser l’énergiepeuvent bénéficier de ces incitants fiscaux. Or, ce n’estpas encore le cas pour les investissements dans le do-maine de la sécurité.

IV. — DISCUSSION GÉNÉRALE

M. Hagen Goyvaerts (Vlaams Bok) constate que lamanière dont ce projet de loi a été élaboré est sympto-matique du processus de décision de l’actuel gouverne-ment, qui s’empresse d’annoncer dans les médias desdécisions sur lesquelles aucun consensus ne s’est en-core dégagé au sein de la majorité.

Contrairement à la réforme de l’impôt des personnesphysiques, la réforme de l’impôt des sociétés ne peutréduire les recettes du Trésor. La dégradation du con-texte budgétaire, confirmée par les récentes prévisionsbudgétaires pessimistes du Bureau fédéral du Plan,oblige à veiller à la neutralité absolue de cette réformesur le plan budgétaire.

De nombreuses déclarations contradictoires ont étéfaites sur le pourcentage de réduction des taux. Le 26avril 2001, M. Luc Coene, alors chef de cabinet du pre-mier ministre et actuellement président du comité de di-rection du SPF Chancellerie du premier ministre, a dé-claré que le taux nominal de l’impôt des sociétés seraitramené à 34%. Le premier ministre avait toutefois déjàannoncé, à diverses occasions, que l’objectif de songouvernement était de ramener ce taux nominal à 30%.L’intervenant déduit de la divergence de ces déclarationsque ces réductions de taux ont suscité maintes dissen-sions au sein de la majorité arc-en-ciel. Le résultat finalest que le taux nominal n’a été ramené qu’à 33,99 %, cequi correspond à un nouveau taux nominal de 33 %majoré de la contribution complémentaire de crise, la-quelle n’a toujours pas été supprimée.

Page 36: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

36 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Na de hervorming zullen de Belgische nominale ta-rieven (normaal tarief en verlaagd tarief) ongeveer hetgemiddelde bedragen van de tarieven die gelden in deandere EU-lidstaten. In het licht van de inspanningendie onze buurlanden de voorbije jaren op dit beleidster-rein hebben gedaan, was een tariefverlaging naar 30pct toch meer aangewezen.

De huidige tarieven zijn inderdaad bijzonder nadeligvoor onze concurrentiepositie. Uit de OESO-rangschik-king in verband met fiscale druk blijkt dat België samenmet Italië de hoogste tarieven hanteert. Het spreekt van-zelf dat hiermee een bijzonder slecht signaal wordt ge-geven aan buitenlandse investeerders.

Volgens de spreker moet België bij het uitstippelenvan het fiscaal beleid zich niet spiegelen aan grote EU-lidstaten zoals Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië,maar moet het veeleer een voorbeeld nemen aan kleinelanden zoals Ierland, Finland en Groot-HertogdomLuxemburg, die proberen dezelfde investeerders alsBelgië aan te trekken.

Uit cijfergegevens blijkt dat het aantal buitenlandseinvesteringen in België zienderogen terugloopt (van 132investeerders in 1999 tot een magere 90 in 2001).

Overeenkomstig het regeerakkoord moet de hervor-ming van de vennootschapsbelasting budgettair neutraalzijn. Aan de Hoge Raad van Financiën (HRF) werd ge-vraagd een aantal scenario’s te ontwikkelen voor de fi-nanciering van de tariefdaling. In zijn advies merkte deHRF op dat de vermindering van de fiscale inkomstenals gevolg van de tariefdaling integraal gecompenseerdmoest worden door een verbreding van de belastbaregrondslag.

In tegenstelling tot de minister van Financiën hield deHRF dus geen rekening met mogelijke terugverdien-effecten. In interviews had de minister nochtans verklaarddat vanwege de terugverdieneffecten de tarief-verlagingen slechts gedeeltelijk moesten worden gecom-penseerd.

De scenario’s die door HRF waren uitgewerkt, wer-den bepaald niet op gejuich onthaald bij het BelgischVerbond van Ondernemingen (VBO), dat stelde dat der-gelijke voorstellen rampzalig zouden zijn, aangezien alleinspanningen die de voorbije twintig jaar werden gele-verd om buitenlandse investeerders aan te trekken, tenietzouden worden gedaan.

De vraagt rijst of de tariefverlaging alleen een psy-chologische waarde heeft, aangezien de belastbaregrondslag moet worden verbreed om de budgettaire

Au terme de la réforme, les taux nominaux belges(taux normal et taux réduit) correspondront à peu prèsaux taux nominaux en vigueur dans les autres Étatsmembres de l’Union européenne. Compte tenu des ef-forts consentis par nos voisins au cours des dernièresannées, il aurait été préférable de ramener le taux à 30%.

Les taux actuels nous défavorisent particulièrementpar rapport à nos concurrents. Il ressort du classementde l’OCDE qu’en matière de pression fiscale, la Belgi-que et l’Italie sont les pays qui appliquent les taux lesplus élevés. Il va de soi que cela n’est pas fait pour en-courager les investisseurs étrangers.

L’intervenant estime que la Belgique ne doit pas cal-quer sa politique fiscale sur celle des grands États mem-bres tels que l’Allemagne, la France et la Grande-Breta-gne, mais doit plutôt s’inspirer de l’exemple des petitspays tels que l’Irlande, la Finlande et le Grand-Duché deLuxembourg qui tentent d’attirer les mêmes investisseursque la Belgique.

Les chiffres montrent que le nombre des investisse-ments étrangers recule à vue d’œil (de 132 investisseursen 1999, on passe à un petit 90 en 2001).

Conformément à l’accord de gouvernement, la ré-forme de l’impôt des sociétés doit être une opérationbudgétairement neutre. Il a été demandé au Conseilsupérieur des Finances (CSF) d’élaborer un certain nom-bre de scénarios pour le financement de cette réductiondes taux. Dans son avis, le Conseil a fait observer quela diminution des recettes fiscales consécutive à la ré-duction des taux devait être intégralement compenséepar un élargissement de la base imposable.

Contrairement au ministre des Finances, le CSF n’apas tenu compte des possibles effets-retour. Le ministreavait pourtant déclaré, dans des interviews, que les ré-ductions de taux ne devraient être compensées quepartiellement en raison des effets-retour.

Les scénarios envisagés par le Conseil supérieur desFinances n’ont pas été particulièrement bien accueillispar la Fédération des entreprises de Belgique (FEB),qui a souligné que de telles propositions seraient dé-sastreuses du fait qu’elles réduiraient à néant tous lesefforts réalisés ces vingt dernières années pour attirerles investisseurs étrangers.

On peut se demander si la réduction du taux n’a pasqu’une valeur psychologique, étant donné que la baseimposable doit être élargie de manière à pouvoir garan-

Page 37: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

371918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

neutraliteit te kunnen garanderen. Aangezien we op ditogenblik een periode van economische laagconjunctuurbeleven, moeten we er trouwens van uitgaan dat de win-sten van de bedrijven eerder zullen dalen dan toenemen.

Om de tariefverlagingen ten belope van 1,8 miljardeuro te kunnen financieren, werd er stevig gesnoeid inhet aantal aftrekposten.

Gelukkig werden de oorspronkelijke voorstellen vande HRF, die bijzonder nadelig waren voor de KMO’s,onder andere als gevolg van stevige druk vanwegeUNIZO, op de valreep nog bijgestuurd.

De spreker is van oordeel dat de bestaande aftrek-mogelijkheden geëvalueerd moeten worden op basis vanhun verdiensten. Hij vreest dat bepaalde aftrek-mogelijkheden worden geschrapt louter om op korte ter-mijn een aantal budgettaire doelstellingen te kunnenhalen. Een aantal compenserende maatregelen, zoalshet schrappen van de aftrek als beroepskosten van som-mige gewestbelastingen, zullen nefast zijn voor de in-vesteringen in KMO’s, die reeds zwaar te lijden hebbenonder de huidige kredietschaarste.

Bij het opstellen van dit wetsontwerp vond de rege-ring het blijkbaar overbodig om in overleg te treden metde ondernemingen. Door te streven naar een consen-sus met de bedrijfswereld bij het uitwerken van de com-penserende maatregelen, had men nochtans kunnenvermijden dat bepaalde sectoren door deze compense-rende maatregelen structurele schade zouden oplopen.

De invoering met terugwerkende kracht van een roe-rende voorheffing op liquidatieboni moet 125 miljoen euroopleveren. Het terugverdieneffect van de wijziging vande afschrijvingsregels wordt berekend op 478 miljoeneuro. De wijziging van de regeling inzake de definitiefbelaste inkomsten (DBI) zou 325 miljoen euro in deSchatkist moeten brengen. Vooral bij deze laatste ramingworden in de vakliteratuur heel wat vraagtekens ge-plaatst. Het vooropgezette cijfer van 325 miljoen eurozou volgens sommige fiscalisten schromelijk overdre-ven zijn. In het slechtste geval zouden de voorgesteldecompenserende maatregelen inzake de DBI’s in plaatsvan een fiscale meeropbrengt op te leveren, zelfs geldaan de Schatkist kunnen kosten ! De fiscale administra-tie zal in elk geval alert en slagvaardig moeten optredenom de correcte toepassing van deze compenserendemaatregelen te kunnen garanderen.

De verzekeringssector, die reeds met zware proble-men heeft te kampen, wordt bijzonder had getrokkendoor de voorgestelde maatregelen op het vlak de DBI’s.

tir la neutralité budgétaire. Étant donné que nous som-mes en période de basse conjoncture économique, ilnous faut du reste prendre pour prémisse que les béné-fices des entreprises vont baisser plutôt qu’augmenter.

Il a fallu supprimer un grand nombre de déductionsfiscales pour pouvoir financer les réductions de taux pourun montant de 1,8 milliard d’euros.

Heureusement, les propositions initiales du Conseilsupérieur des Finances, qui étaient particulièrementdéfavorables aux PME, ont été adaptées in extremis, àla suite, notamment, des fortes pressions exercées parl’UNIZO.

L’intervenant estime que les possibilités de déductionexistantes doivent être évaluées sur la base de leursmérites. Il craint que certaines possibilités de déductionsoient supprimées dans le seul but de pouvoir atteindreà court terme un certain nombre d’objectifs budgétaires.Un certain nombre de mesures compensatoires, tellesque la suppression de la déductibilité à titre de frais pro-fessionnels de certains impôts régionaux, nuiront auxinvestissements dans les PME, lesquelles pâtissent déjàénormément de la pénurie de crédits.

Lorsqu’il a rédigé le projet de loi à l’examen, le gou-vernement a manifestement jugé inutile de consulter lesentreprises. En essayant de parvenir à un consensusavec le monde des entreprises, il aurait pourtant pu évi-ter que certains secteurs subissent un préjudice struc-turel du fait de ces mesures compensatoires.

L’instauration d’un précompte mobilier sur les bonisde liquidation, avec effet rétroactif, devrait rapporter 125millions d’euros. On évalue l’effet positif induit de la mo-dification des règles en matière d’amortissement à 478millions d’euros. La modification du régime des revenusdéfinitivement taxés (RDT) devrait rapporter 325 millionsd’euros au Trésor. Cette dernière évaluation, surtout,soulève de nombreux doutes dans la littérature spéciali-sée. Certains fiscalistes pensent que le chiffre de 325millions qui a été avancé est très fortement exagéré. Dansle pire des cas, les mesures compensatoires relativesaux RDT pourraient même coûter de l’argent au Trésorau lieu de générer une plus-value fiscale ! Quoi qu’il ensoit, l’administration fiscale devra faire preuve de beau-coup de vigilance et de détermination pour garantir l’ap-plication correcte de ces mesures compensatoires.

Le secteur des assurances, qui se trouve déjà con-fronté à de graves problèmes, serait frappé de plein fouetpar les mesures proposées en matière de RDT. Les as-

Page 38: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

38 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De verzekeraars hebben er dan ook voor gewaarschuwddat zij als gevolg van deze maatregelen hun tarievenzullen verhogen en in hun winstdeelnames zullensnoeien. Zij pleiten ervoor dat de regering rekening zouhouden met de specificiteit van de verzekeringssectoren zou voorzien in een aantal uitzonderingsmaatregelen.

De niet-aftrekbaarheid van de gewestbelastingen zouongeveer 1 miljard euro moeten opleveren. Deze com-penserende maatregel is bijzonder nadelig voor hetVlaamse bedrijfsleven, en de textielverzorgingssector inhet bijzonder. Voor de wasserijen en de stomerijen zoude fiscale druk met maar liefst 24 % stijgen !

De Vlaamse bedrijven worden dubbel gestraft : zebetalen de hoogste milieuheffingen in België, die in detoekomst niet meer fiscaal aftrekbaar zullen zijn alsberoepskosten.

De spreker betwijfelt of de Vlaamse overheid er tijdigzal in slagen de milieuheffingen om te vormen tot milieu-bijdragen, die volgens hem wel nog fiscaal aftrekbaarblijven.

Het resultaat van een fiscale hervorming die budgettairneutraal moet zijn, is dat er winnaars en verliezers zul-len zijn. Ondernemingen met hoge winstcijfers zullen defiscale druk zien dalen, maar bedrijven die amper winstmaken en een hoge kostenstructuur hebben, zullen juistmeer belastingen betalen.

De invoering van een ruling-procedure moet de fis-cale rechtszekerheid verhogen en België aantrekkelij-ker maken voor buitenlandse investeerders. De sprekerwenst dat de ruling-praktijk wordt veralgemeend en nietalleen toegankelijk zou zijn voor buitenlandse kandidaat-investeerders.

Het is de eerste maal sinds de jaren ’90 dat er eentariefverlaging van de vennootschapsbelasting wordtdoorgevoerd. Deze daling van de nominale tarieven iseen absolute noodzaak voor de Vlaamse bedrijven. Ver-dere stappen zullen wellicht noodzakelijk zijn, aange-zien andere landen zoals Duitsland, Groot-Brittannië enIerland (waar het nominale tarief nog amper 10 % be-draagt) de voorbije jaren ook drastische tariefdalingenhebben doorgevoerd.

Volgens de spreker is de huidige hervorming vooraleen kwestie van perceptie. De tariefdaling moet Belgiëaantrekkelijker maken voor buitenlandse investeerders.

sureurs ont dès lors prévenu que, si ces mesures étaientadoptées, ils allaient augmenter leurs tarifs et réduireleurs participations bénéficiaires. Ils demandent que legouvernement tienne compte des spécificités du sec-teur des assurances et prévoie certaines exceptions.

La non-déductibilité des taxes et impôts régionaux de-vrait rapporter environ un milliard d’euros. Cette mesurecompensatoire est particulièrement désavantageuse pourl’économie flamande, et plus particulièrement pour le sec-teur de l’entretien du textile. Pour les blanchisseries et lespressings, la pression fiscale augmenterait de 24 % !

Les entreprises flamandes sont doublement pénali-sées : elles paient les taxes environnementales les plusélevées de Belgique, qui, désormais, ne seront plus fis-calement déductibles comme frais professionnels.

L’intervenant doute que les autorités flamandes par-viennent à transformer à temps les taxesenvironnementales en écocotisations, qui selon lui res-teront fiscalement déductibles.

Le résultat d’une réforme fiscale qui se veut neutresur le plan budgétaire est qu’il y a des perdants et desgagnants. Les entreprises enregistrant des bénéficesélevés verront diminuer la pression fiscale qui pèse surelles, mais les entreprises qui sont à peine bénéficiaireset qui présentent une structure de coût élevée paierontau contraire plus d’impôts.

L’instauration d’une procédure dite « de ruling » doitaccroître la sécurité juridique du plan fiscal et rendre laBelgique plus attrayante pour les investisseurs étrangers.L’intervenant souhaite que la pratique du ruling soit gé-néralisée et qu’elle ne soit pas uniquement accessibleaux candidats-investisseurs étrangers.

Le taux de l’impôt des sociétés n’a plus été réduitdepuis les années nonante. Cette réduction des tauxnominaux constitue une nécessité absolue pour les en-treprises flamandes. D’autres mesures seront sans doutenécessaires, étant donné que d’autres pays, comme l’Al-lemagne, la Grande-Bretagne et l’Irlande (où le tauxnominal s’élève à peine à 10 %), ont aussi réduit consi-dérablement leurs taux ces dernières années.

Selon l’intervenant, la réforme actuelle est surtout unequestion de perception. La réduction de taux doit rendrela Belgique plus attrayante aux yeux des investisseursétrangers.

Page 39: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

391918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De compenserende maatregelen kunnen leiden toteen fiscale asymmetrie, aangezien Vlaamse bedrijvenzwaarder getroffen worden door het schrappen van eenaantal aftrekmogelijkheden in vergelijking met Waalseen Brusselse ondernemingen. Zullen het Waals en Brus-sels Gewest trouwens aanvaarden dat de Vlaamse re-gering de milieuheffingen omvormt tot milieubijdragen ?De afloop van het geschil rond het tijdskrediet voorspeltalvast weinig goeds.

In de memorie van toelichting (DOC 50 1918/001,blz.21) wordt vermeld dat de regering van plan is een stel-sel van fiscale consolidatie in te voeren, waardoor eengroep van vennootschappen voortaan belast zou wor-den op haar geconsolideerde resultaten. In het eigen-lijke wetsontwerp wordt evenwel met geen woord gereptover de fiscale consolidatie. Kan de minister verduidelij-ken waarom hierover in het wetsontwerp niets is terugte vinden?

Ten slotte kondigt de spreker aan dat hij een amende-ment (DOC 50 1918/004) zal indienen om de invoeringvan een roerende voorheffing van 10 % op de liquidatie-boni slechts in werking te laten treden op 23 april 2002,de datum waarop deze regeling werd bekendgemaaktin het Belgisch Staatsblad.

De heer Yves Leterme (CD&V) onderstreept scham-per de gedrevenheid van de minister om aan te tonenhoe liberaal deze regering wel is. Tijdens het voorbijecongres van de MR kon de minister niet aan de verlei-ding weerstaan om fors uit te halen naar de houding vanzijn groene coalitiepartners in bepaalde economischedossiers.

De afschaffing van de aftrekbaarheid als beroeps-kosten van de gewestelijke milieuheffingen zal bijzondernefaste gevolgen hebben voor de Vlaamse wasserij-bedrijven, waar een groot aantal laaggeschoolde werk-nemers zijn tewerkgesteld. Op het vlak van het milieu-beleid was de Vlaamse heffing op de vervuiling van deoppervlaktewateren die tijdens de vorige legislatuur werdingevoerd, een bijzonder efficiënte beleidsmaatregel dieer sterk heeft toe bijgedragen dat er zuinig en zinvol wordtomgesprongen met water. Deze beleidsmaatregel werdevenwel genomen binnen een welbepaalde fiscale con-text. De fiscale aftrekbaarheid van milieuheffingen heefteen groot effect op de rentabiliteit van de industriëlewasserijen, aangezien de schrapping van de aftrek-mogelijkheid zal leiden tot een verhoging van de fiscaledruk met 24 %. Indien het wetsontwerp op dit punt nietwordt bijgestuurd, zullen deze wasserijbedrijven bijzon-der zwaar getroffen worden, waarbij ook de werkgele-genheid in het gedrang zal komen.

Les mesures compensatoires peuvent mener à uneasymétrie fiscale, étant donné que, les entreprises fla-mandes sont plus touchées par la suppression d’unesérie de possibilités de déduction que les entrepriseswallonnes et bruxelloises. Les Régions wallonne etbruxelloise accepteront-elles d’ailleurs que le gouverne-ment flamand transforme les taxes environnementalesen écocotisations ? L’issue du différend sur le crédit-temps n’augure en tout cas rien de bon.

L’exposé des motifs souligne (DOC 50 1918/001,p.21)que le gouvernement a l’intention d’instaurer un systèmede consolidation fiscale, en vertu duquel les groupes desociétés seront désormais imposés sur la base de leursrésultats consolidés. Le texte du projet de loi ne parletoutefois nulle part de consolidation fiscale. Le ministrepeut-il expliquer pourquoi on n’en retrouve aucune tracedans le projet de loi ?

Enfin, l’intervenant annonce qu’il présentera un amen-dement (DOC 50 1918/004) visant à n’instaurer le pré-compte mobilier de 10 % sur les bonis de liquidationqu’à partir du 23 avril 2002, date à laquelle ce régime aété annoncé au Moniteur belge.

M. Yves Leterme (CD&V) relève sarcastiquement l’ar-deur avec laquelle le ministre s’emploie à démontrer àquel point ce gouvernement est libéral. Lors du derniercongrès du MR, le ministre n’a pu résister à la tentationde fustiger l’attitude adoptée par ses partenaires écolo-gistes de la coalition dans certains dossiers économi-ques.

La suppression de la déductibilité au titre de chargesprofessionnelles des taxes environnementales régiona-les aura des effets particulièrement néfastes pour lesentreprises de blanchissage flamandes, qui emploientun grand nombre de travailleurs peu qualifiés. Sur le plande la politique environnementale, la taxe flamande surla pollution des eaux de surface, qui avait été instauréeau cours de la législation précédente, était une mesurestratégique particulièrement efficace qui a fortementcontribué à une utilisation parcimonieuse et rationnellede l’eau. Cette mesure stratégique avait toutefois été prisedans un contexte fiscal bien déterminé. La déductibilitéfiscale des taxes environnementales influe largement surla rentabilité des blanchisseries industrielles, puisque sasuppression entraînera une augmentation de la pres-sion fiscale de 24 %. Si le projet de loi à l’examen n’estpas modifié sur ce point, ces entreprises de blanchis-sage seront touchées de manière particulièrement sé-vère, ce qui compromettra également l’emploi.

Page 40: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

40 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Binnen de Vlaamse regering wordt op dit ogenblikgewerkt aan een denkspoor dat ertoe strekt een herstel-maatregel te nemen waardoor de milieuheffingen zou-den worden vervangen door milieubijdragen. Vlaamsminister van Economie, Buitenlands Beleid, BuitenlandseHandel en Huisvesting, de heer Jaak Gabriëls, had hetin dit verband ook over een retributie, hoewel retributiesnochtans ook niet meer aftrekbaar zullen zijn.

In de Vlaamse begroting 2003 zijn er evenwel noggeen concrete initiatieven opgenomen.

Graag had de spreker van de minister vernomen ofhet inderdaad mogelijk is om via de weg van de vervan-ging van de bestaande milieuheffing door een retributieof een milieubijdrage opnieuw in aanmerking te komenvoor fiscale aftrekbaarheid.

Zoals wel vaker het geval is met initiatieven van dezemeerderheid, stemt dit wetsontwerp niet overeen metde verklaringen die erover werden afgelegd in de media.De opvatting van de minister over de hiërarchie van derechtsbronnen inzake fiscaliteit is op zijn minst merk-waardig. Voor de minister is een aankondiging in de mediablijkbaar een belangrijke rechtsbron, die primeert op dememorie van de toelichting. De eigenlijke wettekst, dieop bepaalde punten haaks staat op wat er werd aange-kondigd in de media, is voor hem blijkbaar slechts vanondergeschikt belang.

Ondanks de vele ronkende verklaringen zal dit wets-ontwerp niet leiden tot een verlichting van de fiscale drukop de vennootschappen. De minister van Begroting heefttrouwens zelf aangegeven dat het hier eerder gaat omvestzak/broekzak-operatie.

Graag had de spreker ook vernomen waarom de aan-vullende crisisbijdrage voor de vennootschappen nogsteeds niet is afgeschaft. Tijdens de voorgaande legislatuurheeft de minister van Financiën - destijds een van de boeg-beelden van de liberale oppositie - nochtans zware kritiekgeuit op het behoud van deze aanvullende crisisbijdrage.In 1999 vroeg hij zich nog hardop af waarom de aanvul-lende crisisbelasting nog bestond, terwijl er geen sprakemeer was van een economische crisis. Zowel in 1999 alsin 2000 beleefde dit land een periode van ongekende hoog-conjunctuur. De belasting voor de vennootschappen bleefevenwel onveranderd gehandhaafd. Door het behoud vandeze belasting komt de geloofwaardigheid van de minis-ter, die vroeger fel is tekeer gegaan tegen deze belasting,bij de bedrijfswereld ernstig in het gedrang. Na afloop vande regeringsonderhandelingen was trouwens reeds dui-delijk dat de minister de ondernemers had laten vallen. Inhet fiscaal plan dat in de regeringsverklaring is opgeno-men, werd met geen woord gerept over de afschaffing vande aanvullende crisisbijdrage voor de vennootschappen.

Le gouvernement flamand explore actuellement unepiste visant à prendre une mesure de réparation en vertude laquelle les taxes environnementales seraient rem-placées par des écocotisations. Le ministre flamand del’Economie, des Relations internationales, du Commerceextérieur et du Logement, M. Jaak Gabriëls, avait égale-ment envisagé, à cet égard, l’instauration d’une redevance,alors que les redevances ne seront plus déductibles.

Aucune initiative concrète en la matière ne figure néan-moins au budget flamand pour 2003.

L’intervenant demande au ministre s’il est réellementpossible de restaurer la déductibilité fiscale en rempla-çant l’écotaxe actuelle par une redevance ou uneécocotisation.

Comme c’est souvent le cas dans le cadre des initia-tives de la majorité actuelle, le projet de loi à l’examenne correspond pas aux déclarations faites à son sujetdans les médias. Le ministre a une conception pour lemoins curieuse de la hiérarchie des sources juridiquesen matière de fiscalité. Pour le ministre, l’annonce dansles médias est apparemment une source juridique plusimportante que l’exposé des motifs. Le texte de la loi,qui, à certains égards, est en contradiction flagrante avecles propos tenus dans les médias, semble ne revêtir,pour le ministre, qu’une importance de second plan.

En dépit des nombreuses déclarations ronflantes, leprojet de loi à l’examen ne réduira pas la pression fis-cale sur les sociétés. Le ministre du Budget a du resteindiqué qu’il s’agissait plutôt d’une opération qui con-siste à reprendre d’une main ce que l’on donne de l’autre.

L’intervenant demande également pourquoi la contri-bution complémentaire de crise n’a toujours pas été sup-primée pour les sociétés. Au cours de la législature précé-dente, le ministre des Finances, qui était à l’époque unedes figures de proue de l’opposition libérale, avait pour-tant critiqué avec virulence le maintien de cet impôt decrise. En 1999, il demandait haut et fort pourquoi la contri-bution complémentaire de crise était maintenu alors quetoute trace de crise économique avait disparu. Tant en 1999qu’en 2000, la Belgique a connu une période de hauteconjoncture. L’impôt de crise a toutefois été maintenu pourles sociétés. Le maintien de cet impôt porte un sérieuxcoup à la crédibilité du ministre dans le monde des entre-prises, étant donné qu’il s’y était violemment opposé parle passé. Au terme des négociations en vue de la forma-tion du gouvernement, il était du reste déjà apparu claire-ment que le ministre avait trahi les chefs d’entreprise. Levolet fiscal de la déclaration gouvernementale était muetau sujet de la suppression de la contribution complémen-taire de crise pour les sociétés.

Page 41: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

411918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Aan de hand van de kritische bespreking van eenaantal criteria wenst de spreker aan te tonen dat dezehervorming een gemiste kans is.

– De daling van de nominale tarieven is onvoldoendeom België opnieuw aantrekkelijk te maken alsinvesteringsland.

– Het ter bespreking voorliggende wetsontwerp leidtniet tot een vereenvoudiging van de regelgeving, maarmaakt de wetgeving nog ondoorgrondelijker.

Door het ad hoc crisisbeleid dat begin jaren ’90 werdgevoerd, waarbij de budgettaire sanering voorop stond,werd de regelgeving vrij complex. Met de wetsontwerpwordt de wetgeving zeker niet transparanter.

De spreker is natuurlijk niet naïef : vennootschaps-belasting is een complexe aangelegenheid. Tijdens eenrecente studiereis in de Verenigde Staten heeft hij kun-nen vaststellen dat de vennootschapsfiscaliteit ook daareen bijzonder ingewikkelde materie is, waarbij de fiscaleconcurrentie tussen de staten die deel uitmaken van defederatie - een tendens die zich langzaam aan ook inBelgië begint af te tekenen - de zaken er zeker niet een-voudiger op maakt.

De regering heeft evenwel van de administratievevereenvoudiging een van haar stokpaardjes gemaakt.In de federale regeringsverklaring (DOC 20/1 - 1999, p2.) kan men lezen dat «de administratieve overlast enregelgeverij drastisch zal worden teruggeschroefd. Met10 % tijdens de eerste twee jaar, met een kwart tegenhet einde van de legislatuur.» Zowel bij de hervormingvan de personenbelasting als bij de hervorming van devennootschapsbelasting is deze ambitie dode letter ge-bleven. Hoewel er voldoende budgettaire ruimte was omeen vereenvoudiging tot stand te brengen, heeft de re-gering de gelegenheid niet aangegrepen om de fiscaliteitminder complex te maken. De administratieve overlastzal integendeel nog toenemen.

Zowel de fiscale administratie als debelastingplichtigen zijn nochtans gebaat bij een trans-parante regelgeving.

– Er worden slechts schuchtere stappen gezet om dekapitaalstructuur van de KMO’s te versterken. Deproductieve investeringen in het economisch weefselworden onvoldoende bevorderd.

De werkgroep die belast was om een aantal denk-sporen uit te werken rond de toegang van de KMO’s tothet bankkrediet en de beursmarkten en die onder lei-ding stond van wijlen Aimé Desimpel en de heer ÉricAndré had nochtans een reeks bijzonder nuttige aanbe-velingen geformuleerd.

L’intervenant souhaite démontrer, au moyen de l’exa-men critique d’une série de critères, que cette réformeest une occasion manquée.

– La baisse des taux nominaux n’est pas suffisantepour rendre la Belgique à nouveau attrayante en tantque terre d’investissement.

– Le projet de loi à l’examen ne simplifie pas la régle-mentation, mais rend la législation encore plus impéné-trable.

La politique de crise ad hoc menée au début des an-nées nonante, qui privilégiait l’assainissement budgé-taire, a rendu la réglementation très complexe. Le projetde loi à l’examen ne rend la législation certainement pasplus transparente.

L’intervenant n’est naturellement pas naïf : l’impôt dessociétés est une question complexe. Au cours d’un ré-cent voyage d’étude aux États-Unis, il a pu constaterque la fiscalité des sociétés y est aussi une matière par-ticulièrement complexe et la concurrence fiscale entreles États qui font partie de la fédération – une tendanceque l’on commence également à observer en Belgique– ne simplifie certainement pas les choses.

Le gouvernement a cependant fait de la simplificationadministrative un de ses chevaux de bataille. Dans ladéclaration du gouvernement fédéral (DOC 20/1 - 1999,p 2.) on peut lire que «Les contraintes administratives etréglementaires seront nettement réduites. De 10 % aucours des deux premières années et d’un quart à la finde la législature.» Cette ambition est restée lettre mortetant lors de la réforme de l’impôt des personnes physi-ques que lors de la réforme de l’impôt des sociétés. Bienqu’il y ait eu une marge budgétaire suffisante pour réali-ser une simplification, le gouvernement n’a pas saisi l’oc-casion pour rendre la fiscalité moins complexe. Les con-traintes administratives augmenteront au contraire.

Une réglementation transparente serait cependant toutbénéfice tant pour l’administration fiscale que pour lescontribuables.

– Seules de timides initiatives sont prises pour renfor-cer la structure du capital des PME. Les investissementsproductifs s’insérant dans le tissu économique ne sontpas assez encouragés.

Le groupe de travail dirigé par feu Aimé Desimpel etM. Éric André, qui était chargé d’élaborer un certain nom-bre de pistes de réflexion concernant l’accès des PMEau crédit bancaire et aux marchés boursiers, avait pour-tant formulé un certain nombre de recommandationsparticulièrement utiles.

Page 42: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

42 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De autofinanciering van de ondernemingen wordtweliswaar aangemoedigd door het toestaan van een vrij-stelling ten gunste van de gereserveerde winsten, dieevenwel beperkt blijft 37 500 euro. Deze plafonnering,die duidelijk aangeeft dat de maatregel blijkbaar niet te-veel mag kosten aan de Schatkist, brengt hetondernemingsvriendelijk karakter van de hervorming inhet gedrang.

– Op internationaal vlak heeft de minister van Finan-ciën nauwelijks iets bereikt.

Bij het begin van deze legislatuur had de minister aan-gegeven dat hij alles in het werk zou stellen om in hetkader van de harmonisatie van deondernemingsfiscaliteit komaf te maken met de zinloze,niet-transparante fiscale concurrentie tussen lidstatenvan de Europese Unie onderling en met landen zoalsZwitserland en de Verenigde Staten. Ondanks de forseverklaringen moet men nu vaststellen dat er zowel in-zake de spaarfiscaliteit als op het vlak van de fiscaleconcurrentie geen resultaten werden geboekt.

Een laatste minpunt is dat met dit wetsontwerp alsgevolg van het gebrek aan vereenvoudiging en door hetinvoeren van nieuwe verschillen tussen de personen-belasting en de vennootschapsbelasting de noodzaakom fiscaal te plannen nog verder zal toenemen. De re-gering was nochtans van mening dat het opzetten vanfiscale constructies zonder economische meerwaardebestreden moest worden.

De heer Jean-Jacques Viseur (cdH) maakt decommissie erop attent dat de ondernemingsfiscaliteitsteeds meer een element van concurrentie wordt tussende EU-lidstaten, die reeds blijk hebben gegeven bijzonderspitsvondig te zijn wanneer het erop aankomt met fis-cale engineering buitenlandse investeerders aan telokken. De bijzonder aantrekkelijke fiscale voordelenwaarmee de Franse staat erin geslaagd is om Toyota teovertuigen in Valenciennes een nieuwe autofabriek opte richten is een perfect voorbeeld van de fiscalespitstechnologie waarmee de EU-lidstaten in de gunstproberen te komen van potentiële buitenlandseinvesteerders. De fiscale gunstmaatregelen die de Franseregering aanbood, hebben er inderdaad toe geleid datToyota heeft gekozen voor Valenciennes en niet voor hetBelgische Seneffe, dat nochtans ook bijzonder geschiktwas als vestigingsplaats voor een nieuwe productie-eenheid.

De fiscaliteit is een element van concurrentie binnende Europese Unie. De fiscale mechanismen waarmeebuitenlandse investeerders worden aangelokt, wordenevenwel nauwlettend gecontroleerd door de Europese

L’autofinancement des entreprises est certes encou-ragé par l’exonération des bénéfices mis en réserve, quireste toutefois limitée à 37 500 euros. Ce plafonnement,qui montre clairement que la mesure ne peut manifeste-ment pas coûter trop au Trésor, compromet les effetsd’une réforme qui se voulait favorable aux entreprises.

– Sur le plan international, le ministre des Financesn’a guère engrangé de résultats.

Au début de la présente législature, le ministre avaitannoncé qu’il allait tout mettre en œuvre, dans le cadrede l’harmonisation de la fiscalité des entreprises, pouren finir avec la concurrence absurde et opaque à la-quelle se livrent, en matière fiscale, des États membresde l’Union européenne entre eux et avec des pays telsque la Suisse et les Etats-Unis. En dépit des déclara-tions matamoresques, force est à présent de constaterl’absence de résultats tant en manière de fiscalité affé-rente aux revenus de l’épargne que sur le plan de laconcurrence fiscale.

Un dernier point négatif du projet de loi à l’examenconcerne le fait qu’en raison de l’absence de simplifica-tion et de l’introduction de nouvelles différences entrel’impôt des personnes physiques et l’impôt des socié-tés, il sera encore plus nécesssaire de recourir à l’ingé-nierie fiscale. Le gouvernement estimait pourtant qu’ilfallait combattre l’élaboration de montages fiscaux nevisant pas une plus-value économique.

M. Jean-Jacques Viseur (cdH) attire l’attention de lacommission sur le fait que la fiscalité des entreprisesdevient de plus en plus un élément de concurrence en-tre les États membres de l’Union européenne, lesquelsont déjà fait montre d’une grande habileté lorsqu’il s’agitd’appâter les investisseurs étrangers à coup d’ingénie-rie fiscale. Les avantages fiscaux particulièrement at-tractifs grâce auxquels la France a réussi à convaincreToyota d’établir une nouvelle usine de construction auto-mobile à Valenciennes sont le parfait exemple des tech-niques fiscales de pointe au moyen desquelles les Étatsmembres de l’Union européenne tentent de gagner lafaveur des investisseurs étrangers potentiels. Les me-sures de faveur fiscales proposées par le gouvernementfrançais ont, en effet, conduit Toyota a choisir Valencien-nes plutôt que Seneffe, en Belgique, qui représentaitpourtant un emplacement particulièrement adéquat pourl’établissement d’une nouvelle unité de production.

La fiscalité est un élément de concurrence au sein del’Union européenne. Les mécanismes fiscaux qui per-mettent d’attirer les investisseurs étrangers sont toute-fois contrôlés minutieusement par la Commission euro-péenne. Contrairement à certaines pratiques d’ingénierie

Page 43: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

431918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Commissie. In tegenstelling tot bepaalde praktijken vanfiscale engineering zijn tariefdalingen evenwel eenvolstrekt legitiem middel om investeerders aan te lokken.De hoogte van de tarieven blijft dus een belangrijke fac-tor bij het nemen van investeringsbeslissingen. Devoorbije jaren heeft er zich een duidelijke trend vantariefdalingen voorgedaan. Sommige EU-lidstatenvoerden een bijzonder agressief fiscaal beleid. Zoverlaagde Ierland zijn tarieven tot 12,5%.

Vooral bij de doelstelling van de budgettaire neutraliteiten de compenserende maatregelen die hiertoe wordengenomen, wenst de spreker een aantal kanttekeningente plaatsen.

De opbrengsten van de compenserende maatregelenworden soms ruimschoots overschat. Bovendien zijnsommige maatregelen zoals de pro rata temporisregeling inzake afschrijvingen «one-shot» operaties, diegedurende de eerste jaren een zeker effect zullenveroorzaken, maar daarna zullen uitdoven.

Is trouwens noodzakelijk dat de budgettaire neutraliteitstrikt gewaarborgd wordt ? Maatregelen die een bijzondergunstige invloed hebben op de economie, hoeven nietnoodzakelijk budgettair neutraal te zijn. De spreker vreestdat sommige compenserende maatregelen bijzonderschadelijk zullen zijn voor bepaalde economischesectoren. In plaats van zich blind te staren op debudgettaire neutraliteit, had de regering de aandachtmoeten vestigen op de gunstige economische gevolgenvan sommige voorgestelde maatregelen.

De concrete toepassing van een aantal specifiekemaatregelen ten voordele van de KMO’s zou voorproblemen kunnen zorgen. De KMO-doelgroep wordtnamelijk afgebakend met een verwijzing naar het tariefvan de vennootschapsbelasting. In de memorie vantoelichting (zie DOC 50 1918/001, p. 34) wordt gesteld dat«de doelgroep van deze maatregel de KMO-vennootschappen zijn. Onder KMO-vennootschap wordtverstaan de vennootschappen waarvoor de belasting wordtvastgesteld overeenkomstig artikel 215, tweede lid. DeKMO-doelgroep werd gedefinieerd door verwijzing naarhet tarief van de vennootschapsbelasting dat vantoepassing is op het aanslagjaar dat verbonden is met hetbelastbaar tijdperk waarin, bij het verstrijken ervan, deinvesteringsreserve is aangelegd.» In zijn advies (zie DOC50 1918/001,p. 110) merkt het de Raad van State hieroverhet volgende op : «Het is evenwel evident dat het absolutebedrag van de belastbare winst in de loop van eenwelbepaald boekjaar niets van doen heeft met de vraag ofhet om een KMO gaat : er zijn belangrijke vennootschappenwaarvan meer dan 50 pct. van de aandelen in handen zijnvan natuurlijke personen en die soms een boekjaarafsluiten met verlies of die in de loop van een welbepaaldboekjaar een belastbare winst verwezenlijken die nietmeer bedraagt dan 322 500 euro.»

fiscale, les réductions des taux constituent un moyentout à fait légitime d’attirer les investisseurs. La hauteurdes taux reste par conséquent un facteur important lors-qu’il s’agit de prendre des décisions en matière d’inves-tissements. Ces dernières années, on a constaté unediminution sensible des taux. Certains États membresde l’Union européenne ont mené une politique fiscaleparticulièrement agressive. Ainsi, l’Irlande a ramené sestaux à 12,5%.

L’intervenant formule ensuite un certain nombre d’ob-servations concernant surtout l’objectif de neutralité bud-gétaire et les mesures compensatoires prévues pour l’at-teindre.

Le produit de ces mesures compensatoires est par-fois largement surestimé. En outre, certaines de cesmesures, comme la règle du pro rata temporis appli-quée aux amortissements, sont des opérations non ré-currentes, qui auront un certain effet au cours des pre-mières années, mais qui n’auront plus aucun effet par lasuite.

Est-il du reste indispensable de garantir une neutra-lité budgétaire stricte ? Les mesures qui ont une inci-dence particulièrement favorable sur l’économie ne doi-vent pas nécessairement être budgétairement neutres.L’intervenant craint que certaines mesures compensa-toires portent sérieusement préjudice à certains secteurséconomiques. Au lieu de se focaliser uniquement sur laneutralité budgétaire, le gouvernement aurait dû se pen-cher davantage sur les effets économiques favorablesde certaines mesures proposées.

L’application concrète d’un certain nombre de mesu-res spécifiques en faveur des PME pourrait poser pro-blème. C’est que le groupe cible des PME est défini enfonction du taux de l’impôt des sociétés. L’exposé desmotifs précise (voir DOC 50 1918/001, p. 34) que « Legroupe-cible de cette mesure est constitué par les so-ciétés PME. Par société PME, il faut comprendre lessociétés pour lesquelles l’impôt est fixé conformémentà l’article 215, alinéa 2.Le groupe-cible des PME a étédéfini par référence au taux de l’impôt des sociétés ap-plicable pour l’exercice d’imposition afférent à la périodeimposable à l’expiration de laquelle la réserve d’inves-tissement est constituée. ». Dans son avis, le Conseild’État formule, à ce propos, l’observation suivante (voirDOC 50 1918/001, p. 110) : « Il est cependant évidentque le montant absolu du bénéfice imposable au coursd’un exercice social déterminé est sans aucun rapportavec la question de savoir s’il s’agit d’une PME : il y ad’importantes sociétés dont plus de 50 p.c. des partssont aux mains de personnes physiques et auxquelles ilarrive de clôturer un exercice en perte, ou de réaliser,au cours d’un exercice déterminé, un bénéfice imposa-ble ne dépassant pas le seuil de 322 500 euros. ».

Page 44: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

44 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Wat gaat er bovendien gebeuren wanneer deaangegeven belastbare winst wordt verhoogd naaraanleiding van een controle ?

De maatregel op het vlak van de investeringsreserveis een nuttig instrument om de autofinanciering van deKMO’s aan te moedigen. Er is evenwel een gebrek aantransparantie aangezien deze maatregel wordt ingevoerdnaast de reeds bestaande vrijstelling voor risico-investeringen. Het aanleggen van een vrijgesteldeinvesteringsreserve wordt bovendien beperkt tot deinvesteringen die recht kunnen geven op deinvesteringsaftrek (brevetten, energiebesparendemaatregelen, onderzoek en ontwikkeling).

Het knelpunt bij de invoering van een roerendevoorheffing op liquidatieboni is de terugwerkende krachtwaarmee deze maatregel wordt ingevoerd. In fiscalezaken is de spreker geen principiële tegenstander vanretroactiviteit. De rechtszekerheid blijft immersgewaarborgd wanneer men een maatregel in werkinglaat treden op het ogenblik dat de regering via eenofficiële mededeling haar intenties heeft bekendgemaakt.Door de maatregel in werking te laten treden op 25 maart2002 neemt de regering evenwel een onnodig risico. Omde rechtszekerheid te waarborgen, is het wellichtaangewezen om deze maatregel slechts in werking telaten treden met ingang van 23 april 2002, de dag waaropdeze maatregel via een bericht in het Belgisch Staatsbladwerd bekendgemaakt.

De ruling is een efficiënt, hedendaags fiscaal instru-ment dat de rechtszekerheid voor de ondernemingenaanzienlijk verhoogt. De invoering van een ruling-procedure is dan ook meer dan wenselijk. Via een rulingkrijgen de ondernemingen vooraf zekerheid over deinterpretatie van een fiscale maatregel en zijn ze nietmeer afhankelijk van de a posteriori beoordeling doorde administratie en de jurisprudentie.

De spreker wijst er evenwel op dat het gebruik van deruling-techniek niet mag leiden tot een schending vande grondwet en moet plaatsvinden binnen een striktenaleving van alle wettelijke bepalingen. Het Nederlandsevoorbeeld, waarbij het mogelijk wordt dat de overheidafwijkingen toestaat op haar eigen wetgeving (wat dusonvermijdelijk leidt tot discriminatie tussenondernemingen), mag in België absoluut geen navolgingvinden.

Voor het aantrekken van buitenlandse investeringenwaren de coördinatiecentra van cruciaal belang. Invergelijking met andere EU-lidstaten die dezelfdetechnieken op een meer subtiele en discrete maniertoepassen, heeft België ten minste open kaart gespeeld.

Qu’adviendra-t-il en outre lorsque le bénéfice impo-sable déclaré aura été augmenté dans le cadre d’uncontrôle ?

La mesure concernant cette mesure est un instrumentutile permettant d’encourager l’autofinancement desPME. Il y a cependant un manque de transparence, étantdonné que cette mesure est instaurée parallèlement àl’exonération existante dont bénéficient les investisse-ments à risque. La constitution d’une réserve d’investis-sement exonérée est en outre limitée aux investisse-ments qui peuvent donner droit à la déduction pourinvestissement (brevets, mesures d’économie d’énergie,recherche et développement).

Le problème que pose l’instauration d’un précomptemobilier sur les bonis de liquidation est la rétroactivitéde cette mesure. En matière fiscale, l’intervenant n’esten principe pas opposé à la rétroactivité. La sécurité ju-ridique demeure en effet garantie si l’on fait entrer unemesure en vigueur au moment où le gouvernement ma-nifeste ses intentions par le biais d’une communicationofficielle. En faisant entrer la mesure en vigueur le 25mars 2002, le gouvernement prend cependant un ris-que inutile. Afin de garantir la sécurité juridique, il con-viendrait sans doute de ne faire entrer cette mesure envigueur qu’à partir du 23 avril 2002, le jour où elle a étépubliée au Moniteur belge.

Le ruling est un instrument fiscal efficace et modernequi accroît considérablement la sécurité juridique pourles entreprises. L’instauration d’une procédure de rulingest dès lors plus que souhaitable. Grâce au ruling, lesentreprises ont d’avance une certitude quant à l’inter-prétation d’une mesure fiscale et elles ne sont plus tri-butaires de l’appréciation portée a posteriori par l’admi-nistration et la jurisprudence.

L’intervenant fait cependant observer que le recoursà la technique du ruling ne peut entraîner de violation dela Constitution et doit s’inscrire dans le cadre d’un res-pect strict de toutes les dispositions légales. L’exempledes Pays-Bas, où il devient possible que les pouvoirspublics accordent des dérogations à leur propre législa-tion (ce qui crée inévitablement des discriminations en-tre les entreprises), ne pourrait en aucun cas être suivien Belgique.

Les centres de coordination étaient essentiels pourattirer des investissements étrangers. Par comparaisonavec les autres États membres de l’Union européenne,qui appliquent les mêmes techniques de manière plussubtile et plus discrète, la Belgique a au moins joué franc-jeu.

Page 45: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

451918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De cdH-fractie is van mening dat deze hervormingnoodzakelijk was om de aantrekkelijkheid van België alsinvesteringsland binnen de EU te behouden en staatpositief tegenover de KMO-vriendelijke maatregelen. Despreker is evenwel heel sceptisch ten opzichte van decompenserende maatregelen waarmee de regering debudgettaire neutraliteit wenst te waarborgen

De heer Dirk Pieters (CD&V) is van mening dat hetter bespreking voorliggende wetsontwerp een aantalpositieve elementen bevat. Als lid van de oppositie is hetevenwel zijn taak de aandacht toe te spitsen op eenaantal onvolkomenheden, lacunes en inconsistenties inhet wetsontwerp.

De verlaging van het nominale tarief is ongetwijfeldeen stap in de goede richting. Bij het nemen vaninvesteringsbeslissingen is de hoogte van de nominaletarieven voor buitenlandse ondernemingen inderdaadeen doorslaggevend element. De tariefdaling zal zorgenvoor een verbetering van het imago van België alsinvesteringsland.

Aanvankelijk bestond de vrees dat vooral de KMO’shet slachtoffer zouden worden van de compenserendemaatregelen die de tariefver lagingen moestenfinancieren. Wijlen Aimé Desimpel en mevrouw TreesPieters hebben er in de commissie herhaalde malen voorgewaarschuwd. Onder invloed van het algemene protesttegen de oorspronkelijke denksporen heeft de regeringhaar plannen bijgestuurd en werd ervoor gezorgd datde voorgestelde maatregelen voldoende KMO-vriendelijkzijn. De heer Kris Peeters, gedelegeerd bestuurder vanUNIZO, was hierover bijzonder opgetogen.

De spreker is verheugd dat de regering aandacht heeftgehad voor de problematiek van de autofinanciering vande KMO’s. Hij heeft evenwel bedenkingen bij de gekozentechniek van de investeringsreserve. Eenautofinancieringsreserve of een verhoogdeinvesteringsaftrek waren wellicht beterebeleidsinstrumenten. Het voorzien van een vrijstellingvoor KMO’s van elke belastingvermeerdering ingevalgeen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan inde loop van de eerste drie boekjaren vanaf hunoprichting, wordt door de spreker ook positiefgeëvalueerd.

Het wetsontwerp heeft evenwel ook een aantalschaduwzijden. Het is veeleer een herschikking dan eenechte hervorming. Van een vereenvoudiging van deregelgeving is er - in tegenstelling tot de nobeledoelstellingen die werden geformuleerd in deregeringsverklaring – al helemaal geen sprake. Op heelwat punten, zoals de investeringsreserve, wordt deregelgeving stukken complexer, waardoor de noodzaakaan fiscale planning nog zal toenemen. De aanvullende

Le groupe cdH estime que cette réforme était néces-saire pour maintenir l’attrait de la Belgique en tant queterre d’investissement au sein de l’Union européenne etsouscrit aux mesures favorables aux PME. L’intervenantest cependant très sceptique à l’égard des mesures decompensation à l’aide desquelles le gouvernement sou-haite garantir la neutralité budgétaire.

M. Dirk Pieters (CD&V) estime que le projet de loi àl’examen contient un certain nombre d’éléments posi-tifs, mais, en tant que membre de l’opposition, son rôleest d’attirer l’attention sur certaines imperfections, lacu-nes et inconsistances de la loi en projet.

L’abaissement du taux nominal constitue sans con-teste un pas dans la bonne direction. Lorsqu’elles pren-nent la décision d’investir, les entreprises étrangèresconsidèrent en effet que le niveau du taux nominal estun facteur déterminant. Cette baisse de taux contribueraà améliorer l’image de la Belgique en tant que terre d’in-vestissements.

On a craint initialement que les PME seraient les prin-cipales victimes des mesures compensatoires destinéesà financer les baisses de taux. À plusieurs reprises, feuAimé Desimpel et Mme Trees Pieters avaient expriméleur inquiétude à ce sujet en commission. Sous l’influencede la vague de protestations qu’avaient soulevée les pis-tes initialement suivies, le gouvernement a revu ses planset a veillé à ce que les mesures proposées soient suffi-samment favorables aux PME. M. Kris Peeters, admi-nistrateur-délégué de l’UNIZO, était particulièrement sa-tisfait de ce revirement.

L’intervenant se félicite que le gouvernement soit at-tentif au problème de l’autofinancement des PME. Il esttoutefois sceptique en ce qui concerne le choix de re-courir à la technique de la réserve d’investissement. Uneréserve d’autofinancement ou l’augmentation du mon-tant de la déduction pour investissement étaient sansdoute de meilleurs instruments politiques. L’intervenantsalue également le fait que le projet prévoit une exemp-tion de toute majoration d’impôt si, au cours de ses troispremiers exercices comptables, la PME n’a pas ou n’apas suffisamment investi.

La loi en projet comporte toutefois un certain nombrede zones d’ombre. Il s’agit plutôt d’un réaménagementde la législation que d’une véritable réforme. Contraire-ment aux nobles intentions formulées dans la déclara-tion gouvernementale, la simplification de la législationn’est pas à l’ordre du jour. Dans de nombreux domai-nes, tels que la réserve d’investissement, la législationdevient beaucoup plus complexe, ce qui accroîtra lanécessité du planning fiscal. Alors que la contribution

Page 46: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

46 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

crisisbijdrage wordt - in tegenstelling tot de afschaffingin de personenbelasting - wel behouden in devennootschapsbelasting.

Zowel voor de groene als de socialistischecoalitiepartners is het van cruciaal belang dat de heleoperatie budgettair neutraal is. Voor de CD&V-fractie isdeze budgettaire neutraliteit niet essentieel. Eenbelangrijk deel van de budgettaire compensaties zoalsde pro rata temporis regeling inzake afschrijvingen zijntrouwens verschuivingen.

Bijzonder kritisch is de spreker ten opzichte van tweecompenserende maatregelen : de afschaffing van de fis-cale aftrekmogelijkheid van bepaalde gewestelijkeheffingen, die bijzonder nefast zal zijn voor een aantalVlaamse KMO’s in de textielsector en de retroactiviteitwaarmee de roerende voorheffing op de liquidatieboniwordt ingevoerd.

1. De hervorming werd aangekondigd als eenvereenvoudiging, maar heeft nog meer complexiteit inde regelgeving tot gevolg.

De invoering van een investeringsreserve wordtgekoppeld aan hele reeks voorwaren voorwaarden enformaliteiten. Ondanks de suggestie van de Raad vanState om bepaalde artikelen te vereenvoudigen, negeertde regering elke aanwijzing, zelfs als de Raad van Stateeen ontwerp in bijlage bij haar advies voegt ombijvoorbeeld artikel 203 van het Wetboek van deinkomstenbelastingen 2002 (WIB 92) ter herschrijven.

In het wetsontwerp wordt ook geen eenduidige definitiegehanteerd van het begrip K.M.O, wat bij de toepassingvan een aantal KMO-vriendelijke maatregelenongetwijfeld aanleiding zal geven tot praktischeproblemen.

2. Een versterking van de noodzaak om fiscaal teplannen.

Door de voorgestelde tariefverlagingen wordt hetbijzonder aantrekkelijk om een zelfstandige activiteit invennootschapsverband uit te oefenen, zeker als menbedenkt dat het hoogste tarief in de personenbelastingzal 50 % bedragen. Maar misschien is het nuttig om zijnactiviteit eerst op te starten als natuurlijk persoon. Tijdensde eerste drie jaren ontloopt men de vermeerderingenwegens ontoereikende voorafbetaling1 en geniet men eengunstigere investeringsaftrek. Na deze drie jaar brengtmen zijn activiteit voordelig in een vennootschap in. Dezevennootschap ontloopt opnieuw gedurende drieboekjaren het risico op een belastingvermeerderingwegens ontoereikende voorafbetalingen.2 Men moet danwel goed uitkijken of men nog in aanmerking blijft komen

complémentaire de crise a été supprimée dans le cadrede l’impôt des personnes physiques, elle est maintenuepour les sociétés.

La neutralité budgétaire de cette opération est capi-tale tant pour la composante verte que socialiste de lacoalition au pouvoir. Pour le groupe CD&V elle n’est pasessentielle. Une part importante des compensations bud-gétaires, telle que la règle du pro rata temporis en ma-tière d’amortissements, sont du reste des glissements.

L’intervenant ne ménage pas ses critiques au sujetde deux mesures compensatoires : la suppression de lapossibilité de déduire fiscalement certaines taxes régio-nales, qui aura un effet particulièrement néfaste pour uncertain nombre de PME flamandes dans le secteur tex-tile et l’instauration avec effet rétroactif du précomptemobilier sur les bonis de liquidation.

1. Alors qu’elle a été annoncée comme une simplifi-cation, la réforme a augmenté la complexité de la régle-mentation

L’introduction d’une réserve d’investissement est su-bordonnée à toute une série de conditions et de forma-lités. En dépit de la suggestion du Conseil d’État de sim-plifier certains articles, le gouvernement ignore touteindication, même lorsque le Conseil d’État joint à sonavis une proposition visant, par exemple, à reformulerl’article 203 du Code des impôts sur les revenus 1992(CIR 92).

Le projet ne donne pas non plus de définition précisede la notion de PME, ce qui ne manquera pas de poserdes problèmes pratiques lors de l’application de certai-nes mesures favorables aux PME.

2. Nécessité accrue de faire des projets en termesfiscaux

Du fait des baisses de taux proposées, il devient par-ticulièrement intéressant d’exercer une activité indépen-dante sous forme de société, a fortiori lorsque l’on saitqu’en matière d’impôt des personnes physiques, le tauxmaximum s’élèvera à 50%. Peut-être est-il toutefois utilede commencer par exercer son activité en tant que per-sonne physique. Au cours des trois premières années,on échappe aux majorations dues en cas d’insuffisancede versements anticipés1 et on bénéficie d’une déduc-tion pour investissement plus avantageuse. À l’issue deces trois années, il est intéressant d’intégrer son activitédans une société. Pendant trois exercices comptables,cette société échappe à nouveau au risque de devoirpayer une majoration due en cas d’insuffisance de ver-sements anticipés2 . Dans ce cas, il convient toutefois

1 Art. 164 WIB922 Art. 14 Wetsontwerp nr. 1918

1 Art. 164, CIR 92.2 Art. 14 du projet de loi n° 1918.

Page 47: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

471918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

voor het verlaagd vennootschapstarief om nog inaanmerking te komen voor andere gunsten zoals eenvolledige eerste afschrijvingsannuïteit, hetbelastingkrediet en de ontheffing van devoorschottenregeling.

3. De budgettaire neutraliteit

Het ter bespreking voorliggende wetsontwerp leidt,volgens de heer Pieters, niet tot eenbelastingvermindering maar is een loutere verschuivingvan de belastingdruk tussen vennootschappen.

Vooreerst zijn een onderwerping van onechte vzw’saan de vennootschapsbelasting, het opvoeren van destrijd tegen vastgestelde praktijken vankasgeldvennootschappen, de betere bestrijding van demisbruiken op het stuk van de rechtspersoonlijkheid,geen vermindering van de aftrekken. De uitdoving vantijdelijke maatregelen is een meevaller en de betere inningvan de BTW-ontvangsten is irrelevant om het neutraaleffect van de herschikking van devennootschapsbelasting te berekenen. Dezemaatregelen tonen de ademnood aan van deze regeringom de budgettaire neutraliteit te garanderen. Volgens deberekeningen van de Inspectie van Financiën moet voor6% van de kostprijs van de tariefverlagingen een beroepgedaan worden op andere maatregelen die niets temaken hebben met een vermindering van deaftrekmogelijkheden.

Uit de begroting van 2003 blijkt bovendien dat dewijzigingen in de regelgeving rond de coördinatiecentrazullen leiden tot een niet onaanzienlijke verhoging vande fiscale inkomsten. Daarnaast wordt voor elkevennootschap, dus ook voor KMO’s, de som verhoogddie ze moeten betalen voor het neerleggen van haarbalansen bij de balanscentrale. Deze maatregel zou 30miljoen euro moeten opbrengen. Indien dezeopbrengsten mee in aanmerking worden genomen bijde berekening van de budgettaire neutraliteit, dan leidtdeze hervorming zelfs tot een belastingsverhoging.

Kan de budgettaire neutraliteit bereikt worden doorde verhoging of invoering van andere belastingen of zelfssociale zekerheidsbijdragen, zoals de regeringsuggereert met de supplementaire bijdrage van de BTW-ontvangsten? Of moeten de ontvangsten van devennootschapsbelasting op zichzelf wordenbeschouwen? Nergens in de toelichting wordt vermeldof de neutraliteit nominaal, inflatiegecorrigeerd moetbereikt worden of vergeleken moet worden met deprocentuele wijziging van het BNP. Hoe gaat hetRekenhof het effect van de conjunctuur meten op eenwijziging van de inkomsten van devennootschapsbelasting? Hoe zal de impact van de

de vérifier que l’on bénéficie encore du taux réduit del’impôt des sociétés et d’autres avantages tels qu’unepremière annuité d’amortissement complète, le créditd’impôt et l’exonération du système des avances.

3. La neutralité budgétaire

Selon M. Pieters, le projet de loi à l’examen ne débou-che pas sur une baisse d’impôts, mais entraîne un sim-ple glissement de la pression fiscale entre sociétés.

Tout d’abord, ni l’assujettissement des fausses asso-ciations sans but lucratif à l’impôt des sociétés, ni l’in-tensification de la lutte contre les pratiques décelées dansle chef des sociétés de liquidités et contre les abus de lapersonnalité morale ne constituent une diminution desdéductions. L’extinction de certaines mesures provisoi-res est un heureux hasard et la meilleure perception dela TVA n’est pas un élément pertinent pour évaluer laneutralité de la réforme de l’impôt des sociétés. Cesmesures montrent les difficultés extrêmes qu’éprouve legouvernement pour garantir la neutralité budgétaire.Selon les calculs de l’Inspection des finances, il faut,pour couvrir 6 % du coût des réductions de taux, avoirrecours à d’autres mesures qui n’ont rien à voir avec laréduction des possibilités de déduction.

Il ressort en outre du budget 2003 que les modifica-tions de la réglementation relative aux centres de coor-dination entraîneront une augmentation non négligea-ble des recettes fiscales. Par ailleurs, la somme quechaque société, donc également les PME, doivent payerlors du dépôt de leurs bilans à la Centrale des bilans estmajorée. Cette mesure devrait rapporter 30 millionsd’euros. Si l’on tient compte de ces recettes dans le cal-cul de la neutralité budgétaire, on constate que la ré-forme en projet se traduit même par une augmentationdes impôts.

Peut-on atteindre la neutralité budgétaire en augmen-tant ou en instaurant d’autres impôts, voire des cotisa-tions de sécurité sociale, comme le gouvernement lesuggère lorsqu’il se propose d’augmenter l’apport desrecettes de la TVA, ou faut-il considérer uniquement lesrecettes de l’impôt des sociétés ? Il n’est précisé nullepart dans les développements s’il faut atteindre la neu-tralité budgétaire de manière nominale, après correc-tion pour inflation, ou s’il faut la comparer à la modifica-tion du PNB exprimée en pourcentage. Comment la Courdes comptes va-t-elle calculer l’impact de la conjoncturesur une modification des recettes de l’impôt des socié-tés ? Comment l’impact des futures normes comptables

Page 48: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

48 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

toekomstige I.A.S.-boekhoudnormen berekend worden?Tenslotte, zijn de cijfergegevens uit 1999 nog relevantwanneer de impact van de tariefverlaging zich tenvroegste voordoet in 2003 ? Wat zijn trouwens deconsequenties indien het Rekenhof vaststelt dat debudgettaire neutraliteit niet werd bereikt ?

De aanpassing van de afschrijvingsregelsvertegenwoordigt 525,5 miljoen euro of 44% van decompenserende maatregelen. Het wetsontwerp schaftevenwel niet de afschrijvingskosten af, maar voert enkelvoor grote ondernemingen een pro rata beperking in hetjaar van de aanschaffing in. Hier is dus geen sprake vaneen compensatie, maar wel van een loutere verschuivingin de tijd. Er zal niet minder afgeschreven worden maarenkel in een later belastbaar tijdperk. Bijgevolg wordt 40%van de kostprijs van de verlaging van het belastingtariefvoor vennootschappen doorgeschoven naar de volgenderegering. Een doorschuiftechniek die deze regering reedshanteerde bij de hervorming van de personenbelasting.

Dat de opbrengst van de heffing van een roerendevoorheffing van 10% op liquidatiebonussen minder zalzijn dan 124 miljoen euro, staat, volgens de heer Pieters,bij voorbaat vast. De invoering van deze heffing metterugwerkende kracht zal zeker worden aangevochtenvoor het Arbitragehof aangezien deze retroactievewerking een flagrante aanfluiting is van derechtszekerheid. Deze regering verkondigde nochtansin haar regeerakkoord dat «zoals in andere domeinen,ook voor de zelfstandigen en de KMO’s de niet-retroactiviteit van de reglementen en de wetten zalworden gewaarborgd. Bovendien zal in alle te nemenmaatregelen worden rekening gehouden met despecificiteit van de kleine en middelgroteondernemingen». (DOC 20/1 -1999 (B.Z.), blz. 30) Deretroactieve heffing van de liquidatieboni komt bijzonderhard aan voor de zelfstandige die toevallig zijnvennootschap ontbond om dit jaar met pensioen te gaanmaar niet volledig vereffende vóór 25 maart 2002.

De wijziging van de toepassingsvoorwaarden inzakede DBI-regeling moet instaan voor een compenserendeffect van 278 miljoen euro. Dergelijke hypothesenonderschatten volgens de heer Pieters de snelheidwaarmee het bedrijfsleven zich zal aanpassen aan dezenieuwe bepalingen. Niets belet een vennootschap omhaar participatie op te trekken tot een deelnemingconform ar tikel 13, tweede lid, 1° WetboekVennootschappen of op te trekken tot een bedrag van1.200.000 euro en om die deelneming een jaar aan tehouden. Bovendien is de klemtoon die het ter besprekingvoorliggende wetsontwerp legt op de voorwaarde dat hetdividend niet door vennootschap mag uitgekeerd wordendie in een fiscaal paradijs is gevestigd3 niet meer dan

IAS va-t-il être calculé ? Enfin, les chiffres de 1999 sont-ils encore pertinents, dès lors que l’effet de la réductiondes taux se fera sentir au plus tôt en 2003 ? Quellesseront du reste les conséquences si la Cour des comp-tes constate que la neutralité budgétaire n’a pas été at-teinte ?

L’adaptation des règles d’amortissement représente525,5 millions d’euros ou 44 % des mesures compensa-toires. Le projet de loi ne supprime toutefois pas les fraisd’amortissement, mais instaure uniquement pour les gran-des entreprises une limitation proportionnelle dans l’an-née de l’acquisition. Il ne s’agit donc nullement, en l’occur-rence, d’une compensation, mais bien d’un simple reportdans le temps. Il n’y aura pas moins d’amortissements ; ilsseront simplement opérés au cours d’une période impo-sable ultérieure. Par conséquent, on fait supporter par leprochain gouvernement 40 % du coût de la réduction dutaux d’imposition des sociétés, une technique de reportqui a déjà été utilisée par le gouvernement actuel dans lecadre de la réforme de l’impôt des personnes physiques.

Selon M. Pieters, il est d’ores et déjà certain que leproduit du prélèvement d’un précompte mobilier de 10% sur les bonis de liquidation sera inférieur à 124 mil-lions d’euros. L’instauration de ce précompte avec effetrétroactif sera certainement attaquée devant la Cour d’ar-bitrage, étant donné que cet effet rétroactif porte uneatteinte flagrante à la sécurité juridique. Le gouverne-ment actuel annonçait pourtant dans son accord de gou-vernement que « pour les indépendants et les PME,comme dans d’autres domaines, le principe de non-ré-troactivité des lois et règlements sera garanti. De plus,dans l’ensemble des mesures envisagées, il sera tenucompte de la spécificité des petites et moyennes entre-prises » (DOC 20/1-1999 (S.E.), p. 30.. Le prélèvementrétroactif d’un précompte sur les bonis de liquidation estun coup très dur pour l’indépendant qui aurait justementdissous sa société pour prendre sa pension cette an-née, mais ne l’aurait pas liquidée entièrement avant le25 mars 2002.

La modification des conditions d’application du régimeen matière de RDT doit assurer un effet compensatoirede 278 millions d’euros. M. Pieters estime que ce genred’hypothèses sous-estime la vitesse avec laquelle lemonde des entreprises s’adaptera à ces nouvelles dis-positions. Rien n’empêchera une société de porter saparticipation au niveau prévu à l’article 13, alinéa 2, 1°,du Code des sociétés ou de la porter à un montant de 1200 000 euros et de maintenir cette participation pen-dant un an. En outre, l’accent que met le projet de loi àl’examen sur la condition que le dividende ne puisse pasêtre distribué par une société qui est établie dans unparadis fiscal3 ne représente rien d’autre qu’une préci-sion du texte de loi existant4, étant donné que celui-ci

3 Art. 10 van het wetsontwerp nr. 1918/001 3 Art. 10 du projet de loi n° 1918/001

Page 49: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

491918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

een nadere precisering van de bestaande wettekst4

aangezien deze reeds spreekt over een land waar degemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingenaanzienlijk gunstiger zijn dan in België. De opbrengst uitde wijziging van de DBI-regeling dient bijgevolg inhoofdzaak voort te komen uit aandelen die aangehoudenworden als geldbelegging.

De opheffing van de aftrekbaarheid vangewestbelastingen, heffingen en retributies zou 97 miljoeneuro moeten opbrengen. Aangezien 90% van dezeheffingen worden geïnd door het Vlaamse Gewest,betekent dit een afwenteling van deze herschikking vande vennootschapsbelasting voor 87,3 miljoen euro ten lastevan de Vlaamse bedrijven. Dergelijke maatregel zet aantot delokalisatie van Vlaamse bedrijven naar het Brusselseof Waalse gewest waar de milieuwetgeving minder strengzijn en schendt dus de federale loyaliteit (art. 143, § 1 G.W.).Deze maatregel is vooral nadelig voor de vele K.M.O.’s inde wasserij- en textielsector en houdt geen rekening metde specificiteit van de kleine en middelgroteondernemingen.

Het is dan ook begrijpelijk dat Febeltex niet te sprekenis over deze herschikking in de vennootschapsbelasting,die neerkomt op een belastingverhoging. Deze bedrijvenzullen in de toekomst enerzijds belast worden door deVlaamse milieuheffingen en anderzijds door de federalevennootschapsbelasting.

Het huidig artikel 207, tweede lid, van het Wetboek vande Inkomstenbelasting 1992 verhindert enige aftrek vande winst die voorkomt van abnormale of goedgunstigevoordelen vermeld in artikel 79 van hetzelfde wetboek. Hetgaat dus om een abnormaal of goedgunstig voordeelverkregen door een binnenlandse vennootschap uit eenonderneming ten aanzien waarvan zij zich rechtstreeks ofonrechtstreeks in enige band van wederzijdseafhankelijkheid bevindt. Het wetsontwerp beoogt omvoortaan ook de aftrek van het verlies van het belastbaartijdperk zelf niet langer te laten compenseren met deontvangen abnormale of goedgunstige voordelen. Dezezullen voortaan steeds belast worden (zoals nu reedshet geval is in de personenbelasting). De opbrengst vandeze maatregel wordt geraamd op 62 miljoen euro.

parle d’une société qui est établie dans un pays dont lesdispositions du droit commun en matière d’impôts sontnotablement plus avantageuses qu’en Belgique. Le pro-duit de la modification du régime des RDT doit par con-séquent provenir essentiellement d’actions qui sont dé-tenues à titre de placement de fonds.

La suppression de la déductibilité des impôts, taxeset rétributions régionaux devrait rapporter 97 millionsd’euros. Étant donné que 90 % de ces prélèvements sontperçus par la Région flamande, cela revient à détournerce réajustement de l’impôt des sociétés à concurrencede 87,3 millions d’euros au préjudice des entreprisesflamandes. Ce genre de mesure incite à la délocalisationdes entreprises flamandes vers la Région Bruxelloiseou la Région wallonne, où la législation en matière d’en-vironnement est moins rigoureuse, et enfreint donc laloyauté fédérale (art. 143, 1er, de la Constitution). Cettemesure est surtout préjudiciable aux nombreuses PMEdu secteur de la blanchisserie et du textile et ne tientpas compte de la spécificité des petites et moyennesentreprises.

Il est dès lors compréhensible que Febeltex n’appré-cie pas cette révision de l’impôt des sociétés, révisionqui entraîne en effet une augmentation d’impôts. À l’ave-nir, ces entreprises seront imposées au niveau flamandsur le plan environnemental, et au niveau fédéral enapplication de l’impôt des sociétés.

L’actuel article 207, alinéa 2, du CIR 1992 interdit toutedéduction sur les bénéfices provenant d’avantages anor-maux ou bénévoles visés à l’article 79 du même Code.Il s’agit dès lors d’avantages anormaux ou bénévolesqu’une entreprise nationale a retirés d’une entreprise àl’égard de laquelle elle se trouve directement ou indirec-tement dans des liens d’interdépendance. Le projet deloi vise à ne plus permettre non plus, à l’avenir, que ladéduction des pertes de la période imposable soit com-pensée par les avantages anormaux ou bénévoles. Cesderniers seront toujours imposés à l’avenir, (comme c’estdéjà le cas en matière d’impôt des personnes physiques),le produit de cette mesure étant estimé à 62 millionsd’euros.

4 Volgens het huidige artikel 203 § 1, 1°, WIB92 komen de dividen-den verleend of toegekend door een vennootschap die gevestigdis in een land waar de gemeenrechtelijke bepalingen inzake be-lastingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België niet in aanmer-king voor de DBI-aftrek. Hieraan wordt nu toegevoegd (nieuw art.203, § 1, derde lid WIB92) dat de bepalingen van gemeen rechtworden verondersteld aanzienlijk gunstiger te zijn van in Belgiëwanneer, of het gemeenrechtelijk nominaal tarief van de belastingop de inkomsten van de vennootschappen lager is dan 15% of,gemeenrechtelijk, dat tarief dat met de werkelijke belastingdrukovereenstemt lager is dat datzelfde tarief (de beschikkingen vanhet gemeenrechtelijk nominaal tarief die van toepassing zijn op devennootschappen gevestigd in een Lidstaat van de Europese Unieworden geacht niet aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België).

4 Selon l’actuel article 203, § 1er, 1°, du CIR 92, les dividendes allouésou attribués par une société qui est établie dans un pays dont lesdispositions du droit commun en matière d’impôts sont notablementplus avantageuses qu’en Belgique ne sont pas déductibles à titrede RDT. On y ajoute à présent (nouvel article 203, § 1er, alinéa 3,CIR 92) que les dispositions de droit commun sont présuméesêtre notablement plus avantageuses qu’en Belgique, lorsqu’ou bienle taux nominal de droit commun de l’impôt sur les bénéfices de lasociété est inférieur à 15%, ou bien le taux correspondant en droitcommun à la charge fiscale effective est inférieur à ce même taux(les dispositions du droit commun en matière d’impôts qui sontapplicables aux sociétés établies dans un Etat membre de l’Unioneuropéenne étant censées ne pas être natablement plusavantageuses qu’en Belgique).

Page 50: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

50 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Op basis van de geschatte opbrengst van dezecompenserende maatregel kan men niet anders dan teveronderstellen dat er blijkbaar behoorlijk watgecompenseerd wordt tussen afhankelijkeondernemingen. Bovendien moet het gaan om detoekenning van abnormale en goedgunstige voordelentussen binnenlandse vennootschappen. Het ligt voor dehand dat buitenlandse ondernemingen wel zullen nalatenom een Belgisch fiscaal gat te vullen waarneer zij in hunland eveneens belastingen moeten betalen op detoegekende abnormale of goedgunstige voordelen.Andere landen kennen namelijk ook een gelijkaardigebepaling zoals ons artikel 26 WIB92. Zo belast dit artikelde abnormale of goedgunstige voordelen die eenBelgische onderneming toekent aan buitenlandseondernemingen. Dus wijst een bedrag van 62 miljoeneuro op een goed georganiseerde fiscale consolidatieonder de vorm van abnormale of goedgunstigevermogensverschuivingen tussen binnenlandseafhankelijke vennootschappen.

In de memorie van toelichting wordt nog opgemerktdat fiscale consolidatie «beoogt de volledige neutraliteitte verzekeren van de intragroepverrichtingen alsmedede verrekening toe te laten van door sommige entiteitengeleden verliezen met door andere entiteiten van degroep verwezenlijkte winsten». (zie DOC 50 1918/001,p.21) De regering heeft blijkbaar de intentie om eenstelsel van fiscale consolidatie in België in te voeren.Nochtans beschikt België op dit ogenblik reeds over eenofficieus systeem van fiscale verliesconsolidatie (zie hethuidige artikel 26 juncto 207, tweede lid WIB92).

De belofte van de budgettaire neutraliteit is trouwensniet te rijmen met het aangekondigde systeem van fis-cale consolidatie. Ofwel brengt het verbod van enigeaftrek van abnormale of goedgunstige voordelen vanverliezen niets op ofwel komt er geen realistisch systeemvan fiscale consolidatie.

4. Bespreking van de diverse maatregelen

A. De tariefverlagingen

De heer Pieters stelt vast dat bij de boeking vankapitaalsubsidies normalerwijze op het passief eenuitsplitsing wordt gedaan in een deel nettokapitaalsubsidies en een deel uitgestelde belasting.Dezelfde uitsplitsing vindt plaats bij de boeking van degerealiseerde gespreid te taxeren meerwaarden.

Door de tariefwijziging zal er minder belasting drukkenop deze reserves. Er zal normalerwijze een overboekingdienen te gebeuren. Een onderneming die voldeed aande gespreide taxatie van meerwaarden op immateriële

Sur la base de l’estimation du produit de cette me-sure compensatoire, on ne peut que supposer que lescompensations étaient manifestement importantes en-tre les entreprises dépendantes. Il doit en outre s’agirde l’octroi d’avantages anormaux ou bénévoles entre dessociétés résidentes. Il va de soi par ailleurs que les en-treprises étrangères négligeront de régler leurs dettesfiscales en Belgique si elles doivent également payer,dans leur pays, des impôts sur les avantages anormauxou bénévoles accordés. D’autres pays que la Belgiqueappliquent en effet une disposition semblable à l’article26 de notre CIR 92, qui prévoit l’imposition des avanta-ges anormaux ou bénévoles accordés par une entre-prise établie en Belgique à des sociétés étrangères. Lemontant de 62 millions d’euros correspond dès lors àune consolidation fiscale bien organisée sous la formede glissements anormaux ou bénévoles de biens entresociétés nationales dépendantes.

Il est également fait observer, dans l’exposé des mo-tifs, que la consolidation fiscale «vise à assurer la neu-tralité complète des transactions inter-groupe ainsi qu’àpermettre l’imputation des pertes subies par certainesentités à des bénéfices réalisés par d’autres entités dugroupe.»(Voir DOC 50 1918/001, p. 21). Le gouverne-ment a manifestement l’intention d’instaurer en Belgi-que le système de la consolidation fiscale. Pourtant, nousdisposons déjà d’un système officieux de consolidationdes pertes (voir l’actuel article 26 juncto 207, alinéa 2,CIR 92).

La neutralité budgétaire s’accorde du reste mal l’ins-tauration annoncée de la consolidation fiscale. Ou bienl’interdiction de toute déduction de bénéfices provenantd’avantages anormaux ou bénévoles n’a aucune utilitéou bien on instaure un système irréaliste de consolida-tion fiscale.

4. Discussion des diverses mesures

A. La réduction des taux

M. Pieters constate que lors de la comptabilisationdes subsides en capitaux, on opère, dans le passif, unescission entre, d’une part, subsides en capital nets et,d’autre part, impôt différé. Il en va de même lors de lacomptabilisation des plus-values réalisées devant fairel’objet d’une taxation étalée.

La réduction des taux fera baisser la pression fiscalesur ces réserves. Il faudra normalement effectuer uneimputation au compte de résultats. L’entreprise qui asatisfait à la taxation étalée des plus-values sur immobi-

Page 51: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

511918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

en materiële activa geniet niet alleen een gespreidetaxatie maar zal bovendien ook nog het lagerebelastingtarief genieten (in geval van winst). Dient hiergeen overgangsmaatregel te worden voorzien?

Belastingvrije reserves gaan voortaan aan hetverlaagde tarief van 33% getaxeerd worden. Terwijlbelaste reserves die uitgekeerd worden steedsonderworpen zullen worden aan een roerendevoorheffing als dividend of als liquidatieboni. Dit is eenzwaardere taxatie. Als compensatiemaatregel zou mende winst uit belastingvrije reserves alsnog aan het huidigetarief van 40% kunnen taxeren.

B Investeringsreserve

De spreker stelt vast dat de investeringsreserve infeite een investeringsaftrek is met bijkomendevoorwaarde winsten te reserveren. Deinvesteringsreserve wordt hierdoor afhankelijk van dewijzigingen in de investeringsaftrek.

Een korte terugblik in het verleden kan trouwensbijzonder verhelderend zijn om de effecten van deinvoering van een investeringsreserve te evalueren. Eennuttig precedent is de invoering van eeninvesteringsreserve in 1981, die vervolgens in 1982 (dusvanaf het aanslagjaar 1983) opnieuw werd afgeschaft.

De investeringsreserve werd in 1981 ingevoerd tengunste van de investeringen en van de vorming vanrisicodragend kapitaal (zie Parl. St, Kamer, 1980-1981,nr. 716/8 en Parl. St. Senaat, 1980-1981, nr. 577/2).

De investeringsreserve werd reeds in 1982 afgeschaft.De destijds geldende investeringsstimuli(investeringsreserve, bevoegdheid van de koning totvermindering aanslag van meerwaarden wanneer deeconomische omstandigheden zulks rechtvaardigen,afschrijvingen tegen 110% van vaste activa die wordengebruikt voor wetenschappelijk onderzoek, deafschrijvingen ad libitum van de energiebesparendeinvesteringen) werd vervangen door een geïntegreerdnieuw stelsel waarbij de ondernemingen de mogelijkheidkrijgen hun belastbare winst te verminderen met eeninvesteringsaftrek.5

lisations corporelles et incorporelles bénéficiera non seu-lement de l’étalement de la taxation mais profitera enoutre d’un taux d’imposition inférieur (en cas de béné-fice). Ne faudrait-il pas prévoir une mesure transitoiredans ce domaine ?

Les réserves exonérées seront désormais taxées autaux réduit de 33 %, tandis que les réserves taxées se-ront toujours soumises à un précompte mobilier en tantque dividende ou boni de liquidation. Il s’agit d’une taxa-tion plus lourde. À titre de compensation, il faudrait en-core pouvoir taxer au taux actuel de 40 % le bénéficeprovenant des réserves exonérées.

B. Réserve d’investissement

L’intervenant constate que la réserve d’investissementest en fait une déduction pour investissement assortiede la condition supplémentaire de réserver des bénéfi-ces. La réserve d’investissement est de ce fait tributairedes modifications apportées à la déduction pour inves-tissement.

Un bref regard rétrospectif peut d’ailleurs être parti-culièrement éclairant en ce qui concerne l’évaluation deseffets de l’instauration d’une réserve d’investissement. Unprécédent utile est l’instauration en 1981 d’une réserved’investissement, qui a ensuite à nouveau été suppriméeen 1982 (donc à partir de l’exercice d’imposition 1983).

La réserve d’investissement a été instaurée en 1981en faveur des investissements et de la formation du ca-pital à risque (voir Doc. parl., Chambre, 1980-1981, n°716/8 et Doc. parl. Sénat, 1980-1981, n° 577/2).

La réserve d’investissement a été supprimée dès1982. Les encouragements à l’investissement existantà l’époque (réserve d’investissement, faculté pour le Roide réduire l’imposition des plus-values lorsque les cir-constances économiques le justifient, amortissementsà 110% des immobilisations affectées à la recherchescientifique, amortissements ad libitum des investisse-ments économiseurs d’énergie) ont été remplacés parun nouveau régime intégré en vertu duquel les entrepri-ses auront la possibilité de diminuer leurs bénéfices im-posables par une déduction pour investissement.5

5 Zie het verslag aan de Koning bij het K.B. nr. 48 tot wijziging vanhet Wetboek van de inkomstenbelastingen inzake investerings-aftrek, meerwaarden en afschrijvingen, B.S. 26 juni 1982, p. 7586-7588.

5 Voir le rapport au Roi précédant l’arrêté royal n° 48 modifiant leCode des impôts sur les revenus en matière de déduction pourinvestissement, de plus-values et d’amortissements, Moniteurbelge du 26 juin 1982, p. 7586-7588.

Page 52: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

52 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De herinvoering van de investeringsreserve mettalrijke voorwaarden werkt de desintegratie opnieuw inde hand. Het is ongetwijfeld niet het meest geschikteinstrument is om de vooropgezette doelstellingen tebereiken.

De heer Pieters is van oordeel dat het veel nuttigerzou zijn om ofwel autofinancieringsreserve zonderinvesteringsverplichting in te voeren ofwel louter deinvesteringaftrek te verhogen.

Als een jonge onderneming investeert, heeft zemeestal in de aanvangsfase een negatief resultaat. Deinvesteringsreserve is bestemd voor ondernemingen diewinst maken, of met andere woorden voor vervangings-of uitbreidingsinvesteringen.

Is de investeringsvoorwaarde trouwens opportuun ?

Indien KMO’s moeilijkheden ondervinden om externemiddelen aan te trekken, dienen zij zich autonoom tefinancieren. Deze autonome middelen komen voort uitde winsten die niet uitgekeerd maar gereserveerdworden. Ondernemingen die groeien hebben in eersteplaats nood aan bedrijfskapitaal. Groei betekent immersniet alleen een hogere omzet maar ook een hoger bedragaan uitstaande vorderingen op klanten dat moetvoorgefinancierd worden. Het is vooral hetbedrijfskapitaal dat moeilijk extern te verkrijgen is.Investeringen in materiële activa kunnen gemakkelijkerbeleend worden. De onderneming kan een zekerheidstellen (hypotheek) of de verkoper kan een voorrechtcreëren (bv. Machines toestellen en gereedschap art.20, 5° Hypotheek Wetboek). Ten slotte kan zo ongeveeralles van vaste activa geleasd worden.

In de praktijk zal de investeringsreserve bij voorbaatdode letter blijven vanwege de talrijke defensievevoorwaarden die te complex zijn evenals detaxatiegarantie en de beperkte opbrengst.

In het verslag bij het ontwerp van herstelwet van 1981lezen we het volgende over het fiscaal beleid :

«Meerdere leden wijzen erop dat de fiscale wetgevingoverdreven ingewikkeld is, zodat nog alleen een beperktaantal specialisten daarin wegwijs geraken. (…)

Andere leden wijzen erop dat vooral de KMO behoeftehebben aan duidelijke fiscale gunstmaatregelen.

Le rétablissement de la réserve d’investissement as-sortie de nombreuses conditions favorise à nouveau ladésintégration. Ce n’est absolument pas l’instrument leplus approprié pour atteindre les objectifs fixés.

M. Pieters estime qu’il serait beaucoup plus utile oubien d’instaurer la réserve d’autofinancement sans obli-gation d’investir ou bien de majorer tout simplement ladéduction pour investissement.

Lorsqu’une jeune entreprise effectue des investisse-ments, ses résultats sont généralement négatifs dansun premier temps. La réserve d’investissement est des-tinée aux entreprises qui engrangent des bénéfices ou,en d’autres termes, aux investissements de remplace-ment ou d’élargissement.

La condition d’investissement est-elle d’ailleurs op-portune ?

Lorsque les PME éprouvent des difficultés à attirerdes moyens extérieurs, elles doivent s’autofinancer.Leurs moyens d’autofinancement proviennent dès lorsde la partie de leurs bénéfices qu’elles se réservent etqu’elles ne distribuent pas. Les entreprises en phasede croissance ont essentiellement besoin d’un capitald’exploitation. En effet, la croissance ne s’accompagnepas seulement d’un chiffre d’affaires plus important, maisaussi d’une augmentation des créances clients en coursdevant être préfinancées. C’est surtout le capital d’ex-ploitation qui est difficile à obtenir à l’extérieur, les inves-tissements en immobilisations corporelles étant plus fa-cilement hypothécables. L’entreprise peut fournir unegarantie (hypothèque), ou le vendeur peut créer un pri-vilège (exemple : Machines, appareils et outillage, art.20, 5°, du Code sur les hypothèques). Enfin, presquetout élément des actifs immobilisés peut faire l’objet d’unleasing.

En pratique, la réserve d’investissement restera lettremorte en raison des nombreuses conditions défensivesprévues, conditions qui sont d’ailleurs trop complexes,ainsi qu’en raison de la garantie de taxation et de la limi-tation du produit.

Le rapport relatif au projet de loi de redressement de1981 précise ce qui suit au sujet de la politique fiscale :

« Plusieurs membres font observer que la législationfiscale est exagérément compliquée, de sorte que seulsun nombre réduit de spécialistes s’y retrouvent encore.(…)

D’autres membres soulignent que ce sont surtout lesPME qui ont besoin de clarté dans les mesures fiscalesde faveur.

Page 53: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

531918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Dit alles wordt beaamd door andere leden die vanoordeel zijn dat uit deze vaststelling meteen concretebesluiten zouden moeten worden getrokken.

Zij wijzen erop dat de Regering [in het ontwerp vanherstelwet van 1981 inzake de fiscale en financiëlebepalingen] vier verschillende maatregelen voorstelt omde investeringen in de hand te werken.(…)

Het doel verdient weliswaar alle lof, maar devoorgestelde middelen zijn, volgens deze leden, al teingewikkeld (met name wegens de grote verscheidenheidervan).»6

Na één jaar werden deze vier maatregelen dan ookafgeschaft en geïntegreerd in de investeringsaftrek.

C Afschrijvingsregels

Artikel 7 van het wetsontwerp voorziet in eenproratering per dag van de afschrijvingen in het eersteafschrijvingsjaar. Momenteel kan een belastingplichtigeeen volledige eerste afschrijvingsannuïteit als kostenboeken en wordt dit als fiscale kosten aangemerkt, zelfswanneer het actief op de laatste dag van het boekjaarwordt aangeschaft.

Daarnaast voorziet dit artikel in de verplichting om debijkomende kosten op dezelfde wijze als de hoofdsomaf te schrijven.

De nieuwe maatregel geldt enkel voor devennootschappen die niet het verlaagd tarief in devennootschapsbelasting volgens artikel 215, tweede lidWIB92 genieten. Door te verwijzen naar artikel 15,tweede lid WIB92 gelden volgens de spreker ook devoorwaarden van het derde lid, die de werking van hetverlaagd vennootschapstarief beperken.7

De proratering van de afschrijvingen zal slechtsmoeten worden toegepast op de vaste activa die zijnverkregen of tot stand gebracht tijdens een belastbaartijdperk dat is verbonden aan het aanslagjaar 2004 ofaan een later aanslagjaar.8

D’autres membres se rallient à ces observations etestiment que des décisions concrètes devraient être pri-ses immédiatement sur base de cette constatation.

Ils font observer que le gouvernement propose [dansle cadre du projet de loi de redressement de 1981 rela-tive aux dispositions fiscales et financières] quatre me-sures différentes pour favoriser les investissements. (…)

Ces membres estiment que, si le but poursuivi estlouable, les moyens préconisés sont trop complexes,notamment en raison de leur diversité (…). »6

Une année plus tard, ces mesures ont été suppriméeset intégrées dans la déduction pour investissement.

C Règles d’amortissement

L’article 7 du projet de loi prévoit une proratisation parjour des amortissements au cours de la première annéed’amortissement. Actuellement, un contribuable peut in-troduire une première annuité d’amortissement complèteà titre de charges fiscales, même lorsque l’actif est ac-quis le dernier jour de l’exercice comptable.

L’article à l’examen prévoit en outre l’obligation d’amor-tir les frais accessoires de la même manière que le mon-tant en principal.

La nouvelle mesure ne s’applique qu’aux sociétés nebénéficiant pas du taux réduit à l’impôt des sociétés con-formément à l’article 215, alinéa 2, du CIR 92. Selonl’intervenant, la référence à l’article 215, alinéa 2, du CIR92 indique que les conditions de l’alinéa 3, qui limitent laportée du taux réduit à l’impôt des sociétés 7, sont éga-lement d’application.

La proratisation des amortissements ne devra s’ap-pliquer qu’aux immobilisations acquises ou constituéespendant une période imposable se rattachant à l’exer-cice d’imposition 2004 ou à un exercice d’imposition ul-térieur 8.

6 ZieVerslag, Parl. St,. Kamer, 1980-81, nr. 716/8, p. 9.7 Geen financiële vennootschap zijn, 50% van de aandelen in het

bezit van natuurlijke personen, geen deel uitmaken van een groepmet coördinatiecentrum, de één miljoen regel bestuurders-bezoldiging, maximale dividenduitkering van 13 pct. van het ge-stort kapitaal bij het begin van het belastbaar tijdperk

8 Art. 32, § 1, derde lid, van het wetsontwerp nr. 1918/001

6 Voir rapport Doc. n° 716/8, 1980-81, p. 9.7 Ne pas être une société dite financière, cinquante pour cent des

actions détenues par des personnes physiques ; ne pas faire partied’un groupe auquel appartient un centre de coordination ; règledu million pour la rémunération des administrateurs ; distributionde dividendes représentant au maximum 13 % du capital libéréau début de la période imposable.

8 Art. 32, § 1er, alinéa 3, du projet de loi n° 1918/001.

Page 54: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

54 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De heer Pieters wenst hierbij de aandacht te vestigenop een tweetal knelpunten.

C.1. Het verlaagd vennootschapstarief is eencirkelcriterium

De afbakening van het toepassingsgebied van deproratering van de afschrijvingen tijdens het jaar waarinhet actief wordt aangeschaft of tot stand wordt gebrachtaan de hand van het toepassingsgebied van het verlaagdtarief leidt tot een cirkelredenering. Het ontworpen artikel215, tweede lid is slechts van toepassing wanneer hetbelastbare inkomen niet meer dan 322.500 eurobedraagt. Om te weten of men in het jaar vanaanschaffing van activa al dan niet pro rata temporis moetafschrijven, moet men weten of men in aanmerking komtvoor het verlaagd tarief. Het verlaagd tarief is slechtsvan toepassing in zoverre het belastbaar inkomen nietmeer dan 322.500 euro bedraagt. Dit laatste kent menenkel als men weet hoeveel fiscale afschrijvingen er inaanmerking worden genomen in het eerste jaar.

Het is nochtans belangrijk om te weten of het verlaagdtarief kan worden toegepast. Andere gunstmaatregelendie dit wetsontwerp invoert zijn immers ook geënt op hetverlaagd tarief, met name: de investeringsreserve, devrijstelling van vermeerdering wegens nietvoorafbetalingen gedurende de eerste drie boekjaren ende overdracht van de niet verrekende belastingkredietengedurende de eerste drie boekjaren (art. 292bis, WIB92).

Door te verwijzen naar het verlaagd tarief tracht deregering de KMO’s te ontzien. Volgens de heer Pietersmerkt de Raad van State terecht op dat het onderscheidin behandeling aan de hand van het verlaagdvennootschapsbelastingstarief «niets van doen heeft metde vraag of het om een KMO gaat».9 Bovendien is hetabsolute bedrag van de belastbare winst in de loop vaneen welbepaald boekjaar een bijzonder volatiel criterium.Een vennootschap kan het ene boekjaar afsluiten metverlies en het andere boekjaar al dan niet meer of minderdan 322.500 euro belastbare winst realiseren.

De Raad van State merkt bovendien op dat dekoppeling van een gunstregeling aan het belastbaarinkomen van een boekjaar zal leiden tot praktischeproblemen in de gevallen waarbij de aangegevenbelastinggrondslag verhoogd zou worden naar aanleidingvan een controle: dat zou bijvoorbeeld de herziening totgevolg kunnen hebben van de eersteafschrijvingsannuïteit.10

M. Pieters souhaite en outre attirer l’attention sur deuxproblèmes.

C.1. Le taux réduit de l’impôt des sociétés est un cri-tère circulaire

Délimiter le champ d’application de la proratisation desamortissements pendant l’année au cours de laquellel’actif a été acquis ou constitué en se basant sur le champd’application du taux réduit conduit à un raisonnementcirculaire. L’article 215, alinéa 2, en projet, ne s’appliqueque lorsque le revenu imposable n’excède pas 322.500euros. Pour savoir si l’on doit ou non amortir des actifspro rata temporis au cours de l’année de leur acquisi-tion, il faut savoir si l’on entre en ligne de compte pourbénéficier du taux réduit, lequel n’est applicable que sile revenu imposable ne dépasse pas 322 500 euros. Or,on ne connaît ce dernier que lorsque l’on connaît lemontant des amortissements fiscaux qui sont pris enconsidération la première année.

Il est pourtant important de savoir si le taux réduit peutêtre appliqué. D’autres mesures favorables instauréespar le projet de loi à l’examen sont en effet greffées surle tarif réduit, à savoir : la réserve d’investissement, l’exo-nération de majoration pour absence de versementsanticipés pendant les trois premiers exercices compta-bles et le report des crédits d’impôt non imputés pen-dant les trois premiers exercices comptables (art. 292bis,CIR 92).

En renvoyant au taux réduit, le gouvernement cher-che à ménager les PME. Selon M. Pieters, le Conseild’État souligne à juste titre que la différence de traite-ment par le biais du taux réduit de l’impôt des sociétés« est sans aucun rapport avec la question de savoir s’ils’agit d’une PME ».9 En outre, le montant absolu du bé-néfice imposable au cours d’un exercice social déter-miné est un critère particulièrement volatil. Une sociétépeut très bien clôturer un exercice social avec une perteet enregistrer dans un autre exercice un bénéfice impo-sable supérieur ou inférieur à 322 500 euros.

Le Conseil d’État fait en outre observer que le fait delier un régime de faveur au revenu imposable de l’exer-cice posera des problèmes pratiques dans les cas où labase imposable déclarée serait majorée à la suite d’uncontrôle : cela pourrait par exemple donner lieu à la révi-sion de la première annuité d’amortissement.10

9 Voir DOC 50 1918/001, p. 110.10 Cf. DOC 50 1918/001, p. 111.

9 Zie DOC 50 1918/001, p.110.10 Zie DOC 50 1918/001, p.111.

Page 55: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

551918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Wanneer we de huidige bepaling ongewijzigd laten,is de enige oplossing voor het cirkelcriterium het beginsel«in dubio contra fiscum», opdat de belastingplichtige detoepassing van het verlaagd tarief behoudt.

C.2. De bewijsproblematiek van de dag per dagafschrijving

Een eerste afschrijving mag worden genomen in hetjaar van verkrijging of de tot standbrenging, bij deeigendomsoverdracht, indien er een contract is maar noggeen levering, wanneer het voorschot betaald en geboektis. Een actief kan dus samengesteld zijn uit verschillendefacturen die elk een andere pro rata verhouding hebbenin het eerste afschrijvingsjaar.

De heer Pieters onderstreept dat de proratering perdag een zware bewijslast legt op in hoofde van debelastingplichtigen. De regel dat de bewijslast gelegdworden bij degene die er zich op beroept, leidt ook infiscale geschillen ertoe dat de administratie het bewijsmoet leveren van de positieve bestanddelen in deberekening van de belastbare grondslag, terwijl het bewijsvan de negatieve bestanddelen op de belastingplichtigerust. Aangezien afschrijvingen een negatief bestanddeelzijn, rust het bewijs van de datum van aanschaffing ofvervaardiging op de belastingplichtige.

Een belangrijke indicatie zal dus de datum vanopeisbaarheid voor de BTW zijn, die ook in de toekomstop de factuur dient te worden vermeld. Deze datum duidtaan wanneer de goederenlevering of de dienstverrichtingheeft plaatsgevonden of voltooid is of wanneer eenvoorschot werd betaald, voorzover dit tijdstip vastgesteldis en verschilt van de uitreikingsdatum van de factuur.12

Het bijhouden van vervoersdocumenten die volledig zijningevuld (o.a. datum en ondertekening bij ontvangst)wordt nog belangrijker. De datum van betaling van eenvoorschot zal gemakkelijk aan te tonen zijn aan de handvan de rekeningafschriften.

De controle lijkt de spreker erg arbeidsintensief en deopbrengst voor het winnen van een pro rata dag gering.Kan het niet volstaan om de afschrijvingen bij de eersteafschrijvingsannuïteit per kalendermaand te prorateren?Wanneer vastgesteld wordt dat een kalendermaand tevroeg wordt afgeschreven, zal in hoofde van BTW-plichtigen maandaangevers normalerwijze meteen ookeen te vroege uitoefening van het recht op aftrek kunnenvastgesteld worden.

Si l’on ne modifie pas la disposition actuelle, le prin-cipe in dubio contra fiscum constitue la seule solutionau critère circulaire, pour que le contribuable continue àbénéficier de l’application du taux réduit.

C.2. La problématique de la preuve en cas d’amortis-sement journalier

Un premier amortissement peut être effectué, dans lecadre du transfert de propriété, au cours de l’année d’ac-quisition ou de fabrication, s’il y a un contrat mais pasencore de fourniture, lorsque l’acompte est payé et en-registré. Un élément d’actif peut donc se composer deplusieurs factures proratisées différemment au cours dela première année d’amortissement.

M. Pieters souligne que la proratisation par jour alour-dit la charge de la preuve dans le chef des contribua-bles. La règle qui veut que la charge de la preuve in-combe à celui qui y a recours a également pour effetdans le cas de litiges fiscaux qu’il appartient à l’adminis-tration, de fournir la preuve des éléments positifs dansle calcul de la base imposable, tandis qu’il incombe aucontribuable d’apporter la preuve des éléments néga-tifs. Étant donné que les amortissements constituent unélément négatif, c’est au contribuable d’apporter lapreuve de la date d’acquisition ou de fabrication.

La date d’exigibilité de la TVA, qui devra à l’avenir êtreindiquée sur la facture, constituera donc une indicationimportante. Elle indique la date à laquelle est effectuée,ou achevée, la livraison de biens ou la prestation de ser-vices ou la date à laquelle est versé un acompte, dansla mesure où une telle date est déterminée et différentede la date d’émission de la facture.12 Il sera encore plusimportant qu’auparavant de conserver les documentsde transport dûment complétés (notamment date et si-gnature à la réception). La date de paiement d’unacompte pourra être prouvée facilement à l’aide d’ex-traits de compte.

Selon l’intervenant, le contrôle nécessitera une quan-tité de travail importante, alors que le produit du gaind’un jour de prorata est minime. Ne pourrait-on pas secontenter de fixer le prorata des amortissements par moiscalendrier à la première annuité d’amortissement ? Lors-que l’on constate que l’amortissement a été effectué unmois calendrier trop tôt, on pourra normalement aussid’emblée constater un exercice prématuré du droit à dé-duction dans le chef de l’assujetti à la TVA déposant unedéclaration mensuelle.

12 Directive 2001/115/CE du Conseil du 20 décembre 2001 modifiantla directive 77/388/CEE en vue de simplifier, moderniser etharmoniser les conditions imposées à la facturation en matièrede taxe sur la valeur ajoutée, JO L 17 janvier 2002, n° 15, p. 25,entrée en vigueur le 1er janvier 2004.

12 Richtlijn 2001/115/EG van de Raad van 20 december 2001 totwijziging van de Richtlijn 77/388/EEG met het oog op devereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zakevan de facturering geldende voorwaarden op het gebied van debelasting over de toegevoegde waarde, P.B. L. 17 januari 2002, nr.15, p. 25, r. k., inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2004.

Page 56: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

56 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

D. De niet-aftrekbaarheid van gewestelijke belastingen,heffingen en retributies

Artikel 8 van het ter bespreking voorliggendewetsontwerp 1918 verwerpt de gewestelijke belastingen,heffingen en retributies, als fiscale uitgaven in devennootschapsbelasting met uitzondering van die welkezijn bedoeld in artikel 3 van de bijzondere wet van 16januari 1989 betreffende de financiering van deGemeenschappen en de Gewesten. Dit komt neer opeen herschikking van de vennootschapsbelasting tenlaste van het Vlaamse bedrijfsleven.

Het onderscheid tussen belasting en retributie isevenwel niet altijd even duidelijk, en er is een zekereevolutie waar te nemen in de rechtspraak.13

Volgens de klassieke bepaling is de belasting eenheffing, d.w.z. een betaling eenzijdig opgelegd door deoverheid, teneinde haar middelen te verschaffen om inhaar uitgaven van alle aard te voorzien. De heffinggeschiedt zonder onmiddellijk aanwijsbaretegenprestatie.14

«Een retributie is een vergoeding die de overheid vanbepaalde personen eist, als tegenprestatie voor een doorde overheid inzonderheid aan hen verleende dienst ofvoor een rechtstreeks voordeel aan hen toegekend».15

Ook omgekeerd: een verplichte heffing zonder specifieketegenprestatie, zelfs bestemd voor een bijzonder fonds,blijft een belasting.16 Tussen de gevraagde vergoedingen de verstrekte dienst of het verstrekte voordeel moeteen redelijk verhouding bestaan.17

De heer Pieters is van oordeel dat de uitzonderingdie in de memorie van toelichting wordt opgegeven nl.«de vergoedingen die door de gewesten wordengevraagd als rechtstreekse en propor tioneletegenprestatie voor de bijzondere dienstverlening dieuitsluitend ten gunste van belastingplichtigen die van dedienst genieten, werd verricht» (zie DOC 50 1918, p43),beantwoordt aan de definitie van een retributie. Het isdan ook onbegrijpelijk dat de retributie mee opgenomenis in artikel 8 van dit wetsontwerp.

D. La non-déductibilité des impôts, taxes et rétribu-tions régionaux

L’article 8 du projet de loi à l’examen rejette la déduc-tion des impôts, taxes et rétributions régionaux à titrede dépenses fiscales à l’impôt des sociétés, à l’excep-tion de ceux visés à l’article 3 de la loi spéciale du 16janvier 1989 relative au financement des Communautéset des Régions. Cela revient à réaménager l’impôt dessociétés à charge de l’économie flamande.

La distinction entre les notions de taxe et de rétribu-tion n’est cependant pas toujours aussi claire et unecertaine évolution est observable dans la jurisprudence.13

Selon la disposition classique, l’impôt est un prélève-ment, c’est-à-dire un paiement imposé unilatéralementpar les pouvoirs publics, afin de leur procurer des moyenspermettant de faire face à leurs dépenses de toute na-ture. Ce prélèvement est opéré sans contrepartie immé-diatement identifiable.14

«Une redevance est la rémunération que l’autorité ré-clame à certains redevables en contrepartie d’une presta-tion spéciale qu’elle a effectuée à leur profit personnel oud’un avantage direct qu’elle leur a accordé ».15 Ou inver-sement: un prélèvement obligatoire sans contrepartiespécifique, même destiné à un fonds spécial, demeureun impôt.16 La redevance réclamée doit présenter unrapport raisonnable avec l’intérêt du service ou de l’avan-tage fourni.17

M. Pieters estime que l’exception qui est signalée dansl’exposé des motifs, à savoir «les redevances exigéespar les régions en contrepartie directe et proportionnelleau coût de la prestation de service particulière effectuéepour les seuls contribuables bénéficiaires» (voir DOC50 1918, p. 43), répond à la définition d’une rétribution. Ilest dès lors incompréhensible que la rétribution soit éga-lement visée par l’article 8 du projet de loi à l’examen.

13 Tiberghien, Handboek voor fiscaal recht, Larcier, 2000, p. 56, nr.0009,5.

14 Cass. 28 januari 1988, R.W. 1988-89, 19015 Arbitragehof, 17 april 1997, nr. 21/97, B.S., 25 april 1997, 2de

editie, F.J.F., nr. 97/15116 Arbitragehof, 25 april 1995, nr. 36/95, B.S., 17 mei 1995, F.J.F.,

nr. 95/129 en 21 december 1995, nr. 87/95, B.S., 23 januari 1996,1268; T.B.P., 96/248

17 Cass. 10 september 1998; J.D.F., 1998, 224

13 Tiberghien, Manuel de droit fiscal, Larcier 2000, p. 56, n° 0009, 5.14 Cass. 28 janvier 1988, R.W. 1988-89, 19015 Cour d’arbitrage, 17 avril 1997, n° 21/97, Moniteur belge du 25

avril 1997, 2ème édition, F.J.F., n° 97/15116 Cour d’arbitrage, 25 avril 1995, n° 36/95, Moniteur belge du 17

mai 1995, F.J.F., n° 95/129 et 21 décembre 1995, n° 87/95,Moniteur belge, 23 janvier 1996, 1268; T.B.P., 96/248

17 Cass. 10 septembre 1998; J.D.F., 1998, 224

Page 57: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

571918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

In feite hebben de retributies betrekking opvergoedingen die de overheid verkrijgt voor hetverstrekken van een dienst aan de burgers wanneer zijdaarbij over een juridisch of feitelijk monopolie beschikt.18

Wanneer de retributies niet langer aftrekbaar zijn alsberoepskosten in hoofde van belastingplichtigen, zijn degewesten erbij gebaat om hun juridisch of feitelijkmonopolie op te heffen. Dit leidt tot een ultra-liberalepolitiek. De beleidskeuze om als overheid een dienst zelfte verrichten dan wel deze dienst te privatiseren, kandoor de aftrekbeperking niet neutraal genomen wordenindien de gewesten rekening houden met deconcurrentiepositie van hun ondernemingen.

Bovendien rijst de vraag op grond van welke redelijkemotieven belastingen, heffingen en retributies gehevendoor gewesten niet aftrekbaar zijn en heffingen enretributies geheven door gemeenten, provincies,gemeenschappen, de federale staat en zelfs doorbuitenlandse overheden wel aftrekbaar blijven? Is hiergeen sprake van een schending van hetgelijkheidsbeginsel en /of de federale loyaliteit?

E. Inkoop- en liquidatieboni

Volgens de huidige wetgeving maken de inkoop- enliquidatieboni mee deel uit van de belastbare grondslagin de vennootschapsbelasting doordat ze als dividendworden aangemerkt (art. 186 -188 en 209, WIB 92). Driecategorieën zijn te onderscheiden : de inkoopboni bijinkoop eigen aandelen (art. 186, WIB 92), de gedeeltelijkeverdeling (art. 187, WIB 92) en de liquidatieboni bijvereffening (art. 209, WIB 92). In de personenbelastingontsnappen deze dividenden aan de belasting (vrijstellingart. 21, 2°, WIB 92). Zij zijn eveneens vrijgesteld van deroerende voorheffing (art. 264, eerste lid, 2°, WIB 92) endienen niet aangegeven te worden (art. 313 ,WIB 92).De vrijstelling van de roerende voorheffing is door dewetgever destijds uitdrukkelijk gewild.

De invoering van de inkoop- en liquidatieboni is mededoor de verlaging van het vennootschapsbelastingstariefeconomisch te verantwoorden. Bij liquidatie houdt menals natuurlijk persoon volgens de huidige regeling vanelke 100 euro winst 59,83 euro over (100 - 40,17(vennootsbelastingstarief met inbegrip van decrisisbijdrage) = 59,83).

En fait, les rétributions sont les redevances que lespouvoirs publics perçoivent pour la fourniture d’un ser-vice aux citoyens lorsqu’ils jouissent d’un monopole juri-dique ou de fait à cet égard.18 Lorsque les rétributionsne sont plus déductibles à titre de frais professionnelsdans le chef de contribuables, les régions ont avantageà supprimer leur monopole juridique ou de fait, ce quiconduit à une politique ultra-libérale. En raison de la li-mitation de la déduction, le choix stratégique que lespouvoirs publics doivent faire entre prester eux-mêmesun service et le privatiser ne sera pas neutre si les ré-gions tiennent compte de la compétitivité de leurs entre-prises.

En outre se pose la question de savoir sur la base dequels motifs raisonnables les impôts, taxes et rétribu-tions réclamés par les régions ne sont pas déductibleset les taxes et redevances perçues par les communes,les provinces, les communautés, l’État fédéral et mêmeles pouvoirs publics étrangers demeurent déductibles.Ne peut-on pas parler en l’occurrence d’une violation duprincipe d’égalité et/ou de la loyauté fédérale?

E. Boni d’acquisition et de liquidation

Selon la législation actuelle, le boni d’acquisition et leboni de liquidation font partie de la base d’imposition àl’impôt des sociétés, parce qu’ils sont considérés commeun dividende (art. 186-188 et 209 du CIR 92). Trois caté-gories sont à distinguer : le boni d’acquisition lors durachat d’actions ou parts propres (art. 186, CIR 92), leboni sur le partage partiel (art. 187, CIR 92) et le boni deliquidation lors de la liquidation (art. 209, CIR 92). À l’im-pôt des personnes physiques, ces dividendes échap-pent à l’imposition (exonération de l’art. 21, 2°, du CIR92). Ils sont également exonérés du précompte mobilier(art. 264, alinéa 1er, 2°, du CIR 92) et ne doivent pas êtredéclarés (art. 313 du CIR 92). L’exonération du précomptemobilier a été voulue expressément à l’époque par lelégislateur.

L’introduction du précompte mobilier sur le boni d’ac-quisition et le boni de liquidation se justifie en partie, d’unpoint de vue économique, en raison de l’abaissementdu taux de l’impôt des sociétés. Selon le régime actuel,en tant que personne physique, le bénéficiaire conserve59,83% de son bénéfice (100% - 40,17% (taux de l’im-pôt des sociétés, contribution de crise incluse) = 59,83%).

18 J. Couturier en B. Peeters, Belgisch belastingrecht in hoofdlijnen,Antwerpen, Maklu, 2001, p. 30 met talrijke verwijzing in voetnoot.

18 J. Couturier et B. Peeters, Belgisch belastingrecht in hoofdlij-nen, Anvers, Maklu, 2001, p. 30 avec de nombreuses référencesen note en bas de page.

Page 58: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

58 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Aan het nieuwe tarief van 33,99% dient men natoepassing van het vennootschapsbelastingstarief (100- 33,99 = 66,01) nog een bevrijdende roerendevoorheffing van 10% in te houden zodat men 59,41 eurooverhoudt.

Deze vergelijking gaat natuurlijk niet op voor deroerende voorheffing op de liquidatieboni die betrekkingheeft op het in 2002 gerealiseerde belastbare inkomen.Het verlaagd vennootschapstarief is slechts vantoepassing vanaf 2003. Dit is een zuiverebelastingverhoging. Hetzelfde geldt voor de reeds belastereserves die in het verleden aan het tarief van 39% belastzijn geweest en die uitgekeerd zullen worden bijvereffening. Dit tast de spaarpot van vele kleineondernemingen aan. Aan deze belastingverhoging werdtot nu toe in de media geen aandacht besteed. Juridischis dit geen terugwerkende kracht. Maar allebelastingplichtigen hebben economische verwachtingen.Bij de opbouw van hun pensioen hielden zij rekeningmet een uiteindelijke belastingdruk van 40,17% en niet46,153%. Daarentegen zullen de belastingvrije reservesen de gespreid te taxeren meerwaarden nietonderworpen zijn aan deze bijkomende belastingdruk.

F. KMO-starters moeten geen voorafbetalingen doeneerste drie boekjaren

De heer Pieters stelt vast dat deze maatregel in artikel14 van het ter bespreking voorliggende wetsontwerp isontworpen voor KMO’s in zoverre deze het verlaagd tariefgenieten. Vandaar het belang of men de eersteafschrijvingsannuïteit moet prorateren of niet. De KMO’szullen geen vermeerdering krijgen bij niet-voorafbetalingvan de vennootschapsbelasting tijdens de eerste drieboekjaren.

Creëert hierdoor niet de mogelijkheid om eerst zijnactiviteit in het kader van de personenbelasting op testarten, aldaar te genieten van drie jaar zondervoorafbetalingen en vermeerderingen en om vervolgensna drie jaar in de vennootschap opnieuw voor hetzelfdevoordeel in aanmerking te komen ?

Destijds (wet van 20 december 1995 houdende fis-cale, financiële en diverse bepalingen) werd eenbelastingkrediet ingevoerd in de personenbelasting enin de vennootschapsbelasting. De wetgever heeftnaderhand aan het belastingkrediet een anti-misbruikbepaling (wet van 4 mei 1999 houdende fiscaleen andere bepalingen) toegevoegd. Een ondernemerstartte zijn activiteit in de personenbelasting, bracht zevervolgens op een fiscaal gunstige wijze in in een nieuwe

Au nouveau taux de 33,99%, il faut encore retirer,après application du taux de l’impôt des sociétés (100%- 33,99% = 66,01%), un précompte mobilier libératoirede 10%, si bien que le bénéficiaire conserve 59,41% deson bénéfice.

Cette comparaison ne vaut naturellement pas pour leprécompte mobilier sur le boni de liquidation qui se rap-porte au revenu imposable réalisé en 2002. En effet, letaux réduit de l’impôt des sociétés n’entre en vigueurqu’à partir de 2003. Il s’agit donc là d’une augmentationd’impôts pure et simple. Il en va de même pour les ré-serves déjà imposées, qui ont été imposées par le passéau taux de 39% et qui seront distribuées au moment dela liquidation. Cela affecte la tirelire de nombre de peti-tes entreprises. Les médias n’ont, jusqu’à présent, pasencore accordé d’attention à cette augmentation d’im-pôts. Tous les contribuables ont cependant des attenteséconomiques. Dans le cadre de la constitution de leurpension, ils ont tenu compte d’une pression fiscale fi-nale de 40,17% et non de 46,153%. En revanche, lesréserves immunisées et les plus-values imposées demanière étalée ne seront pas soumises à cette pressionfiscale supplémentaire.

F. Les PME débutantes ne doivent pas effectuer deversements anticipés au cours de leurs trois premiersexercices comptables.

M. Pieters constate que les PME peuvent bénéficierde cette mesure prévue à l’article 14 du projet de loi àl’examen à condition d’être soumises au taux réduit, d’oùl’importance de savoir si l’on doit calculer la premièreannuité d’amortissement prorata temporis ou non. LesPME ne se verront pas appliquer de majoration en l’ab-sence de versement anticipé à l’impôt des sociétés pen-dant les trois premiers exercices comptables.

Ne pourrait-on pas, en vertu de cette disposition, exer-cer d’abord son activité dans le cadre de l’impôt despersonnes physiques, en bénéficiant dans ce régime detrois années sans versements ni majorations, et l’exer-cer ensuite dans le cadre d’une société pour pouvoirbénéficier à nouveau du même avantage ?

Il n’y a pas très longtemps (loi du 20 décembre 1995portant des dispositions fiscales, financières et diver-ses), un crédit d’impôt avait été instauré à l’impôt despersonnes physiques et à l’impôt des sociétés. Par lasuite, le législateur a assorti le crédit d’impôt d’une dis-position destinée à combattre les abus (loi du 4 mai 1999portant des dispositions fiscales et autres). L’abus con-sistait pour un entrepreneur à commencer son activitédans le régime de l’impôt des personnes physiques et à

Page 59: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

591918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

vennootschap om in de vennootschap van hetbelastingkrediet te genieten berekend op het kapitaal bijoprichting.

Vindt de regering het niet noodzakelijk om naaraanleiding van de maatregelen die worden uitgewerkt inartikel 14 van het wetsontwerp nr. 1918 te voorzien ineen anti-misbruikbepaling ?

De heer Peter Vanvelthoven (SP.A) onderschrijft dekrachtlijnen van deze belastingshervorming. Voor de SP.Awas het essentieel dat de burgers noch de KMO’s zoudenmoeten betalen voor de tariefverlaging van de grotevennootschappen. Het wetsontwerp komt hieraantegemoet. De tariefverlaging gebeurt immers in eenbudgettair neutraal kader onder het toezicht van hetRekenhof. Ten tweede is de SP.A blijven herhalen dat deverlaging van de vennootschapsbelasting gepaard moetgaan met meer inspanningen om te komen tot eendaadwerkelijke en efficiënte controle van ondernemingen.De regering heeft een eerste stap gezet. In haarbeleidsverklaring heeft de regering aangekondigd dat deaangifte van vennootschappen, die enkel hunmaatschappelijke zetel in een grootstad hebben, verlegdzal worden naar de plaats van de zetel van hun activiteit.De maatregel moet de fiscale administraties in degrootsteden ontlasten.

In het ter bespreking voorgelegde wetsontwerp zittener zowel voor de grote ondernemingen, de KMO’s als deburgers aantrekkelijke punten.

Voor de grote ondernemingen zijn de tariefverlagingen de introductie van een nieuw allesomvattendrulingbeleid van belang. Enerzijds, heeft Belgiëmomenteel het hoogste nominaal tariefvennootschapsbelasting in Europa heeft. Dit is een groteconcurrentiehandicap en het benadeelt dewerkgelegenheid. Anderzijds wijst de Hoge Raad vanFinanciën in navolging van diverse studies erop dat,ondanks het hoge nominaal tarief, de effectieve fiscaledruk op vennootschappen op zijn minst vergelijkbaar ismet die van onze buurlanden. Er is dus in ons land eenduidelijk probleem van grote afstand tussen het officiëleof nominale tarief en de reële belastingdruk. Bijgevolg isde regeringsoptie, een verlaging van het tariefgecompenseerd door een verbreding van de grondslag,de enige goede optie.

België zal als investeringslocatie aanaantrekkingskracht winnen, ook al wordt detariefverlaging gecompenseerd via een vermindering vanfiscale uitgaven. Dit blijkt trouwens uit drie recente studies.

faire ensuite l’apport de ladite activité à une société nou-velle de manière fiscalement avantageuse, afin de bé-néficier dans cette société du crédit d’impôt calculésur le capital social initial.

Le gouvernement n’estime-t-il pas indispensable deprévoir également une disposition destinée à combattreles abus dans le cadre des mesures prévues à l’article14 du projet de loi à l’examen ?

M. Peter Vanvelthoven (SP.A) souscrit aux lignes deforce de cette réforme de l’imposition. Pour le SP.A, ilétait essentiel que ni les citoyens, ni les PME ne doiventfaire les frais de la diminution de taux dont bénéficientles grandes entreprises. Le projet de loi répond à cesattentes. En effet, la réduction de taux s’effectue dansun cadre budgétaire neutre et sous la surveillance de laCour des comptes. Par ailleurs, le SP.A a toujours ré-pété que la diminution de l’impôt des sociétés devait s’ac-compagner d’efforts plus soutenus pour mettre en placeun contrôle plus efficace des entreprises. Le gouverne-ment a fait un premier pas dans ce sens. Dans la décla-ration gouvernementale, il a en effet annoncé que ladéclaration des sociétés dont seul le siège social estétabli dans une grande ville serait effectuée à l’endroitoù est établi le siège de leurs activités, cette mesurevisant à alléger le travail des administrations fiscales desgrandes villes.

Le projet de loi à l’examen comporte des points posi-tifs pour les grandes entreprises, pour les PME et pourles citoyens.

Pour les grandes entreprises, la diminution de taux etl’introduction d’une nouvelle politique de ruling générali-sée sont importantes. D’une part, le taux nominal del’impôt des sociétés appliqué en Belgique est actuelle-ment le plus élevé d’Europe, ce qui constitue un handi-cap majeur sur le plan de la compétitivité des entrepri-ses, et ce qui est par ailleurs défavorable à l’emploi.D’autre part, le Conseil supérieur des Finances a souli-gné, à la suite de différentes études, qu’en dépit du tauxnominal élevé qui leur est appliqué, la pression fiscaleréelle sur les sociétés était, en Belgique, à tout le moinscomparable à celle constatée chez nos voisins. Il y adès lors, dans notre pays, un important écart entre letaux officiel ou nominal et la pression réelle en matièred’imposition. Par conséquent, l’option retenue par le gou-vernement, à savoir une diminution de taux compenséepar un élargissement de la base imposable, est la seulebonne solution.

La Belgique deviendra plus attrayante en temps quelieu d’investissement, même si la baisse des taux estcompensée par une réduction des dépenses fiscales.Cela ressort du reste de trois études récentes. La Com-

Page 60: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

60 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De Europese Commissie heeft eind vorig jaar in eenMededeling over de ondernemingsfiscaliteit (EuropeseCommissie, Mededeling van 23 oktober 2001, Op wegnaar een interne markt zonder fiscale belemmeringen)onderstreept dat het nominaal tariefvennootschapsbelasting een van de eersteselectiecriteria is voor de lokalisatie van een investering.In een studie19 die werd gepubliceerd in hetDocumentatieblad gaat Christian Valenduc na in hoeverrede voorgenomen hervorming (dus de tariefverlaging van40,17% naar 33,99% samen met decompensatiemaatregelen) erin slaagt om de fiscaleconcurrentiekracht van België te herstellen. Het resultaatvan zijn studie is een opsteker. Waar België met hethuidige belastingtarief op Duitsland na de minstaantrekkelijke investeringsplaats is, blijken wij met hetnieuwe tarief enkel Ierland, Luxemburg en Zweden temoeten laten voorgaan.

In een derde studie, die zich toespitst op het gedragvan multinationals, hebben twee onderzoekers van deuniversiteit van Amsterdam, Bartelsman en Beetsma,nagegaan wat de impact van een tariefwijziging is op dewinstallocatie van multinationals.20 Die impact blijktsubstantieel. Algemeen trachten multinationals hunkosten zoveel mogelijk in te brengen in landen met hogetarieven terwijl winsten zoveel mogelijk naar landen metlage belastingtarieven worden overgeheveld. Dergelijkekost- en winst- allocatie gebeurt vooral door middel vantransfer pricing, dit zijn technieken van over- enonderfacturatie. De onderzoekers hebben empirischvastgesteld dat een stijging van het tariefvennootschapsbelasting met één percent niet leidt totde verwachte budgettaire opbrengst omdat deaangegeven winsten dalen. Hetzelfde geldt natuurlijk ookin omgekeerde richting: door de daling van het Belgischetarief vennootschapsbelasting zullen multinationals ertoeworden aangezet om meer winsten in België terapporteren.

De tariefverlaging geldt ook voor de KMO-bedrijven,die nog steeds de motor zijn bij elke creatie van nieuwewerkgelegenheid. Bovendien worden nog een aantalspecifieke maatregelen ingevoerd: de vrijgesteldeinvesteringsreserve en de vrijstelling vanbelastingvermeerdering in geval van geen ofonvoldoende voorafbetalingen tijdens de eerste drieboekjaren. De eerste reacties van de KMO’s op ditwetsontwerp waren trouwens bijzonder positief.

mission européenne a souligné, à la fin de l’année der-nière, dans une Communication relative à la fiscalité desentreprises (Commission européenne, Communicationdu 23 octobre 2001, Vers un marché intérieur sans en-traves fiscales) que le taux effectif de l’impôt des socié-tés est l’un des premiers critères de sélection en vue dela localisation d’un investissement. Dans une étude19

publiée dans le Bulletin de documentation, ChristianValenduc examine dans quelle mesure la réforme envi-sagée (c’est-à-dire la réduction des taux de 40,17% à33,99% assortie des mesures compensatoires) parvientà rétablir la compétitivité de la Belgique en matière fis-cale. Le résultat de son étude est une aubaine. Alorsqu’avec son taux d’impôt actuel, la Belgique ne devanceque l’Allemagne en ce qui concerne l’attrait qu’elle exerceen tant que lieu d’investissement, il s’avère que, grâceau nouveau taux, nous ne sommes précédés que parl’Irlande, le Luxembourg et la Suède.

Dans la troisième étude, qui se concentre sur le com-portement des multinationales, deux chercheurs de l’uni-versité d’Amsterdam, Bartelsman et Beetsma, ont ana-lysé l’impact d’une modification des taux sur l’allocationdes bénéfices des multinationales.20 Cet impact s’avèresubstantiel. D’une manière générale, les multinationa-les tentent d’introduire leurs frais au maximum dans lespays qui pratiquent des taux élevés et de transférer unmaximum de bénéfices vers les pays où les taux d’im-pôt sont plus faibles. De telles allocations de coûts et debénéfices sont essentiellement réalisées par le biais detransfer pricing, c’est-à-dire de techniques de sous-fac-turation et de surfacturation. Les chercheurs ont cons-taté de manière empirique qu’une hausse du taux del’impôt des sociétés de 1% ne génère pas le produit bud-gétaire escompté du fait que les bénéfices déclarés di-minuent. Il en va bien évidemment de même dans lesens inverse : la baisse du taux de l’impôt des sociétésen Belgique incitera les multinationales à ramener da-vantage de bénéfices en Belgique.

La baisse des taux vaut également pour les PME, quisont toujours le moteur de toute création d’emploi. Uncertain nombre de mesures spécifiques sont égalementintroduites : la réserve d’investissement exonérée et l’exo-nération de la majoration d’impôt en cas d’absence oud’insuffisance de versement anticipé au cours des troispremiers exercices comptables. Les premières réactionsdes PME concernant le projet de loi à l’examen étaientd’ailleurs particulièrement positives.

19 Valenduc, Christian, «Effective or implicit tax rates?» Someevidence from the past reforms and the present debate oncorporate income tax in Belgium.», Documentatieblad, 2002, nr.4, 85.

20 Eric Bartelsman en Roel Beetsma, «Why pay more? Corporatetax avoidance through transfer pricing in OECD countries», Tin-bergen Institute Discussion Papers

19 Valenduc, Christian, «Effective or implicit tax rates?» Someevidence from the past reforms and the present debate oncorporate income tax in Belgium.», Bulletin de documentation,2002, n° 4, 85.

20 Eric Bartelsman et Roel Beetsma, «Why pay more? Corporatetax avoidance through transfer pricing in OECD countries», Tin-bergen Institute Discussion Papers.

Page 61: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

611918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Dankzij de budgettaire neutraliteit is ervoor gezorgddat de operatie geen geld kost aan de belastingbetaler.En niemand zal ontkennen dat een aantrekkelijkerinvesteringsklimaat goed is voor de werkgelegenheid.Er moet evenwel voldoende aandacht worden besteedaan een structureel probleem, namelijk de effectievecontrole van ondernemingen. Regelmatig komt dit in depers en de rapporten van het Rekenhof zijn niet mis teverstaan. Het overgrote deel van de burgers voelt zichhierdoor tekort gedaan. Deze situatie ondermijnt hetfiscaal draagvlak bij de bevolking. Meer en meerbelastingbetalers verwijzen naar de lakse fiscale controlevan ondernemingen om zelf inkomsten niet aan tegeven.Voor de SP.A-fractie is een rechtvaardigebelastingheffing van alle burgers en ondernemingenprioritair. In het kader van de hervormingen bij de fiscaleadministraties streeft de minister van Financiën naar eenklantvriendelijke fiscus. De SP.A is van oordeel dat defiscus niet alleen klantvriendelijk, maar ook en in deeerste plaats rechtvaardig moet zijn. Eenklantvriendelijke fiscus die personen en ondernemingenin een zelfde situatie aan een verschillende controleonderwerpt, is geen rechtvaardige fiscus.

In dit verband verwijst de spreker naar zijn tweewetsvoorstellen DOC 50 2087/001 en 2088/001 die totdoel hebben om te komen tot een meer gelijkebehandeling tussen belastingbetalers waardoor debevolking het belastingstelsel als rechtvaardiger aanvoelt.

De Belgische fiscus beschikt in principe over eentermijn van drie jaar om correcties in de belastingaangiftedoor te voeren. ‘In principe’, want voor vennootschappenvan wie boekjaar niet afsluit op 31 december is decontroletermijn nog korter. Het voorontwerp vanprogrammawet bevat een bepaling om ook voor dezevennootschappen de termijn op drie jaar te brengen.

Deze termijn is de kortste in de gehele Europese Unie.De lage controlefrequentie – eens om de 6 jaar - heefthet Rekenhof doen opmerken dat sommige jarengewoonweg niet meer kunnen worden gecontroleerdomdat de termijnen zijn verstreken. Het wetsvoorstel2088/001 opteert ervoor om deze termijnen met tweejaar te verlengen waardoor België zich in de Europesemiddenmoot zou bevinden.

In een van haar recente rapporten (Rekenhof, 157ste

boek, 2000-2001, p.113) legt het Rekenhof overigensde link tussen de korte aanslagtermijnen en de geringeen gebrekkige fiscale controle van vennootschappen. HetRekenhof waarschuwt ervoor dat «door de lagecontrolefrequentie in combinatie met de ongewijzigderegels inzake aanslagtermijnen, bepaalde aanslagjarenmet een aan zekerheid grenzende voorspelbaarheid aancontrole en taxatie ontsnappen.».

Grâce à la neutralité budgétaire, l’opération ne coû-tera rien au contribuable. Et personne ne niera qu’unclimat d’investissement plus attractif est favorable à l’em-ploi. Il convient toutefois d’être suffisamment attentif àun problème structurel, à savoir le contrôle effectif desentreprises. La presse fait régulièrement état de ce pro-blème et les rapports de la Cour des comptes ne lais-sent planer aucun doute. La grande majorité des Belgesse sentent lésés. Cette déficience du contrôle des en-treprises mine l’adhésion de la population à notre sys-tème fiscal. De plus en plus de contribuables tirent argu-ment du laxisme du contrôle fiscal des entreprises pourne pas déclarer eux-mêmes des revenus. Pour le groupeSP.A, une imposition équitable de tous les citoyens et detoutes les entreprises est une priorité. Dans le cadre desréformes réalisées au sein des administrations fiscales,le ministre des Finances s’efforce de faire du fisc uneadministration conviviale. Le SP.A considère que le fiscdoit être non seulement convivial, mais également, eten premier lieu, équitable. Une administration fiscaleconviviale qui soumet à un contrôle différent des per-sonnes et des entreprises se trouvant dans une situa-tion identique n’est pas une administration équitable.

À cet égard, l’intervenant renvoie à ses deux proposi-tions de lois DOC 50 2087/001 et 2088/001, qui, visantune plus grande égalité de traitement entre les contri-buables, ne peuvent qu’éveiller dans la population laperception d’un régime fiscal plus équitable.

Le fisc belge dispose en principe d’un délai de troisans pour apporter des rectifications à la déclaration d’im-pôt. « En principe », car pour les sociétés dont l’exercicen’est pas clôturé le 31 décembre, le délai de contrôle estencore plus court. L’avant-projet de loi-programme com-porte une disposition prévoyant de porter le délai à troisans pour ces sociétés également.

Ce délai est le plus court de toute l’Union européenne.La faible fréquence des contrôles – une fois tous les sixans – a amené la Cour des comptes à observer quecertains exercices ne peuvent tout simplement plus êtrecontrôlés parce que les délais sont expirés. La proposi-tion de loi DOC 50 2088/001 préconise de prolonger cesdélais de deux ans, ce qui replacerait la Belgique dansla moyenne européenne.

Dans l’un de ses récents rapports (Cour des comp-tes, 157e cahier, 2000-2001, p. 112), la Cour des comp-tes établit d’ailleurs le lien entre la brièveté des délaisd’imposition et l’insignifiance et les déficiences du con-trôle fiscal des sociétés. La Cour des comptes met engarde en déclarant « qu’en raison de l’abaissement dela fréquence du contrôle, combiné avec les règles in-changées en matière de délais d’imposition, certainsexercices d’imposition échappent au contrôle avec uneprévisibilité confinant à la certitude.».

Page 62: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

62 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Vooral in de grootsteden dienen een groot aantalondernemingen gewoonweg geen fiscale aangifte in. Omdeze praktijk te ontmoedigen, strekt het wetsvoorstelDOC 50 2087/001 ertoe om huidige systeem vanbelasting op basis van forfaitaire minimumwinsten, datmomenteel enkel geldt voor buitenlandseondernemingen, uit te breiden tot alle ondernemingendie nalaten een aangifte indienen.

Ten slotte wenst de spreker de aandacht van decommissie nog te vestigen op twee knelpunten.

a) De invoering van een roerende voorheffing van 10%op uitkeringen naar aanleiding van de vereffening vaneen vennootschap of de inkoop van haar eigen aandelen.

De spreker vreest dat deze compenserende maatregelin het wetsontwerp niet goed is geïmplementeerd. Meerdan 10 jaar geleden besliste de wetgever om detoenmalige bijzondere aanslag op liquidatie-uitkeringente vervangen door een meer consistente regeling. Dewet van 22 december 1989 houdende fiscale bepalingenhad ontegensprekelijk de bedoeling om liquidatie- eninkoopboni aan de roerende voorheffing te onderwerpen.De intenties van de regering zijn duidelijk verwoord inde memorie van toelichting terwijl de verslagen van deparlementaire commissiebesprekingen hierover geenenkele twijfel laten bestaan. Toch bleef er twee jaren vanonduidelijkheid en controverse en uiteindelijk werd dediscussie beslecht door de wet van 23 oktober 1991 dieeen uitdrukkelijke vrijstelling van roerende voorheffinginvoerde. Het is niet duidelijk wat de wetgever in 1991heeft bezield om deze vrijstelling van roerendevoorheffing in te voeren, aangezien de afschaffing in 1989van de bijzondere aanslag in hoofde van devennootschap precies bedoeld was om voortaan deaandeelhouders te belasten. Het is bijzonder leerrijk omer de commentaren destijds in de fiscale vakpersopnieuw op na te slaan. Gezaghebbend fiscalist Jan VanDijk schrijft in de Fiscoloog van 17 oktober 1991 hetvolgende: «Geen roerende voorheffing op liquidatieboni:een loophole van formaat. In plaats van een consistentergeheel heeft het liquidatieregime tegenwoordig meer wegvan een gruyèrekaas met nooit geziene gaten.», terwijlde Franstalige fiscalist Kirkpatrick in zijn handboek ‘Lerégime fiscal des sociétés en Belgique’als volgtformuleert: «Il est toutefois incohérent de favoriser larépartition des réserves après dissolution (pas de PM)par rapport à la répartition des réserves avant dissolu-tion (PM de 25%).»

Het gevaar is reëel dat de invoering van een roerendevoorheffing van 10 % op uitkeringen naar aanleiding vande vereffening van de vennootschap of de inkoop vanhaar eigen aandelen met succes juridisch zal wordenaangevochten.

Surtout dans les grandes villes, un grand nombre d’en-treprises ne déposent tout simplement pas de déclara-tion fiscale. Pour décourager cette pratique, la proposi-tion de loi DOC 50 2087/001 vise à étendre à toutes lesentreprises qui négligent de déposer une déclaration lesystème actuel d’imposition sur la base de bénéficesminimums forfaitaires, qui n’est applicable pour le mo-ment qu’aux seules entreprises étrangères.

Enfin, l’intervenant souhaite encore attirer l’attentionde la commission sur deux problèmes.

a) L’instauration d’un précompte mobilier de 10 % surles répartitions effectuées à l’occasion de la liquidationd’une société ou du rachat par une société de ses pro-pres actions.

L’intervenant craint que cette mesure compensatoirene soit pas correctement mise en œuvre par le projet deloi. Il y a plus de dix ans, le législateur a décidé de rem-placer l’ancienne cotisation spéciale sur les bonis de li-quidation par une réglementation plus cohérente. La loidu 22 décembre 1989 portant des dispositions fiscalesvisait incontestablement à soumettre les bonis de liqui-dation et de rachat au précompte mobilier. Les inten-tions du gouvernement sont clairement énoncées dansl’exposé des motifs et les rapports des discussions encommission ne laissent également aucun doute à cetégard. Il y a pourtant eu deux années d’incertitude et decontroverse et il a finalement été mis fin à la discussionpar la loi du 23 octobre 1991 qui a instauré une exemp-tion formelle du précompte mobilier. On ne connaît pasles raisons précises qui ont incité le législateur à instau-rer cette exemption du précompte mobilier en 1991, étantdonné que la suppression, en 1989, de la cotisation spé-ciale dans le chef des sociétés avait précisément pourobjectif d’imposer dorénavant les actionnaires. Il est par-ticulièrement instructif de relire les commentaires publiésà l’époque dans la presse spécialisée en matière fis-cale. Jan Van Dijk, une autorité en matière fiscale, écritdans le journal Fiscoloog du 17 octobre 1991 : « Pas deprécompte mobilier sur les bonis de liquidation : une la-cune de taille. Au lieu de constituer un ensemble pluscohérent, le régime de liquidation ressemble aujourd’huidavantage à un gruyère aux trous d’une taille sans pré-cédent. », alors que le fiscaliste francophone Kirkpatrickécrit dans son manuel « Le régime fiscal des sociétésen Belgique »: « Il est toutefois incohérent de favoriserla répartition des réserves après dissolution (pas de PM)par rapport à la répartition des réserves avant dissolu-tion (PM de 25%). »

Le risque est réel que l’instauration d’un précomptemobilier de 10 % sur les sommes versées à la suite dela liquidation de la société ou du rachat de ses propresactions puisse être attaquée avec succès sur le planjuridique.

Page 63: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

631918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De spreker is dan ook voorstander van een werkbarebijsturing van het wetsontwerp inzake de liquidatieboni.

b) De Europese initiatieven op het vlak vanvennootschapsbelasting.

Er is de Groep Gedragscode in de schoot van deEuropese Raad van ministers waarin in alle discretiewordt onderhandeld over de afbouw van 66 fiscalegunstregimes, waaronder de Belgische coördinatiecentraen de informele kapitaalrulings. Tegelijkertijd liggendiezelfde regimes onder vuur van de EuropeseCommissie op basis van de staatssteunregels. Dewijzigingen aan het regime van de coördinatiecentramoeten goedkeuring krijgen van de Commissie en ookhet akkoord in het kader van de Groep Gedragscode iswenselijk.

Bij het nieuwe regime coördinatiecentra kunnen heelwat vraagtekens worden geplaatst. Ondanks Europesekritiek blijft het enkel toegankelijk voor multinationaleondernemingen die aan criteria inzake omvang voldoenen ook de vrijstelling van registratierechten envoorheffingen werd behouden. Ondertussen heeft deCommissie negatieve beschikkingen afgeleverd voor deBaskische en Luxemburgse coördinatiecentra. En hetGerecht van Eerste Aanleg heeft bevestigd dat fiscalemaatregelen die criteria bevatten die ertoe leiden datandere ondernemingen van het betrokken voordeelworden uitgesloten, in beginsel specifiek zijn en onderde staatssteunregels vallen. De kans is dus zeer kleindat het aangepast regime het fiat van de Europeseinstanties krijgt.

Tot eind 1999 werd de commissie voor de Financiën ende Begroting door de vertegenwoordiger van de minister,de heer Hatry, op de hoogte gehouden van deontwikkelingen ter zake. In het kader van de hervormingvan de vennootschapsbelasting en met het oog op debelangrijke beslissingen die eind dit jaar onder het Deensvoorzitterschap zullen worden genomen, zou het dan ooknuttig zijn opnieuw een hoorzitting met de heer Hatry teorganiseren.

Kan de minister ten slotte een toelichting geven bijhet Belgische standpunt naar aanleiding van desuggestie van de Commissie om voor ondernemingendie in meer lidstaten actief zijn de belastinggrondslaguniform vast te stellen. Ongeveer één jaar geleden heeftde Europese Commissie een Mededeling gepubliceerddie 4 opties bevatte. Die Mededeling werd enkelemaanden geleden besproken op de Ecofin. Welkstandpunt heeft de minister toen ingenomen? Is deminister gewonnen voor het idee van één Europesegrondslag inzake vennootschapsbelasting?

L’intervenant demande dès lors que l’on adapte le pro-jet de loi en ce qui concerne les bonis de liquidation.

b) Les initiatives européennes en matière d’impôt dessociétés

Il y a le groupe « Code de conduite » au sein du Con-seil européen des ministres, dans le cadre duquel l’ondiscute en toute discrétion de la suppression de 66 régi-mes fiscaux préférentiels, dont les centres de coordina-tion belges et les accords préalables portant sur le capi-tal informel. Ces mêmes régimes sont également dansla ligne de mire de la Commission européenne, dans lecadre des règles relatives aux aides d’État. Les modifi-cations du régime des centres de coordination doiventêtre approuvées par la Commission et l’accord du groupe« Code de conduite » est également souhaitable.

Le nouveau régime des centres de coordination sus-cite de nombreuses interrogations. En dépit des critiquesformulées par les instances européennes, il ne demeureaccessible qu’aux multinationales qui satisfont à certainscritères de taille. En outre, l’exonération des droits d’en-registrement et précomptes est maintenue. Entre-temps,la Commission a rendu des décisions négatives au su-jet des centres de coordination basques et luxembour-geois. Et le Tribunal de première instance a confirmé queles mesures fiscales contenant des critères sur la basedesquels d’autres entreprises peuvent être exclues del’avantage concerné, sont en principe spécifiques et re-lèvent des règles relatives aux aides publiques. Il n’y adès lors guère de chances que les instances européen-nes acceptent la mise en œuvre du nouveau régime.

Jusque fin 1999, la commission des Finances et duBudget a été informée de l’évolution du dossier par lereprésentant du ministre, M. Hatry. Dans le cadre de laréforme de l’impôt des sociétés et compte tenu des dé-cisions importantes qui devront être prises vers la fin del’année, sous la présidence danoise, il serait utile d’en-tendre à nouveau M. Hatry.

Enfin, le ministre pourrait-il préciser la position de laBelgique en ce qui concerne la suggestion de la Com-mission d’uniformiser la base imposable pour les entre-prises qui exercent leurs activités dans plusieurs Étatsmembres. Il y a environ un an, la Commission euro-péenne a publié une Communication qui contenait 4options. Cette Communication a été examinée il y a quel-ques mois dans le cadre d’Ecofin. Quelle position le mi-nistre a-t-il défendue à cette occasion ? Le ministre est-il favorable à l’instauration d’une base imposable uniformepour l’impôt des sociétés ?

Page 64: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

64 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De heer Peter Vanhoutte (Agalev-Ecolo) constateertdat de verlaging van het nominaal tarief van devennootschapsbelasting ons land ontegenzeggelijk aan-trekkelijker zal maken voor de buitenlandse investeer-ders, maar dat daartoe nog andere maatregelen moe-ten worden genomen.

De spreker is van oordeel dat de ruling ook in anderedomeinen moet gelden.

De veralgemening van het systeem van voorafgaandebeslissingen is bijzonder belangrijk voor de kleine enmiddelgrote ondernemingen, die bij gebrek aan (duide-lijke) afspraken terzake vaak voor onaangename fiscaleverrassingen komen te staan.

Er zij opgemerkt dat de toepassing van het systeemvan de ruling meer verantwoordelijkheid met zich brengtvoor de ambtenaar en dat het een aangepaste werk-wijze zal vereisen, teneinde met de betrokken vennoot-schap een concrete oplossing te vinden.

Voorts attendeert de heer Vanhoutte erop dat de ven-nootschappen de belastingen die ze aan de gewestenbetalen niet meer fiscaal zullen kunnen aftrekken. Ter-zake blijft dit wetsontwerp in feite beperkt tot een louterecorrectie in verband met de belastingen die door de ge-westen worden geheven bij de uitoefening van hun ei-gen bevoegdheden. Gelet op die afschaffing zullen degewesten moeten uitmaken of de milieubelastingendaadwerkelijk een te grote last zijn voor sommige be-drijfstakken (wasserijen enzovoort) en of ze eventueelmoeten worden aangepast.

Het is volgens de spreker onmogelijk delokaliseringte voorkomen, rekening houdend met onder meer hetbeperkte belang dat sommige gewesten hechten aanhet milieu. Dat fenomeen mag in geen geval dienen alsvoorwendsel om af te zien van beleidslijnen die beogenbepaalde gedragingen inzake milieu te wijzigen. Het istrouwens bewezen dat de ondernemingen die terzakemassaal hebben geïnvesteerd op langere termijn demeest winstgevende zijn.

De regering heeft voorts beslist dat de hervormingvan de vennootschapsbelasting budgettair neutraal moetzijn. Het lid betreurt in dat opzicht dat de nota van device-eerste minister en minister van Begroting, Maat-schappelijke Integratie en Sociale Economie (zie de bij-lage bij dit verslag) niet berust op gedetailleerde budget-taire scenario’s, maar alleen gezagsargumentenaanvoert. Hij geeft het voorbeeld van de punten 4 en 5.

M. Peter Vanhoutte (Agalev-Ecolo) constate que si labaisse du taux nominal de l’impôt des sociétés rendraindiscutablement notre pays plus attractif pour les inves-tisseurs étrangers, d’autres mesures devront égalementêtre prises à cet effet.

En matière de ruling, l’intervenant estime que ce sys-tème devra aussi s’appliquer à d’autres domaines.

La généralisation du système de décisions anticipéesest particulièrement importante pour les petites et moyen-nes entreprises qui se retrouvent aujourd’hui souventconfrontées à de mauvaises surprises sur le plan fiscalfaute d’accords (clairs) en la matière.

Il y a lieu de noter que l’application du système deruling entraînera une plus grande responsabilité du fonc-tionnaire et nécessitera une méthode de travail actuali-sée afin de trouver une solution concrète en accord avecla société concernée.

Par ailleurs, M. Vanhoutte relève que les sociétés nepourront plus déduire fiscalement les impôts qu’ellespaient aux régions. En fait, le présent projet de loi selimite à apporter une simple correction concernant desimpôts appliqués par les régions dans l’exercice de leurspropres compétences. Compte tenu de cette suppres-sion, il appartiendra aux régions d’évaluer si les taxesenvironnementales représentent réellement une chargetrop lourde pour certains secteurs d’activité (entrepri-ses de blanchissage, etc.) et si celles-ci doivent éven-tuellement faire l’objet d’une adaptation.

Selon l’orateur, il n’est pas possible d’empêcher lesdélocalisations, compte tenu, entre autres, du peu d’in-térêt manifesté par certaines régions en matière d’envi-ronnement. Ce phénomène ne peut en tout cas pas ser-vir de prétexte à l’abandon de politiques visant à modifiercertains comportements sur le plan environnemental. Ilest d’ailleurs démontré qu’à plus long terme, la rentabi-lité des entreprises ayant massivement investi en lamatière est la plus élevée.

Par ailleurs, le gouvernement a décidé que la réformede l’impôt des sociétés doit s’effectuer dans un cadreneutre sur le plan budgétaire. À cet égard, le membredéplore que la note fournie par le vice-premier ministreet ministre du Budget, de l’Intégration sociale et de l’Éco-nomie sociale (voir annexe au présent rapport) ne soitpas fondée sur la présentation de scénarios budgétai-res détaillés mais se contente d’avancer des argumentsd’autorité. Il cite notamment l’exemple des points 4 et 5.

Page 65: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

651918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De spreker deelt de bezorgdheden van de heer Van-velthoven in verband met de problemen waarmee debelastingdiensten te kampen hebben inzake controle. Demotivatie van het personeel is zeer belangrijk. DeCopernicus-hervorming draagt echter niet altijd bij totde versterking van die motivatie. De diensten voor fis-cale controle hebben nog steeds te kampen met eengebrek aan praktijkopleiding en geven veel te weinig blijkvan teamgeest.

De heer Eric van Weddingen (MR) is verheugd dathet voorliggende wetsontwerp, waaraan lang is gewerkt,een reeks van belangrijke maatregelen voorstelt, ook alzijn die opgevat in het strikte kader van de begrotings-neutraliteit waarin is voorzien in de federale regerings-verklaring (DOC 50 20/1-1999 (B.Z.), blz. 31).

Zoals de Hoge Raad van Financiën in zijn rapport vanapril 2001 (blz. 39 en volgende) heeft aangetoond, is inBelgië de daadwerkelijke fiscale druk van devennootschapsbelasting vergelijkbaar met die van demeeste buurlanden. Het gaat daarbij evenwel om de si-tuatie zoals ze bestond vóór de inwerkingtreding van dediverse in de buurlanden aan de gang zijnde hervormin-gen die er alle toe strekken de belastingdruk op de on-dernemingen te verlichten.

In de Belgische fiscaliteit zijn niettemin drie grote han-dicaps vervat:

1. ons land heeft te lijden onder een nominaalbelastingtarief dat veel hoger ligt dan in de meeste buur-landen, wat heel ontradend is voor eventuele buiten-landse investeerders;

2. dat ontradend effect wordt nog versterkt door derelatieve ondoorzichtigheid van ons belastingstelsel, dieeen reëel probleem doet rijzen inzake rechtszekerheid;

3. bovendien bevat ons belastingstelsel een aantaleigenaardigheden waarvan de begrotingskosten onge-twijfeld niet te verwaarlozen zijn en die nauwelijks terechtvaardigen zijn op economisch vlak.

Deze hervorming is dan ook terecht toegespitst opde volgende drie doelstellingen:

1. het nominaal tarief van de vennootschaps-belasting aanzienlijk verlagen;

2. zorgen voor rechtszekerheid;

3. een aantal «lacunes» in de fiscale wetgeving weg-werken.

L’intervenant partage les préoccupations expriméespar M. Vanvelthoven concernant les problèmes rencon-trés par l’administration fiscale en matière de contrôle.La motivation du personnel est particulièrement impor-tante. Or, la réforme « Copernic » ne contribue pas tou-jours à renforcer cette motivation. Les services de con-trôle fiscal connaissent encore toujours un manque deformation pratique et font trop peu souvent preuve d’es-prit d’équipe.

M. Éric van Weddingen (MR) se réjouit que le présentprojet de loi, qui a fait l’objet d’une très longue gestation,présente un ensemble de mesures importantes, mêmesi elles ont été conçues dans le cadre strict de la neutra-lité budgétaire prévue par la déclaration du gouverne-ment fédéral (DOC 20/1 – 1999 (S.E.), p. 31).

Dans notre pays, la charge fiscale effective à l’impôtdes sociétés est assez comparable à celle de la majo-rité des pays voisins, comme l’a d’ailleurs démontré leConseil supérieur des Finances dans son rapport d’avril2001 (p. 39 et suivantes). Il s’agit toutefois de la situationavant entrée en vigueur des différentes réformes encours dans les pays voisins qui visent toutes à réduire lacharge fiscale sur les entreprises.

Notre système fiscal présente néanmoins trois grandshandicaps :

1. notre pays souffre d’avoir un taux d’impositionnominal nettement plus élevé que la majorité des paysvoisins, ce qui entraîne un effet de dissuasion importantà l’égard d’éventuels investisseurs étrangers ;

2. la relative opacité de notre système fiscal, qui poseun réel problème en termes de sécurité juridique, ren-force encore cet effet dissuasif ;

3. notre système fiscal présente en outre un certainnombre d’anomalies dont le coût budgétaire est certesnon négligeable et qui sont fort peu justifiables sur leplan économique.

La présente réforme est dès lors très justement axéesur ces trois objectifs :

1. réduire de façon substantielle le taux nominal del’impôt des sociétés ;

2. assurer la sécurité juridique ;

3. colmater un certain nombre de « brèches » dansla législation fiscale.

Page 66: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

66 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Wat de verwezenlijking van die doelstellingen betreft,is de spreker van mening dat het voorliggende wetsont-werp een succes is, te meer omdat het een aantal posi-tieve maatregelen bevat voor de kleine en middelgroteondernemingen, die samen de grootste werkgevers zijn.Die bijzondere bezorgdheid is dus zowel sociaal als eco-nomisch verantwoord.

Gaat het ter bespreking voorliggende wetsontwerp vergenoeg in de verwezenlijking van die drie doelstellingen?Als uitgangspunt geldt een verplichting, namelijk de in-achtneming van de budgettaire neutraliteit. Die is van-daag verantwoord, gelet op de evolutie van de economi-sche conjunctuur en bijgevolg de inkrimping van debegrotingsruimte. Ze mag echter geen obsessie wor-den.

Er is beslist een beroep te doen op de deskundigheidvan het Rekenhof teneinde de inachtneming van diebudgettaire neutraliteit na te gaan. De heer van Wed-dingen heeft bepaalde reserves bij een dergelijk «ondertoezicht plaatsen» van de wetgevende macht, maar hijis toch verheugd dat zo’n procedure de mogelijkheid zalbieden alle betrokken partijen gerust te stellen en datze, in geval van een gunstige evolutie van de economi-sche conjunctuur, de aandacht zal kunnen vestigen opde beschikbare budgettaire ruimten met het oog op eendaadwerkelijke vermindering van de fiscale druk op deondernemingen.

In het licht van de internationale vergelijking is de doordit wetsontwerp voorgestelde verlaging van het nomi-naal tarief onvoldoende, rekening houdend met de ter-zake aangekondigde voornemens van de buurlanden.De minister van Financiën heeft trouwens zelf aangege-ven dat op termijn het nominaal tarief op zijn minst zoumoeten worden verlaagd tot 30 % en dat de aanvullendecrisisbijdrage zou moeten worden afgeschaft.

Vervolgens maakt de heer van Weddingen een aan-tal opmerkingen over de compenserende maatregelenwaarin het ter bespreking voorliggende wetsontwerpvoorziet.

Ten eerste betreurt hij de terugwerking van de maat-regel die ertoe strekt een roerende voorheffing van10 % in te voeren op de liquidatieboni.

Het wetsontwerp schaft de aftrekbaarheid alsberoepskosten af van de gewestelijke belastingen, hef-fingen en retributies. Die maatregel dreigt onder meerde oneerlijke concurrentie ter verergeren tussen deintercommunales en de overheidsbedrijven die actief zijnin de milieusector.

Het lid wenst voorts te weten of die maatregel al danniet betrekking heeft op de stedenbouwkundige lasten.

En ce qui concerne la réalisation de ces objectifs, l’ora-teur considère que le présent projet de loi est une réus-site, d’autant plus qu’il contient un certain nombre demesures positives à l’égard des petites et moyennesentreprises, qui sont les principaux pourvoyeurs d’em-plois. Cette sollicitude particulière se justifie donc tantsur le plan social qu’économique.

Le projet de loi à l’examen va-t-il assez loin dans laréalisation des trois objectifs susmentionnés ? La con-trainte de départ, à savoir l’obligation de respecter laneutralité sur le plan budgétaire, peut aujourd’hui se jus-tifier vu l’évolution de la conjoncture économique et doncla réduction des marges budgétaires. Elle ne doit ce-pendant pas devenir une réelle obsession.

Il a été décidé de faire appel à l’expertise de la Courdes comptes afin de vérifier le respect de cette neutra-lité budgétaire. M. Van Weddingen émet certaines réser-ves quant à une telle « mise sous tutelle » du pouvoirlégislatif mais il se réjouit néanmoins qu’une telle procé-dure permettra de rassurer toutes les parties concer-nées et, en cas d’une évolution positive de la conjonc-ture économique, pourra mettre en évidence les margesbudgétaires disponibles en vue de procéder à une baisseréelle de la pression fiscale sur les entreprises.

En effet, au regard de la comparaison internationale,la baisse du taux nominal proposée par le présent projetde loi est insuffisante compte tenu des intentions an-noncées en la matière par les pays voisins. Le ministredes Finances a d’ailleurs lui-même déclaré qu’à terme,le taux nominal devrait au minimum être réduit à 30% etque la cotisation complémentaire de crise devrait êtresupprimée.

M. van Weddingen formule ensuite un certain nombrede remarques concernant les mesures compensatoiresprévues par le projet de loi à l’examen.

Premièrement, il déplore l’entrée en vigueur rétroac-tive de la mesure visant à introduire un précompte mo-bilier de 10 p.c. sur les bonis de liquidation.

Le projet de loi supprime la déductibilité à titre de fraisprofessionnels des impôts, taxes et rétributions préle-vés par les régions. Cette mesure risque notammentd’aggraver la concurrence déloyale entre les intercom-munales et les entreprises publiques actives dans lesecteur de l’environnement.

Par ailleurs, le membre souhaiterait savoir si les char-ges d’urbanisme sont ou non visées par la présente me-sure.

Page 67: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

671918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Tot slot kondigt het lid aan dat hij tijdens deartikelsgewijze bespreking dieper zal ingaan op een aan-tal technische problemen, onder meer met betrekkingtot de inkoop van aandelen en de vastgoedbeleggings-vennootschappen met vast kapitaal (vastgoedbevak’s).

In verband met de totstandkoming van een wettelijkkader dat beoogt een algemeen stelsel van voorafgaandebeslissingen in het leven te roepen, constateert de heervan Weddingen dat zulks meer rechtszekerheid biedt aande mogelijke buitenlandse investeerders. Deveralgemening van dat systeem verontrust hem echterenigszins. De wetgevende macht keurt de wetten goeddie de burger in acht moet nemen, terwijl de rechterlijkemacht degene bestraft die de wetten niet naleeft. Hetkomt derhalve niet aan de uitvoerende macht toe dedaden van de wetgevende macht te interpreteren.Daarom zal het essentieel zijn ervoor te zorgen dat detoepassing van dat systeem van ruling niet het eindevan de rechtsstaat met zich brengt. Daarmee zal onge-twijfeld rekening moeten worden gehouden bij de uitwer-king van de uitvoeringsbesluiten die de toepassing vandat systeem beogen.

De spreker herinnert er aan dat de heer Viseur vroe-ger al heeft gewezen op de gevaren van incoherentie enongelijkheid ten aanzien van de belasting die het in Ne-derland gevoerde experiment met advance pricingagreements en advance tax ruling met zich dreigt te bren-gen. Volgens hem doet het in het voorliggende wetsont-werp voorgestane systeem een probleem van betrouw-baarheid rijzen. Krachtens artikel 23, tweede lid, 4°, vanhet wetsontwerp bindt de voorafgaande beslissing deFederale overheidsdienst Financiën behalve «indien blijktdat de voorafgaande beslissing niet in overeenstemmingis met de bepalingen van de verdragen, van hetgemeenschapsrecht of van het interne recht.». Aange-zien in dat systeem de ambtenaren recht zullen spre-ken, is het belangrijk te bepalen hoe de procedure pre-cies zal verlopen en wat de verantwoordelijkheid van deFOD Financiën zal zijn in gevallen waarbij eenbelastingplichtige een financieel nadeel oploopt als ge-volg van de vernietiging achteraf door de rechter vaneen beslissing die niet met de vigerende wetgeving zouovereenstemmen.

Voorts onderstreept de heer Van Weddingen hoe po-sitief en belangrijk de maatregelen zijn die ten gunstevan de kleine en middelgrote ondernemingen werdengenomen. Zo zal de autofinanciering van die onderne-mingen worden aangemoedigd door de toekenning vaneen belastingvrijstelling voor de gereserveerde winsten.In dat opzicht is het lid van mening dat dit wetsontwerpslechts een eerste stap vormt; hij hoopt dat de opge-legde maximumbedragen tijdens de komende jaren kun-nen worden verhoogd.

Enfin, le membre annonce qu’il reviendra plus lon-guement, au cours de la discussion des articles, sur uncertain nombre de problèmes techniques, concernantnotamment le rachat d’actions et les sociétés d’investis-sement à capital fixe en biens immobiliers (SICAFI).

Concernant la mise en place d’un cadre légal visant àorganiser un régime général de décision anticipée, M.van Weddingen constate que cette pratique confère da-vantage de sécurité juridique aux candidats investisseursétrangers. Toutefois, la généralisation du système l’in-quiète quelque peu. Le pouvoir législatif vote les lois quele citoyen doit respecter, tandis que le pouvoir judiciairesanctionne celui qui ne les respecte pas. Il n’appartientdès lors pas au pouvoir exécutif d’interpréter les actesdu pouvoir législatif. C’est pourquoi il sera essentiel deveiller à ce que la mise en œuvre de ce système deruling ne devienne pas le fossoyeur d’un système d’Étatde droit. Cet élément devra assurément être pris encompte lors de l’élaboration des arrêtés d’exécution vi-sant à sa mise en œuvre.

L’intervenant rappelle que M. Viseur a évoqué précé-demment les dangers d’incohérence et d’inégalité de-vant l’impôt que peut entraîner l’expérience développéeen matière d’Advance pricing agreements et d’Advancetax ruling par les Pays-Bas. Le système proposé dans lecadre du présent projet de loi pose quant à lui un pro-blème de fiabilité. En vertu de l’article 23, alinéa 2, 4°,du projet de loi, la décision anticipée lie le Service publicfédéral Finances sauf « lorsqu’il s’avère que la décisionanticipée n’est pas conforme aux dispositions des trai-tés, du droit communautaire ou du droit interne ». Dansla mesure où dans ce système, ce sont les fonctionnai-res qui vont dire le droit, il est important de déterminercomment la procédure va être canalisée et quelle serala responsabilité du SFP Finances dans l’hypothèse oùun contribuable subit un préjudice financier à la suite del’annulation ultérieure par la justice d’une décision quine serait pas conforme à la législation existante.

Par ailleurs, M. Van Weddingen souligne le caractèreparticulièrement positif et important des mesures prisesen faveur des petites et moyennes entreprises. Ainsi,l’autofinancement de ces entreprises sera encouragé enaccordant une exonération en faveur des bénéfices misen réserve. À cet égard, le membre estime que le pré-sent projet de loi ne représente qu’une première étapeet espère que les plafonds imposés pourront être revusà la hausse au cours des prochaines années.

Page 68: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

68 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De spreker wenst tevens de aandacht van de com-missie te vestigen op het feit dat de overheid er maarniet in slaagt het enorme tekort aan opvangplaatsen inde kinderdagverblijven weg te werken. Zo is in de FranseGemeenschap slechts een derde van de noodzakelijkeplaatsen beschikbaar. Het ware dan ook wellicht nuttigte voorzien in belastingvriendelijke formules ter onder-steuning van de ondernemingen die extra opvang-plaatsen willen creëren om hun personeel te helpen. Hetlid verwijst onder meer naar amendement nr. 1 van deheer Langendries en van de dames Herzet en Moer-man (DOC 50 1918/003) tot invoeging in het wetsont-werp van een artikel 6bis(nieuw). Het lid vraagt met aan-drang dat in dat verband snel een oplossing zou wordengevonden, want het betreft een echt maatschappelijkprobleem. Voor een aantal gezinnen ligt de prijs die deprivé-kinderdagverblijven vragen, te hoog.

Ten slotte beklemtoont de heer Van Weddingen dathet absoluut noodzakelijk is in België dringend te voor-zien in een regeling inzake fiscale consolidatie, die reedsin de meeste van onze buurlanden van toepassing is.Het is van essentieel belang de economische realiteitvan de groep van vennootschappen in aanmerking tenemen teneinde het concurrentievermogen van deBelgische groepen te waarborgen en op Europees vlakgeen al te grote achterstand op te lopen, in die zin dathet moet gaan om de eerste stap naar een geconsoli-deerde belastingheffing op Europees vlak.

Luidens de memorie van toelichting ligt het voor hetogenblik in de bedoeling «het stelsel van fiscale conso-lidatie progressief in werking te laten treden over eenperiode van 5 jaar» (DOC 50 1918/001, blz. 21). Het lidhoopt dat de regering in de nabije toekomst ambitieuzerzal zijn.

In dat verband wenst de heer Van Weddingen dat dewerkgroep die werd opgericht om het vraagstuk van degrensoverschrijdende fusies te bestuderen, nieuw levenwordt ingeblazen. In dat verband verwijst hij naar zijnwetsvoorstel houdende wijziging van het Wetboek vande inkomstenbelastingen 1992 teneinde het in overeen-stemming te brengen met Richtlijn 90/434/EEG van deRaad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappe-lijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng vanactiva en aandelenruil met betrekking tot vennootschap-pen uit verschillende Lid-Staten (DOC 50 1517/001).

Als conclusie is de heer Van Weddingen van meningdat dit wetsontwerp, gelet op het keurslijf van de fede-rale regeringsverklaring, een forse stap voorwaarts be-tekent in de hervorming van de vennootschapsbelastingen al doet verlangen naar de noodzakelijke volgendefases ...

L’intervenant souhaite également attirer l’attention dela commission sur le fait que les pouvoirs publics neparviennent pas à résoudre le manque flagrant de pla-ces d’accueil dans les crèches. Ainsi, dans la Commu-nauté française, seul un tiers des places nécessairesest disponible. Dès lors, il serait peut être utile de mettreen place des formules fiscales avantageuses afin desoutenir les entreprises qui souhaitent créer des placesd’accueil supplémentaires afin d’aider leur personnel. Lemembre renvoie entre autres à l’amendement n° 1 deM. Langendries et de Mmes Herzet et Moerman (DOC50 1918/003) visant à insérer un article 6bis (nouveau)dans le projet de loi. Le membre insiste pour qu’une so-lution soit trouvée rapidement en la matière car il s’agitd’un véritable problème de société. Pour un certain nom-bre de familles, le prix réclamé par les crèches privéesest trop élevé.

Enfin, M. van Weddingen insiste sur le caractère in-dispensable et urgent de l’instauration d’un régime deconsolidation fiscale en Belgique, déjà en vigueur dansla majorité des pays voisins. Il est essentiel de prendreen considération la réalité économique du groupe afinde garantir la compétitivité des groupes belges et de nepas accumuler un trop grand retard sur le plan euro-péen dans la mesure où il doit s’agir de la première étapevers un régime de taxation consolidée au niveau euro-péen.

L’exposé des motifs prévoit pour l’instant « de faireentrer en vigueur le régime de consolidation fiscale pro-gressivement sur une période de cinq ans » (DOC 501918/001, p. 21). Le membre espère que le gouverne-ment pourra être plus ambitieux dans un avenir proche.

Dans ce contexte, M. van Weddingen émet le souhaitque le groupe de travail créé afin d’examiner la problé-matique des fusions transfrontalières soit activé. Il ren-voie à sa proposition de loi modifiant le Code des impôtssur les revenus 1992 en vue de le mettre en concor-dance en matière de fusions internationales avec la di-rective 90/434/CEE du 23 juillet 1990 concernant le ré-gime fiscal commun applicable aux fusions, scissions,apports d’actifs et échanges d’actions intéressant dessociétés d’États membres différents (DOC 50 1517/001).

En conclusion, M. van Weddingen estime, que comptetenu du carcan de la déclaration du gouvernement fédé-ral, le présent projet de loi représente une très bonneétape dans la réforme de l’impôt des sociétés et appelledéjà de ses voeux les indispensables étapes ultérieu-res...

Page 69: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

691918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De heer Alfons Borginon (VU&ID) constateert dat hetvan essentieel belang is om, in het raam van de interna-tionalisering van de economische activiteiten, te voor-zien in een verlaging van het nominale belastingtariefinzake vennootschapsbelasting, dat nu merkelijk hogerligt dan het Europees gemiddelde. Zo wordt ons landaantrekkelijker voor de buitenlandse investeerders, ookal ligt de reële fiscale druk die in ons land op de ven-nootschappen weegt, op een vergelijkbaar niveau als inde buurlanden.

Om in hoofdzaak budgettaire redenen moet die tarief-daling door een aantal maatregelen worden gecompen-seerd. Het is evenwel zeer moeilijk een inschatting temaken van de reële budgettaire weerslag van de com-penserende maatregelen waarin dit wetsontwerp voor-ziet, aangezien alle economische actoren hun handel-wijze allicht aan de nieuwe regelgevingen zullenaanpassen.

Gelet op de genomen maatregelen, is het lid vanmening dat de regering hoe dan ook al het mogelijkeheeft gedaan om de aangekondigde budgettaire neutra-liteit te bereiken.

Voorts erkent hij dat de toepassing van de regel prorata temporis op de eerste jaarlijkse afschrijvingsannuïteitvan de materiële en immateriële vaste activa in zekerezin een uitstel in de tijd met zich brengt, maar er zij tochopgemerkt dat het daarbij om een steeds weerkerendbedrag gaat. Reeds jaren loopt de fiscus een belangrijkfinancieel nadeel op in het licht van de economische rea-liteit. De logica van de afschrijvingsregeling leidt er im-mers toe dat een onderneming de fiscale kosten vaneen investering spreidt over dezelfde periode als diewaarin die investering economisch wordt benut. Heelvaak is dat evenwel niet het geval. Dit wetsontwerp voor-ziet er louter in die logica opnieuw in de wet op te ne-men.

Er kan worden gepraat over de vraag of de bereke-ning pro rata temporis in dagen dan wel in maandenbehoort te gebeuren, maar dat neemt niet weg dat hetbeginsel zelf hoe dan ook op generlei wijze te betwistenvalt.

In verband met de beslissing om de belastingen dieaan de gewesten worden betaald niet langer fiscaal af-trekbaar te maken, geeft de heer Borginon toe dat diemaatregel in hoofdzaak op de ondernemingen in hetVlaams Gewest betrekking heeft. Hij merkt evenwel opdat niemand kan voorspellen hoe het gewestbeleid inde komende jaren zal evolueren. Sinds een tiental jarendienen de door het Vlaams Gewest geheven milieu-heffingen om het zogenaamde «MINA-fonds» (Milieu-en natuurfonds) te stijven; dat fonds financiert een ge-

M. Alfons Borginon (VU&ID) constate que dans lecadre de l’internationalisation des activités économiques,il est essentiel de réduire le taux nominal de l’impôt dessociétés, nettement plus élevé que la moyenne euro-péenne, afin que notre pays puisse être plus attractifpour les investisseurs étrangers, et ce, même si la chargefiscale réelle qui pèse sur les sociétés dans notre paysest comparable à celle que l’on rencontre dans les paysvoisins.

Pour des raisons d’ordre essentiellement budgétaire,cette réduction de taux doit être compensée par un cer-tain nombre de mesures. Il est toutefois très difficile d’éva-luer l’impact budgétaire réel des mesures compensatoi-res prévues dans le présent projet de loi étant donnéque tous les acteurs économiques vont probablementadapter leur comportement aux nouvelles réglementa-tions.

Au vu des mesures prises, le membre estime que legouvernement a en tout cas tout mis en œuvre pouratteindre la neutralité budgétaire annoncée.

Il s’accorde par ailleurs à reconnaître que l’applica-tion de la règle pro rata temporis à la première annuitéd’amortissement des immobilisations incorporelles etcorporelles entraîne en quelque sorte un report dans letemps mais il fait toutefois remarquer qu’il s’agit d’unmontant récurrent. Depuis des années, le fisc subit unpréjudice financier important au regard de la réalité éco-nomique. En effet, la logique du système d’amortisse-ment voudrait qu’une entreprise étale le coût fiscal d’uninvestissement sur la même période que celle de l’utili-sation économique de cet investissement. Or, dans denombreux cas, il n’en est rien. Le présent projet de loi nefait rien de plus que réintroduire cette logique dans la loi.

Si l’on peut éventuellement discuter du fait de savoirsi le calcul pro rata temporis doit se faire en jours ou enmois, le principe en lui-même ne peut en tout cas pasdonner lieu à contestation.

Concernant la décision de ne plus permettre la dé-duction fiscale des impôts payés aux régions, M.Borginon admet que cette mesure touche principalementles entreprises situées en Région flamande. Il observecependant qu’il est impossible de prédire quelle seral’évolution de la politique régionale menée dans les an-nées à venir. Depuis une dizaine d’années, les taxesenvironnementales prélevées par la Région flamandeservent à alimenter le « MINA-fonds (Milieu- ennatuurfonds) », destiné à financer un ensemble d’insti-

Page 70: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

70 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

heel van openbare instellingen die belast zijn met de ten-uitvoerlegging van het gewestelijk milieubeleid. Niets sluitevenwel uit dat de Vlaamse regering haar regelgevingterzake aanpast, zodat het onmogelijk is vandaag tevoorspellen welke gevolgen deze federale maatregel oplangere termijn voor de Vlaamse ondernemingen zalsorteren.

De heer Borginon onderstreept bovendien dat demaatregelen die ten gunste van de kleine en middel-grote ondernemingen werden genomen, ook in hoofd-zaak ten goede zullen komen aan de ondernemingendie in het Vlaams Gewest gelegen zijn.

De spreker acht het normaal dat de gewestelijke hef-fingen op federaal vlak niet aftrekbaar zijn, aangeziende gewestelijke heffingen en federale belastingen, in te-genstelling tot de gemeente- en provinciebelastingen,zich in de (nagenoeg confederale) structuur van ons landop een zelfde peil situeren.

Voorts doet de inwerkingtreding, met terugwerkendekracht, van de invoering van een roerende voorheffingop de liquidatieboni, volgens de spreker een probleeminzake rechtszekerheid rijzen, ook al ligt de verklaringvoor die terugwerking wellicht in het feit dat de regeringhet compenserende karakter van de maatregel heeftwillen garanderen.

Wat de kleine en middelgrote ondernemingen betreft,is het lid van mening dat de toepassing van de nieuweregeling inzake afschrijvingen haaks staat op de wensvan de regering om de investeringsmiddelen van deKMO’s te verhogen. Er komt betrekkelijk gecompliceerdeboekhoudkundige knowhow bij kijken om de regel prorata temporis per dag te kunnen toepassen.

De heer Borginon onderschrijft gedeeltelijk de doorde heer Dirk Pieters geformuleerde kritiek op de bijko-mende, aan de KMO’s opgelegde voorwaarden op hetstuk van de belastingvrijstelling van de gereserveerdewinsten. Die maatregel is het resultaat van een compro-mis tussen twee soorten van maatregelen, met namede toepassing van de belastingaftrek voor investeringenen een belastingmaatregel die investeringen met eigenmiddelen wil stimuleren. Het ware verkieslijk geweestalleen de tweede maatregel in aanmerking te nemen.

In verband met het door de heer Vanvelthoven inge-diende wetsvoorstel tot verlenging van de aanslagtermijninzake inkomstenbelastingen en de verjaringstermijn in-zake BTW (DOC 50 2088/001), verheugt de spreker zichover het door de regering aangekondigde initiatief ombelastingcontroles uit te voeren op de exploitatieplaatsvan de ondernemingen (en niet langer uitsluitend op deplaats waar hun maatschappelijke zetel gevestigd is),

tutions publiques chargées de mettre en oeuvre la poli-tique régionale en matière d’environnement. Rien n’ex-clut cependant que le gouvernement flamand adapte saréglementation en la matière, si bien que l’on ne peutaujourd’hui prédire quelles seront les conséquences dela présente mesure fédérale pour les sociétés flaman-des à plus long terme.

M. Borginon souligne en outre que les mesures pri-ses en faveur des petites et moyennes entreprises profite-ront aussi principalement aux entreprises situées enRégion flamande.

L’intervenant estime qu’il est normal que les taxes ré-gionales ne puissent être déduites fiscalement au niveaufédéral étant donné que, contrairement aux taxes com-munales et provinciales, les taxes régionales et les im-pôts fédéraux se situent à un même niveau dans la struc-ture (quasi confédérale) de notre pays.

Par ailleurs, l’entrée en vigueur rétroactive de l’ins-tauration d’un précompte mobilier sur les bonis de liqui-dation pose, selon l’orateur, un problème en termes desécurité juridique, même si cette rétroactivité s’expliqueprobablement par le fait que le gouvernement a voulugarantir le caractère compensatoire de la mesure.

Quant aux petites et moyennes entreprises, le mem-bre estime que l’application des nouvelles règles enmatière d’amortissement est contradictoire avec le sou-hait du gouvernement de renforcer les moyens d’inves-tissements des PME. Un système comptable relative-ment sophistiqué est nécessaire pour pouvoir appliquerla règle prorata temporis par jour.

M. Borginon partage en partie les critiques formuléespar M. Dirk Pieters concernant les conditions supplé-mentaires imposées aux PME en ce qui concerne l’im-munisation des bénéfices réservés. Cette mesure est lerésultat d’un compromis entre deux types de mesures,à savoir, d’une part, l’application de la déduction fiscalepour investissements et, d’autre part, une mesure fis-cale visant à stimuler l’investissement sur fonds propres.Il aurait été préférable de ne retenir que la seconde.

Concernant la proposition de loi de M. PeterVanvelthoven allongeant le délai d’imposition en matièred’impôts sur les revenus et le délai de prescription enmatière de TVA (DOC 50 2088/001), l’intervenant se ré-jouit de l’initiative annoncée par le gouvernement d’or-ganiser un contrôle fiscal sur le lieu d’exploitation desentreprises (et non plus uniquement à l’endroit où estsitué leur siège statutaire), ce qui devrait avoir un impact

Page 71: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

711918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

wat een reëel en aanzienlijk effect zou moeten sortereninzake de belastingheffing op de vennootschappen, eeneinde zou moeten maken aan de straffeloosheid die be-paalde van die vennootschappen genoten, en een ge-lijke fiscale behandeling voor alle ondernemingen uit hetland zou moeten garanderen.

De heer Borginon acht het heel belangrijk dat de ruling-regeling wordt veralgemeend. De ontworpen regeling zalniettemin haar deugdelijkheid moeten bewijzen. Het is im-mers niet uitgesloten dat sommige ondernemingen zullenaarzelen om over te stappen op de procedure van de voor-afgaande beslissingen, omdat ze aan hun projecten niette veel ruchtbaarheid willen geven. Rechtszekerheid wil-len waarborgen door die administratieve benadering trans-parant te maken is allicht normaal, maar ware het niet nut-tig een zekere wachttijd in te bouwen vóór debekendmaking van de door de administratie genomenbeslissing, om de concurrentiepositie in het buitenland vanonze ondernemingen niet in gevaar te brengen?

De spreker verheugt er zich over dat, afgezien vanenkele beperkingen, de regeling voor de coördinatie-centra behouden blijft, omdat zulks op economisch vlakeen belangrijke stimulus vormt.

Hij onderstreept ten slotte dat het belangrijk is in Bel-gië een consolidatieregeling in te stellen; de toepassingervan is in de geïndustrialiseerde wereld immers ge-meengoed. Om de in ons land aanwezige ondernemin-gen ervan te overtuigen hun groei bij ons voort te zetten,is dat een onontbeerlijk element.

De heer Gérard Gobert (Agalev-Ecolo) stelt vast datdit wetsontwerp, waarover in regeringskringen lang isonderhandeld, de concretisering is van een van de be-langrijke punten van het uitstekende regeerakkoord. Erwas immers nood aan een positief signaal ten aanzienvan een zaak met grote symboolwaarde, te weten hetnominaal tarief van de vennootschapsbelasting, met dienverstande dat die hervorming budgettair neutraal zoublijven.

De inachtneming van de budgettaire neutraliteit (endus het behoud van de totale fiscale ontvangsten) moetde regering in staat stellen de zeer talrijke behoeftenvan de samenleving te financieren, zoals de verhogingvan de sociale minima, de verhoging van de pensioe-nen, de financiering van de gezondheidszorg, de voor-ziening van geldmiddelen voor een fonds vooralimentatievorderingen, de oprichting van een antitabak-fonds en de gezondmaking van de NMBS.

De compenserende maatregelen waarin het ter be-spreking voorliggende wetsontwerp voorziet, zijn even-

réel important sur le niveau de taxation des sociétés,mettre fin à l’impunité dont bénéficient certaines d’entreelles et garantir un traitement fiscal égal à toutes lesentreprises du pays.

M. Borginon considère qu’il est très important de gé-néraliser le système du ruling. Le système proposé de-vra néanmoins prouver son efficacité. Il n’est en effetpas exclu que certaines sociétés hésitent à recourir à laprocédure de décisions anticipées afin d’éviter de don-ner trop de publicité à leurs projets. S’il est normal devouloir garantir la sécurité juridique en assurant la trans-parence de cette pratique administrative, il ne serait peut-être pas inutile d’instaurer un certain délai avant la publi-cation de la décision prise par l’administration afin deveiller à préserver la position concurrentielle de nos en-treprises à l’étranger.

L’intervenant se réjouit du maintien, malgré certaineslimitations, du système des centres de coordination, quireprésente un incitant important sur le plan économi-que.

Enfin, il insiste sur l’importance d’introduire un régimede consolidation en Belgique, dont l’application s’estgénéralisée dans le monde industrialisé. Il s’agit d’unélément indispensable en vue de convaincre les entre-prises présentes dans notre pays d’y poursuivre leurcroissance.

M. Gérard Gobert (Agalev-Ecolo) constate que le pré-sent projet de loi, qui a fait l’objet de longues négocia-tions au sein du gouvernement, concrétise un des pointsimportants de l’excellent accord de gouvernement. Il fal-lait en effet donner un signal positif à l’égard de la sym-bolique que représente le taux nominal à l’impôt dessociétés, tout en réalisant cette réforme dans un cadreneutre sur le plan budgétaire.

Le respect de la neutralité budgétaire (et donc le main-tien du niveau des recettes fiscales) doit permettre augouvernement de financer de très nombreux besoins desociété, tels que le relèvement des minima sociaux, lerelèvement des pensions, le financement des soins desanté, l’alimentation d’un fonds de créances alimentaires,la création d’un fonds anti-tabac, ainsi que l’assainisse-ment financier de la SNCB.

Les mesures compensatoires prévues par le projetde loi à l’examen sont également l’occasion de mettre

Page 72: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

72 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

eens een gelegenheid om een einde te maken aan eenaantal fiscale stelsels die afwijkingen of soms zelfsvreemde aberraties vormden. Zo stelt de spreker vastdat het in verband met de definitief belaste inkomstennormaal is dat een vennootschap geen tweemaal ophetzelfde inkomen wordt belast. Men moet er zich ech-ter van vergewissen dat de inkomsten die in België fis-caal zijn vrijgesteld, effectief werden belast met een over-eenkomstige heffing en niet voortkomen uit speculatievelogica. Met dit wetsontwerp komt er ethisch gesprokeneen fiscaal correctere behandeling van de definitief be-laste inkomsten.

De spreker betreurt dat de regering de indiening vandit wetsontwerp niet heeft aangegrepen om de fiscaleregeling voor de bedrijfswagens te hervormen. Het gaathier immers om een voordeel in natura dat afwijkt vande normale inkomstenbelasting en waarop geen socialebijdragen worden geheven. De spreker laakt deze wijzevan personeelsbeloning, ook omwille van de symbool-waarde ervan: maatschappelijk succes wordt gelijkge-steld met cilinderinhoud en kostprijs van het ter beschik-king gestelde voertuig.

De heer Gobert keurt eveneens het fiscaal statuut vande intercommunale verenigingen voor energievoorzie-ning af. Hun riante winsten worden immers alleen maaronderworpen aan de heel lage rechtspersonenbelasting.Waarom is op dit vlak geen maatregel getroffen?

Op zijn beurt prijst de spreker de maatregelen tengunste van de kleine en middelgrote ondernemingen.

Dit wetsontwerp bevat ook een aantal bepalingen terbestrijding van de misbruiken inzake rechtspersoonlijk-heid, ter verbetering van de inning van de BTW en vande fiscale controle van de verenigingen zonder winst-oogmerk. Toch vergen die maatregelen in de FOD Fi-nanciën belangrijke personele en materiële investerin-gen.

In tegenstelling tot de heer van Weddingen vindt deheer Gobert niet dat de wetgevende macht onder «voog-dij» wordt gesteld als die het Rekenhof belast met deopvolging van de ontwikkeling van de ontvangsten vande vennootschapsbelasting. De achterliggende logica isveeleer begeleiding. Waarom zou het parlement geenberoep mogen doen op de competentie van de flanke-rende organen die te zijner beschikking staan?

Ten slotte vindt de spreker de veralgemening van deruling-praktijk een uitstekende maatregel inzake rechts-zekerheid, billijkheid en transparantie. Alle beslissingenzullen openbaar worden gemaakt en een jaarverslag zalaan de Kamer van volksvertegenwoordigers wordenvoorgelegd.

fin à un certain nombre de régimes fiscaux qui consti-tuaient des dérogations, voire des aberrations parfoiscurieuses. Ainsi, en ce qui concerne les revenus défini-tivement taxés, le membre constate qu’il est normalqu’une société ne soit pas taxée deux fois sur un mêmerevenu. Toutefois, il faut s’assurer que les revenus quibénéficient d’une exonération fiscale en Belgique aienteffectivement fait l’objet d’une taxation conforme et nesoient pas des revenus qui proviennent d’une logiquespéculative. Le présent projet de loi permet de rendre letraitement fiscal des revenus définitivement taxés pluscorrect sur le plan éthique.

L’intervenant déplore que le gouvernement n’ait passaisi l’occasion du dépôt de ce projet de loi pour revoir lerégime fiscal des voitures de société. Il s’agit en effetd’un avantage en nature qui déroge à la taxation nor-male des revenus et ne produit pas de recettes en ter-mes de cotisation sociale. De plus, Le membre réprouvece mode de gratification du personnel qui, sur le plansymbolique, associe la réussite sociale à la cylindrée etau coût de la voiture mise à disposition.

M. Gobert désapprouve également le statut fiscal desintercommunales d’énergie. Leurs bénéfices plantureuxsont en effet soumis au seul impôt des personnes mora-les, qui est tout à fait dérisoire. Pourquoi ne pas avoirpris de mesure en la matière ?

L’intervenant salue à son tour les mesures prises enfaveur des petites et moyennes entreprises.

Le présent projet de loi contient également un certainnombre de dispositions visant à lutter contre les abusde la personnalité morale, à améliorer la perception dela TVA et le contrôle fiscal des associations sans butlucratif. Ces mesures nécessitent cependant un inves-tissement humain et matériel important au sein du SPFFinances.

Contrairement à ce qu’a évoqué M. Éric vanWeddingen, M. Gobert estime que le pouvoir législatifne se met pas sous tutelle en confiant à la Cour descomptes le soin d’opérer un monitoring de l’évolutiondes recettes de l’impôt des sociétés. Il s’agit plutôt d’unelogique d’accompagnement. Pourquoi le parlementn’aurait-il pas recours à la compétence des organescollatéraux dont il dispose ?

Enfin, l’intervenant estime que la généralisation de lapratique du ruling est une excellente mesure en termesde sécurité juridique, d’équité et de transparence. Tou-tes les décisions seront rendues publiques et un rapportannuel sera soumis à la Chambre des représentants.

Page 73: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

731918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De heer Geert Bourgeois (VU&ID) stelt vast dat dezehervorming heel laat wordt voorgesteld, in die zin datonze ondernemingen in vergelijking met de concurren-ten en de belangrijkste handelspartners het hoofd moe-ten bieden aan een belangrijke concurrentiële handicap(zowel fiscaal als inzake loon). Die toestand treft vooralde ondernemingen in Vlaanderen, die het leeuwendeelvan de Belgische uitvoer voor hun rekening nemen.

In dat opzicht is dit wetsontwerp een goed initiatief,maar wordt de positieve invloed ervan in gevaar gebrachtdoor de beslissing van de regering om die hervormingvan de vennootschapsbelasting, ter wille van sommigemeerderheidspartners, budgettair neutraal te maken. Diebeslissing zal in hoofdzaak het economisch leven inVlaanderen schaden. Door die neutraliteit te aanvaar-den hebben de liberale partijen alle geloofwaardigheidals verdedigers van de belangen van de industriële we-reld verloren.

De spreker betreurt voorts de terugwerkende inwer-kingtreding van de bepaling over de liquidatieboni (ziehierna).

De heer Bourgeois onderschrijft de principes van dezehervorming ten volle, zelfs al heeft de verlaging van hetnominale belastingtarief vooral een psychologisch be-lang ten opzichte van de buitenlandse ondernemingen.De verlaging van 40,17 % naar 33,99 % is belangrijk indie zin dat ons belastingtarief een van de hoogste terwereld was, met uitzondering van Japan, Sri Lanka (42%) en Italië (40,25 %).

Toch betreurt de spreker dat bovenop het nieuwe no-minale belastingtarief (33 %) nog de aanvullende crisis-bijdrage (0,99 %) wordt gevraagd. Na meer dan drie jaaris de paars-groene meerderheid er dus nog steeds nietin geslaagd de economische crisis in te dijken!

Het ter bespreking voorliggende wetsontwerp verlaagteveneens het belastingtarief voor de KMO’s (van 28 %naar 24,25 %, exclusief de crisisbijdrage).

De spreker verheugt zich over de positieve maatre-gelen voor de kleine en middelgrote ondernemingen, metuitzondering van de terugwerkende kracht die geldt voorde instelling van een roerende voorheffing op deliquidatieboni. Die maatregel is onbillijk voor de zelfstan-digen, waarvan het grootste deel in Vlaanderen actief is,die gelet op het ontoereikende sociaal statuut der zelf-standigen te goeder trouw de hoop koesterden als ge-pensioneerde hun inkomen veilig te kunnen stellen metde opbrengst van de verkoop van hun onderneming.

M. Geert Bourgeois (VU&ID) constate que la présenteréforme arrive avec un retard important dans la mesureoù nos entreprises doivent faire face à un important han-dicap concurrentiel (tant en matière fiscale que salariale)par rapport à nos concurrents et à nos principaux parte-naires commerciaux. Cette situation touche principale-ment les entreprises situées en Flandre, qui assurentl’essentiel de nos exportations.

À cet égard, le présent projet de loi représente uneheureuse initiative mais son impact positif est toutefoishypothéqué par la décision du gouvernement d’inscrirecette réforme de l’impôt des sociétés dans un cadreneutre sur le plan budgétaire, et ce, afin de satisfairecertains partenaires de la majorité. Cette décision nuiraprincipalement à la vie économique en Flandre. En ac-ceptant cette neutralité, les partis libéraux ont perdu toutecrédibilité en ce qui concerne la défense des intérêts dumonde industriel.

Par ailleurs, le membre déplore l’entrée en vigueurrétroactive de la disposition concernant les bonis de li-quidation (voir ci-après).

M. Bourgeois souscrit pleinement aux principes de laprésente réforme même si l’impact de la réduction dutaux nominal d’imposition est principalement d’ordre psy-chologique pour les entreprises étrangères. Cetteréduction de 40,17% à 33,99% est importante dans lamesure où notre taux d’imposition était un des plus hautsdans le monde, à l’exception du Japon, du Sri Lanka(42%) et de l’Italie (40,25%).

L’intervenant déplore cependant que le nouveau tauxnominal (33%) reste majoré de la contribution complé-mentaire de crise (0,99%). Après plus de trois ans, lamajorité arc-en-ciel n’a donc toujours pas réussi à endi-guer la crise économique !

Le projet de loi à l’examen réduit également le tauxd’imposition dont bénéficie les PME de 28 à 24,25% (horscontribution de crise).

Le membre se réjouit des mesures positives en fa-veur des petites et moyennes entreprises, à l’exceptionde l’instauration avec effet rétroactif d’un précomptemobilier sur les bonis de liquidation. Cette mesure tou-che injustement les indépendants, dont la majeure par-tie travaille en Flandre, qui de bonne foi espéraient ga-rantir leur retraite via le capital de leur entreprise, et ce,compte tenu de l’insuffisance du statut social des indé-pendants.

Page 74: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

74 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Daarentegen vindt de heer Bourgeois dat de KMO’sgelukkig niet zijn opgenomen in het toepassingsgebiedvan de compenserende maatregelen inzake afschrijvin-gen. Zij zullen bovendien recht hebben op 50 % fiscalevrijstelling van het (gecorrigeerde) gereserveerde resul-taat voor de belastbare periode vóór aanleg van deinvesteringsreserve; zulks is een stimulus voor de auto-financiering van die ondernemingen. In dat opzicht on-derstreept hij de belangrijke voorwaarden die aan deKMO’s worden opgelegd om het fiscaal voordeel te kun-nen genieten, met name de investering (in afschrijfbaremateriële en immateriële vaste activa).

Tot slot zal vanaf het aanslagjaar 2004 aan de KMO’sgeen belastingvermeerdering worden aangerekend we-gens geen of ontoereikende voorafbetalingen tijdens deeerste drie boekjaren na hun oprichting.

De heer Bourgeois prijst de nieuwe wetsbepalingeninzake ruling, voorzover daardoor meer rechtszekerheidmogelijk wordt voor zowel de Belgische ondernemingenals de buitenlandse kandidaat-investeerders.

Hij heeft het vervolgens over de belangrijkste nega-tieve punten van de hervorming. Behalve de terugwer-kende inwerkingtreding van de bepaling in verband metde liquidatieboni (zie hiervoor) betreurt het lid dat dehervorming van de vennootschapsbelasting budgettairneutraal moet zijn. Op die manier neemt de regering metde ene hand terug wat ze met de andere heeft gegeven.

Het gaat ten eerste om een door psychologische re-denen ingegeven ingreep teneinde de internationaleconcurrentiepositie van België te verbeteren, en ons landeen betere rangschikking te bezorgen in de lijst van 68landen die jaarlijks wordt opgemaakt met betrekking totde aanslagvoet van de vennootschapsbelasting.

In concreto zal het concurrentienadeel echter blijvenbestaan, inzonderheid voor de Vlaamse ondernemingen,die in ons land de meest dynamische zijn, zeker wat deinvesteringen betreft. Het lid merkt op dat het aantalVlaamse ondernemingen verder stijgt. Hoewel er voortsin Brussel kunstmatig heel veel maatschappelijke zetelszijn gevestigd, is er ook een blijvende toename van hetreële aandeel van de Vlaamse ondernemingen wat devennootschapsbelasting betreft, terwijl het aandeel vande in Wallonië gevestigde ondernemingen gedaald is van16, 6 % in 1995 tot 12 à 13 % vandaag.

Vervolgens stelt de heer Bourgeois vast dat de rege-ring komaf maakt met de aftrekbaarheid van de gewes-telijke belastingen, heffingen en retributies als beroeps-kosten welke niet worden bedoeld in artikel 3 van debijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de fi-

Par contre, M. Bourgeois considère qu’il est heureuxque les PME soient exclues du champ d’application desmesures compensatoires en matière d’amortissements.En outre, elles pourront bénéficier de l’immunisation fis-cale de 50% du résultat réservé (corrigé) de la périodeimposable, avant constitution de la réserve d’investisse-ment, ce qui permettra d’encourager l’autofinancementde ces sociétés. Il souligne à cet égard l’importance desconditions imposées aux PME afin de pouvoir bénéfi-cier de l’avantage fiscal, notamment la condition d’in-vestissement (en immobilisations corporelles ou incor-porelles amortissables).

Enfin, à partir de l’exercice d’imposition 2004, uneexonération de toute majoration d’impôt est accordéeaux PME en cas d’absence ou d’insuffisance de verse-ments anticipés au cours des trois premiers exercicescomptables suivant leur constitution.

M. Bourgeois salue le nouveau dispositif légal enmatière de ruling dans la mesure où il permet de renfor-cer la sécurité juridique tant pour les entreprises belgesque pour les candidats investisseurs étrangers.

Il revient ensuite sur les points négatifs les plus im-portants de la réforme. Outre, l’entrée en vigueur rétroac-tive de la disposition visant les bonis de liquidations (voirci-dessus), le membre déplore que la réforme de l’impôtdes sociétés doive s’inscrire dans un cadre neutre surle plan budgétaire. De cette manière, le gouvernementreprend d’une main ce qu’il donne de l’autre.

Il s’agit avant tout d’une opération d’ordre psychologi-que visant à améliorer la position concurrentielle de laBelgique sur le plan international et à faire progressernotre pays dans le classement de 68 pays établi chaqueannée sur la base du taux de l’impôt des sociétés.

Dans les faits, le handicap concurrentiel persisteracependant, touchant principalement les entreprises fla-mandes, qui sont les plus dynamiques dans notre pays,notamment en matière d’investissements. Le membrefait remarquer que le nombre d’entreprises flamandescontinue à augmenter. De même, malgré la forte con-centration artificielle du siège de sociétés à Bruxelles, lapart réelle des entreprises flamandes dans l’impôt dessociétés continue à croître alors que celle des entrepri-ses situées en Wallonie est passée de 16,6% en 1995 àquelque 12 à 13% aujourd’hui.

Par ailleurs, M. Bourgeois constate que le gouverne-ment supprime la déductibilité à titre de frais profession-nels des impôts, taxes et rétributions régionaux, autresque ceux mentionnés à l’article 3 de la loi spéciale du 16janvier 1989 relative au financement des Communautés

Page 75: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

751918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

nanciering van de Gemeenschappen en de Gewesten.Die beslissing brengt het economisch leven in Vlaande-ren veel schade toe, inzonderheid de textielsector in hetzuiden van West-Vlaanderen en in de streek van Aalsten Oudenaarde, die met deze hervorming zal aankijkentegen 24 % extra belastingen en meer.

De ontworpen maatregel is manifest in tegenspraakmet een aantal fundamentele principes, zoals onder meerhet beginsel van gelijkheid inzake belastingen.

In artikel 49 van het Wetboek van de inkomstenbelas-tingen 1992 worden aftrekbare beroepskosten omschre-ven als «de kosten die de belastingplichtige in het belast-bare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbareinkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hijde echtheid en het bedrag verantwoordt door middel vanbewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alleandere door het gemeen recht toegelaten bewijs-middelen, met uitzondering van de eed». De andere be-lastingen, heffingen en retributies dan die welke wordenbedoeld in artikel 3 van bovenvermelde bijzondere wetvan 16 januari 1989 beantwoorden volkomen aan diecriteria.

De afschaffing van de aftrekbaarheid brengt een groterechtsonzekerheid mee, temeer omdat terzake geenenkele ernstige rechtvaardiging wordt verschaft.

In alle buurlanden van België zijn milieuheffingen fis-caal aftrekbaar, zodat de Vlaamse ondernemingen tekampen zullen hebben met een bijkomend concurrentie-nadeel. De niet-aftrekbaarheid zal de scheeftrekking tenopzichte van Nederland nog vergroten, en ertoe leidendat de heffing op het lozen van afvalwater in de open-bare riolering aanzienlijk hoger uitvalt in Vlaanderen danin Duitsland en Frankrijk.

Die bepaling zal voorts concurrentieverstoringen tus-sen de Belgische ondernemingen meebrengen. De on-dernemingen die hun afvalwater in de riolering lozen enderhalve gebruik maken van de collectieve voorzienin-gen, zullen een fiscaal niet-aftrekbare heffing moetenbetalen aan het gewest (dat zorgt voor de zuivering vanhet afvalwater), terwijl de grote bedrijven die zelf hunafvalwater zuiveren, de daartoe gedane kosten (perso-neel, afschrijving, energie enzovoort) onverkort alsberoepskosten kunnen blijven aftrekken.

Bij de afvalverwerking is reeds sprake van enigescheeftrekking tussen de overheidssector en de privé-sector; het ter bespreking voorliggende wetsontwerpverergert die scheeftrekking nog aangezien deoverheidsbedrijven onderworpen zijn aan derechtspersonenbelasting.

et des Régions. Cette décision porte gravement atteinteà la vie économique de la région flamande et principale-ment au secteur textile, qui se situe dans le sud de laprovince de Flandre occidentale et dans la région d’Alostet d’Oudenaarde, pour lequel la présente réforme re-présentera un supplément d’impôt de 24% ou plus.

La mesure proposée est en contradiction manifesteavec un certain nombre de principes fondamentaux, dontle principe d’égalité devant l’impôt.

L’article 49 du Code des impôts sur les revenus 1992définit les frais professionnels déductibles comme étant« les frais que le contribuable a faits ou supportés pen-dant la période imposable en vue d’acquérir ou de con-server les revenus imposables et dont il justifie la réalitéet le montant au moyen de documents probants ou,quand cela n’est pas possible, par tous autres moyensde preuve admis par le droit commun, sauf le serment. »Les impôts, taxes et rétributions régionaux autres queceux visés à l’article 3 de la loi spéciale du 16 janvier1989 susmentionnée répondent clairement à ces critè-res.

La suppression de la déductibilité entraîne une grandeinsécurité juridique, d’autant qu’aucune justification sé-rieuse n’est apportée.

Dans tous les pays voisins de la Belgique, les taxesenvironnementales sont déductibles fiscalement, si bienque les entreprises flamandes seront confrontées à unhandicap concurrentiel supplémentaire. La non-déduc-tibilité aggravera la distorsion avec les Pays-Bas et aurapour effet que la taxe sur le déversement des eaux uséesdans les égouts publics sera considérablement plus éle-vée en Flandre qu’en Allemagne et en France.

Cette disposition va également entraîner une distor-sion de concurrence entre les entreprises belges. Eneffet, les entreprises qui déversent leurs eaux usées dansles égouts et utilisent donc les équipements collectifsdevront s’acquitter d’une taxe fiscalement non déducti-ble à la région, qui se charge de l’épuration des eauxusées, tandis que les grandes entreprises qui assurentelles-mêmes l’épuration de leurs eaux usées pourrontcontinuer à déduire à titre de frais professionnels lesdépenses (personnel, amortissement, énergie, …) fai-tes à cet effet.

Dans le cadre du traitement des déchets, il existe déjàune certaine distorsion entre le secteur public et le sec-teur privé, distorsion que le projet de loi à l’examen ag-grave encore, et ce, dans la mesure où les entreprisespubliques sont soumises à l’impôt des personnes mora-les.

Page 76: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

76 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Op grond van een en ander zal voor privé-onderne-mingen een heffing gelden die meer dan 80 % hoger ligtdan die welke van toepassing is op de intercommunales.

De ontworpen maatregel zal de ondernemingenontegensprekelijk aanzetten tot belastingontwijking.Bovendien mogen bedrijven die – volkomen legaal – hunafval laten verwerken door een in een buurland geves-tigde onderneming de milieuheffingen die zij in dat landhebben moeten betalen, fiscaal blijven aftrekken.

Vanzelfsprekend zijn de gewesten bevoegd om vol-komen autonoom het bedrag van de milieuheffingen vastte stellen. Die heffingen moeten ontradend werken ende ondernemingen ertoe aanzetten minder afval te pro-duceren. Door die maatregel te nemen, doorkruist defederale overheid echter rechtstreeks de bepaling vaneen beleid waarvoor alleen de gewesten bevoegd zijn.De argumentatie die is vervat in de memorie van toe-lichting (DOC 50 1918/001, blz. 44) is in de ogen van despreker dan ook onaanvaardbaar.

In de memorie van toelichting (ibid., blz. 43) wordt trou-wens aangegeven wat moet worden verstaan onder degewestelijke belastingen, heffingen of retributies waaropde ontworpen bepaling betrekking heeft, met name als«elke heffing, ongeacht de benaming en de heffings- eninningsmodaliteiten ervan, die gezagshalve wordt ver-richt op de belastingplichtigen onderworpen aan devennootschapsbelasting, door de gewesten om tot dien-sten van openbaar nut te worden aangewend, met uit-zondering van de vergoedingen die door de gewestenworden gevraagd als rechtstreekse en proportionele te-genprestatie voor de bijzondere dienstverlening die uit-sluitend ten gunste van de belastingplichtigen die vande dienst genieten, werd verricht.». Op grond van diedefinitie is de heer Bourgeois van mening dat deretributies die de gewesten innen in het kader van hunmilieubeleid nog steeds fiscaal aftrekbaar zijn. Is dezedefinitie niet in tegenspraak met de in artikel 8 gehan-teerde formulering?

In die omstandigheden valt zeer moeilijk nog uit temaken welke passende maatregelen de gewesten kun-nen nemen. De spreker kondigt dan ook dat hij amen-dementen op artikel 8 van het wetsontwerp zal indie-nen.

Antwoorden van de minister van Financiën

De heer Didier Reynders, minister van Financiën merktop dat dit wetsontwerp past in een ruimere economi-sche context. Het is evident dat deze hervorming vande vennootschapsbelasting niet het enige fiscale en eco-nomische regeringsinitiatief is ten aanzien van de ven-

Compte tenu de ces divers éléments, les taxes appli-cables à une entreprise privée seront supérieures de80% à celles applicables aux intercommunales.

La mesure en projet va indiscutablement inciter lesentreprises à éluder l’impôt. En outre, les entreprisesqui confieront - de manière tout à fait légale - le traitementde leurs déchets à une entreprise située dans un paysvoisin pourront continuer à déduire fiscalement les taxesenvironnementales qu’elles ont dû payer dans ce pays.

Il appartient bien évidemment aux régions de fixer lemontant des taxes environnementales, et ce, de manièretout à fait autonome. Ces taxes doivent avoir un carac-tère dissuasif et inciter les entreprises à produire moinsde déchets. Toutefois, en prenant cette mesure, le pou-voir fédéral intervient directement dans la déterminationd’une politique relevant de la compétence exclusive desrégions. L’argumentation développée dans l’exposé desmotifs (DOC 50 1918/001, p. 44) est dès lors inaccepta-ble aux yeux de l’orateur.

Par ailleurs, l’exposé des motifs (ibid., p. 43) définitce qu’il faut entendre par impôts, taxes ou rétributionsrégionaux, visés par la disposition en projet : il s’agit de« tout prélèvement, quelles que soient la dénominationet les modalités d’établissement et de perception, appli-qué par voie d’autorité aux contribuables soumis à l’im-pôt des sociétés, par les régions, pour être affecté auxservices d’utilité générale, à l’exception des redevancesexigées par les régions en contrepartie directe et pro-portionnelle au coût de la prestation de service particu-lière effectuée pour les seuls contribuables bénéficiai-res. ». Sur la base de cette définition, M. Bourgeoisestime que les rétributions exigées par les régions dansle cadre de leur politique environnementale peuvent con-tinuer à faire l’objet d’une déduction fiscale. La présentedéfinition n’est-elle pas en contradiction avec la formu-lation de l’article 8 ?

Dans ces conditions, il devient très difficile de déter-miner quelles sont les mesures adéquates qui peuventêtre prises au niveau des régions. L’intervenant annoncedès lors le dépôt d’amendements à l’article 8 du projetde loi.

Réponses du ministre des Finances

M. Didier Reynders, ministre des Finances, fait remar-quer que le présent projet de loi s’intègre dans un con-texte économique plus large. Il est évident que cetteréforme de l’impôt des sociétés ne représente pas laseule initiative prise par le gouvernement sur le plan fis-

Page 77: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

771918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

nootschappen. Aldus heeft de regering, na in april 2000de socialezekerheidsbijdragen te hebben verlaagd (zulksna gelijksoortige maatregelen in de loop van de jarendaarvoor), een belangrijke hervorming van de personen-belasting doorgevoerd met een niet onaanzienlijke in-vloed op economisch vlak, inzonderheid inzake de con-sumptie van de particulieren. Die hervorming, die hetnettosalaris van de belastingplichtigen verhoogt, moetvoorts de onderhandelingen tussen de sociale partnersover de evolutie van het brutosalaris vergemakkelijken.

De minister wijst tevens op de wet van 22 mei 2001betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal enin de winst van de vennootschappen, alsmede op deverlaging van het BTW-tarief voor bepaalde werkzaam-heden in de bouwsector. Andere wetsontwerpen moe-ten nog door het parlement worden aangenomen, zoalsbijvoorbeeld het wetsontwerp betreffende de aanvullendepensioenen (DOC 50 1340/001) of het ontwerp vanprogrammawet, waarin onder meer is voorzien inbelastingmaatregelen ten gunste van de medewerkendeechtgenoot van zelfstandigen. Voor meer bijzonderhe-den verwijst de minister naar zijn inleidende uiteenzet-ting (zie punt I van dit verslag).

Voorts merkt de minister op dat dit wetsontwerp zeerpositieve reacties te beurt is gevallen vanwege deberoepsorganisaties (VBO, UNIZO enzovoort).

Ons land heeft op dit ogenblik te lijden onder een aan-zienlijk hogere nominale aanslagvoet dan het Europesegemiddelde. Het is dan ook onontbeerlijk de huidige to-tale aanslagvoet van 40,17 % met 6,18 % te verlagen.Ook in andere landen zijn hervormingen aan de gang,ook al overwegen sommige Staten zoals Duitsland eenen ander met twee of drie jaar uit te stellen.

Hoewel de minister aanvankelijk te kennen had gege-ven voorstander te zijn van een percentage van 34 %,toont hij zich nu tevreden over het akkoord dat na langeonderhandelingen binnen de regering is gesloten; ditakkoord bestaat erin, de totale aanslagvoet terug te bren-gen tot 33,99 %, anders gesteld tot een nominaleaanslagvoet van 33 %, vermeerderd met aanvullendecrisisbijdrage. Die bijdrage zal zonder enige twijfel moe-ten worden afgeschaft, en hoe lager de aanslagvoet, hoegemakkelijker zulks zal verlopen. De weerslag van debijdrage wordt immers uitgedrukt in een percentage vandie aanslagvoet.

De maatregelen ten gunste van de kleine en middel-grote ondernemingen vormen de eerste fase. Detoepassingssfeer van de maatregel die ertoe strekt eenfiscale vrijstelling van de gereserveerde winst toe te staan

cal et économique à l’égard des sociétés. C’est ainsiqu’après avoir réduit les cotisations de sécurité socialeen avril 2000 (faisant suite à des opérations similairesau cours des années précédentes), le gouvernement aconcrétisé une importante réforme de l’impôt des per-sonnes physiques qui a un impact non négligeable surle plan économique, et plus particulièrement en ce quiconcerne la consommation des particuliers. Cette ré-forme, qui augmente le salaire net du contribuable, doitégalement faciliter les négociations entre partenairessociaux en ce qui concerne l’évolution du salaire brut.

Le ministre cite également la loi du 22 mai 2001 rela-tive aux régimes de participation des travailleurs au ca-pital et aux bénéfices des sociétés, ainsi que la réduc-tion du taux de TVA pour certaines activités dans lesecteur de la construction. D’autres projets de loi doi-vent encore être adoptés par le parlement, comme parexemple, le projet de loi relatif aux pensions complé-mentaires (DOC 50 1340/001) ou le projet de loi-pro-gramme, qui prévoit, entre autres, des mesures fiscalesen faveur des conjoints aidants des indépendants. Pourplus de détails, le ministre renvoie à son exposé intro-ductif (point I du présent rapport).

Le ministre fait par ailleurs remarquer que le présentprojet de loi a donné lieu à des réactions très positivesde la part des organisations professionnelles (FEB,UNIZO, …).

Notre pays souffre actuellement d’avoir un taux nomi-nal nettement plus élevé que la moyenne européenne. Ilest donc indispensable de réduire de 6,18% le taux glo-bal actuel de 40,17%. Des réformes sont également encours dans d’autres pays même si certains États, commel’Allemagne, envisagent un report de deux ou trois ans.

Le ministre qui, au départ s’était déclaré en faveurd’un taux de 34%, se déclare satisfait de l’accord concluau sein du gouvernement après de longues négocia-tions qui consiste à ramener le taux global à 33,99%,c’est-à-dire à un nouveau taux nominal de 33%, majoréde la contribution complémentaire de crise. Il ne fait aucundoute que cette contribution devra être supprimée et celasera d’autant plus facile que le taux d’imposition serabas puisque l’impact de la contribution s’exprime sousforme d’un pourcentage de ce taux.

Les mesures prises en faveur des petites et moyen-nes entreprises représentent une première étape. Il fau-dra en effet étendre le champ d’application de la mesurevisant à permettre l’immunisation fiscale des bénéfices

Page 78: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

78 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

met het oog op een toekomstige investering, moet im-mers worden verruimd, zowel wat de doelgroep van deKMO’s betreft als het bedrag van het gereserveerde re-sultaat dat voor vrijstelling in aanmerking komt.

Tevens stelt de minister voor om bijkomendevrijstellingsmaatregelen uit te werken ten voordele vaninvesteringen in veiligheid in de ruime zin van het woord(preventie van agressie, preventie van arbeidsongevallenop de werkvloer enzovoort). Bovendien onderstreept hijdat de in dit wetsontwerp opgenomen vrijstellings-maatregel al op dat soort van investeringen van toepas-sing is.

Er is beslist dat deze hervorming budgettair neutraalzal zijn en dat het Rekenhof zal toezien op de evolutievan de ontvangsten inzake de ontvangsten van devennootschapsbelasting. Tijdens de hoorzitting met deheer de Fays, raadsheer bij het Rekenhof (zie punt IIvan dit verslag), werden richtsnoeren vastgelegd voorde eerste evaluatie met betrekking tot het aanslagjaar2004; de resultaten daarvan zouden in de loop van hettweede semester van 2005 bekend moeten zijn. Die eva-luatie strekt er met name toe na te gaan of de doelstel-ling wordt gehaald, te weten de correcte tenuitvoerleg-ging van de bij dit wetsontwerp bedoelde maatregelen.

De nieuwe belastingvoorschriften inzake afschrijvin-gen zijn evenwichtig opgevat: het gaat wel degelijk omeen uitstel dat geen echt negatieve weerslag zal hebbenop de ondernemingen en tevens de Rijksbegroting tengoede komt (althans gedurende de eerste jaren, door-dat aldus een correcte inning van de belastingen moge-lijk wordt).

De minister herinnert eraan dat de kleine en middel-grote ondernemingen terecht buiten de toepassingssfeervan de compensatiemaatregelen zijn gehouden, metname om boekhoudkundige redenen.

Een deel van die compensatiemaatregelen valt ge-woon samen met het geplande einde van een aantalregelingen die hoe dan ook niet hadden kunnen wordenverlengd, omdat de Europese Commissie daar niet meezou instemmen.

Dit wetsontwerp behelst eveneens bepalingen diemisbruik van de rechtspersoonlijkheid moeten tegengaanen moeten zorgen voor een correcte belastingheffing tenaanzien van nep-vzw’s, die de andere vennootschap-pen in feite oneerlijke concurrentie aandoen.

In het raam van de tenuitvoerlegging van de begro-ting 2003 bevatten de artikelen 381 en 382 van deprogrammawet (DOC 50 2124/001) een nieuwe maat-regel met betrekking tot de aanslagtermijn (wanneer

réservés en vue d’un investissement futur, tant en cequi concerne le groupe-cible des PME que le montantdu résultat réservé susceptible d’être immunisé.

Le ministre propose également d’envisager des me-sures d’exonération supplémentaires pour les investis-sements en matière de sécurité au sens large (préven-tion contre les agressions, prévention des accidents dutravail au sein de l’entreprise, etc.). Il souligne en outreque la mesure d’immunisation figurant dans le présentprojet de loi s’applique également déjà à ce type d’in-vestissement.

Il a été décidé que la présente réforme sera neutresur le plan budgétaire et que la Cour des comptes opé-rera un monitoring de l’évolution des recettes fiscales àl’impôt des sociétés. Au cours de l’audition de M. de Fays,conseiller à la Cour des comptes (voir point II du pré-sent rapport), des directives ont été définies en vue dela première évaluation portant sur l’exercice d’imposi-tion 2004, dont les résultats devraient être connus aucours du second semestre de 2005. Cette évaluationvise notamment à vérifier le respect de l’objectif qui estd’appliquer correctement les mesures prévues par leprésent projet de loi.

Les nouvelles règles fiscales en matière d’amortisse-ments présentent un bon équilibre : il s’agit effective-ment d’un report dans le temps qui, tout en ayant unimpact positif pour le budget de l’État au moins au coursdes premières années en permettant la perception cor-recte des recettes fiscales, n’aura pas de réel impactnégatif pour les sociétés.

Le ministre rappelle que les petites et moyennes en-treprises sont à juste titre exclues de la plupart des me-sures compensatoires, notamment pour des raisons decomptabilité.

Un certain nombre de mesures compensatoires cor-respondent tout simplement à la fin programmée de sys-tèmes qui n’auraient d’ailleurs pas pu être prolongés fauted’accord de la Commission européenne.

Le présent projet de loi comporte également des dis-positions visant à lutter contre les abus de la personna-lité morale et à imposer de manière correcte les faussesASBL qui font en fait de la concurrence déloyale auxautres sociétés.

Dans le cadre de la réalisation du budget 2003, leprojet de loi-programme (DOC 50 2124/001) contient unenouvelle mesure en ce qui concerne le délai d’imposi-tion (lorsque le contribuable à l’impôt des sociétés et

Page 79: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

791918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

degene die vennootschapsbelastingen en belastingenvoor niet-ingezetenen verschuldigd is, zijn boekhoudinganders dan per kalenderjaar voert).

Voorts heeft de regering beslist dat de fiscale admini-stratie een controle mag uitvoeren op de exploitatiezetelvan de vennootschappen, waardoor die minder geneigdzullen zijn in groten getale hun maatschappelijke zetelnaar Brussel en Antwerpen over te hevelen, in de hoopaldus makkelijker aan belastingen te ontsnappen.

Beide maatregelen zullen worden geëvalueerd.

In zijn antwoord op een vraag van de heer Vanvelt-hoven stipt de minister aan dat de verlenging van deaanslagtermijn niet noodzakelijk een goede zaak is,omdat de fiscale administratie daardoor wel eens langereen afwachtende houding zou kunnen aannemen.

In verband met de inwerkingtreding van de maatregelinzake liquidatieboni wijst de minister erop dat de na-dere toepassingsregels na afloop van de Ministerraadvan 25 maart 2002 aan de pers werden meegedeeld envia een bericht werden bekendgemaakt in het BelgischStaatsblad van 23 april 2002 (tweede uitgave). Voor deinwerkingtreding van de maatregel werd eerstgenoemdedatum in aanmerking genomen, omdat daar toen alge-mene ruchtbaarheid via de media aan werd gegeven.Aldus bepaalt artikel 32, § 1, eerste lid, dat de maatregeleffect sorteert vanaf 1 januari 2002, «voor zover […] devereffening niet is afgesloten vóór 25 maart 2002.»

Volgens de minister is deze maatregel verantwoordomdat ze voorziet in een minimumbelasting van uitge-keerde inkomsten, zoals dat bijvoorbeeld het geval isvoor dividenden of intresten. De in aanmerking geno-men aanslagvoet is voldoende laag om in de logica vande liquidatieboni te passen. De maatregel schijnt de marktbovendien zelfs impulsen te geven, want onlangs zijneen recordaantal overnameaanbiedingen uitgebracht tenaanzien van een vennootschap waarvan herhaaldelijkwas gezegd dat zij het schoolvoorbeeld was van eenonderneming die zeer grote moeilijkheden zou onder-vinden door de instelling van de roerende voorheffing.

Wat de afschaffing van de aftrekbaarheid van de ge-westelijke belastingen betreft (artikel 8 van het wetsont-werp), is de minister van oordeel dat de in de memorievan toelichting opgenomen definitie van het begrip «ge-westelijke belastingen, heffingen en retributies» (DOC50 1918/001, blz. 43) volkomen duidelijk is. De fiscaleaftrekbaarheid geldt alleen nog voor de «vergoedingendie door de gewesten worden gevraagd als rechtstreekseen proportionele tegenprestatie voor de bijzonderedienstverlening die uitsluitend ten gunste van debelastingplichtigen die van de dienst genieten, werd ver-richt.».

l’impôt des non-résidents tient une comptabilité autre-ment que par année civile) (articles 381 et 382).

Le gouvernement a également décidé de permettre àl’administration fiscale d’effectuer un contrôle sur le lieud’exploitation des sociétés, ce qui devrait dissuader cel-les-ci de transférer massivement leur siège statutaire àBruxelles et Anvers en espérant ainsi échapper plus fa-cilement à la taxation.

Ces deux mesures devront faire l’objet d’une évalua-tion.

En réponse à M. Vanvelthoven, le ministre fait remar-quer que l’allongement du délai d’imposition n’est pasforcément une bonne chose dans la mesure où il per-met également à l’administration d’adopter plus long-temps une attitude attentiste.

Pour ce qui est de l’entrée en vigueur de la mesurevisant les bonis de liquidation, le ministre observe queles modalités d’application ont été communiquées à lapresse à l’issue du Conseil des ministres du 25 mars2002 et ont fait l’objet d’un avis dans le Moniteur belgedu 23 avril 2002 (deuxième édition). C’est la premièredate qui a été retenue pour l’entrée en vigueur de lamesure vu la diffusion généralisée dans les médias àcette date. Ainsi, l’article 32, §1er, alinéa 1er, dispose quela mesure produit ses effets à partir du 1er janvier 2002« pour autant que la liquidation ne soit pas clôturée avantle 25 mars 2002 ».

Selon le ministre, cette disposition se justifie dans lamesure où elle impose un minimum de taxation sur unrevenu distribué comme c’est le cas, par exemple, pourdes dividendes ou des intérêts. Le taux retenu est suffi-samment bas pour s’inscrire dans la logique des liqui-dations. Qui plus est, il semble que la mesure se révèleêtre un stimulant du marché puisqu’une société citée àplusieurs reprises en exemple comme susceptible derencontrer d’énormes difficultés suite à l’instauration duprécompte mobilier, a récemment fait l’objet d’un nom-bre record d’offres publiques d’achat.

Pour ce qui est de la suppression de la déductibilitédes impôts régionaux (article 8 du projet de loi), le mi-nistre estime que la définition des impôts, taxes ou rétri-butions régionaux figurant dans l’exposé des motifs (DOC50 1918/001, p. 43) est parfaitement claire. Seules les«redevances exigées par les régions en contrepartie di-recte ou proportionnelle au coût de la prestation de ser-vice particulière effectuée pour les seuls contribuablesbénéficiaires » pourront encore faire l’objet d’une déduc-tion fiscale.

Page 80: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

80 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

In een eerste fase blijft de afschaffingsmaatregel be-perkt tot de gewestbelastingen. De minister sluit niet uitdat de bepaling later wordt uitgebreid tot andere belas-tingen, met name de gemeentelijke en provinciale hef-fingen.

Waarom zouden de gewesten hun milieubeleid nietaanpassen door voorrang te geven aan stimulerendemaatregelen boven het heffen van belastingen? Boven-dien merkt de minister op dat de evenredigheid tusseneen geleverde dienst en de ontvangen retributie in som-mige gevallen perfect aantoonbaar is.

Hij kan zich niet vinden in de logica die erin bestaatsystematisch te aanvaarden dat de gewestelijke belas-tingen, heffingen en retributies worden afgetrokken vande belastbare winst waarop de federale overheid devennootschapsbelasting heft.

Voor het overige stelt de minister vast dat de Euro-pese instanties snel vooruitgang boeken bij de integra-tie van de financiële markten, omdat de beslissingen bijgekwalificeerde meerderheid kunnen worden genomen.Daarentegen is voor elke belastingmaatregel inzakeenergie of spaartegoeden de eenparigheid van alle lid-staten vereist. Op dit vlak zijn evenwel ook stappen voor-uit gezet, inzonderheid tijdens het Belgische voorzitter-schap van de Europese Unie; tevens werden ontwerpenvan richtlijn uitgewerkt.

De rulingprocedure wordt veralgemeend tot alle eco-nomische actoren (natuurlijke personen, KMO’s, groteondernemingen). Tal van uitvoeringsbesluiten moetenterzake duidelijke voorschriften vaststellen.

De openbaarheid van de beslissingen zal wordengewaarborgd via de bekendmaking ervan. Bovendien zalde minister jaarlijks een rapport bezorgen aan de Ka-mer van volksvertegenwoordigers, die dus zonodig dedesbetreffende wetgeving kan aanpassen, op grond vande concrete gevallen waarop die wetgeving van toepas-sing is.

Mocht blijken dat een beslissing van de FOD Finan-ciën indruist tegen de geldende wetgeving, zal het steedsmogelijk zijn met terugwerkende kracht de toestand vande belastingplichtige opnieuw te bekijken.

De minister verbindt zich er ook toe voort te gaan methet onderzoek van de dossiers betreffende de fiscaleconsolidatie en de grensoverschrijdende fusies.

Dans un premier stade, la mesure de suppression selimite aux taxes régionales. Le ministre n’exclut pasd’étendre ultérieurement la disposition à d’autres impôts,notamment les prélèvements appliqués par les commu-nes et les provinces.

Pourquoi les régions n’envisageraient-elles pas demodifier leur politique en matière d’environnement enprivilégiant les mesures incitatives plutôt que le prélè-vement de taxes ? En outre, le ministre fait remarquerque dans un certain nombre de cas, la proportionnalitéentre un service presté et la rétribution perçue est par-faitement démontrable.

Admettre systématiquement la déduction des impôts,taxes et rétributions régionaux des bénéfices imposa-bles à l’impôt des sociétés au niveau fédéral ne lui pa-raît pas résulter d’une bonne logique.

Par ailleurs, le ministre constate que les instanceseuropéennes progressent très fortement sur l’intégra-tion des marchés financiers parce que les décisionspeuvent être prises à la majorité qualifiée. Par contre,toute mesure en matière de fiscalité portant sur l’éner-gie ou l’épargne requiert l’unanimité des États membres.Des progrès ont néanmoins eu lieu en la matière, no-tamment sous la présidence belge de l’Union euro-péenne, et des projets de directive ont été élaborés.

La procédure du ruling est généralisée à l’ensembledes acteurs économiques (personnes physiques, PME,grandes entreprises). Plusieurs arrêtés d’exécution doi-vent fixer des règles claires en la matière.

La publicité des décisions sera assurée par la voied’une publication. En outre, le ministre adressera cha-que année un rapport à la Chambre des représentants,qui aura donc tout loisir, si nécessaire, de modifier lalégislation en la matière en fonction des cas d’applica-tion concrète.

S’il devait s’avérer qu’une décision du SPF Financesest contraire à la législation en vigueur, il sera toujourspossible de revoir la situation fiscale du contribuable aveceffet rétroactif.

Le ministre s’engage également à poursuivre l’exa-men des dossiers concernant la consolidation fiscale etles fusions transfrontalières.

Page 81: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

811918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Hetzelfde geldt voor de invoering, om concurrentie-redenen, van een eventuele eenvormige belasting-regeling voor de vennootschappen die op Europees ni-veau actief zijn. De minister heeft daaromtrent in juli 2001een voorstel geformuleerd, dat in de eerste plaats be-trekking heeft op de BTW en in de tweede plaats op devennootschapsbelasting.

Wat het vraagstuk van de kinderopvang betreft, zul-len voort inspanningen moeten worden geleverd, zowelop het stuk van de personenbelasting als op het stukvan de vennootschapsbelasting. De aftrekbaarheid vande kosten voor kinderopvang zal moeten worden toege-kend voor kinderen tot twaalf jaar. Tevens komt het eropaan te voorzien in diverse vormen van opvang-gelegenheden.

Tot besluit stelt de minister vast dat het ter bespre-king voorliggende wetsontwerp een belangrijke stap isnaar een wezenlijke vermindering van de aanslagvoetvoor en naar stimulerende maatregelen ten gunste vande kleine en middelgrote ondernemingen. Als de her-vorming vruchten afwerpt, zal de totale aanslagvoet ui-teraard moeten dalen tot 30% en dient de draagwijdtevan de KMO-vriendelijke maatregelen nog te wordenverruimd.

De minister is blij dat die eerste fase op de goedkeu-ring van de ondernemingen kan rekenen, precies om-dat het de bedoeling was beter op de economische rea-liteit in te spelen.

V.—ARTIKELSGEWIJZE BESPREKINGEN STEMMINGEN

Artikel 1

Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.Het wordt eenparig aangenomen.

Art. 2 tot 5

Over deze artikelen worden geen opmerkingen ge-maakt. Ze worden aangenomen met 10 stemmen en 1onthouding.

Art. 6

De heer Dirk Pieters (CD&V)dient amendement nr. 3(DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt in het ontworpenartikel 194quater, § 2, de volgende wijzigingen aan tebrengen:

A) in het eerste lid, punt 3° vervangen als volgt:

Il en va de même pour l’instauration d’un éventuel ré-gime d’imposition unique pour des sociétés actives auniveau européen, et ce pour des raisons de concurrence.Le ministre a formulé une proposition en la matière enjuillet 2001, d’abord en matière de TVA et ensuite à l’im-pôt des sociétés.

Pour ce qui concerne la problématique de l’accueil dela petite enfance, les travaux devront se poursuivre tantà l’impôt des personnes physiques qu’à l’impôt des so-ciétés. La déductibilité des frais de garde devra être ac-cordée pour les enfants jusqu’à l’âge de douze ans. Ilfaudra également encourager la création de lieux d’ac-cueil sous des formes diverses.

En conclusion, le ministre constate que le présentprojet de loi représente une étape importante en ce quiconcerne la réduction substantielle du taux d’impositionet les mesures d’encouragement aux petites et moyen-nes entreprises. Il va de soi que si la réforme porte sesfruits, le taux global d’imposition devra être réduit à 30%et la portée des mesures favorables aux PME devraencore être élargie.

Le ministre se réjouit que cette première étape soitsaluée par le monde des entreprises dans la mesure oùelle tente de mieux correspondre à la réalité économi-que.

V. — DISCUSSION DES ARTICLES ET VOTES

Article 1er

Cet article n’appelle aucun commentaire et est adoptéà l’unanimité.

Art. 2 à 5

Ces articles ne donnent lieu à aucune remarque etsont adoptés par 10 voix et 1 abstention.

Art. 6

M. Dirk Pieters (CD&V) présente un amendement (n°3 - DOC 50 1918/005) visant à apporter les modifica-tions suivantes dans l’article 194quater, § 2, proposé :

A) a l’alinéa 1er, remplacer le 3° par la disposition sui-vante :

Page 82: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

82 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

«3° de vermindering van het gestort kapitaal op heteinde van het belastbare tijdperk tegenover het eindevan het vorig belastbaar tijdperk waarin laatst het voor-deel van het aanleggen van een investeringsreserve werdgenoten;»

B) in het eerste lid, 4°, de woorden «berekend zoalssub 3°,» schrappen;

C) tussen het eerste en het tweede lid, het volgendelid invoegen:

«De vermeerdering van de vorderingen wordt bere-kend als gewogen gemiddelde van de vorderingen tij-dens het belastbare tijdperk tegenover het gewogengemiddelde van de vorderingen tijdens het vorig belast-bare tijdperk waarin laatst het voordeel van het aanleg-gen van een investeringsreserve werd genoten.».

De indiener verwijst naar de verantwoording van zijnamendement.

De minister geeft aan dat de tekst van het ontworpenartikel 194quater, § 2, terzake duidelijk is en geeninterpretatieproblemen doet rijzen. De vermindering vanhet gestorte kapitaal wordt berekend als gewogen ge-middelde van het belastbaar tijdperk tegenover het vo-rige belastbaar tijdperk waarin het voordeel van het aan-leggen van een investeringsreserve het laatst werdgenoten.

De heer Dirk Pieters (CD&V) dient vervolgens amen-dement nr. 4 (DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt inhet ontworpen artikel 194quater, § 2, 4°, eerste lid, nahet woord «vennootschap,» de woorden «met uitzonde-ring van het niet volstort kapitaal,» in te voegen.

De indiener verwijst naar de verantwoording van zijnamendement.

De spreker dient vervolgens amendement nr. 5 (DOC50 1918/005) in, dat ertoe strekt in de ontworpen onder-afdeling V het woord «Investeringsreserve» te vervan-gen door «Autofinancieringsreserve».

Met zijn amendement nr. 20 (DOC 50 1918/005), datrechtstreeks verband houdt met het vorige amendement,wil de spreker in het ontworpen artikel 194quater de vol-gende wijzigingen aanbrengen:

1) de paragrafen 3 en 4 schrappen;

2) paragraaf 6, eerste lid, schrappen.

« 3° de la réduction du capital libéré à la fin de lapériode imposable par rapport à la fin de la période im-posable antérieure pendant laquelle l’avantage de laconstitution d’une réserve d’investissement a été obtenuen dernier lieu ; » ;

B) à l’alinéa 1er, 4°, supprimer les mots « calculéecomme au 3°, » ;

C) entre les alinéas 1er et 2, insérer l’alinéa suivant :

« L’augmentation des créances est calculée enmoyenne pondérée sur la période imposable, par rap-port à la période imposable antérieure pendant laquellel’avantage de la constitution d’une réserve d’investisse-ment a été obtenu en dernier lieu. ».

L’auteur renvoie à la justification de son amendement.

Le ministre indique que le texte de l’article 194quater,§ 2, proposé, est clair en la matière et ne pose aucunproblème d’interprétation. La réduction du capital libéréest calculée en moyenne pondérée sur la période impo-sable par rapport à la période imposable antérieure pen-dant laquelle l’avantage de la constitution d’une réserved’investissement a été obtenu en dernier lieu.

M. Dirk Pieters (CD&V) présente ensuite un amende-ment (n° 4 - DOC 50 1918/005) qui tend, dans l’article194quater, § 2, 4°, alinéa 1er, proposé, à insérer les mots« à l’exception du capital non entièrement libéré, » entreles mots « la société, » et les mots « calculée comme ».

Le membre renvoie à la justification de son amende-ment.

L’amendement n° 5 de M. Dirk Pieters (CD&V) (DOC50 1918/005) vise à remplacer les mots « Réserve d’in-vestissement » par les mots « Réserve d’autofinance-ment » dans la sous-section V proposée.

Son amendement n° 20 (DOC 50 1918/005), direc-tement lié à l’amendement précédent, tend à appor-ter les modifications suivantes dans l’article 194qua-ter, proposé :

1) supprimer les §§ 3 et 4 ;

2) supprimer le §6, alinéa 1er.

Page 83: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

831918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De indiener merkt op dat dit wetsontwerp de verster-king van het eigen vermogen van KMO’s beoogt ten-einde de financiering van het bedrijfskapitaal te verge-makkelijken, en niet noodzakelijk om de investeringenin vaste activa als dusdanig aan te moedigen.

Voor meer details verwijst hij naar de verantwoordingvan zijn amendement nr. 5.

De heer Alfons Borginon (VU & ID) deelt de analysevan de vorige spreker. Hij vraagt naar de reden van de indit artikel gestelde voorwaarden. Waarom zijn die zo strin-gent geformuleerd? Heeft de regering ervoor willen zor-gen dat de compensatiemaatregel al vanaf het eerstetoepassingsjaar onverkort vruchten afwerpt?

De heer Dirk Pieters (CD&V) dient ook amendementnr. 6 (DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt het ontwor-pen artikel 194quater, § 3, eerste lid, a), te vervangendoor de volgende bepaling:

«a) in materiële of immateriële vaste activa die rechtkunnen geven op het voordeel van de investeringsaftrekalsmede in bestaande gebouwen;».

De indiener verwijst naar de verantwoording van zijnamendement.

Het lid dient ten slotte amendement nr. 7 (DOC 501918/005) in, dat ertoe strekt in het ontworpen artikel194quater, § 3, tweede lid, de woorden «artikel 47» tevervangen door de woorden «de artikelen 44bis en 47».

De indiener verwijst naar de verantwoording van zijnamendement.

De minister bevestigt dat deze bepaling de auto-financiering van de KMO’s wil stimuleren door de gere-serveerde winst vrij te stellen. Om voor die maatregel inaanmerking te komen, moeten een aantal voorwaardenvervuld zijn. Inzake het bedrag is een bovengrens inge-steld, zodat aan de budgettaire doelstellingen wordt vol-daan.

De minister herinnert eraan dat hij er zich tijdens dealgemene bespreking toe verbonden heeft de maatre-gel na een à twee jaar te evalueren om te bepalen ofverbetering mogelijk is, zowel qua vastgesteld bedragals inzake de aan de KMO’s opgelegde voorwaarden.

De heer Dirk Pieters (CD&V) vindt het budgettair ar-gument geen rechtvaardiging voor de keuze van de voor-waarden in deze bepaling.

L’auteur fait remarquer que le présent projet de loi viseà accroître les fonds propres des PME afin de faciliter lefonds de roulement, et pas nécessairement afin d’en-courager les investissements en immobilisations en tantque tels.

Pour plus de détails, il renvoie à la justification de sonamendement n° 5.

M. Alfons Borginon (VU&ID) partage l’analyse faitepar l’orateur précédent. Il demande quelle est la raisondes conditions posées par le présent article. Pourquoisont-elles formulées de manière aussi rigide ? Le gou-vernement a-t-il voulu s’assurer que la mesure compen-satoire portera entièrement ses fruits dès sa premièreannée d’application ?

M. Dirk Pieters (CD&V) présente également un amen-dement (n° 6 - DOC 50 1918/005) qui a pour objet deremplacer l’article 194quater, §3, alinéa 1er, a), proposé,par ce qui suit :

« a) en immobilisations corporelles ou incorporel-les qui peuvent donner droit à l’avantage de la déduc-tion pour investissement ainsi qu’en des bâtimentsexistants ; ».

L’auteur renvoie à la justification de son amendement.

Enfin, l’amendement n° 7 de M. Dirk Pieters (CD&V)(DOC 50 1918/005) tend à remplacer les mots « del’article 47 » par les mots « des articles 44bis et 47 »dans l’article 194quater, § 3, alinéa 2, proposé.

L’auteur renvoie à la justification de son amendement.

Le ministre confirme que la présente disposition viseà encourager l’autofinancement des PME en accordantune immunisation en faveur des bénéfices réservés. Pourpouvoir bénéficier de cette mesure, un certain nombrede conditions doivent être respectées et un plafond aété fixé en termes de montant afin de respecter les ob-jectifs budgétaires.

Le ministre rappelle qu’il s’est engagé, au cours de ladiscussion générale, à procéder à une évaluation de lamesure dans un ou deux ans en vue de déterminer s’ilest possible d’y apporter des améliorations tant en cequi concerne le montant fixé que les conditions impo-sées aux PME.

M. Dirk Pieters (CD&V) estime que l’argument bud-gétaire ne justifie pas le choix des conditions définiespar la présente disposition.

Page 84: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

84 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De heer Alfons Borginon (VU & ID) daarentegen achthet budgettair argument op zich een goed argument. Indie context vraagt hij zich af of de aan de KMO’s opge-legde voorwaarden (met name de verplichting de inves-tering te verrichten binnen een termijn van drie jaar) kun-nen worden beschouwd als een element dat de groeivan die ondernemingen kan stimuleren. Als deinvesteringsreserve in de tijd wordt gespreid, is het ef-fect ervan immers hetzelfde, of die investering binnendrie jaar gebeur t dan wel de onderneming deinvesteringsreserves gedurende een langere periode vanvijf à zes jaar bijeenbrengt, om die dan in een groterproject te investeren. Het enige verschil is een verschui-ving in de tijd.

De minister herhaalt dat deze bepaling een eerste fasevormt. In verband met de investeringsvoorwaarden is hetbehalve voor de budgettaire doelstelling belangrijk de-zelfde controleprocedures te waarborgen als in andereaangelegenheden.

Na een eerste evaluatie (na een à twee jaar) zal menmisschien kunnen overgaan tot een bijsturing van be-paalde criteria waarin deze bepaling voorziet.

Uiteraard komt de opbouw van een grotereinvesteringsreserve over vijf jaar voor de ondernemingop hetzelfde neer als de aanleg van twee nominaal ge-ringere investeringsreserves na een en drie jaar.Budgettair is het op korte termijn daarentegen verkies-lijk het eerste jaar geringere investeringsreserves aante leggen in het kader van een investeringsplan over driejaar.

** *

De amendementen nr. 5, 3, 4, 20, 6 en 7 van de heerDirk Pieters worden verworpen met 9 tegen 2 stemmen.

Artikel 6 wordt aangenomen met 10 stemmen en 1onthouding.

Art. 6bis (nieuw)

De heer Raymond Langendries (cdH), mevrouwJacqueline Herzet (MR) en mevrouw Fientje Moerman(VLD) dienen amendement nr. 1 (DOC 50 1918/003) in,dat ertoe strekt een artikel 6bis (nieuw) in te voegen,luidend als volgt:

«Art. 6bis.— In Titel III, hoofdstuk II, afdeling III, vanhetzelfde Wetboek worden een Onderafdeling V - On-derneming die een kaderovereenkomst betreffende deopvang van heel jonge kinderen sluit, en een artikel194quinquies ingevoegd, luidend als volgt:

M. Alfons Borginon (VU&ID) estime, quant à lui, quel’argument budgétaire est un argument valable en soi.Dans ce contexte, il se demande si les conditions po-sées aux PME (notamment l’obligation de réaliser l’in-vestissement dans un délai de trois ans) peuvent êtreconsidérées comme un élément susceptible de stimulerla croissance de ces entreprises. En effet, étalé dans letemps, l’effet d’une réserve d’investissement est identi-que que cet investissement soit réalisé dans un délai detrois ans, ou que la société accumule les réserves d’in-vestissement sur une période plus longue de cinq à sixans pour les investir ensuite dans un plus grand projet.La seule différence est un décalage dans le temps.

Le ministre répète que la présente disposition est unepremière étape. Concernant les conditions d’investisse-ment, il est important, outre l’objectif budgétaire, de ga-rantir les mêmes procédures de contrôle qu’en d’autresmatières.

Une première évaluation, après un an ou deux, pourraéventuellement donner lieu à l’adaptation de certains descritères prévus par la présente disposition.

Il va de soi que, pour l’entreprise, prévoir une réserved’investissement plus importante sur une période de cinqans revient au même que de constituer deux réservesd’investissement d’un montant moindre après un an ettrois ans. Par contre, sur le plan budgétaire, il est préfé-rable à court terme, d’avoir des réserves d’investisse-ment d’un montant moins élevé la première année dansle cadre d’un plan d’investissement de trois ans.

** *

Les amendements nos 5, 3, 4, 20, 6 et 7 de M. DirkPieters sont rejetés par 9 voix contre 2.

L’article 6 est adopté par 10 voix et 1 abstention.

Art. 6bis (nouveau)

M. Raymond Langendries (cdH), Mme JacquelineHerzet (MR) et Mme Fientje Moerman (VLD) présententun amendement (n° 1 - DOC 50 1918/003) tendant àinsérer un article 6bis (nouveau), rédigé comme suit :

« Art. 6bis.— Dans le titre III, chapitre II, section 3, dumême Code, il est inséré une Sous-section V - Entre-prise concluant une convention-cadre à l’accueil de lapetite enfance et un article 194quinquies, libellé commesuit :

Page 85: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

851918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

«Art. 194quinquies.— § 1. In de ondernemingen diein België een raamovereenkomst sluiten voor de oprich-ting of de werking van een voor kinderen van 0 tot 3 jaarbestemde opvangstructuur, worden de door inhoudingop de jaarlijkse winst aan de vestiging van een provisiebestede sommen vrijgesteld, voor zover het bedrag daar-van per onderneming geen 50 % van de in devennootschapsbelasting belastbare bedrijfswinst of eenmaximumbedrag van 743.680 euro overschrijdt.

De vrijstelling wordt slechts behouden indien de opde datum van afsluiting van een bepaald boekjaar ge-vestigde provisie binnen een termijn die 3 jaar na diedatum verstrijkt, in het kader van een raamovereenkomstbestemd voor de oprichting of de werking van eenopvangstructuur voor kinderen van 0 tot 3 jaar en beant-woordend aan de hierna opgesomde voorwaarden, be-legd wordt in of besteed aan de dekking van de werkings-kosten.

§ 2. De raamovereenkomst als bedoeld in §1 moet devolgende gegevens vermelden:

1° de identiteit en het doel van de vennootschap diede provisie vestigt;

2° de identiteit van de structuur die een opvangprojectaanreikt dat door de bevoegde diensten van de betrok-ken gemeenschap als dusdanig erkend of aanvaard is;

3° de nominale waarde van de provisie en de juridi-sche aard ervan. Die provisiewaarde mag 40 % van hetbudget van de totale bestedingen voor het bedoeldeopvangproject niet overschrijden;

4° de vaststelling van het recht op het gebruik vaneen bepaald aantal plaatsen in de bedoelde opvang-structuur;

5° de respectieve data en bedragen van de volstortingvan de provisiebedragen die in verschillende fazen bin-nen een maximumtermijn van drie jaar, te rekenen vande datum van de raamovereenkomst, plaats kan vinden.

§ 3. Onder structuur die een opvangproject in de zinvan het eerste lid, 2°, aanreikt, dient te worden verstaanonverschillig welke regelmatig opgerichte vereniging,instelling of organisatie die rechtspersoonlijkheid heeften de oprichting en ontwikkeling van een opvangstructuurvoor kinderen van 0 tot 3 jaar tot doel heeft.

§ 4. Bij niet-nakoming of niet-inachtneming van eenvan de voorwaarden bedoeld in § 2, wordt het niet-vol-gestorte gedeelte van de provisie beschouwd als belast-bare winst van het boekjaar in de loop waarvan de voor-waarde vervuld had moeten zijn.».

« Art. 194quinquies.— §1er. Dans les entreprises quiconcluent, en Belgique, une convention-cadre destinéeà la création ou au fonctionnement d’un milieu d’accueilpour les enfants âgés de 0 à 3 ans, sont exonérées lessommes affectées à la constitution d’une provision, parprélèvement sur les bénéfices annuels, dans la mesureoù elles ne dépassent pas 50% des bénéfices imposa-bles à l’impôt de sociétés, ou un maximum de 743.680euros, dans le chef des entreprises.

L’exonération n’est maintenue que si la provision, cons-tituée à la date de clôture d’un exercice comptable dé-terminé, est investie ou destinée à couvrir les frais defonctionnement, dans un délai expirant 3 ans après cettedate, dans le cadre d’une convention-cadre destinée àla création ou au fonctionnement d’un milieu d’accueilpour les enfants âgés de 0 à 3 ans et répondant auxconditions ci-après énumérées.

§ 2. La convention-cadre visée au §1er mentionne obli-gatoirement les éléments suivants :

1° l’identité et l’objet social de la société constituant laprovision ;

2° l’identité de la structure porteuse d’un projet d’ac-cueil reconnu ou agréé comme tel par les services com-pétents de la communauté concernée ;

3° la valeur nominale de la provision visée au §1er etla nature juridique de celle-ci. Cette valeur provisionnéene peut excéder 40% du budget des dépenses globalesdu projet d’accueil concerné ;

4° la fixation du droit d’usage d’un nombre de placesdéfini dans le milieu d’accueil concerné ;

5° les dates et les montants respectifs de la libérationdes montants provisionnés, qui peut être effectuée enplusieurs étapes dans un délai maximum de trois ans àcompter de la date de la convention-cadre.

§ 3. Par structure porteuse d’un projet d’accueil, onentend toute association, établissement ou organismequelconque régulièrement constitué qui possède la per-sonnalité juridique et dont l’objet social est la création etle développement d’un lieu d’accueil pour les enfants de0 à 3 ans.

§ 4. En cas d’inexécution ou d’inobservation de l’uneou l’autre des conditions visées aux §§ 2 et 4, la partienon libérée de la provision est considérée comme béné-fice imposable de l’exercice comptable pendant lequella condition aurait dû être remplie. ». »

Page 86: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

86 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De heer Raymond Langendries (cdH) geeft aan datamendement nr. 1 in feite de weergave is van het samenmet de dames Herzet en Moerman ingediende wetsvoor-stel tot aanvulling van het Wetboek van de inkomsten-belastingen 1992 in verband met de opvang van heeljonge kinderen (DOC 50 1723/001).

Als gevolg van de budgettaire problemen bij de ge-meenten en de gemeenschappen is het niet mogelijkgenoeg toereikende inspanningen te leveren om hetaanbod aan opvang van heel jonge kinderen te vergro-ten.

Bij de Franse Gemeenschap moet men dit decenniumgeen substantiële wijzigingen verwachten. Wat die Ge-meenschap aanbiedt, zal praktisch nihil zijn.

De federale regering heeft er zich op Europees vlakechter toe verbonden het aanbod aan opvangstructurenvoor heel jonge kinderen te verhogen van 23 % naar33 %, wat tegen 2010 ruim 35.000 plaatsen meer zalbetekenen.

Dit amendement biedt het voordeel het vraagstuk vanhet aanbod gedeeltelijk op te lossen door het mogelijk temaken tegen 2010 9.000 à 10.000 plaatsen in opvang-structuren te creëren.

De idee is niet de ondernemingen (met name deKMO’s) aanvullende middelen ter beschikking te stellenom bedrijfscrèches op te richten; zulke projecten beho-ren niet tot de core business van de onderneming.

Het doel is hen te stimuleren tot samenwerking metandere partners (gemeente, provincie, gemeenschap,privé-partners, verenigingsleven) om te investeren in deoprichting van extra opvangplaatsen en/of in de werkingvan de opvangsector.

Uit een studie van de dienst Studie en Onderzoek vande FOD Financiën blijkt dat als men rekening houdt metelke positieve weerslag, de maatregel budgettair neu-traal zou zijn.

Mevrouw Fientje Moerman (VLD) constateert dat al-leen de heel grote ondernemingen beschikken over eencrèche om de kinderen van hun personeel op te vangen.

Het initiatief dat in amendement nr. 1 wordt gesteund,verdient aanmoediging, en wel om de volgende rede-nen:

– het gebrek aan opvangplaatsen is in de VlaamseGemeenschap dermate hemeltergend dat sommigeouders zich zelfs verplicht zien er nog voor het kind ver-werkt wordt een plaats voor te behouden. De gemeen-ten hebben niet de nodige financiële middelen om hetaantal beschikbare opvangplaatsen te verhogen;

M. Langendries indique que l’amendement n° 1 esten fait la reproduction de la proposition de loi, cosignéepar Mmes Herzet et Moerman, complétant le Code desimpôts sur les revenus 1992 en ce qui concerne l’ac-cueil de la petite enfance (DOC 50 1723/001).

Les problèmes budgétaires rencontrés au niveau com-munal et communautaire ne permettent pas de faire desefforts suffisamment importants que pour pouvoir aug-menter l’offre en matière de politique d’accueil de la pe-tite enfance.

En Communauté française, il ne faut attendre aucunemodification substantielle dans la présente décennie. L’of-fre émanant de la Communauté sera proche de zéro.

Or, le gouvernement fédéral s’est engagé au niveaueuropéen à augmenter l’offre de la structure d’accueilde la petite enfance de 23 à 33%, ce qui signifie plus de35.000 places supplémentaires à l’horizon de 2010.

Le présent amendement présente l’avantage de ré-soudre pour partie la problématique de l’offre en per-mettant la création de 9 à 10.000 places en structuresd’accueil d’ici à 2010.

L’idée n’est pas d’offrir des moyens complémentairesaux entreprises (notamment les PME) pour qu’ellescréent des crèches d’entreprises mais de les encoura-ger à collaborer avec d’autres partenaires (communes,provinces, communautés, partenaires privés, milieu as-sociatif) en vue d’investir dans la création de places d’ac-cueil supplémentaires et/ou dans le fonctionnement demilieux d’accueil, ce type de projet n’étant pas le « corebusiness » de l’entreprise.

Une étude réalisée par le Service d’études et de do-cumentation du SPF Finances démontre qu’en tenantcompte de toutes les retombées positives de la mesure,l’impact budgétaire serait neutre.

Mme Fientje Moerman (VLD) constate que seules lesentreprises de très grande taille disposent d’une crèchepour accueillir les enfants de leur personnel.

L’initiative soutenue par l’amendement n° 1 doit êtrestimulée, et ce, pour plusieurs raisons :

– Le manque de places d’accueil est à ce point crianten Communauté flamande que les parents sont mêmeparfois obligés de réserver une place avant même deconcevoir leur enfant. Les communes ne disposent pasdes moyens financiers nécessaires pour augmenter lenombre de places d’accueil disponibles ;

Page 87: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

871918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

– de regering wenst in het kader van de actieve wel-vaartsstaat de arbeidsdeelname van de vijftigplusserste verhogen. Het is echter vooral die leeftijdsgroep dieeen aanzienlijke informele opvangcapaciteit voor jongekinderen biedt. Als die personen herintreden, zal de over-heid ter compensatie van de vermindering van dat infor-meel circuit nieuwe opvangmogelijkheden moeten creë-ren. Dit amendement wenst bij te dragen tot deverwezenlijking van die doelstelling.

Door dit amendement goed te keuren, zou het parle-ment een belangrijk signaal geven in verband met denoodzaak om, naargelang de budgettaire mogelijkheden,in de toekomst met dat vraagstuk rekening te houden bijde vennootschapsbelasting.

De heer Éric van Weddingen (MR) wijst op de ver-diensten van het voorliggende amendement, dat ertoestrekt een oplossing aan te reiken voor een echt maat-schappelijk probleem.

Zo verwerpt de Franse Gemeenschap, bij gebrek aantoereikende begrotingsmiddelen, de meeste aanvragentot uitbreiding van de opvangstructuren. Dat geldt ookvoor de andere gemeenten. Er is thans een tekort aanopvangplaatsen van ten minste 30 %. In die context isdit amendement een ernstige piste.

Overigens zijn en blijven de privé-opvangstructurenin de grote ondernemingen of instellingen een zeer kleindeel van de bestaande infrastructuur. Daarom is eenpartnerschap tussen de openbare en de privé-sectormomenteel de enige mogelijke oplossing.

Het lid geeft toe dat de regering thans over een uiterstbeperkte bewegingsruimte beschikt, gelet op debegrotingsvooruitzichten voor 2003. Daarom stelt hij voorde begrotingskosten van amendement nr. 1 nader teonderzoeken. Zoals de heer Langendries heeft voor-gerekend, zouden die kosten nagenoeg onbestaandezijn. Het klopt dat aan de voorgestelde maatregel eenprijskaartje hangt inzake vennootschapsbelasting, maardie ingreep zou daarentegen een gunstige weerslagmoeten hebben inzake personenbelasting, de BTW ende RSZ, en tot een daling van de werkloosheid moetenleiden.

Op grond van een en ander sluit het lid niet uit dat deontworpen bepalingen zelfs een positieve uitwerking opde begroting kunnen hebben.

De heer Jacques Chabot (PS) geeft aan dat zijn frac-tie zich bewust is van de omvang van dat maatschappe-lijk vraagstuk en dat ze instemt met de algemene strek-king van amendement nr. 1.

– Dans le cadre de l’État social actif, le gouverne-ment fédéral souhaite augmenter le taux d’activité despersonnes âgées de plus de cinquante ans. Or, il s’agitprincipalement de la tranche d’âge dans laquelle se si-tue une importante capacité d’accueil informelle desenfants en bas âge. Si ces personnes se réinsèrent dansle monde du travail, la réduction de ce circuit informeldevra être compensée par la création de nouvelles pla-ces d’accueil par les pouvoirs publics. Le présent amen-dement peut contribuer à cet objectif.

Par l’adoption de cet amendement, le parlement don-nerait un signal important concernant la nécessité detenir compte, à l’avenir, en fonction des possibilités surle plan budgétaire, de cette problématique dans l’impôtdes sociétés.

M. Éric van Weddingen (MR) souligne les qualités duprésent amendement qui vise à rencontrer un vrai pro-blème de société.

Ainsi, faute de moyens budgétaires suffisants, la Com-munauté française rejette la plupart des demandes d’ex-tension des structures d’accueil que les responsablescommunaux introduisent. Il manque aujourd’hui au moins30% de places d’accueil. Dans ce contexte, le présentamendement représente une piste sérieuse.

En outre, les structures d’accueil privées dans lesgrandes entreprises ou institutions sont et resteront tou-jours une part très limitée de l’ensemble de l’infrastruc-ture existante. C’est pourquoi un partenariat entre lessecteurs public et privé est aujourd’hui la seule solutionenvisageable.

Le membre reconnaît que la marge de manœuvre dugouvernement est actuellement extrêmement limitéecompte tenu des prévisions budgétaires pour 2003. C’estpourquoi il suggère de vérifier plus avant le coût budgé-taire de l’amendement n° 1. Comme l’a indiqué M.Langendries, ce coût serait quasi nul. S’il est exact quela mesure proposée entraînera un coût au niveau del’impôt des sociétés, elle devrait par contre avoir desretombées positives au niveau de l’impôt des person-nes physiques, de la TVA, de l’ONSS et entraîner unmoindre chômage.

Compte tenu de ces éléments, le membre n’exclutpas que les dispositions proposées puissent même avoirun impact budgétaire positif.

M. Jacques Chabot (PS) indique que son groupe estconscient de l’ampleur de ce problème de société etsouscrit à l’esprit général de l’amendement n° 1.

Page 88: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

88 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Hij wenst echter een oplossing aan te reiken die fis-caal-technisch enigszins verschillend is. Hij vraagt der-halve dat de bespreking van het voorliggende amende-ment wordt uitgesteld.

De heer Gérard Gobert (Agalev-Ecolo) constateert dathet tekort aan opvangplaatsen in de crèches een reëelprobleem is in de verschillende gemeenschappen. Ophet eerste gezicht lijkt de idee van een partnerschap tus-sen de overheid en de privé-sector dus interessant. Al-vorens zich definitief uit te spreken, wenst het lid echterna te gaan of de fiscale regeling die wordt vooropge-steld in het kader van de vennootschapsbelasting debeste manier is om dat probleem op te lossen. Ook debudgettaire weerslag van amendement nr. 1 zou grondi-ger moeten worden onderzocht.

De heer Alfons Borginon (VU&ID) stelt voor aan diekwestie een grondig parlementair debat te wijden in hetkader van de bespreking van wetsvoorstel DOC 50 1723/001, in plaats van zich vandaag uit te spreken over amen-dement nr. 1

Voorzitter Olivier Maingain (MR) stelt vast dat decommissieleden in zeer ruime mate de bezorgdheid vande indieners van het amendement delen.

Het is echter de vraag of amendement nr. 1 daad-werkelijk een oplossing biedt voor dat probleem, zowel optechnisch vlak als wat meer algemene aspecten betreft.Toestaan dat de bedragen die worden besteed aan desamenstelling van een provisie fiscaal worden vrijgestelddoor de aftrek van een bedrag dat kan oplopen tot 50 %van de belastbare winst (met als bovengrens 743.680 euro)lijkt volkomen overdreven om die doelstelling te halen.

Voorts is de spreker van mening dat dit vraagstuk eenruimere gedachtewisseling verdient. Het is het ook vanbelang zich vragen te stellen over het hele fiscale sta-tuut voor de opvangmoeders teneinde ongelijkhedenterzake te voorkomen.

Het ware nuttig de verschillende mechanismen te ver-gelijken die kunnen worden toegepast om de voormeldedoelstelling te halen. Die doelstelling moet zeker wor-den gesteund, ook via fiscale weg, zonder echter debudgettaire verplichtingen over het hoofd te zien.

De heer Raymond Langendries (cdH) merkt op datmen de bezorgdheden betreffende de totstandkomingvan nieuwe opvangstructuren niet mag verwarren metde situatie van het beroepspersoneel in die sector. Hetligt uiteraard voor de hand dat elk personeelslid fiscaalen sociaal op dezelfde wijze moet worden behandeld.

Il souhaiterait néanmoins présenter une solution rele-vant d’une technique fiscale quelque peu différente etdemande donc le report de l’examen du présent amen-dement.

M. Gérard Gobert (Agalev-Ecolo) constate que lemanque de places d’accueil dans les crèches est unproblème réel dans nos différentes communautés. À pre-mière vue, l’idée de créer un partenariat entre les pou-voirs publics et le secteur privé s’avère donc intéres-sante. Toutefois, avant de se prononcer définitivement,le membre souhaiterait vérifier si le dispositif fiscal pro-posé dans le cadre de l’impôt des sociétés est le plusadéquat en vue de résoudre la question. L’impact bud-gétaire de l’amendement n° 1 devrait également fairel’objet d’une étude plus approfondie.

M. Alfons Borginon (VU&ID) propose de consacrerun débat parlementaire approfondi à la question dans lecadre de l’examen de la proposition de loi DOC 50 1723/001 plutôt que de se prononcer aujourd’hui sur l’amen-dement n° 1.

Le président, M. Olivier Maingain (MR) constate quela préoccupation exprimée par les auteurs de l’amende-ment est très largement partagée par les membres dela commission.

La question se pose néanmoins de savoir si l’amen-dement n° 1 va réellement à la rencontre de cette préoc-cupation tant sur le plan technique qu’en ce qui concernedes aspects plus généraux. Permettre l’exonération fis-cale des sommes affectées à la constitution d’une provi-sion, par prélèvement d’un montant pouvant aller jusqu’à50% des bénéfices imposables (plafonné à 743.680 euros),semble tout à fait exagéré pour atteindre l’objectif.

En outre, l’intervenant estime que la problématiquemérite une réflexion plus large et qu’il importe égale-ment de s’interroger sur l’ensemble du statut fiscal à ré-server aux gardiennes d’enfants, afin d’éviter des iné-galités en la matière.

Il serait utile de comparer les différents mécanismessusceptibles d’être mis en œuvre pour atteindre l’objec-tif poursuivi, qui mérite certes d’être soutenu, y comprispar la voie fiscale, sans toutefois méconnaître les con-traintes budgétaires.

M. Raymond Langendries (cdH) fait remarquer qu’ilne faut pas confondre les préoccupations concernantl’aménagement et la création de nouvelles structuresd’accueil avec la situation du personnel professionneldans ce secteur. Il va évidemment de soi que tout mem-bre du personnel doit être traité de la même manière surle plan fiscal et social.

Page 89: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

891918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De spreker verklaart dat hij bereid is zijn amende-ment in te trekken op voorwaarde dat de commissie in-gaat op de suggestie van de heer Borginon om wets-voorstel DOC 50 1723/001 zeer binnenkort grondig tebespreken.

De minister stipt aan dat het onmogelijk is amende-ment nr. 1 op te nemen in dit wetsontwerp omdat debudgettaire neutraliteit van de bepaling niet gewaarborgdis.

De voorgestelde maatregel zou begrotingskosten heb-ben voor de vennootschapsbelasting aangezien wordtvoorgesteld de fiscale druk van de ondernemingen diedeelnemen aan de oprichting en/of de werking van eenopvangstructuur te verlichten. Wat zou trouwens het nutzijn van een maatregel zonder begrotingskosten en duszonder enige reële weerslag?

De regering heeft reeds een aantal initiatieven geno-men ter bevordering van de opvang van de jonge kinde-ren: verhoging van het aftrekbaar bedrag van de kostenvoor opvang van kinderen van minder dan drie jaar enafschaffing van de bovengrens tot 80 %, alsmede deverbetering van het fiscaal en sociaal statuut van deopvangmoeders.

De minister kondigt aan dat hij zal trachten de nodigebegrotingsmiddelen te vinden om de aftrekbaarheid vande kosten voor kinderopvang uit te breiden tot de leeftijdvan twaalf jaar en om de aftrekbaarheid uit te breiden totandere vormen van opvang (grootouders of andere fa-milieleden).

In verband met de opvangstructuren zijn verschillendepistes ter sprake gebracht:

– het wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 104en 110 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992met betrekking tot de aftrekbare bestedingen voor kinder-opvang, dat de dames Anne-Marie Lizin en Marie Nagy inde Senaat hebben ingediend (Stuk Senaat 2-847/1);

– het wetsvoorstel van de heer Borginon c.s. tot wijzi-ging van de artikelen 104 en 113 van het Wetboek vande inkomstenbelastingen 1992 ten einde de reële kos-ten voor de kinderopvang aftrekbaar te maken (DOC 500700/001), dat vervallen is verklaard na de goedkeuringvan wetsontwerp DOC 50 1270/001, dat de wet van 10augustus 2001 houdende hervorming van de personen-belasting is geworden;

– het wetsvoorstel van de heer Raymond Langendriesen de dames Jacqueline Herzet en Fientje Moerman(DOC 50 1723/001), dat tijdens deze bespreking reedster sprake is gekomen;

L’intervenant se déclare prêt à retirer son amende-ment pour autant que la commission souscrive à la sug-gestion formulée par M. Borginon de procéder dans unavenir très proche à un examen détaillé de la proposi-tion de loi DOC 50 1723/001.

Le ministre indique qu’il n’est pas possible d’intégrerl’amendement n° 1 dans le présent projet de loi, la neu-tralité budgétaire de la disposition n’étant pas garantie.

La mesure proposée aura un coût budgétaire à l’im-pôt des sociétés puisqu’il est proposé de diminuer lapression fiscale des entreprises qui participent à la créa-tion et/ou au fonctionnement d’une structure d’accueil.Quel serait d’ailleurs l’intérêt d’une mesure sans coûtbudgétaire et donc sans aucun impact réel ?

Un certain nombre d’initiatives ont déjà été prises parle gouvernement afin de favoriser l’accueil de la petiteenfance : l’augmentation du montant déductible des fraisde garde des enfants de moins de trois ans et la sup-pression du plafond de 80%, et l’amélioration du statutfiscal et social des gardiennes d’enfants.

Le ministre annonce qu’il tentera de trouver lesmoyens budgétaires nécessaires afin d’étendre la dé-ductibilité des frais de garde d’enfants jusqu’à l’âge dedouze ans et d’élargir le champ de la déductibilité àd’autres formes d’accueil (grands-parents ou autresmembres de la famille).

En ce qui concerne les structures d’accueil, plusieurspistes ont été évoquées :

– La proposition de loi déposée au Sénat par MmesAnne-Marie Lizin et Marie Nagy modifiant les articles104 et 110 du Code des impôts sur les revenus 1992 ence qui concerne les dépenses déductibles pour la gar-derie (Doc. n° 2 - 847/1);

– La proposition de loi de M. Borginon et consortsmodifiant les articles 104 et 113 du Code des impôts surles revenus 1992 afin d’instaurer la déductibilité des dé-penses réelles pour garde d’enfant (DOC 50 0700/001),qui a été déclarée sans objet le 25 juin 2001 après l’adop-tion du projet de loi DOC 50 1270/001, devenu la loi du10 août 2001 portant réforme de l’impôt des personnesphysiques ;

– La proposition de loi de M. Raymond Langendries,Mme Jacqueline Herzet et Mme Fientje Moerman (DOC50 1723/001), dont il a déjà été question au cours de laprésente discussion ;

Page 90: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

90 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

– op het niveau van de gemeenschappen werd voor-gesteld de bedragen die worden geïnvesteerd in deopvangstructuren af te trekken als beroepskosten voorde ondernemingen.

De minister geeft aan dat hij de voorkeur geeft aandie laatste oplossing. Aangezien opvang van de jongekinderen een gemeenschapsbevoegdheid is, stelt hij voorde komende weken een vergadering te beleggen metde terzake bevoegde gemeenschapsministers teneindeeen oplossing aan te reiken die door de verschillendebetrokken instanties unaniem wordt gesteund.

Er zal tevens moeten worden nagegaan in welke con-text de gekozen maatregel zal moeten passen ten aan-zien van de inspanningen die de gemeenschappen dekomende jaren overwegen.

Het zou op grond daarvan mogelijk moeten zijn overeen drietal weken een concreet voorstel voor te leggenaan mogelijk het parlement.

De minister wijst er met aandrang op dat de ramingvan de begrotingskosten van dergelijke maatregelenschommelt naargelang de verwachte positieve uitwer-king. Naar gelang van die ramingen zal de inwerkingtre-ding in 2003 of later plaatsvinden. Een andere oplos-sing zou er bijvoorbeeld in bestaan te voorzien in eenbepaalde progressiviteit van het aftrekbaar bedrag.

De goedkeuring van een wetsvoorstel terzake (waar-bij het wetsvoorstel van de heer Langendries c.s. even-tueel als basis zou dienen) zal in ieder geval een be-langrijk signaal zijn.

Als gevolg van de verbintenissen van de minister trek-ken de heer Langendries en mevrouw Moerman hunamendement nr. 1 in.

Art. 7

Met zijn amendement nr. 8 (DOC 50 1918/005) be-oogt de heer Dirk Pieters (CD&V) in het ontworpen arti-kel 196, § 2, 1°, tussen de woorden «in verhouding tothet gedeelte van het boekjaar» en de woorden «waarinde vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht», dewoorden «per maand» in te voegen.

Het lid verwijst naar de verantwoording van zijn amen-dement.

De minister refereert naar de memorie van toelichting(DOC 50 1918/001, blz. 38 en volgende), waarin de ge-bruikte berekeningswijze nauwkeurig wordt uiteengezet.Het ligt voor de hand dat de «proratering» per dag al-leen zal gelden voor de grote ondernemingen, waarvoor

– A l’échelon des communautés, il a été proposéde déduire les sommes investies dans les structures d’ac-cueil à titre de frais professionnels dans le chef des en-treprises.

Le ministre indique avoir une préférence pour cettedernière option. Comme l’accueil de la petite enfancerelève de la compétence des communautés, il proposed’organiser une réunion avec les ministres en chargedans les communautés dans les prochaines semainesafin de dégager une piste soutenue unanimement parles différentes instances concernées.

Il sera également nécessaire d’examiner dans quelcontexte la mesure retenue devra s’intégrer par rapportaux efforts que les communautés envisagent dans lesprochaines années.

Sur cette base, il devrait être possible de soumettreune proposition concrète au parlement d’ici quelque troissemaines.

Le ministre insiste sur le fait que l’évaluation du coûtbudgétaire de telles mesures est variable en fonctiondes retombées positives attendues. En fonction de cesévaluations, l’entrée en vigueur sera fixée à 2003 ou plustard. Une autre solution serait de prévoir une certaineprogression du montant déductible, par exemple.

L’adoption d’une proposition de loi en la matière (enprenant éventuellement la proposition de loi de M.Langendries et consorts comme texte de base) repré-sentera en tout cas un signal important.

Suite aux engagements pris par le ministre, M.Langendries et Mme Moerman retirent leur amendementn° 1.

Art. 7

M. Dirk Pieters (CD&V) dépose un amendement (n°8 - DOC 50 1918/005) qui tend, dans l’article 196, § 2, 1°,proposé, à insérer les mots « , déterminée par mois, »entre les mots « qu’en proportion de la partie de l’exer-cice comptable » et les mots « au cours de laquelle lesimmobilisations sont acquises ou constituées ».

Le membre renvoie à la justification de son amende-ment.

Le ministre renvoie à l’exposé des motifs (DOC 501918/001, p. 38 et suivantes), qui explique de manièredétaillée le mode de calcul utilisé. Il va de soi que laproratisation par jour ne s’appliquera qu’aux grandesentreprises, pour lesquelles ce mode de calcul ne doit

Page 91: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

911918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

de berekeningswijze normaliter geen problemen zoumogen doen rijzen. Er wordt in een uitzondering voor-zien voor de KMO’s.

** *

Amendement nr. 8 van de heer Dirk Pieters wordtverworpen met 9 tegen 2 stemmen.

Artikel 7 wordt aangenomen met 9 stemmen en 2onthoudingen.

Art. 8

De heer Dirk Pieters (CD&V) dient amendement nr. 9(DOC 50 1918/005) in, dat tot doel heeft het punt 1° wegte laten.

De indiener verwijst naar de verantwoording van zijnamendement.

Het lid dient in bijkomende orde amendement nr. 10(DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt in het 1°, dat wilzeggen in het ontworpen 5°, de woorden «, heffingen enretributies» te vervangen door de woorden «en heffin-gen».

Hij stipt aan dat de in de memorie van toelichting be-doelde vergoeding, die wordt voorgesteld als een uit-zondering op het beginsel van de niet-aftrekbaarheid(DOC 50 1918/001, blz. 43), overeenstemt met het be-grip «retributie» zoals het Arbitragehof dat in zijn arrestnr. 21/97 van 17 april 1997 heeft omschreven.

De heer Geert Bourgeois (VU&ID) dient amendementnr. 16 (DOC 50 1918/005) in, dat dezelfde draagwijdteheeft als amendement nr. 9 van de heer Dirk Pieters.

Hij verwijst naar de argumenten die hij tijdens de al-gemene bespreking heeft aangevoerd, inzonderheid diemet betrekking tot de risico’s van ontwijkingspraktijkenen de groeiende scheeftrekking tussen de Belgischeondernemingen wat de afvalverwerking en de water-zuivering betreft.

Hij is voorstander van de handhaving van deaftrekbaarheid, als beroepskosten, van alle gewestelijkebelastingen, heffingen en retributies die niet zijn bedoeldin artikel 3 van de bijzondere wet van 16 januari 1989betreffende de financiering van de Gemeenschappen ende Gewesten.

Het is niet zonder gevaar dat dit wetsontwerp eendergelijke bepaling tot afschaffing van deze aftrekpostomvat. Zulks zou immers een precedent kunnen schep-

normalement pas poser de problèmes. Une exceptionest prévue pour les PME.

** *

L’amendement n° 8 de M. Dirk Pieters est rejeté par 9voix contre 2.

L’article 7 est adopté par 9 voix et 2 abstentions.

Art. 8

M. Dirk Pieters (CD&V) dépose un amendement (n°9 - DOC 50 1918/005) visant à supprimer le 1°.

L’auteur renvoie à la justification de son amendement.

Il présente également un amendement (n° 10 - DOC50 19158/005) à titre subsidiaire, tendant, au 1°, à rem-placer les mots « , taxes et rétributions » par les mots« et taxes » dans le 5° proposé.

Il fait remarquer que la redevance visée par l’exposédes motifs comme exception au principe de non-déduc-tibilité (DOC 50 1918/001, p. 43) correspond à la notionde rétribution, telle qu’elle a été définie par la Cour d’ar-bitrage dans son arrêt n° 21/97 du 17 avril 1997.

M. Geert Bourgeois (VU&ID) présente un amende-ment (n° 16 - DOC 50 1918/005) dont la portée est iden-tique à celle de l’amendement n° 9 de M. Pieters.

Il renvoie aux arguments qu’il a développés au coursde la discussion générale, notamment concernant lesrisques de pratiques élusives et le renforcement de ladistorsion entre entreprises belges dans le traitementdes déchets et des eaux épurées.

Il estime que la déductibilité à titre de frais profession-nels de tous les impôts, taxes et rétributions régionauxautres que ceux visés à l’article 3 de la loi spéciale du16 janvier 1989 relative au financement des Commu-nautés et des Régions doit être maintenue.

L’insertion d’une telle disposition dans le présent pro-jet de loi est dangereuse dans la mesure où elle pourraitn’être qu’une première étape et être invoquée comme

Page 92: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

92 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

pen en door de federale overheid als argument wordeningeroepen om in een latere fase de aftrekbaarheid vande onroerende voorheffing en van de gemeente-belastingen af te schaffen.

Die belastingen, heffingen en retributies zijn evenwelberoepskosten die de ondernemingen verplicht zijn temaken om hun maatschappelijk doel te verwezenlijken.

Tevens dient de spreker in bijkomende orde de amen-dementen nrs. 17 en 18 (DOC 50 1918/005) in, die er-toe strekken de formulering van artikel 8, 1°, aan te pas-sen aan de argumentatie die de regering in de memorievan toelichting (DOC 50 1918/001, blz. 43) heeft gege-ven.

Amendement nr. 17 strekt ertoe in 1°, in het ontwor-pen 5°, de woorden «heffingen en retributies» weg telaten.

Amendement nr. 18 strekt ertoe in 1°, in het ontwor-pen 5°, de woorden «heffingen en retributies» te ver-vangen door de woorden «en heffingen».

Net als de heer Dirk Pieters heeft de spreker in dememorie van toelichting gelezen dat de toepassingssfeervan de maatregel niet de vergoedingen behelst «die doorde gewesten worden gevraagd als rechtstreekse en pro-portionele tegenprestatie voor de bijzondere dienstver-lening die uitsluitend ten gunste van debelastingplichtigen die van de dienst genieten, werd ver-richt». Nochtans stemt de in de memorie van toelichtingbedoelde vergoeding perfect overeen met de retributiedie de gewesten innen als tegenprestatie voor een ver-leende dienst.

Het lid wenst van de regering te vernemen wat zij pre-cies verstaat onder de uitzonderingen op de tenuitvoer-legging van artikel 8.

De heer Alfons Borginon (VU&ID) stelt vast dat hetbeginsel van de niet-aftrekbaarheid van de gewestelijkeheffingen aanleiding kan geven tot een zeer interessantdebat waarvan niemand vandaag de precieze conse-quenties kan inschatten.

Volgens hem biedt deze maatregel de diversebevoegdheidsniveaus meer armslag en beknot zij demogelijkheid tot inmenging in en beïnvloeding van hetop die bevoegdheidsniveaus gevoerde beleid.

De grote impact van deze maatregel op de Vlaamsebedrijven is voornamelijk het gevolg van het beleid datde jongste tien jaar in het Vlaams Gewest werd gevoerd.Niets belet de Vlaamse regering om in de toekomst an-dere wegen te bewandelen.

argument par le pouvoir fédéral pour supprimer ultérieu-rement la déductibilité du précompte immobilier et destaxes communales.

Or, ces impôts, taxes et rétributions sont des frais pro-fessionnels que les entreprises doivent faire en vue deréaliser leur objectif social.

M. Bourgeois présente également deux amendements(nos 17 et 18 - DOC 50 1918/005) à titre subsidiaire, vi-sant à conformer le libellé de l’article 8, 1°, à l’argumen-tation développée par le gouvernement dans l’exposédes motifs (DOC 50 1918/001, p. 43).

L’amendement n° 17 au 1° tend à supprimer les mots« , taxes et rétributions » dans le 5° proposé.

L’amendement n° 18 au 1° a pour objet de remplacerles mots « impôts, taxes et rétributions » par les mots« impôts et taxes » dans le 5° proposé.

Tout comme M. Pieters, l’intervenant constate que l’ex-posé des motifs exclut du champ d’application de lamesure les « redevances exigées par les régions encontrepartie directe et proportionnelle au coût de la pres-tation de service particulière effectuée pour les seulscontribuables bénéficiaires. ». Or, la redevance que visel’exposé des motifs correspond parfaitement à la notionde rétribution perçue par les régions en contrepartie d’unservice rendu.

Le membre souhaiterait savoir ce que le gouverne-ment vise exactement comme exception dans le cadrede l’application de l’article 8.

M. Alfons Borginon (VU&ID) constate que le principede la non-déductibilité des taxes régionales est suscep-tible de donner lieu à un débat très intéressant dont per-sonne aujourd’hui ne peut cerner les conséquencesexactes.

Selon lui, la présente mesure offre davantage demarge de manœuvre aux différents niveaux de pouvoiret réduit les possibilités d’interférence et d’influence auniveau de la politique menée par ces diverses entités.

L’impact important de la présente mesure sur les en-treprises flamandes est avant tout le résultat de la politi-que menée en Région flamande ces dix dernières an-nées. Rien n’empêche le gouvernement flamand deprivilégier d’autres options dans le futur.

Page 93: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

931918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Voorts maakt het lid uit de memorie van toelichting(DOC 50 1918/001, blz. 43) op dat de retributies in destrikte zin van het woord aftrekbaar blijven als beroeps-kosten.

Het volstaat echter niet een heffing als «retributie» teomschrijven om die aftrekbaarheid te kunnen genieten.Artikel 8 van het wetsontwerp heeft net tot doel derge-lijke misbruiken tegen te gaan. Daarom ware het verkies-lijk de formulering van het ontworpen 5° als volgt aan tepassen:

«5° de gewestelijke belastingen en heffingen, onge-acht de benaming ervan, (…)».

De heer Geert Bourgeois (VU&ID) stelt vast dat deknelpunten die met betrekking tot deze bepaling aan hetlicht zijn gekomen, vooral voortvloeien uit het feit dat debevoegdheden van de federale overheid en de deelge-bieden geen homogene bevoegdheidspakketten vormen.

Door een einde te maken aan de aftrekbaarheid, alsberoepskosten, van de gewestelijke belastingen, heffin-gen en retributies, schuift de federale regering abrupt enzonder instemming van de deelgebieden een sinds en-kele jaren verworven beginsel opzij. Daardoor mengt defederale regering zich rechtstreeks in het beleid van degewesten, want dergelijke belastingen, heffingen enretributies strekken ertoe de ondernemingen al dan nietaan te zetten tot bepaalde handelwijzen.

Als de regering de bedoeling heeft de aftrekbaarheidvan de échte retributies (vergoedingen als tegenpresta-tie voor diensten als omschreven in de memorie van toe-lichting) te handhaven, dan behoort artikel 8 anders teworden geformuleerd en moet met name het woord«retributies» worden weggelaten. Die wijziging zou eenzeer grote impact hebben op de Vlaamse ondernemin-gen, inzonderheid op de textielindustrie.

De heer Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO) acht hetnuttiger in dit wetsontwerp een gedetailleerde definitiete geven van het woord «retributies», teneinde te voor-komen dat die benaming kan worden toegepast op an-dere heffingen, met als enig doel er de aftrekbaarheidvan te verkrijgen.

Met zijn milieuheffingen beoogt het Vlaams Gewesttwee dingen:

– de nodige begrotingsmiddelen verkrijgen om dewaterzuivering te financieren;

– de ondernemingen ertoe aanzetten investeringente doen teneinde minder afvalwater te produceren.

Par ailleurs, le membre infère de l’exposé des motifs(DOC 50 1918/001, p. 43), que les rétributions au sensstrict du terme restent déductibles à titre de frais profes-sionnels.

Toutefois, il ne suffit pas de qualifier une taxe de« rétribution » pour pouvoir bénéficier de la déductibilité.L’objectif de l’article 8 en projet est précisément d’éviter detels abus. À cet égard, il serait préférable d’adapter la for-mulation du 5°, proposé, comme suit :

« 5° les impôts et taxes régionaux, quelle que soitleur dénomination, ….) ».

M. Geert Bourgeois (VU&ID) constate que les problè-mes rencontrés dans le cadre de la présente dispositionsont avant tout le fait d’une répartition non homogènedes compétences entre pouvoir fédéral et entités fédé-rées.

En supprimant la déductibilité à titre de frais profes-sionnels des impôts, taxes et rétributions régionaux, legouvernement fédéral rompt soudainement un principeacquis depuis un certain nombre d’années, sans l’ac-cord des entités fédérées. Or, en agissant de la sorte, legouvernement fédéral interfère directement dans la po-litique des régions dans la mesure où ces impôts, taxeset rétributions visent à induire ou dissuader certains com-portements dans le chef des entreprises.

Si le gouvernement souhaite maintenir la déductibi-lité des véritables rétributions (redevances prélevées encontrepartie d’un service telles que définies dans l’ex-posé des motifs), la formulation de l’article 8 doit êtreadaptée et le mot « rétributions » doit être supprimé.Cette modification aurait un impact énorme pour les en-treprises flamandes, et en particulier pour l’industrie tex-tile.

M. Peter Vanhoutte (Agalev-Ecolo) estime qu’il seraitutile de donner une définition détaillée de ce qu’il fautentendre par « rétributions » dans le présent projet deloi afin d’éviter que cette dénomination ne soit appliquéeà d’autres taxes dans le seul but de pouvoir bénéficierde la déductibilité.

L’objectif des taxes environnementales appliquées parla Région flamande est double :

– générer des moyens budgétaires afin de pouvoirfinancer l’épuration des eaux usées ;

– inciter les entreprises à réaliser les investisse-ments leur permettant de réduire leur production d’eauxusées.

Page 94: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

94 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De bevoegde instanties moeten dergelijke maatrege-len geregeld grondig evalueren.

Het lid vindt het onverantwoord dat de kostprijs vandie ontradende maatregelen deels wordt afgewenteld opde federale overheid en dus op de belastingplichtige. Hijbetwijfelt of andere landen ook een dergelijk mechanismetoepassen.

De heer Eric van Weddingen (MR) vraagt of artikel 8,1°, ook betrekking heeft op de stedenbouwkundige ver-plichtingen, die soms een financiële weerslag hebben.

Volgens de minister is artikel 8 zeer duidelijk gefor-muleerd. De tekst is overigens geïnspireerd op artikel173 van de Grondwet: «Behalve voor de provincies, depolders en wateringen en de gevallen uitdrukkelijk uit-gezonderd door de wet, het decreet en de regelen be-doeld in artikel 134, kan van de burgers geen retributieworden gevorderd dan alleen als belasting ten behoevevan de Staat, de gemeenschap, het gewest, de agglo-meratie, de federatie van gemeenten of gemeente.»

In de memorie van toelichting (DOC 50 1918/001, blz.43) wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen«retributie» en «vergoeding», want vergoedingen wor-den gevraagd «als rechtstreekse en proportionele te-genprestatie voor de bijzondere dienstverlening die uit-sluitend ten gunste van de belastingplichtigen die vande dienst genieten, werd verricht.»

De wetgeving kan niet zomaar om het even welk be-grip bestrijken dat een wetgever op een bepaald tijdstipzou kunnen hanteren ter omschrijving van een heffing.Derhalve spreekt het voor zich dat de administratie bijde tenuitvoerlegging van de maatregel zal nagaan of hetgeheven bedrag een belasting, een heffing, een retributieof een vergoeding is, ongeacht de concrete benamingervan.

Indien een stedenbouwkundige verplichting in geldwordt uitgedrukt en daadwerkelijk rechtstreeks en pro-portioneel verband houdt met een verleende dienst, gaathet in feite om een vergoeding die als beroepskostenkan worden afgetrokken.

Tevens stipt de minister aan dat de federale loyauteitin alle gevallen moet gelden, ongeacht het gewest waarde opgelegde belastingen het hoogst liggen (wat overi-gens kan verschillen naar gelang van het type belas-ting). De federale staatsstructuur van België maaktbelastingconcurrentie tussen de gewesten mogelijk. Defederale overheid komt terzake helemaal niet tussen-beide.

Ce type de mesures doit régulièrement faire l’objetd’une évaluation approfondie par les autorités compé-tentes.

Selon le membre, il ne se justifie pas de se déchargerd’une partie du coût de ces mesures dissuasives sur lepouvoir fédéral, et donc sur le contribuable. Il doutequ’une telle pratique soit d’application dans d’autres pays.

M. Éric van Weddingen (MR) demande si les chargesd’urbanisme, qui se traduisent parfois en argent, sontvisées par l’article 8, 1°.

Le ministre estime que la formulation de l’article 8 esttrès claire. Elle s’inspire d’ailleurs de l’article 173 de laConstitution : « Hors les provinces, les polders etwateringues et les cas formellement exceptés par la loi,le décret et les règles visées à l’article 134, aucune ré-tribution ne peut être exigée des citoyens qu’à titre d’im-pôt au profit de l’État, de la Communauté, de la Région,de l’agglomération, de la fédération de communes oude la commune. »

L’exposé des motifs (DOC 50 1918/001, p. 43) opèreune distinction claire entre une rétribution et une rede-vance, cette dernière étant exigée « en contrepartie di-recte et proportionnelle au coût de la prestation de ser-vice particulière effectuée pour les seuls contribuablesbénéficiaires ».

La législation ne peut couvrir tous les termes généra-lement quelconques qu’un législateur pourrait un jourutiliser pour qualifier un prélèvement. Il est dès lors évi-dent que lors de l’application de la mesure, l’administra-tion vérifiera si le montant prélevé est un impôt, une taxe,une rétribution ou une redevance, quelle que soit la dé-nomination donnée à ce prélèvement.

Si une charge d’urbanisme s’exprime en argent et aeffectivement un lien direct et proportionnel avec un ser-vice presté, il s’agit en fait d’une redevance qui pourraêtre déduite à titre de frais professionnels.

Par ailleurs, le ministre fait remarquer que la loyautéfédérale doit s’appliquer dans tous les cas, quelle quesoit la région où l’impôt prélevé est le plus élevé, ce quipeut varier d’un impôt à l’autre. La structure fédérale del’État belge permet cette concurrence fiscale entre ré-gions. Ces choix ne font l’objet d’aucune intervention dela part du pouvoir fédéral.

Page 95: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

951918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De minister onderstreept voorts dat er inzake devennootschapsbelasting al sinds lang een uitgebreidelijst van uitzonderingen bestaat op het beginsel van deaftrekbaarheid als beroepskosten.

Een uitsplitsing per gewest van de lokaliseerbare ge-westelijke belastingen geeft het volgende resultaat wathet begrotingsjaar 2000 betreft:

- Vlaams Gewest: 57%;

- Waals Gewest: 24%;

- Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 19%.

De minister wijst er bovendien op dat niets de gewes-ten verhindert hun technieken inzake belastingheffingaan te passen en een vergoedingsregeling in te stellen,dan wel lagere milieuheffingen op te leggen.

Dit wetsontwerp heeft specifiek betrekking op de ge-westelijke heffingen, anders dan het voorontwerp vanwet, waarin stond dat de gemeentelijke en provincialeheffingen voortaan evenmin aftrekbaar zouden zijn.

De heer Alfons Borginon (VU&ID) merkt op dat debetekenis van het begrip «retributie» onduidelijk blijft. Elkejurist geeft er een andere omschrijving van.

De minister vindt dat men niet om de in de Grondwetgehanteerde terminologie heen kan. Daarenboven wor-den de diverse types belastingen duidelijk omschrevenin de memorie van toelichting, die terzake slechts éénuitzondering vermeldt: de échte vergoedingen (ongeachtde benaming ervan) als rechtstreekse en proportioneletegenprestatie voor de kostprijs van de dienstverlening.

Mevrouw Fientje Moerman (VLD) stelt vast dat dedefinitie van het begrip «retributie» ook verschilt vanwoordenboek tot woordenboek. In De Valks JuridischWoordenboek1 wordt het woord «retributie» vertaald door«redevance».

Het Dictionnaire juridique français-néerlandais2 geeftals Nederlandse vertaling voor het woord «redevance»zowel «retributie» als «vergoeding».

Bovendien lijkt het woord «vergoeding» overeen testemmen met het begrip «retributie» zoals het Arbitrage-hof dat omschrijft in zijn arrest nr. 21/97 van 17 april 1997.

De minister herhaalt dat retributies, op grond van arti-kel 173 van de Grondwet, belastingen zijn.

Le ministre souligne en outre qu’à l’impôt des socié-tés, il existe déjà depuis longtemps une longue liste d’ex-ceptions au principe de déductibilité à titre de frais pro-fessionnels.

Pour l’année budgétaire 2000, la répartition des im-pôts régionaux localisables s’établissait comme suit :

- Région flamande : 57%

- Région wallonne : 24%

- Région de Bruxelles-Capitale : 19%.

Le ministre observe par ailleurs que rien n’empêcheles régions soit de modifier leur mode de prélèvement etd’adopter un système de redevances, soit de réduire lemontant des taxes environnementales.

Le présent projet vise spécifiquement les prélève-ments régionaux, contrairement à l’avant-projet de loiqui prévoyait également la non-déductibilité des prélè-vements communaux et provinciaux.

M. Alfons Borginon (VU&ID) observe que la significa-tion de la notion de « rétribution » demeure incertaine.La définition de cette notion varie d’un juriste à l’autre.

Le ministre considère qu’il s’impose d’utiliser la termi-nologie figurant dans la Constitution. En outre, l’exposédes motifs définit de manière claire les différents typesde prélèvements fiscaux et prévoit une seule exceptionpour les véritables redevances (quelle que soit la déno-mination utilisée) exigées en contrepartie directe et pro-portionnelle au coût de la prestation de service.

Mme Fientje Moerman (VLD) constate que la défini-tion de la notion de rétribution diffère d’un dictionnaire àl’autre. Dans le « De Valks Juridisch Woordenboek »1, lemot « retributie » est traduit par « redevance ».

Par contre, dans le Dictionnaire juridique français-néerlandais2, le mot «redevance » est traduit à la foispar « retributie » et « vergoeding ».

En outre, la redevance semble correspondre à la no-tion de rétribution telle que définie par la Cour d’arbi-trage dans son arrêt n° 21/97 du 17 avril 1997.

Le ministre répète qu’en vertu de l’article 173 de laConstitution, la rétribution est un impôt.

1 De Valks Juridisch Woordenboek, redactie: E. Düx, B. Tilleman enP. Van Orshoven, Intersentia , Antwerpen, blz. 277.

2 Dictionnaire juridique français-néerlandais, J. Moors, derde druk.

1 De Valks Juridisch Woordenboek, redactie: E. Düx, B. Tilleman enP. Van Orshoven, Intersentia , Antwerpen, blz. 277.

2 Dictionnaire juridique français-néerlandais, J. Moors, troisièmeédition.

Page 96: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

96 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De heer Geert Bourgeois (VU&ID) merkt op dat in deGrondwet geen enkele definitie wordt gegeven van hetbegrip «retributie». Welke definitie hanteert de regering?Uit de memorie van toelichting blijkt dat alle vergoedin-gen die het gewest heft als retributie (zoals omschrevendoor het Arbitragehof) aftrekbaar blijven als beroeps-kosten.

De minister acht de definities uit de memorie van toe-lichting volkomen duidelijk. Er wordt een duidelijk on-derscheid gemaakt tussen retributies en vergoedingen.

Niettemin wijst de minister erop dat hij een gewestniet kan verhinderen de ene dan wel de andere bena-ming te hanteren.

Er moet een redelijke verhouding bestaan tussen dewaarde van de dienstverlening en het bedrag van degevraagde vergoeding. Mocht zulks niet het geval zijn,dan zou de vergoeding haar vergoedend aspect verlie-zen en verworden tot een belasting, ook al blijft de wet-gever het begrip «vergoeding» hanteren.

De Raad van State heeft reeds meermaals naar diediscussie verwezen (zie bijvoorbeeld zijn advies nr.L.30.366/1/V betreffende het voorontwerp van wet totwijziging van de wet van 10 november 1967 houdendeoprichting van het Belgisch Interventie- enRestitutiebureau (DOC 50 1289/001, blz. 9).

De heer Dirk Pieters (CD&V) suggereert de in dememorie van toelichting vervatte definitie van het begrip«vergoeding» op te nemen in de wettekst.

De minister herhaalt dat de gewestelijke belastingen,heffingen en retributies krachtens artikel 8 van dit wets-ontwerp niet langer aftrekbaar zijn. Hij baseert zich daar-voor op de definitie van het begrip «retributie» zoals isbedoeld in artikel 173 van de Grondwet.

In de memorie van toelichting worden de uitzonderin-gen op die niet-aftrekbaarheid omschreven; voorts wordter duidelijk in aangegeven wat onder het begrip «vergoe-ding» dient te worden verstaan. In de memorie van toe-lichting had men nog vele andere uitzonderingen terzakekunnen aanhalen, maar het is onmogelijk een exhaustieveopsomming op te nemen in de ontworpen tekst.

De heer Éric van Weddingen (MR) is blij met de toe-lichtingen van de minister, inzonderheid over de steden-bouwkundige lasten, die dus niet tot de werkingssfeerbehoren van de in artikel 8, 1°, bedoelde maatregel.

M. Geert Bourgeois (VU&ID) observe que la Constitu-tion ne donne aucune définition de la « rétribution ».Quelleest la définition retenue par le gouvernement ? À la lec-ture de l’exposé des motifs, il s’avère que toute rede-vance prélevée par la région en tant que rétribution (telleque définie par la Cour d’arbitrage) reste déductible àtitre de frais professionnels.

Le ministre considère que les définitions données parl’exposé des motifs sont parfaitement claires. Une dis-tinction claire est opérée entre la rétribution et la rede-vance.

Le ministre déclare cependant ne pas pouvoir empê-cher une région d’utiliser l’une ou l’autre dénomination.

Il doit exister une proportion raisonnable entre la va-leur du service fourni et le montant de la redevance exi-gée. À défaut d’une telle proportion, la redevance per-drait son caractère rémunératoire et deviendrait un impôtmême si le législateur continue à utiliser le terme de «redevance ».

Ce débat a déjà été évoqué à plusieurs reprises parle Conseil d’État (cf. par exemple, l’avis L.30.366/1/V duConseil d’État sur l’avant-projet de loi modifiant la loi du10 novembre 1967 portant création du Bureau d’inter-vention et de restitution belge (DOC 50 1289/001, p. 9).

M. Dirk Pieters (CD&V) suggère de faire figurer dansle texte de loi la définition de la redevance donnée parl’exposé des motifs.

Le ministre répète que l’article 8 du présent projet deloi rend non déductible les impôts, taxes et rétributionsrégionaux. Il se base à cet effet sur la notion de rétribu-tion telle que visée par l’article 173 de la Constitution.

L’exposé des motifs indique les exceptions à cette non-déductibilité et définit de manière précise ce qu’il fautentendre par redevance. L’exposé des motifs aurait puciter beaucoup d’autres exceptions en la matière. Cel-les-ci ne peuvent être reprises de manière exhaustivedans le texte de loi en projet.

M. Éric van Weddingen (MR) se réjouit des clarifica-tions apportées par le ministre, notamment en ce quiconcerne les charges d’urbanisme, qui restent donc endehors du champ d’application de la mesure visée à l’ar-ticle 8, 1°.

Page 97: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

971918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De spreker erkent dat het belangrijk is alle vormenvan misbruik te voorkomen. Ook de overheden die deheffingen opleggen kunnen terzake soms blijk geven vaneen rijke verbeelding.

Voorts merkt het lid op dat die bepaling een kwalijk(en ongewild) gevolg heeft voor de vastgoedbeleggings-vennootschappen met vast kapitaal (de zogenaamdevastgoed-BEVAK’s), waarvoor een fiscale regeling geldtdie afwijkt van de gemeenrechtelijke. Die vennootschap-pen zijn weliswaar onderworpen aan de vennootschaps-belasting, maar op een wijze die in essentie beperkt istot de uitgaven die niet als beroepskosten mogen wor-den afgetrokken (de regeling is dus niet gestoeld op hetboekhoudkundig resultaat). Die heffingsregeling wordtook in de meeste buurlanden toegepast.

Ingevolge de bij artikel 8 van het wetsontwerp door-gevoerde wijziging worden de gewestelijke belastingen,heffingen en retributies niet-aftrekbare uitgaven; zulksdreigt er zelfs toe te leiden dat bij de vastgoed-BEVAK’seen heffing op een heffing wordt geheven.

Is het niet mogelijk in de ontworpen tekst een techni-sche correctie aan te brengen om die anomalie te ver-helpen? Het volstaat een nadere bepaling in te voegentot wijziging van artikel 143 van de wet van 4 december1990 op de financiële transacties en de financiële mark-ten, krachtens welke de gewestelijke belastingen, hef-fingen en retributies worden uitgesloten van de belast-bare grondslag van de vastgoed-BEVAK’s.

De minister geeft aan dat dit knelpunt in de regeringter sprake is gebracht, en dat een werkgroep is opge-richt om het gehele vraagstuk inzake de vastgoed-BEVAK’s te onderzoeken. Sommigen hebben gestelddat de ontworpen maatregel niet al te veel gevolgenzou hebben voor de vastgoed-BEVAK’s. Indien de ge-westen de aanwending wensen te bevorderen van ditinstrument met het oog op de uitbouw van de vastgoed-sector, dan kunnen zij de vastgoed-BEVAK’s gewoonuitsluiten van de werkingssfeer van hun specifieke hef-fingen.

** *

De amendementen nrs. 9 en 10 van de heer DirkPieters en de nrs. 16, 17 en 18 van de heer Geert Bour-geois worden verworpen met 9 tegen 2 stemmen.

Artikel 8 wordt aangenomen met 9 tegen 2 stemmen.

L’intervenant admet qu’il est important d’éviter touteforme d’abus. Les autorités taxatrices peuvent elles aussiparfois faire preuve de beaucoup d’imagination dans cedomaine.

Par ailleurs, le membre fait remarquer que la disposi-tion en projet présente un effet pervers (et non voulu)pour les sociétés d’investissements à capital fixe enbiens immobiliers (SICAFI), qui bénéficient d’un régimefiscal dérogatoire au droit commun. Ces sociétés sontsoumises à l’impôt de sociétés mais elles le sont surune base essentiellement limitée aux dépenses nonadmises au titre de dépenses professionnelles (et nonsur la base de leur résultat comptable). Ce système detaxation est également appliqué dans la majorité despays voisins.

Suite à la modification opérée par l’article 8 en projet,les taxes, impôts et rétributions régionaux deviennentdes dépenses non admises si bien que les SICAFI ris-quent d’être taxées sur une taxe.

Ne pourrait-on apporter une correction technique autexte proposé afin de remédier à cette anomalie ? Il suf-firait d’ajouter une disposition modifiant l’article 143 dela loi du 4 décembre 1990 relative aux opérations finan-cières et aux marchés financiers, précisant que les im-pôts, taxes et rétributions régionaux sont exclus de labase imposable des SICAFI.

Le ministre indique que ce problème a été soulevé ausein du gouvernement et un groupe de travail a été cons-titué afin d’examiner l’ensemble de la problématique fis-cale relative aux SICAFI. D’aucuns ont affirmé que l’im-pact de la mesure en projet ne serait pas très importantpour les SICAFI. Si elles souhaitent encourager l’utilisa-tion de cet instrument sur le plan du développement im-mobilier, les régions peuvent parfaitement exclure lesSICAFI du champ d’application de leurs prélèvementsspécifiques.

** *

Les amendements nos 9 et 10 de M. Dirk Pieters et nos

16, 17 et 18 de M. Geert Bourgeois sont rejetés par 9voix contre 2.

L’article 8 est adopté par 9 voix contre 2.

Page 98: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

98 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Art. 9

De heer Dirk Pieters (CD&V) dient amendement nr.11 (DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt in het ontwor-pen artikel 202, § 2, het tweede lid te vervangen als volgt:

«De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overlegin de Ministerraad, de aandelen die de aard van finan-ciële vaste activa hebben voor de toepassing van heteerste lid, 2°, ten name van de kredietinstellingen ver-meld in artikel 56, § 1, de verzekeringsondernemingenvermeld in ar tikel 56, § 2, 2°, h, en de beurs-vennootschappen vermeld in artikel 47 van de wet van 6april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut vanen het toezicht op de beleggingsondernemingen, debemiddelaars en de beleggingsadviseurs uitbreiden.».

De spreker verwijst naar de verantwoording van zijnamendement.

De minister wijst erop dat de werkingssfeer van dezebepaling werd vastgelegd met inachtneming van de bud-gettaire impact ervan. Thans zijn diverse uitvoerings-besluiten in voorbereiding, inzonderheid om te voorzienin een betere omschrijving van de toepassings-voorwaarden voor de nieuwe beperkingen inzake dedefinitief belaste inkomsten. Eerlang wordt een lijst ge-publiceerd van de betrokken derde landen.1

De heer Dirk Pieters (CD&V) vraagt of de bedoeldebepaling betekent dat de Koning de werkingssfeer al-leen zal kunnen uitbreiden (en niet inperken).

De minister antwoordt daarop dat de bespreking vandie aspecten nog aan de gang is, en dat terzake noggeen enkele definitieve beslissing is genomen, inzon-derheid wat de kredietinstellingen en de verzekerings-ondernemingen betreft.

Ten slotte bevestigt de minister ten behoeve van deheer Dirk Pieters dat de financiële vaste activa krachtensartikel 9 van het wetsontwerp kunnen worden afgetrokkenals definitief belaste inkomsten, ook als de aandelen in hetbezit zijn van kredietinstellingen en verzekerings-ondernemingen, die nochtans een ander boekhoudkundigstelsel hanteren. In de uitvoeringsbesluiten moet preciesworden bepaald hoe dezelfde regels zullen worden toe-gepast met een specifieke boekhouding.

** *

Amendement nr. 11 van de heer Dirk Pieters wordtverworpen met 9 tegen 2 stemmen.

Art. 9

M. Dirk Pieters (CD&V) présente un amendement (n°11 - DOC 50 1918/005) tendant à remplacer l’article 202,§ 2, alinéa 2, proposé, par l’alinéa suivant :

« Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des mi-nistres, élargir la notion d’actions ou de parts qui ont lanature d’immobilisations financières pour l’application del’alinéa 1er, 2°, dans le chef des établissements de créditvisés à l’article 56, §1er, des entreprises d’assurancesvisées à l’article 56, §2, 2°, h, et des sociétés de boursevisées à l’article 47 de la loi du 6 avril 1995 relative auxmarchés secondaires, au statut des entreprises d’inves-tissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et con-seillers en placements. »

L’intervenant renvoie à la justification de son amen-dement.

Le ministre indique que le champ d’application de laprésente disposition a été défini en tenant compte deson impact budgétaire. Divers arrêtés d’exécution sontactuellement en préparation, notamment en vue demieux définir les conditions d’application des nouvelleslimitations en matière de revenus définitivement taxés.Une liste des pays tiers concernés sera publiée prochai-nement.1

À la question de M. Dirk Pieters (CD&V) de savoir sila disposition visée signifie que le Roi pourra unique-ment étendre (et non réduire) le champ d’application, leministre répond que l’examen de ces questions est en-core en cours et qu’aucune décision définitive n’a en-core été prise en la matière, notamment en ce qui con-cerne les établissements de crédit et les entreprisesd’assurances.

Enfin, le ministre confirme à M. Dirk Pieters qu’en vertude l’article 9 en projet, les immobilisations financièrespeuvent être déduites à titre de revenus définitivementtaxés, y compris si les actions ou parts sont détenuespar des établissements de crédit et des entreprises d’as-surances, qui appliquent un autre système de compta-bilité. Les arrêtés d’exécution doivent précisément défi-nir comment vont s’appliquer les mêmes règles avec unecomptabilité spécifique.

** *

L’amendement n° 11 de M. Dirk Pieters est rejeté par9 voix contre 2.

1. Zie Advies van het ministerie van Financiën in het Belgisch Staats-blad van 22 november 2002, 2de uitgave, blz. 52.382.

1. cf. Avis du minist!re des Finances dans le Moniteur belge du 22novembre 2002, Ed. 2, p. 52.382.

Page 99: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

991918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Artikel 9 wordt aangenomen met 9 stemmen en 2onthoudingen.

Art. 10

De heer Dirk Pieters (CD&V) dient amendement nr.12 (DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt het 2° te ver-vangen als volgt:

«2° paragraaf 1 wordt aangevuld met de volgende le-den:

«De gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingenals vermeld in het eerste lid, 1°, in fine worden geachtaanzienlijk gunstiger te zijn dan in België wanneer:

– hetzij, het gemeenrechtelijk nominaal tarief op dewinsten van de vennootschap, lager is dan 15 pct;

– hetzij, gemeenrechtelijk, het tarief dat met de wer-kelijke belastingdruk overeenstemt, lager is dan 15 pct.

De Koning bepaalt de landen waar het gemeenrechte-lijk nominaal tarief op de winsten van de vennootschaplager is dan 15 pct.».».

De indiener verwijst naar de verantwoording van zijnamendement.

De minister merkt op dat de Koning op grond van ar-tikel 10, 2°, van het wetsontwerp niet gemachtigd is tevoorzien in een nieuwe definitie van de tarifering, nochom de bestaande fiscale wetgeving te interpreteren. DeKoning mag enkel nagaan of aan beide in de wet om-schreven criteria apart (en niet cumulatief) is voldaan, teweten:

– het gemeenrechtelijk nominaal belastingstarief op dewinsten van de vennootschap moet lager zijn dan 15 %;

– het tarief dat gemeenrechtelijk met de werkelijkebelastingdruk overeenstemt, moet lager zijn dan 15 %.

Vanzelfsprekend komt ook een nominaal tarief van40 % zonder enige belastbare grondslag neer op eenwerkelijke belastingdruk die lager is dan 15 %.

Zoals hierboven aangegeven zal de lijst van de be-trokken landen worden gepubliceerd op de internetsitevan de FOD Financiën.

Ingevolge die toelichtingen trekt de heer Dirk Pieters(CD&V) zijn amendement nr. 12 in.

** *

L’article 9 est adopté par 9 voix et 2 abstentions.

Art. 10

M. Dirk Pieters (CD&V) présente un amendement (n°12 - DOC 50 1918/005) qui vise à remplacer le 2° par ladisposition suivante :

« 2° le §1er est complété par les alinéas suivants :

« Les dispositions de droit commun en matière d’im-pôts visées à l’alinéa 1er, 1°, in fine, sont présumées êtrenotablement plus avantageuses qu’en Belgique lorsque :

– soit le taux nominal de droit commun de l’impôtsur les bénéfices de la société est inférieur à 15 p.c. ;

– soit, en droit commun, le taux correspondant à lacharge fiscale effective est inférieur à 15 p.c.

Le Roi détermine le pays où le taux nominal de droitcommun de l’impôt sur les bénéfices de la société estinférieur à 15 p.c. ». ».

L’auteur renvoie à la justification de son amendement.

Le ministre fait remarquer que l’article 10, 2°, du pro-jet de loi n’autorise pas le Roi à donner une nouvelledéfinition de la tarification ou à interpréter la législationfiscale existante. Le Roi est uniquement autorisé à véri-fier si les deux critères définis dans la loi sont atteints, etce, de manière séparée (et non cumulative), à savoir :

– le taux nominal de droit commun de l’impôt surles bénéfices de la société doit être inférieur à 15 p.c. ;

– le taux correspondant, en droit commun, à lacharge fiscale effective doit être inférieur à 15 p.c..

Il va de soi qu’un taux nominal de 40 p.c. sans aucunebase imposable représente également une charge fis-cale effective inférieure à 15 p.c..

Comme indiqué ci-dessus, la liste des pays concer-nés sera publiée sur le site internet du SPF Finances.

Suite à ces précisions, M. Dirk Pieters (CD&V) retireson amendement n° 12.

** *

Page 100: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

100 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Artikel 10 wordt aangenomen met 9 stemmen en 2onthoudingen.

Art. 11

De heer Dirk Pieters (CD&V) dient amendement nr.13 (DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt het ontwor-pen artikel 207, tweede lid, te vervangen als volgt:

«Geen aftrek mag worden verricht:

– op het gedeelte van de winst dat voortkomt vanabnormale of goedgunstige voordelen vermeld in artikel79;

– op de grondslag van de bijzondere afzonderlijkeaanslag op niet verantwoorde kosten ingevolge artikel219;

– op het gedeelte van de winst dat bestemd is voorde uitgaven bedoeld in artikel 198, eerste lid, 12°;

– op het gedeelte van de winst uit de niet-nalevingvan artikel 194quater, § 2, vierde lid.».

De indiener verwijst naar de verantwoording van zijnamendement.

De minister merkt op dat de regering op het vlak vanconsolidatie nog geen enkele concrete maatregel heeftgenomen, maar dat de komende vijf jaar initiatievenmoeten worden genomen (cf. memorie van toelichting,DOC 50 1918/001, blz. 21-22).

De heer Dirk Pieters (CD&V) dient eveneens amen-dement nr. 21 (DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt inhet ontworpen artikel 207, tweede lid, de woorden «ende toepassing van artikel 194quater, § 4» weg te laten.

De spreker verwijst naar de verantwoording van zijnamendement nr. 5 op artikel 6.

** *

De amendementen nrs. 13 en 21 van de heer DirkPieters worden verworpen met 9 tegen 2 stemmen.

Artikel 11 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen1 en 1 onthouding.

Art. 12

Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.Het wordt eenparig aangenomen.

L’article 10 est adopté par 9 voix et 2 abstentions.

Art. 11

M. Dirk Pieters (CD&V) présente un amendement (n°13 - DOC 50 1918/005) visant à remplacer l’article 207,alinéa 2, proposé, par l’alinéa suivant :

« Aucune déduction ne peut être opérée :

– sur la partie des bénéfices qui provient d’avanta-ges anormaux ou bénévoles visés à l’article 79 ;

– sur l’assiette de la cotisation distincte spécialeétablie sur les dépenses non justifiées conformément àl’article 219 ;

– sur la partie des bénéfices qui est affectée auxdépenses visées à l’article 198 , alinéa 1er, 12° ;

– sur la partie des bénéfices provenant du non-res-pect de l’article 194quater, §2, alinéa 4. »

L’auteur renvoie à la justification de son amendement.

Le ministre indique qu’en matière de consolidation, legouvernement n’a encore pris aucune mesure concrètemais des initiatives devraient être prises dans les cinqans à venir (cf. l’exposé des motifs, DOC 50 1918/001,pp. 21-22).

M. Dirk Pieters (CD&V) présente également unamendement (n° 21 - DOC 50 1918/005) qui tend àsupprimer les mots « et de l’application de l’article194quater, § 4 » dans l’article 207, alinéa 2, proposé.

L’orateur renvoie à la justification de son amendementn° 5 à l’article 6.

** *

Les amendements nos 13 et 21 de M. Dirk Pieters sontrejetés par 9 voix contre 2.

L’article 11 est adopté par 9 voix contre 1 et 1 absten-tion.

Art. 12

Cet article ne donne lieu à aucune observation et estadopté à l’unanimité.

Page 101: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1011918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Art. 13 en 14

Over deze artikelen worden geen opmerkingen ge-maakt. Ze worden aangenomen met 10 stemmen en 1onthouding.

Art. 15 en 16

De heer Éric van Weddingen (MR) merkt op dat dezebepalingen een technisch probleem vormen aangeziende boni ingevolge de inkoop van aandelen worden be-schouwd als dividenden. Artikel 281, eerste lid, van hetWetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepaalt hetvolgende: «De roerende voorheffing betreffende dividen-den waarvan de verkrijger de effecten gebruikt voor hetuitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid, wordt slechtsverrekend op voorwaarde dat de belastingplichtige devolle eigendom van de effecten had op het ogenblikwaarop de dividenden zijn toegekend of betaalbaar ge-steld.» Die voorwaarde kan per definitie niet worden ver-vuld in het kader van de verrichtingen voor de inkoopvan aandelen.

De minister merkt op dat de regering niet wil verhin-deren dat de roerende voorheffing wordt verrekend inhet kader van effecten die door een onderneming wor-den ingekocht. De vennootschap die de aandelen in-koopt, moet een roerende voorheffing van 10% betalenaangezien die inkoop gelijk wordt gesteld met een liqui-datie. Die voorheffing moet vervolgens door de vennoot-schap in kwestie worden verrekend.

De minister zal zijn administratie de opdracht gevenom na te gaan of die precisering volstaat dan wel of er(nadien) een verbetering in de bepaling in kwestie moetworden aangebracht.

** *

De artikelen 15 en 16 worden aangenomen met 10stemmen en 1 onthouding.

Art. 17

Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.Het wordt aangenomen met 9 stemmen en 2 onthoudin-gen.

Art. 18

De heer Dirk Pieters (CD&V) dient amendement nr.22 (DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt dit artikel wegte laten.

Art. 13 et 14

Ces articles n’appellent aucun commentaire et sontadoptés par 10 voix et 1 abstention.

Art. 15 et 16

M. Éric van Weddingen (MR) indique que ces disposi-tions posent un problème technique, le boni résultantd’un rachat d’actions étant considéré comme un divi-dende. L’article 281 du Code des impôts sur les revenus1992 dispose que « le précompte mobilier afférent à desdividendes dont les titres sont affectés par le bénéficiaireà l’exercice de son activité professionnelle, n’est imputéqu’à la condition que le contribuable ait eu la pleine pro-priété des titres au moment de l’attribution ou de la miseen paiement des dividendes. » Or, cette condition nepeut par définition être remplie dans le cadre d’opéra-tions de rachat d’actions.

Le ministre indique que l’intention du gouvernementn’est pas d’empêcher l’imputabilité du précompte mobi-lier dans le cadre de rachats de titres par une entre-prise. La société qui rachète les actions doit payer unprécompte mobilier de 10%, ce rachat étant assimilé àune liquidation. Ce précompte doit pouvoir ensuite êtreimputé par la société concernée.

Le ministre demandera à son administration de véri-fier si cette précision est suffisante ou s’il est nécessaired’apporter (ultérieurement) une correction à la disposi-tion concernée.

** *

Les articles 15 et 16 sont adoptés par 10 voix et 1abstention.

Art. 17

Cet article n’appelle aucun commentaire et est adoptépar 9 voix et 2 abstentions.

Art. 18

M. Dirk Pieters (CD&V) présente un amendement(n° 22 - DOC 50 1918/005) qui tend à supprimer cetarticle.

Page 102: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

102 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

De indiener verwijst naar de verantwoording van zijnamendement nr. 5 op artikel 6.

** *

Artikel 18 wordt aangenomen met 9 stemmen en 2onthoudingen. Bijgevolg vervalt amendement nr. 22 vande heer Dirk Pieters.

Art. 19

Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.Het wordt aangenomen met 10 stemmen en 1 onthou-ding.

Art. 20

De heer Dirk Pieters (CD&V) dient amendement nr.14 (DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt in het eerstelid de woorden «de inning en de invordering» weg telaten.

De indiener verwijst naar de verantwoording van zijnamendement.

De minister geeft aan dat de artikelen 20 en 22 vanhet wetsontwerp niet tegenstrijdig zijn. Artikel 20 preci-seert op welke belastingwetten het systeem van vooraf-gaande beslissing kan worden toegepast. Het betreft debelastingwetten die onder de bevoegdheid van de FODFinanciën ressorteren of die waarvan die FOD de inningen de invordering verzekert, te weten door andere over-heden ingestelde belastingen.

Nadat dit raamwerk is vastgesteld, preciseert artikel22 vervolgens de omstandigheden waarin een aanvraagom voorafgaande beslissing niet kan worden ingediend.Op grond van artikel 22, eerste lid, 3°, van het wetsont-werp kan een voorafgaande beslissing niet worden toe-gekend wanneer «de aanvraag betrekking heeft op elketoepassing van een belastingwet betreffende invorderingen vervolgingen.»

Als gevolg van die precisering trekt de heer DirkPieters zijn amendement in.

** *

Artikel 20 wordt eenparig aangenomen.

L’auteur renvoie à la justification de son amendementn° 5 à l’article 6.

** *

L’article 18 est adopté par 9 voix et 2 abstentions.L’amendement n° 22 de M. Dirk Pieters devient dès lorssans objet.

Art. 19

Cet article ne donne lieu à aucun commentaire et estadopté par 10 voix et 1 abstention.

Art. 20

M. Dirk Pieters (CD&V) dépose un amendement (n°14 - DOC 50 1918/005) qui tend, à l’alinéa 1er, à suppri-mer les mots « de la perception et du recouvrement ».

L’auteur renvoie à la justification de son amendement.

Le ministre observe qu’il n’y a pas de contradictionentre les articles 20 et 22 du projet. L’article 20 précisepour quelles lois d’impôts la procédure de décision anti-cipée peut s’appliquer. Il s’agit de lois d’impôts qui relè-vent des compétences du SPF Finances ou dont il as-sure le service de la perception et du recouvrement(impôts établis par d’autres niveaux de pouvoir).

Ce cadre étant fixé, l’article 22 précise ensuite lescas dans lesquels une demande de décision anticipéene peut pas être introduite. Ainsi, en vertu de l’article 22,alinéa 1er, 3°, du projet de loi, une décision anticipée nepeut être donnée lorsque « la demande a trait à touteapplication d’une loi d’impôt relative au recouvrement etaux poursuites ».

Suite à cette précision, M. Dirk Pieters retire son amen-dement.

** *

L’article 20 est adopté à l’unanimité.

Page 103: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1031918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Art. 21 tot 23

Over deze artikelen worden geen opmerkingen ge-maakt. Ze worden eenparig aangenomen.

Art. 24

De heer Dirk Pieters (CD&V) dient amendement nr.15 (DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt het woord«anonieme» te vervangen door het woord«gedepersonaliseerde».

De spreker wijst erop dat de publicatie zonder naam-vermelding niet altijd volstaat om de identiteit van deaanvrager te verhullen indien er weinig betrokkenen ac-tief zijn op de betrokken markt.

Voor het overige verwijst hij naar de verantwoordingvan zijn amendement.

De minister merkt op dat de toepassingsregels voordeze bepalingen zullen worden bepaald bij een konink-lijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

De anonieme publicatie van voorafgaande beslissin-gen doet twee soorten van moeilijkheden rijzen:

– het koninklijk besluit moet preciseren hoe ver mengaat om de voorafgaande beslissing anoniem te maken.Het spreekt voor zich dat zich moeilijkheden zullen voor-doen indien de naam van een vennootschap niet wordtvermeld, maar wel het adres van haar maatschappelijkezetel. In bepaalde sectoren is het mogelijk dat slechtseen klein aantal ondernemingen of zelfs maar één on-derneming actief is op de markt.

– Er moet worden nagegaan of het in bepaalde ge-vallen mogelijk is om de beslissing eenvoudigweg ano-niem te maken, wat de publicatie de facto onmogelijkmaakt.

Jaarlijks zal een verslag aan de Kamer van volksver-tegenwoordigers worden bezorgd; zo kan worden nage-gaan hoe de publicatie is gebeurd. De wet kan, indiennodig, steeds aangepast worden.

De heer Alfons Borginon (VU&ID) merkt op dat eenonderneming in de eerste plaats wil voorkomen dat haarrechtstreekse concurrenten weet hebben van haar plan-nen. Derhalve komt het erop aan een zekere termijn voorte schrijven alvorens de beslissing wordt gepubliceerd.

De minister preciseert dat steeds met de onderne-ming in kwestie zal worden overlegd over de publicatie.

** *

Art. 21 à 23

Ces articles n’appellent aucun commentaire et sontadoptés à l’unanimité.

Art. 24

M. Dirk Pieters (CD&V) présente un amendement (n°15 - DOC 50 1918/005) qui vise à remplacer le mot« anonyme » par le mot « dépersonnalisée ».

L’intervenant indique que la publication de manièreanonyme ne suffit pas toujours à dissimuler l’identité dudemandeur dans les cas où peu d’acteurs sont actifssur le marché.

Il renvoie pour le surplus à la justification de son amen-dement.

Le ministre précise que les modalités d’application deces dispositions vont être prises par arrêté royal déli-béré en Conseil des ministres.

Deux types de problèmes se posent en ce qui con-cerne la publication anonyme des décisions anticipées :

– l’arrêté royal devra préciser jusqu’où l’on va pourrendre anonyme la décision anticipée. Ne pas citer lenom d’une société mais publier l’adresse de son siègesocial peut évidemment poser problème. Dans certainssecteurs, seul un nombre limité d’entreprises, voiremême une seule entreprise peut être active sur le mar-ché.

– La question se pose de savoir si dans certain cas,il n’y a tout simplement pas moyen de rendre la décisionanonyme, ce qui rendrait de facto la publication impossi-ble.

Un rapport sera présenté annuellement à la Cham-bre des représentants. Ce rapport pourra être l’occa-sion d’examiner la manière dont la publication a eu lieu.Si nécessaire, la loi pourra toujours faire l’objet d’adap-tations.

M. Alfons Borginon (VU&ID) fait remarquer qu’uneentreprise souhaite avant tout que ses concurrents di-rects ne puissent connaître ses projets. Il est donc im-portant d’imposer un certain délai avant la publicationde la décision.

Le ministre précise que la publication fera toujoursl’objet d’une concertation avec l’entreprise concernée.

** *

Page 104: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

104 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Amendement nr. 15 van de heer Dirk Pieters wordtverworpen met 9 tegen 2 stemmen.

Artikel 24 wordt aangenomen met 10 stemmen en 1onthouding.

Art. 25 tot 28

Over deze artikelen worden geen opmerkingen ge-maakt. Ze worden aangenomen met 10 stemmen en 1onthouding.

Art. 29 tot 31

Over deze artikelen worden geen opmerkingen ge-maakt. Ze worden aangenomen met 9 stemmen en 2onthoudingen.

Art. 32

De heer Hagen Goyvaerts (Vlaams Blok) dient amen-dement nr. 2 (DOC 50 1918/004) in, dat ertoe strekt § 1,eerste lid, te vervangen door de volgende bepaling:

«De artikelen 2 tot 5, 15 tot 17 en 19, treden in wer-king op 23 april 2002».

De indiener verwijst naar de opmerkingen van de Raadvan State (DOC 50 1918/001, blz. 106-108). De Raadstelt in het bijzonder dat er geen enkele rechtvaardigingbestaat «om die bepalingen met terugwerkende krachtin werking te laten treden op 1 januari 2002, ook al is devereffening afgesloten tussen 25 maart en 23 april 2002:de bekendmaking van het bericht in het Belgisch Staats-blad brengt natuurlijk op zich geen terugwerkende kracht-met zich mee.» (ibid., blz. 106-107).

Wat is het standpunt van de minister daaromtrent?

De heer Dirk Pieters (CD&V) dient amendement nr.19 (DOC 50 1918/005) in, dat ertoe strekt de volgendewijzigingen aan te brengen:

1) In § 1, het tweede en derde lid vervangen door devolgende twee leden:

«In het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992wordt een artikel 525 ingevoegd, dat luidt als volgt:

«Art. 525. — In afwijking van artikel 171, 2°, f, en vanartikel 269, eerste lid, 2°bis, zijn vrijgesteld de belastereserves die werden gevormd voor het aanslagjaar 2004.

De artikelen 2 tot 6 en 8 tot 19 treden in werking metingang van het aanslagjaar 2004.»

L’amendement n° 15 de M. Dirk Pieters est rejeté par9 voix contre 2.

L’article 24 est adopté par 10 voix et 1 abstention.

Art. 25 à 28

Ces articles ne donnent lieu à aucun commentaire etsont adoptés par 10 voix et 1 abstention.

Art. 29 à 31

Ces articles ne font l’objet d’aucune remarque et sontadoptés par 9 voix et 2 abstentions.

Art. 32

M. Hagen Goyvaerts (Vlaams Blok) présente un amen-dement (n° 2 - DOC 50 1918/004) visant à remplacer le§ 1er, alinéa 1er, par la disposition suivante :

« Les articles 2 à 5, 15 à 17 et 19 entrent en vigueurle 23 avril 2002 ».

L’orateur renvoie aux remarques du Conseil d’État(DOC 50 1918/001, pp. 106-108), selon lequel « il n’y aaucune justification à ce que ces dispositions entrent envigueur rétroactivement le 1er janvier 2002, même si laliquidation a été clôturée entre le 25 mars et le 23 avril2002 : la publication de l’avis au Moniteur belge ne peutévidemment produire elle-même un effet rétroactif. »(ibid., p. 106-107).

Quel est le point de vue du ministre en la matière ?

M. Dirk Pieters (CD&V) présente un amendement (n°19 - DOC 50 1918/005) qui vise à apporter les modifica-tions suivantes :

1) Remplacer le §1er, alinéas 2 et 3, par les deuxalinéas suivants :

« Il est inséré dans le Code des impôts sur les reve-nus un article 525, libellé comme suit :

« Art. 525. — Par dérogation à l’article 171, 2°, f, et àl’article 269, alinéa 1er, 2°bis, les réserves imposées cons-tituées avant l’exercice d’imposition 2004 sont immuni-sées. »

Les articles 2 à 6 et 8 à 19 sont applicables à partir del’exercice d’imposition 2004. ».

Page 105: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1051918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

2) In § 2 de woorden «artikelen 6 tot 13 en 18 tot22», vervangen door de woorden «artikelen 2 tot 13 en15 tot 22»».

De indiener verwijst naar de verantwoording van zijnamendement.

De heer Peter Vanvelthoven (SP.A) stelt vast dat debepaling tot instelling van een roerende voorheffing opde liquidatieboni op 1 januari 2002 in werking treedt.

Er moeten twee situaties worden onderscheiden:

1) Geen enkele voorheffing is verschuldigd indien deliquidatie voor 25 maart 2002 werd afgesloten (datumwaarop de Ministerraad de beslissing terzake heeft ge-nomen);

2) De roerende voorheffing is verschuldigd op alleinkomsten die vanaf 1 januari 2002 zijn toegekend ofbetaalbaar gesteld indien de liquidatie vóór 24 maart2002 werd afgesloten of nog aan de gang is.

Het lid vraagt zich af hoe die heffing in de praktijk zalworden geregeld, met name indien de inkomsten reedswerden uitgekeerd. Zal de vennootschap in kwestie diebedragen van de aandeelhouders moeten terugeisen?Een andere oplossing bestaat erin dat de wet bepaaltdat de terugwerkende kracht niet van toepassing is in-zake de heffing van de roerende voorheffing, maar datde aandeelhouders het bedrag van de dividenden waaropgeen enkele voorheffing werd geïnd, moeten vermeldenin hun aangifte van de personenbelasting.

De minister onderstreept dat de beslissing van deMinisterraad van 25 maart 2002 duidelijk in de mediawerd bekendgemaakt en vervolgens werd bekrachtigddoor een bericht in het Belgisch Staatsblad van 23 april2002 (tweede uitgave).

Wat de rechtszekerheid betreft, werd de datum vande inwerkingtreding zo vaak vermeld dat iedere wijzi-ging die vandaag zou worden aangebracht, risico’s zouinhouden voor de vereffenaars die zich op die inwerking-treding hebben voorbereid.

De praktische organisatie is hoofdzakelijk de verant-woordelijkheid van de vereffenaar in kwestie. Het is ove-rigens om die reden dat de beslissing zo vroeg werdbekendgemaakt.

De minister heeft zijn administratie verzocht contactop te nemen met de ondernemingen in kwestie voor deliquidaties die tussen 25 maart 2002 en 22 april 2002zijn afgesloten.

2) Au §2, remplacer les mots « articles 6 à 13 et 18à 22 » par les mots « articles 2 à 13 et 15 à 22. »

L’intervenant renvoie à la justification de son amen-dement.

M. Peter Vanvelthoven (SP.A) constate que la disposi-tion visant à instaurer un précompte mobilier sur les bo-nis de liquidation doit entrer en vigueur le 1er janvier 2002.

Deux situations doivent être distinguées :

1) Aucun précompte n’est dû lorsque la liquidation aété clôturée avant le 25 mars 2002 (date de la décisiondu Conseil des ministres) ;

2) Le précompte mobilier est dû sur tous les reve-nus attribués ou mis en paiement à partir du 1er janvier2002 lorsque la liquidation a été clôturée après le 24mars 2002 ou est encore en cours.

Le membre se demande comment ce prélèvementva être réglé dans la pratique, principalement dans lecas où les revenus ont déjà été distribués. La sociétéconcernée va-t-elle devoir réclamer la restitution de cesmontants aux actionnaires ? Une autre solution seraitde prévoir dans la loi que la rétroactivité ne s’appliquepas au niveau du prélèvement du précompte mobiliermais que les actionnaires doivent mentionner dans leurdéclaration à l’impôt des personnes physiques le mon-tant des dividendes sur lesquels aucun précompte n’aété perçu.

Le ministre souligne que la décision du Conseil desministres du 25 mars 2002 a été clairement annoncéepar la voie des médias et a ensuite été confirmée par unavis publié dans le Moniteur belge du 23 avril 2002,deuxième édition.

En termes de sécurité juridique, la date d’entrée envigueur a été mentionnée à un nombre tel de reprisesque toute modification apportée aujourd’hui pourrait pré-senter des risques à l’égard des liquidateurs qui se sontpréparés à cette entrée en vigueur.

En ce qui concerne les modalités pratiques, c’est es-sentiellement la responsabilité du liquidateur qui est encause. C’est d’ailleurs pour cette raison que la décisiona été publiée aussi tôt.

Pour les liquidations qui sont clôturées entre le 25 marset le 22 avril 2002, le ministre a demandé à son adminis-tration de prendre contact avec les entreprises concer-nées.

Page 106: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

106 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

** *

Amendement nr. 2 van de heer Hagen Goyvaerts enamendement nr. 19 van de heer Dirk Pieters wordenverworpen met 9 stemmen en 2 onthoudingen.

Artikel 32 wordt aangenomen met 9 stemmen en 2onthoudingen.

Art. 33

Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.Het wordt aangenomen met 9 stemmen en 2 onthoudin-gen.

Art. 34

Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.Het wordt aangenomen met 10 stemmen en 1 onthou-ding.

Art. 35

Over dit artikel worden geen opmerkingen gemaakt.Het wordt aangenomen met 10 stemmen en 1 onthou-ding.

** *

Het gehele wetsontwerp, met inbegrip van dewetgevingstechnische verbeteringen, wordt aangeno-men met 9 stemmen en 2 onthoudingen.

Derhalve vervalt wetsvoorstel DOC 50 0361/001 envoorstel van resolutie DOC 50 1962/001.

Artikel 1 van wetsvoorstel DOC 50 1513/001 wordtverworpen met 9 tegen 2 stemmen. Derhalve vervalt hetwetsvoorstel.

Artikel 1 van wetsvoorstel DOC 50 2047/001 wordtverworpen met 9 tegen 2 stemmen. Derhalve vervalt hetwetsvoorstel.

Op verzoek van de indieners beslist de commissie deoorspronkelijk aan het wetsontwerp toegevoegde wets-voorstellen DOC 50 1745/001, DOC 50 2087/001 enDOC 50 2088/001 los te koppelen van dat wetsontwerp.

De rapporteur, De voorzitter,

Éric van WEDDINGEN Olivier MAINGAIN

** *

Les amendements nos 2 de M. Hagen Goyvaerts et19 de M. Dirk Pieters sont rejetés par 9 voix et 2 absten-tions.

L’article 32 est adopté par 9 voix et 2 abstentions.

Art. 33

Cet article ne donne lieu à aucune remarque et estadopté par 9 voix et 2 abstentions.

Art. 34

Cet article n’appelle aucun commentaire et est adoptépar 10 voix contre 1.

Art. 35

Cet article ne donne lieu à aucune remarque et estadopté par 10 voix et 1 abstention.

** *

L’ensemble du projet de loi, y compris les correctionsd’ordre légistique, est adopté par 9 voix et 2 abstentions .

La proposition de loi DOC 50 0361/001 et la proposi-tion de résolution DOC 50 1962/001 deviennent dès lorssans objet.

L’article 1er de la proposition de loi DOC 50 1513/001est rejeté par 9 voix contre 2. La proposition de loi de-vient dès lors sans objet.

L’article 1er de la proposition de loi DOC 50 2047/001est rejeté par 9 voix contre 2. La proposition de loi de-vient dès lors sans objet.

À la demande de leurs auteurs, la commission dé-cide de disjoindre les propositions de loi DOC 50 1745/001, DOC 50 2087/001 et DOC 50 2088/001, qui avaientinitialement été jointes au projet de loi.

Le rapporteur, Le président,

Éric van WEDDINGEN Olivier MAINGAIN

Page 107: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1071918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Lijst van de bepalingen die uitvoeringsmaatregelenvereisen :

Investeringsreserve

Art. 6. – (Art. 194quater, § 6, eerste lid, WIB 92) DeKoning bepaalt de investeringsmodaliteiten als vermeldin artikel 194quater, § 3, ingeval van inbreng van een takvan werkzaamheid of een bedrijfsafdeling of van eenalgemeenheid van goederen als vermeld in artikel 46, §1, eerste lid, 2°, WIB 92 en ingeval van fusie of splitsingals vermeld in artikel 211, § 1, WIB 92.

Definitief belaste inkomsten

Art. 9. – (Art. 202, § 2, eerste lid, 2°, tweede zin, WIB92) De Koning bepaalt, bij een na overleg in de Minister-raad vastgesteld besluit, de aandelen die de aard vande financiële vaste activa hebben voor de toepassingvan artikel 202, § 2, eerste lid, 2°, ten name van dekredietinstellingen vermeld in artikel 56, § 1, WIB 92, deverzekeringsondernemingen vermeld in artikel 56, § 2,2°, h, WIB 92, en de beursvennootschappen vermeld inartikel 47 van de wet van 6 april 1995 inzake de secun-daire markten, het statuut van en het toezicht op debeleggingsondernemingen, de bemiddelaars en debeleggingsadviseurs.

Art. 10. – (Art. 203, § 1, derde lid, WIB 92) Degemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen alsvermeld in artikel 203, eerste lid, 1°, WIB 92, wordengeacht aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België, wan-neer in de gevallen bepaald door de Koning, bij een naoverleg in de Ministerraad vastgesteld belsuit:

- hetzij, het gemeenrechtelijk nominaal tarief op dewinsten van de vennootschap, lager is dan 15 pct.;

- hetzij, gemeenrechtelijk, het tarief dat met de wer-kelijke belastingdruk overeenstemt, lager is dan 15pct.

Toepassing van een RV van 10pct. op de liquidatie-boni

Art. 15. - (Art. 264, eerste lid, 2°bis, WIB 92) Vrijstel-ling van de RV op het gedeelte van dividenden dat inartikel 186, WIB 92 wordt vermeld, wanneer een ven-nootschap eigen aandelen verkrijgt die zijn toegelatentot een Belgische of buitenlandse gereglementeerdemarkt als bedoeld in artikel 2, 5° of 6°, van de wet van 2augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiëlesector en de financiële diensten, of tot een door de Ko-ning, op advies van de Commissie voor het Bank- en

Liste des dispositions qui nécessitent des mesuresd’exécution :

Réserve d’investissement

Art. 6. (art. 194quater, § 6, al. 1er, CIR 92) Le Roi dé-termine les modalités d’investissement visées à l’article194quater, § 3, en cas d’apport d’une branche d’activitéou d’une universalité de biens visé à l’article 46,§ 1er, alinéa 1er, 2°, CIR 92 et en cas de fusion ou descission visées à l’article 211, § 1er, CIR 92.

Revenus définitivement taxés

Art. 9. – (Art. 202, § 2, alinéa 1er, 2°, seconde phrase,CIR 92) Le Roi determine, par arrêté délibéré en Con-seil des Ministres, les actions ou parts qui ont la natured’immobilisations financières pour l’application de l’arti-cle 202, § 2, alinéa 1er, 2°, dans le chef des établisse-ments de credit visés à l’article 56, § 1er, CIR 92, desentreprises d’assurances visées à l’article 56, § 2, 2°, h,CIR 92, et des sociétés de bourse visées à l’article 47de la loi du 6 avril 1995 relative aux marchés secondai-res, au statut des entreprises d’investissement et à leurcontrôle, aux intermédiaires et conseillers en placements.

Art. 10. – (Art. 203, § 1er, alinéa 3, CIR 92) Les dispo-sitions de droit commun en matière d’impôts visées àl’article 203, alinéa 1er, 1°, CIR 92, sont presumées êtrenotablement plus avantageuses qu’en Belgique lorsquedans les cas détermines par le Roi, par arrêté délibéréen Conseil des Ministres:

– soit le taux nominal de droit commun de l’impôt surles bénéfices de la société est inféreur à 15 p.c.;

-soit, en droit commun, le taux correspondant à lacharge fiscale effective est inférieur à 15 p.c.

Application d’un Pr.M de 10 p.c. sur le boni de li-quidation

Art. 15. – (Art. 264, alinéa 1er, 2°bis, CIR92) Exemp-tion du Pr.M sur la partie des dividendes qui est visée àl’article 186, CIR 92 lorsqu’une société acquiert des ac-tions ou parts propres qui sont admises sur un marchéréglementé belge ou étranger visé à l’article 2, 5° ou 6°,de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du sec-teur financier et aux services financiers, ou sur un autremarché réglementé reconnu par le Roi, sur avis de laCommission bancaire et financière, comme équivalent

Page 108: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

108 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Financiewezen, voor de toepassing van dit artikel daar-meer erkende gelijkgestelde andere gereglementeerdemarkt, voor zover de verhandeling plaatsvindt op de cen-trale beursmarkt van Euronext of op een analoge markt.

Voorafgaande beslissingen

Art. 22. - tweede lid. De Koning bepaalt, bij een naoverleg in de Ministerraad vastgesteld besluit, de in heteerste lid, 2° van hetzelfde artikel bedoelde materies enbepalingen waarvoor de Federale overheidsdienst Finan-ciën niet gemachtigd is om een voorafgaande beslis-sing te nemen.

Art. 26.– De Koning bepaalt, bij een na overleg in deMinisterraad vastgesteld besluit, de wijze waarop debepalingen met betrekking tot de voorafgaande beslis-singen moeten worden toegepast.

Art. 32. – § 1, vijfde lid. De Koning bepaalt, bij een naoverleg in de Ministerraad vastgesteld besluit, de datumvan inwerkingtreding van de artikelen 20 tot 28 betref-fende de voorafgaande beslissingen.

Coördinatiecentra

Art. 32. – § 1, vijfde lid. De Koning bepaalt, bij een naoverleg in de Ministerraad vastgesteld besluit, de datumvan inwerkingtreding van de artikelen 29 en 30 met be-trekking tot de coördinatiecentra.

pour l’application du présent article, pour autant que latransaction ait lieu sur le marché boursier centrald’Euronext ou sur un marché analogue.

Décisions anticipées

Art. 22. – alinéa 2. Le Roi détermine, par arrêté déli-béré en Conseil des Ministres, les matières et disposi-tions visées à l’alinéa 1er, 2°, du même article, pour les-quelles le Service public fédéral Finances n’est pasautorisé à donner une décision anticipée.

Art. 26. – Le Roi détermine, par arrêté déliberé enConseil des Ministres, les modalités d’application desdispositions en matière de décisions anticipées.

Art. 32. – § 1er, alinéa 5. Le Roi fixe, par arrêté royaldélibéré en Conseil des Ministres, la date d’entrée envigueur des articles 20 à 28 en matière de décisionsanticipées.

Centres de coordination

Art. 32. – § 1er, alinéa 5. Le Roi fixe, par arrêté royaldélibéré en Conseil des Ministres, la date d’entrée envigueur des articles 29 et 30 en matière de centres decoordination.

Page 109: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1091918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

ERRATA

In artikel 6, in het voorgestelde artikel 194quater, §2,eerste lid, 4°, derde streepje, leze men «hun echtgenoot»in plaats van «de echtgenoot ervan».

In artikel 6, in het voorgestelde artikel 194quater, §3,tweede lid, leze men «krachtens artikel 47» in plaats van«inzake artikel 47».

In artikel 6, in het voorgestelde artikel 194quater, §6,tweede lid, leze men «bij een na overleg in deMinisterraad vastgesteld besluit» in plaats van «bij inMinisterraad overlegd besluit».

In artikel 8, 3°, leze men «bij het koninklijk besluit van20 december 1996» in plaats van «bij de wet van 20december 1996».

In artikel 9, in het voorgestelde artikel 202, §2, tweedelid, leze men «bij een na overleg in de Ministerraadvastgesteld besluit» in plaats van «bij in Ministerraadoverlegd besluit».

In artikel 10, 2°, vierde regel van de voorgestelde tekst,leze men «bij een na overleg in de Ministerraadvastgesteld besluit» in plaats van «bij in Ministerraadoverlegd besluit».

In artikel 15, 2°, vierde regel van het voorgestelde2°bis, leze men «de wet van 2 augustus 2002betreffende».

In artikel 20, eerste lid,vierde regel, leze men «onderzijn bevoegdheid vallen f waarvan hij» in plaats van«onder haar bevoegdheid vallen of waarvan zij».

In artikel 21, derde lid, leze men «De aanvraag bevat,in voorkomend geval, een volledige kopie van deaanvragen » in plaats van « De aanvraag moet, invoorkomend geval, een volledige kopie bevatten van deaanvragen».

In artikel 21, vijfde lid, derde en vierde regels, lezemen «van de overeenkomstig de vorige leden opgesteldeaanvraag.» in plaats van «van de aanvraag die inovereenstemming is met de vorige leden».

In artikel 22, tweede lid, leze men «bij een na overlegin de Ministerraad vastgesteld besluit» in plaats van «bijin Ministerraad overlegd besluit».

ERRATA

À l’article 6, dans le texte néerlandais de l’article194quater, § 2, alinéa 1er, 4°, troisième tiret, proposé, il ya lieu de lire « hun echtgenoot au lieu de « de echtgenootervan ».

À l’article 6, dans le texte néerlandais de l’article194quater, § 3, alinéa 2, proposé, il y a lieu de lire« krachtens artikel 47 » au lieu de « inzake artikel 47 ».

À l’article 6, dans le texte néerlandais de l’article194quater, § 6, alinéa 2, proposé, il y a lieu de lire « bijeen na overleg in de Ministerraad vastgesteld besluit »au lieu de « bij in Ministerraad overlegd besluit ».

À l’article 8, 3°, il y a lieu de lire « l’arrêté royal du 20décembre 1996 » au lieu de « la loi du 20 décembre1996 ».

À l’article 9, dans le texte néerlandais de l’article 202,§ 2, alinéa 2, proposé, il y a lieu de lire « bij een naoverleg in de Ministerraad vastgesteld besluit » au lieude « bij in Ministerraad overlegd besluit ».

À l’article 10, 2°, à la 4ème ligne du texte néerlandaisproposé, il y a lieu de lire « bij een na overleg in deMinisterraad vastgesteld besluit » au lieu de « bij inMinisterraad overlegd besluit ».

À l’article 15, 2°, à la 4ème ligne du 2°bis proposé, il y alieu de lire « de la loi du 2 août 2002 relative à ».

Dans le texte néerlandais de l’article 20, alinéa 1er,4ème ligne, il y a lieu de lire « onder zijn bevoegdheidvallen of waarvan hij » au lieu de « onder haarbevoegdheid vallen of waarvan zij ».

Dans le texte néerlandais de l’article 21, alinéa 3, il ya lieu de lire «De aanvraag bevat, in voorkomend geval,een volledige kopie van de aanvragen » au lieu de « Deaanvraag moet, in voorkomend geval, een volledige kopiebevatten van de aanvragen».

À l’article 21, alinéa 5, 3ème ligne, il y a lieu de lire « dela demande établie conformément aux » au lieu de « dela demande conforme aux ».

Dans le texte néerlandais de l’article 22, alinéa 2, il ya lieu de lire « bij een na overleg in de Ministerraadvastgesteld besluit » au lieu de « bij in Ministerraadoverlegd besluit ».

Page 110: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

110 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

In artikel 22, derde lid, 1°, leze men « de aanvraag,essentiële elementen » in plaats van « de aanvraag, deessentiële elementen » .

In artikel 26 leze men «bij een na overleg in deMinisterraad vastgesteld besluit» in plaats van «bij inMinisterraad overlegd besluit».

In artikel 29, 3°, in het voorgestelde artikel 4, vijfdelid, 2°, elfde regel, leze men «moeten aanwerven» inplaats van «moet aanwerven».

In artikel 29, 3°, in het voorgestelde artikel 4, vijfdelid, 3°, leze men «niet meer in dienst « in plaats van«niet in dienst».

In artikel 29, 4°, in het voorgestelde artikel 5, § 1,tweede lid, a), leze men « de niet als beroepskostenaftrekbare uitgaven » in plaats van « de niet alsberoepskosten aan te merken uitgaven ».

In artikel 29, 4°, in het voorgestelde artikel 5, §4, 1),negende regel, leze men « tot de opbrengsten van deconcessie van immateriële roerende goederen die hijverschuldigd is » in plaats van « tot opbrengsten van deconcessie van immateriële roerende goederen die zijverschuldigd zijn » .

In artikel 29, 5°, in het voorgestelde artikel 6, § 1,tweede regel, leze men «in diesnt van het centrum» inplaats van «in dienst van een centrum».

In artikel 31, derde streepje, leze men « - en de strijdtegen de misbruiken op het stuk van derechtspersoonlijkheid te versterken » in plaats van «- enhet versterken van de strijd tegen de misbruiken op hetstuk van de rechtspersoonlijkheid».

Men leze het opschrift van Titel V als volgt ;Inwerkingtreding en overgansbepalingen».

In artikel 32, § 1, vijfde lid, leze men « bij een naoverleg in de Ministerraad vastgesteld besluit » in plaatsvan « bij in Ministerraad overlegd besluit ».

Dans le texte néerlandais de l’article 22, alinéa 3, 1°,il y a lieu de lire « de aanvraag, essentiële elementen »au lieu de « de aanvraag, de essentiële elementen » .

Dans le texte néerlandais de l’article 26, il y a lieu delire « bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteldbesluit » au lieu de « bij in Ministerraad overlegd besluit ».

À l’article 29, 3°, dans l’article 4, alinéa 5, 2°, pro-posé, à la 9ème ligne, il y a lieu de lire « doivent embau-cher » au lieu de « doit embaucher ».

À l’article 29, 3°, dans le texte néerlandais de l’article4, alinéa 5, 3°, proposé, il y a lieu de lire « niet meer indienst » au lieu de « niet in dienst ».

À l’article 29, 4°, dans le texte néerlandais de l’article5, § 1er, alinéa 2, a), proposé, il y a lieu de lire « de nietals beroepskosten aftrekbare uitgaven » au lieu de « deniet als beroepskosten aan te merken uitgaven ».

À l’article 29, 4°, dans le texte néerlandais de l’article5, § 4, 1°, 9ème ligne, proposé, il y a lieu de lire « tot deopbrengsten van de concessie van immateriële roerendegoederen die hij verschuldigd is » au lieu de « totopbrengsten van de concessie van immateriële roerendegoederen die zij verschuldigd zijn » .

À l’article 29, 5°, dans le texte néerlandais de l’article 6,§ 1er, 2ème ligne, proposé, il y a lieu de lire « in dienst vanhet centrum » au lieu de « in dienst van een centrum ».

Dans le texte néerlandais de l’article 31, troisième ti-ret, il y a lieu de lire « - en de strijd tegen de misbruikenop het stuk van de rechtspersoonlijkheid te versterken »au lieu de «- en het versterken van de strijd tegen demisbruiken op het stuk van de rechtspersoonlijkheid».

Il y a lieu de lire l’intitulé du Titre V comme suit «En-trée en vigueur et dispositions transitoires».

Dans le texte néerlandais de l’article 32, § 1er,alinéa5, il y a lieu de lire « bij een na overleg in de Ministerraadvastgesteld besluit » au lieu de « bij in Ministerraadoverlegd besluit ».

Page 111: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1111918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

BIJLAGE ANNEXE

Page 112: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

112 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 113: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1131918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 114: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

114 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 115: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1151918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 116: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

116 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 117: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1171918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 118: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

118 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 119: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1191918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 120: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

120 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 121: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1211918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 122: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

122 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 123: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1231918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 124: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

124 1918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002

Page 125: K. 50-1918/6 - De Belgische Kamer van … · en matière d’impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée en matière fiscale WETSVOORSTEL PROPOSITION

1251918/006DOC 50

C H A M B R E 5e S E S S I O N D E L A 5 0 e L É G I S L A T U R EK A M E R 5e Z I T T I N G V A N D E 5 0 e Z I T T I N G S P E R I O D E 20032002